Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Boskoop

Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ gemeente Boskoop 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Boskoop
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening IOAW/IOAZ gemeente Boskoop 2010
CiteertitelAfstemmingsverordening IOAW/IOAZ gemeente Boskoop 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 20 en artikel 35, lid 1, sub b
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 20 en artikel 35, lid 1, sub b

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201001-01-2015Gewijzigd

16-09-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

De Raad van de gemeente Boskoop;

gelet op artikel 20 en artikel 35, lid 1, sub b van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 20 en artikel 35, lid 1, sub b van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

overwegende dat het noodzakelijke is om het verlagen en weigeren van uitkering bij wijze van sanctie bij verordening te regelen;

besluit vast te stellen de

AFSTEMMINGSVERORDENING IOAW/IOAZ GEMEENTE BOSKOOP 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

    • d.

      uitkeringsnorm: de van toepassing zijnde netto grondslag als bedoeld in artikel 5, derde tot en met zesde lid, van de IOAW/IOAZ;

    • e.

      uitkering: de uitkering als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de IOAW/IOAZ;

    • f.

      maatregel: het verlagen of weigeren van de uitkering op grond van artikel 20 IOAW/IOAZ;

    • g.

      inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 van de IOAW/IOAZ;

    • h.

      benadelingsbedrag: het netto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

    • i.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Boskoop

  • 2 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Het opleggen van de maatregel

  • 1 Indien belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ, artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2 De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert en kan daarom afwijken van de standaardmaatregel in deze verordening.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt, tenzij in deze verordening anders geregeld, berekend over de uitkeringsnorm.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van de maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, of de uitkering wordt verlaagd of geweigerd, bij verlaging het percentage en het bedrag waarmee de uitkering wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel. 

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1 Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan drie jaar vóór constatering door het college van die gedraging heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte of te veel uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2 Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3 Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1 De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt, tenzij in deze verordening anders geregeld, uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan de maatregel worden opgelegd met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarop de gedraging betrekking heeft, indien:

    • a.

      en voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald;

    • b.

      de uitkering is ingetrokken of beëindigd.

Artikel 7 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld. 

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan de verplichtingen tot re-integratie

Artikel 8 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. Eerste categorie:a. het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;b. het niet ondertekenen van het individuele trajectplan;

2. Tweede categorie:a. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;b. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;c. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

3. Derde categorie:het in onvoldoende mate meewerken aan een door het college aangeboden voorziening gericht op de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e IOAW/IOAZ;

4. Vierde categorie:het weigeren mee te werken aan een door het college aangeboden voorziening gericht op de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e IOAW/IOAZ. 

Artikel 9 De hoogte en de duur van de maatregel

  • 1 Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel voor gedragingen genoemd in artikel 8 vastgesteld op:

    • a.

      10% van de uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      30% van de uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      50% van de uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      100% van de uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan, indien belanghebbende zich niet tijdig laat registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf of de registratie niet tijdig verlengt, eerst volstaan worden met het geven van een schriftelijke waarschuwing.

  • 3 De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij de maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 8 dan wel artikel 10 is opgelegd, zich opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen, niet verkrijgen of niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 10 Gedragingen

Met in achtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ, legt het college een maatregel op indien:

  • a.

    aan de beëindiging van de dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de belanghebbende ter zake een verwijt kan worden gemaakt;

  • b.

    de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd;

  • c.

    de belanghebbende nalaat algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden; of

  • d.

    de belanghebbende door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt.

Artikel 11 De hoogte en de duur van de maatregel

  • 1 Onverminderd artikel 2, tweede lid, is de hoogte van de maatregel voor gedragingen bedoeld in artikel 10 gelijk aan het verloren, dan wel niet verkregen netto inkomen uit of in verband met arbeid.

  • 2 De duur van de maatregel wordt, afhankelijk hiervan als volgt vastgesteld:

    • a.

      indien het verloren of niet verkregen inkomen meer bedraagt dan de uitkeringsnorm per maand, dan is de duur van de maatregel één maand;

    • b.

      indien het verloren of niet verkregen inkomen minder bedraagt dan de uitkeringsnorm per maand, dan is de duur van de maatregel het aantal maanden waardoor de totale maatregel gelijk is aan de uitkeringnorm voor één maand.

  • 3 Artikel 9, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 12 Het niet correct nakomen van de inlichtingenplicht zonder gevolgen voor de uitkering

  • 1 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of te hoog bedrag verlenen van uitkering, wordt, onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van 5% van de uitkeringsnorm gedurende één maand.

  • 2 De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 3 Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 13 Het niet correct nakomen van de inlichtingenplicht met gevolgen voor de uitkering

  • 1 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2 Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1000,--: 10% van de uitkeringsnorm gedurende één maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1000,-- tot € 2000,--: 20% van de uitkeringsnorm gedurende één maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2000,-- tot € 4000,--: 40% van de uitkeringsnorm gedurende één maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4000,-- of meer: 100% van de uitkeringsnorm gedurende één maand.

  • 3 Indien een maatregel niet kan worden opgelegd, omdat de uitkering is ingetrokken of beëindigd en ook geen toepassing kan worden gegeven aan artikel 6 lid 2, worden rente en kosten in rekening gebracht over het benadelingsbedrag.

  • 4 Het college stelt bij nadere regels het rentepercentage en het bedrag van de kosten vast, zoals bedoeld in het derde lid. 

Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 14 Zeer ernstige misdragingen

  • 1 Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ wordt een maatregel opgelegd van tenminste 20% van de uitkeringsnorm gedurende één maand.

  • 2 De maatregel, genoemd in het eerste lid, wordt, overeenkomstig artikel 2, tweede lid, afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden.

  • 3 Onverminderd het tweede lid kan de maatregel bij herhaling van zeer ernstig misdragen worden vastgesteld op 100% van de uitkeringsnorm.

  • 4 Overeenkomstig het agressieprotocol van de gemeente Boskoop, wordt bij zeer ernstig misdragen aangifte gedaan bij de politie en wordt belanghebbende de toegang tot de gemeentelijke gebouwen voor een periode van minimaal drie maanden ontzegd.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

  • 2 In afwijking van het eerste lid treedt artikel 10 aanhef en c voor de IOAZ eerst in werking nadat artikel 20 van deze wet bij reparatiewet opnieuw is vastgesteld.

Artikel 16 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ gemeente Boskoop 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad voornoemd, gehouden op 16 september 2010.

de griffier, de voorzitter,

 

(drs. J.A.M. Timmerman) (J. Rijsdijk)