Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Boskoop

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Boskoop 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Boskoop
Officiële naam regelingVerordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Boskoop 2011
CiteertitelWmo-verordening gemeente Boskoop 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 149
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning, artikel 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2014Nieuwe regeling

09-12-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Boskoop;

gezien de behandeling van de Ronde Tafel van 25 november 2010;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 5 oktober 2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

overwegende dat het noodzakelijk is het verlenen van individuele voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning bij verordening te regelen;

besluit

1. in te trekken de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Boskoop 2009 per 1 januari 2011;2. in te trekken de Wijzigingsverordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2009 per 1 januari 2011;3. vast te stellen de:

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Boskoop 2011 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

  • b.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het college van burgemeester en wethouders om personen met beperkingen door het treffen van voorzieningen een zodanige uitgangspositie te verschaffen dat zij in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat zijn tot maatschappelijke participatie;

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief een chronische psychisch en/of psychosociaal probleem, aantoonbare beperkingen ondervindt bij de maatschappelijke participatie;

  • e.

    Mantelzorger: een persoon die, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, langdurig hulp verleend aan een persoon uit zijn directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

  • f.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken;

  • g.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • h.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • i.

    Collectieve voorziening: een collectief geregelde voorziening, die na individuele toegangsbeoordeling in natura wordt aangeboden;

  • j.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden;

  • k.

    Eigen bijdrage: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Uitvoeringsbesluit gemeente Boskoop van toepassing zijn;

  • l.

    Eigen aandeel: een door het college vast te stellen bedrag, dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming verschuldigd is en waarop de regels van het Uitvoeringsbesluit gemeente Boskoop van toepassing zijn;

  • m.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • n.

    Persoonsgebonden budget(PGB): een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Uitvoeringsbesluit te stellen regels van toepassing zijn;

  • o.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • p.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • q.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk, krachtens de wet, te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • r.

    Besparingsbijdrage: (vervallen met ingang van 1-1-2011)

  • s.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • t.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • u.

    College: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Boskoop;

  • v.

    AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • w.

    AWBZ instelling: een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling;

  • x.

    Uitvoeringsbesluit gemeente Boskoop: het door het college, op grond van deze verordening vastgestelde Uitvoeringsbesluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, omvattende nadere uitvoeringsregels en bedragen voor door de gemeente te verstrekken voorzieningen in het kader van deze verordening;

  • y.

    Protocol gebruikelijke zorg: een door het Centrum Indicatiestelling Zorg opgesteld document waarin de richtlijnen zijn uitgewerkt die de indicatieadviseurs dienen te hanteren als bij het bepalen van compensatie in de vorm van huishoudelijke hulp tevens aan de orde is het beoordelen van hetgeen van huisgenoten en inwonende kinderen onderling kan worden verwacht aan zorg voor elkaar;

  • z.

    International Classification of Functions and Health (ICF classificatie): een door de Wereldgezondheidsorganisatie ontwikkeld uniformbegrippenkader dat als grondslag dient om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen;

  • Inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning;

  • Aanvrager: de persoon met beperkingen die of voor wie een aanvraag op grond van deze verordening wordt ingediend.

Artikel 1.2 Compensatiebeginsel

  • 1 Door het college worden, ter compensatie van beperkingen zoals bedoeld in artikel 4 van de wet, algemene, collectieve en individuele voorzieningen aangeboden die de persoon met beperkingen in staat stellen om zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren bij:

    • a.

      het voeren van het huishouden;

    • b.

      zich te verplaatsen in en om de woning;

    • c.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

    • d.

      het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • 2 De voorzieningen die op grond van deze verordening kunnen worden verleend zijn:

    • a.

      hulp bij het huishouden;

    • b.

      een woonvoorziening;

    • c.

      een vervoersvoorziening;

    • d.

      een rolstoelvoorziening.

Artikel 1.3 Het bepalen van de compensatie

Bij het bepalen van de compensatie van de beperkingen door het college geldt het volgende:

  • 1.

    Het college houdt rekening met persoonskenmerken, behoeften en omstandigheden van de persoon met beperkingen, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van de leefsituatie, alsmede met de capaciteit van de persoon met beperkingen om uit het oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.

  • 2.

    Het college geeft aan in hoeverre de toe te kennen voorzieningen bijdragen aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van de persoon met een beperking.

  • 3.

    Door het verstrekken van de voorzieningen als bedoeld in lid 2. wordt de persoon met beperkingen zodanig gecompenseerd dat hij een uitgangspositie verkrijgt waarmee hij in aanvaardbare mate zelfredzaam is en in staat is tot maatschappelijke participatie.

Artikel 1.4 Primaat algemene en collectieve voorzieningen

  • 1 Een persoon met beperkingen kan voor een algemene of collectieve voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen dit noodzakelijk maken;  

  • 2 Een persoon met beperkingen kan voor een individuele voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen dit noodzakelijk maken en algemene en/of collectieve voorzieningen niet aanwezig zijn of geen adequate oplossing bieden.

Artikel 1.5 Beperkingen door afstemming op persoonskenmerken van de aanvrager

Voorzieningen waarvan op grond van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze noodzakelijk zouden zijn of worden, en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak, kunnen als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt als de persoon met beperkingen, door het niet aanschaffen of verwerven van hierop afgestemde algemeen gebruikelijke voorzieningen, hiermee onvoldoende rekening heeft gehouden.

