Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Boskoop

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Boskoop

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Boskoop
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Boskoop
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Boskoop.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. de Gemeentewet, artikel 147
  2. Wet werk en bijstand, artikelen 8 en 36

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-07-201001-01-2015Nieuwe regeling

29-01-2009

Gouwe Koerier 18-02-2009

1.844.5 / 7145

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Boskoop;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 december 2008, gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en de artikelen 8 en 36 van de Wet werk en bijstand;

Besluit vast te stellen de:

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Boskoop

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;

    • c.

      peildatum: de datum waarop het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.

  • 2 Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 Rechthebbenden

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 36 van de wet heeft recht op een langdurigheidstoeslag de persoon die een inkomen heeft dat gedurende drie achtereenvolgende kalenderjaren per kalenderjaar niet hoger was dan de voor die persoon geldende bijstandsnorm.

  • 2 De drie kalenderjaren, genoemd in lid 1, vangen niet eerder aan dan drie kalenderjaren voorafgaand aan de ingangsdatum van de verordening.

Artikel 3 Uitsluiting van het recht op langdurigheidstoeslag

  • 1 Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de persoon:

    • a.

      die gedurende de in artikel 2 genoemde periode een opleiding of studie als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en/of de Wet Studiefinanciering 2000 volgt of heeft gevolgd. Deze persoon wordt geacht uitzicht te hebben op inkomensverbetering;

    • b.

      die op de aanvraagdatum in een inrichting verblijft;

    • c.

      aan wie op de aanvraagdatum rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

  • 2 Als de toepassing van lid 1, sub a tot een onrechtvaardige uitkomst leidt kan daarvan worden afgeweken.

Artikel 4 Vaststelling van het inkomen, vermogen en bijstandsnorm

  • 1 Het inkomen wordt vastgesteld per kalenderjaar.

  • 2 Het vermogen wordt in aanmerking genomen zoals dat was op de peildatum.

  • 3 Voor het vaststellen van de hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt uitgegaan van de (geldende) bijstandsnorm op de peildatum.

Artikel 5 Hoogte van de toeslag

  • 1 De langdurigheidstoeslag voor een echtpaar bedraagt het verschil tussen de bijstandsnorm per jaar voor een echtpaar van 65 jaar of ouder en de bijstandsnorm voor een echtpaar jonger dan 65 jaar, afgerond op hele euro’s.

  • 2 De langdurigheidstoeslag bedraagt voor een alleenstaande ouder 90% van het in het eerste lid genoemde uitkomst.

  • 3 De langdurigheidstoeslag bedraagt voor een alleenstaande 70% van het in het eerste lid genoemde uitkomst.

  • 4 De langdurigheidstoeslag wordt met 10% van het bedrag op grond van lid 1 verlaagd als de persoon lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft als gevolg van het kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 5 Het recht op langdurigheidstoeslag komt de echtgenoten gezamenlijk toe, tenzij een van de echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag heeft.

Artikel 6 Overgangsregeling

Indien een recht op langdurigheidstoeslag is ontstaan in 2008 of eerder, dan wordt de langdurigheidstoeslag toegekend vanaf 12 maanden na de vorige peildatum tot en met 31 december 2009. De hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt dan vastgesteld naar evenredigheid van het aantal maanden waarover de toeslag is toegekend.

Artikel 7 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op dezelfde datum als waarop de wetswijziging met betrekking tot artikel 36 van wet ingaat.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Boskoop.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 januari 2009.

de griffier, de voorzitter,

Toelichting 1

Algemeen

Decentralisatie langdurigheidstoeslagOp 1 januari 2009 moet een wetsvoorstel inwerking treden, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.

Op het moment van schrijven van deze toelichting is het wetsontwerp aangenomen door de Tweede Kamer en in behandeling bij de Eerste kamer. De beoogde invoeringsdatum is 1 januari 2009. Alleen als de wetswijziging met terugwerkende kracht ingaat is de datum van 1 januari 2009 haalbaar.Bevoegdheid gemeentenIn het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.”

In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

Mogelijkheden voor eigen beleidOp grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid. Hierna wordt op de respectievelijke onderwerpen nader ingegaan.

De nieuwe langdurigheidstoeslag is zodanig geredigeerd dat nadrukkelijk ook werkenden met een laag inkomen onder de toepassing vallen. In artikel 36 staat dat het moet gaan om de persoon die geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.”

Hoogte van de toeslagOp dit moment is de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het zijn vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten kunnen na de wetswijziging zelf de hoogte van de toeslag bepalen.

