Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Oostflakkee

Erfgoedverordening 2008 gemeente Oostflakkee

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Oostflakkee
Officiële naam regelingErfgoedverordening 2008 gemeente Oostflakkee
CiteertitelErfgoedverordening 2008 gemeente Oostflakkee
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpRuimtelijke ordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Monumentenwet, art. 12, 14, 15, 38

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-01-200901-10-2010nieuwe regeling

09-10-2008

Ons Eiland, Eilandennieuws 23-12-2008

2008-XV-10

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Oostflakkee;gelezen het voorstel van het college van 29 september 2008;gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988;besluit vast te stellen de volgende Erfgoedverordening 2008 gemeente Oostflakkee

Hoofdstuk 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • d.

    monumentencommissie: de op basis van art.15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

  • e.

    gemeentelijke archeologische waarden- en beleidsadvieskaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven en welk beleid ten aanzien van de archeologie voor deze gebieden wordt geadviseerd;

  • f.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waarden- en beleidskaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • g.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • h.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • i.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • j.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • k.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

  • l.

    gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument of beschermd dorpsgezicht

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 4 Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 6 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2.

    Het college beslist binnen 4 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 10 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een omschrijving.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan het desbetreffende artikel van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Hoofdstuk 3 INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 10 Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college:a. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;b. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd en/of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden níet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 11 Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1.

    Op de voorbereiding van een besluit om de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 3.

    Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 4.

    Indien het college niet besluit binnen de (in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht) gestelde termijn, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

Artikel 12 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 4 RIJKSMONUMENTEN

Artikel 13 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 5 INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Artikel 14 Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2, de bodem te verstoren en/of in een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren (inclusief heien).

  • 2.

    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;a. het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de Archeologische Verwachtingen- en Beleidskaart, en waarbij die verstoring (inclusief heien) plaatsvindt:• in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde met een verwachte waarde dieper dan 120 cm en het te verstoren gebied kleiner is dan 200 m2, of;• in een gebied met een zeer lage archeologische verwachtingswaarde met een verwachte waarde dieper dan 200 cm en het te verstoren gebied kleiner is dan 200 m2, waarbij beperkende maatregelen kunnen worden genomen het erfgoed in situ te bewaren.• in een gebied zonder archeologische verwachting gelden geen voorwaarden vooraf. Wel is men gehouden aan art. 47 lid 1 van de Monumentenwet om bij het aantreffen van vondsten waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze oudheidkundige waarden hebben, verplicht is om hier binnen drie dagen aangifte te doen bij de burgermeester van de gemeende. Deze geeft van deze aangifte onverwijld kennis aan het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam dat namens de gemeente optreedt als archeologisch adviseur.b. in het geldende bestemmingsplan voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg en aan de maatregelen die genomen dienen te worden het erfgoed in situ te bewaren, voldaan is.c. in een vrijstellingsbesluit als bedoeld in art. 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), c.q. ontheffingsbesluit als bedoeld in art. 3.23 nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.d. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke/regionale archeologische waardenkaart of de gemeentelijke/regionale beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;e. een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:• het behoud van de archeologische waarden in situ in voldoende mate kan worden geborgd; of• de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of• in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 15 Opgravingen en begeleiding

  • 1.

    Indien binnen het grondgebied van de gemeente Oostflakkee onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:a. het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder o, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.b. de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoel in artikel 1 onder n van deze verordening ter goedkeuring aan het college te overleggen,.

  • 2.

    In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3.

    Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het college advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 6 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 16 Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:a. de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;b. de voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;c. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;d. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder d;e. een aanwijzing als bedoeld in artikel 15, tweede lid, tweede volzin.

  • 2.

    Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met de artikelen 10, 14 en 15, eerste lid, onder b van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 18 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast zijn de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Intrekken oude regeling

De Monumentenverordening is reeds ingetrokken.

Artikel 20 Overgangsrecht

Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld onder de regelgeving van de Monumentenwet 1988.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening 2008 Gemeente Oostflakkee.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oostflakkee, gehouden op 9 oktober 2008.de voorzitter.de griffier.