LangdurigDe huidige referte periode is vijf jaar. Door gemeenten is de afgelopen jaren aangegeven dat deze periode te lang is. Veeleer wordt gedacht aan drie jaar, een periode waarvoor ook door het Nibud is aangegeven dat de reserveringsmogelijkheden minimaal worden. In de verordening is gekozen voor een periode van drie kalenderjaren.

 

Laag inkomenGemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren. De gemeente is daarin echter beperkt door de bepaling van artikel 26 van het IVBPR (Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en Politieke Rechten).

Zoals in de rechtspraak meermalen tot uitdrukking is gebracht, betreft artikel 26 IVBPR een ieder verbindende bepaling van internationaal recht, waarvan de werking zich mede uitstrekt tot het gebied van de sociale zekerheid die rechtstreeks kan worden ingeroepen. Voorts is in de jurisprudentie aanvaard dat artikel 26 van het Verdrag mede omvat een gebod om wettelijke regels te vrijwaren van iedere vorm van door die bepaling verboden discriminatie. Er mag wel onderscheid worden gemaakt mits daarvoor een redelijke en objectieve grond kan worden aangedragen.

Het recht op de langdurigheidstoeslag is beperkt tot personen van 21 jaar en ouder doch jonger dan 65 jaar. De rechtvaardiging voor de beperking tot 65 jaar is gelegen in het feit dat het minimuminkomen van mensen van 65 jaar en ouder hoger is dan de bijstandsnorm voor personen jonger dan 65 jaar. De hoogte van de toeslag was gebaseerd op het verschil in hoogte van de algemene uitkering voor levensonderhoud tussen die voor personen van 65 jaar en ouder en voor personen jonger dan 65 jaar. Als mensen met een inkomen hoger dan de norm voor 65 jaar en ouder voor de toeslag in aanmerking kunnen komen is er sprake van discriminatie en dient de gemeente ook personen van 65 jaar en ouder voor de toeslag in aanmerking te laten komen.

Om die reden is het slechts mogelijk om uit te gaan van een gemiddeld 3% hogere norm dan de bijstandsnorm. In de verordening is om reden van eenvoud gekozen voor 100% van de bijstandsnorm.

Geen ambtshalve verstrekkingIn de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag en de afhandeling te vereenvoudigen. Er kan door cliënten met een bijstandsuitkering eenmalig een aanvraag worden ingediend voor langdurigheidstoeslag die ook voor de toekomst geldt. Indien uit de uitkeringsadministratie blijkt dat er geen wijzigingen zijn die van invloed zijn op het recht op de toeslag kan de toeslag worden verleend op de eenmalige aanvraag.

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 BegripsbepalingenIn het eerste lid worden de omschrijvingen van de begrippen uitgewerkt voor zover ze niet al in de wet Werk en bijstand zijn opgenomen.

Artikel 2 RechthebbendenIn dit artikel worden de bepaald wie er recht hebben op de toeslag. Dat zijn personen die gedurende drie kalenderjaren een laag inkomen hebben gehad. Er is gekozen voor kalenderjaren om de uitvoering voor zowel cliënt als gemeente zo eenvoudig mogelijk te maken. Hiermee kunnen we jaarlijks de toeslag toekennen aan alle cliënten die daarvoor een eenmalige aanvraag hebben ingediend.

Uitgangspunt is een inkomen dat niet hoger is dan de bijstandsnorm. Er wordt bewust niet gekozen voor een hoger inkomen omdat daarmee strijd zal ontstaan met artikel 26 IBVPR dat o.a. discriminatie op grond van leeftijd verbiedt.

De vaststelling van het inkomen gebeurt met toepassing van de artikelen van de WWB die daarop van toepassing zijn. Dit is dus met inbegrip van artikel 31 WWB. Daarmee worden o.a. een inkomensvrijlating in verband met werkaanvaarding of uitstroompremies buiten beschouwing gelaten.

In tegenstelling tot het oude artikel 36 wordt er niet meer gekeken naar het arbeidsmarktperspectief. Of iemand in het verleden een maatregel heeft gehad in verband met het niet voldoen aan de arbeidsmarktverplichtingen doet dan ook niet meer ter zake. Dat betekent dat mensen die in 2008 geen recht hadden op een toeslag omdat zij bijvoorbeeld in2007 of 2008 een maatregel hebben gekregen in 2009 op basis van de nieuwe regeling wel weer in aanmerking komen voor de toeslag. In het kader van de Afstemmingsverordening kan een maatregel zich ook uitstrekken over de langdurigheidstoeslag. Als het absoluut duidelijk is dat iemand uitzicht zou hebben op inkomensverbetering maar dat frustreert door arbeid te weigeren dan is het mogelijk om iemand, naast een uitsluiting van de uitkering ook uit te sluiten van het recht op de toeslag.

De telling van drie kalenderjaren vangt niet eerder aan dan drie kalenderjaren voorafgaand aan de invoering van de verordening. Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat er juridische twijfel zou ontstaan of het voldoen aan de eis van 3 kalenderjaren een laag inkomen hebben, verder in het verleden, tot een recht zou leiden.

Artikel 3 Uitsluiting van het recht op langdurigheidstoeslagIn artikel 3 worden studenten expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. In de Nota van toelichting bij het wetsontwerp geeft het kabinet aan dat studenten niet worden geacht te behoren tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag (in de huidige wettelijke bepalingen zijn studenten al uitgesloten). De overweging hierachter is dat bij studenten, die zich met hun studie voorbereiden op de beroepspraktijk op hoger niveau, geen sprake is van een gebrek aan uitzicht op een hoger inkomen. De periode van drie jaar gaat dus pas lopen vanaf het moment dat er geen WSF of WTOS wordt genoten en uit de gegevens blijkt dat de aanvrager niet in staat is een hoger inkomen te verwerven. Hier kan van worden afgeweken als het tot onrechtvaardige uitkomsten leidt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als een zelfstandig wonende ex-student een bijstandsuitkering heeft in verband met lichamelijke of psychische klachten. Dan is er in de regel geen uitzicht op inkomensverbetering. Er is dan altijd sprake van een langdurige uitkeringssituatie én zelfstandig wonen.

Mensen die gedetineerd zijn of opgenomen in een inrichting hebben eerst recht op de toeslag als zij zijn ontslagen. De toeslag is namelijk gerelateerd aan het hebben van kosten voor een huishouding. Artikel 4 Vaststelling van vermogen en bijstandsnormIn dit artikel wordt omschreven op welk moment het vermogen wordt vastgesteld. De wet stelt dat er recht is op een langdurigheidstoeslag als men een langdurig laag inkomen heeft én geen in aanmerking te nemen vermogen. Er is uitgegaan van de vaststelling van het vermogen aan het op de peildatum, c.q. aan het eind van de drie kalenderjaren.

De hoogte van het buiten beschouwing te laten vermogen is in de wet bepaald. Mocht er sprake zijn van een onverantwoord interen van vermogen dan kan op grond van de afstemmingsverordening die persoon worden uitgesloten van het recht op de langdurigheidstoeslag gedurende een bepaalde periode.

Artikel 5 Hoogte van de langdurigheidstoeslagIn dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. Daarbij is uitgegaan van het verschil tussen de bijstandsnorm voor een echtpaar van 65 jaar en ouder en de bijstandsnorm voor een echtpaar jonger dan 65 jaar. Dit zijn de absolute normen, dus zonder verlagingen. De bedragen voor een alleenstaande ouder en alleenstaande zijn hiervan afgeleid op de standaardpercentages waarop ook de bijstandsnorm is vastgesteld, t.w. 90% en 70%. Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB.

Voor personen die een woning delen wordt de toeslag verlaagd met 10% van het bedrag dat berekend is op grond van het eerste lid.

Het recht op langdurigheidstoeslag komt de echtgenoten gezamenlijk toe, tenzij een van de echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag heeft. Dat betekent dat beide echtelieden aan de voorwaarden voor de toeslag moet voldoen. Als één partner aan de voorwaarden voldoet wordt een toeslag verstrekt naar de norm voor een alleenstaande. Artikel 6 OvergangsregelingIn het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden. Omdat met deze verordening gebaseerd is op een systeem per kalenderjaar is nog wel een aanvullende overgangsregeling nodig voor diegene die al eerder een langdurigheidstoeslag kregen. De regeling houdt in dat als in 2009 recht is op een langdurigheidstoeslag die wordt verstrekt over het resterende aantal maanden in 2009 zodat vanaf 2010 er een aansluiting per kalenderjaar ontstaat.

Artikel 7 Onvoorziene gevallenEr kunnen altijd situaties zijn waarin de toepassing van de regels tot een onrechtvaardige uitkomst leiden. In dat geval kan worden afgeweken.

Artikel 8 InwerkingtredingBij de inwerkingtreding is aangesloten bij de inwerkingtreding van de wetswijziging.