Artikel 1.6 Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1 Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      in afwijking van het gestelde in lid 1. onder a. kan hulp bij het huishouden voor uitsluitend een korte periode worden toegekend indien deze hulp noodzakelijk is bijvoorbeeld bij ontslag uit het ziekenhuis na opname of bij een ontregeld huishouden als omschreven in het protocol gebruikelijke zorg;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • d.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2 Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke overeenkomst aanspraak op de voorziening bestaat;

    • c.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Boskoop;

    • d.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • e.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • f.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

  • 3 Een voorziening kan worden geweigerd:

    • a.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op verplichtingen die zijn aangegaan of kosten die de aanvrager heeft gemaakt voorafgaand aan het moment van beschikken tenzij: - het college vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven, of - het college nadat de kosten/verplichtingen zijn gemaakt of aangegaan de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • b.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

  • 4 Een persoonsgebonden budget kan slechts worden verleend indien de budgethouder zich gehouden heeft aan de, bij een eerder op grond van deze verordening verleend persoonsgebonden budget, opgelegde verplichtingen.

  • 5 Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek bij de behandeling van het verzoek om een persoonsgebonden budget duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • 6 Indien in een voorziening een algemeen gebruikelijk deel geacht kan worden te zijn begrepen, dan komen alleen de meerkosten van deze voorziening voor vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 2.1 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming. Voor zover niet in deze verordening is bepaald stelt het college vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in het Uitvoeringsbesluit gemeente Boskoop neergelegde criteria.

Artikel 2.2 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst

  • a.

    tussen leverancier en de aanvrager of

  • b.

    tussen gemeente Boskoop en aanvrager van toepassing.

Artikel 2.3 Financiële tegemoetkoming

  • 1 Indien een voorziening wordt verstrekt als een financiële tegemoetkoming, zijn de voorwaarden zoals genoemd in het Uitvoeringsbesluit gemeente Boskoop van toepassing.

  • 2 De hoogte en de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld overeenkomstig het hierover bepaalde in het Uitvoeringsbesluit gemeente Boskoop.

  • 3 In een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming wordt vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft, de hoogte en de wijze waarop dit is vastgesteld waaronder de berekening van het eigen aandeel, de periode van toekenning indien van toepassing, alsmede de voorschriften waaraan moet worden voldaan en de wijze van uitbetaling.

  • 4 Bij het toekenningsbesluit wordt, indien van toepassing, een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met financiële tegemoetkoming te realiseren voorziening dient te voldoen.

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget

  • 1 Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequaat te verstrekken voorziening en wordt vastgesteld overeenkomstig het hierover bepaalde in het Uitvoeringsbesluit gemeente Boskoop;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit gemeente Boskoop.

  • 2 In een besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget wordt vermeld voor welke voorziening het budget wordt verleend, de hoogte van het budget en op welke wijze dit is berekend, de periode van toekenning, alsmede de voorschriften waaraan moet worden voldaan en de wijze van uitbetaling.

  • 3  

    Bij het toekenningsbesluit wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4 Het college stelt in het Uitvoeringsbesluit gemeente Boskoop nadere regels vast met betrekking tot de uitbetaling, de besteding en de verantwoording van het persoonsgebonden budget.

Artikel 2.5 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1 Bij het verstrekken van een individuele of een collectieve voorziening op grond van deze verordening vraagt het college van de aanvrager een eigen bijdrage of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen.

  • 2 In afwijking van het gestelde in lid 1. wordt voor een collectief geregelde voorziening in de vorm van een pas voor collectief vraagafhankelijk vervoer als bedoeld in artikel 5.1 lid 1. en voor een financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel en het onderhoud daarvan als bedoeld in artikel 6.2. geen eigen bijdrage/aandeel gevraagd.

  • 3 Het college stelt de eigen bijdragen bij een voorziening in natura of een PGB of het eigen aandeel bij een financiële tegemoetkoming vast overeenkomstig de systematiek, de bedragen en het percentage zoals bepaald in artikel 4.1 lid 1. van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 4 De bedragen en het percentage als bedoeld in lid 3. worden aangepast aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie zoals geregeld in artikel 4.5 van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 5 Bij een periodiek toegekende voorziening is de eigen bijdrage of het eigen aandeel verschuldigd gedurende de looptijd van de toegekende voorziening.

  • 6 In afwijking van lid 5. is bij een toegekende voorziening in de vorm van bruikleen gedurende 39 perioden van 4 weken een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd;

  • 7 Bij een eenmalig toegekende voorziening of een voorziening waarvan de kostprijs niet meer bedraagt dan € 500,00 is gedurende 13 perioden van 4 weken een eigen bijdrage of het eigen aandeel verschuldigd.

  • 8 In afwijking van lid 7. is voor een eenmalig toegekende voorziening, waarvan de kostprijs meer bedraagt dan € 500,--, en die bestaat uit het in eigendom verschaffen van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, gedurende 39 perioden van 4 weken een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college ter compensatie van de beperkingen bij het voeren van een huishouden verstrekken individuele voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    hulp in het huishouden in natura in de vorm van persoonlijke dienstverlening door instellingen geleverd;

  • b.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan hulp bij het huishouden;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming waarmee hulp bij het huishouden kan worden ingekocht bij een leverancier of een professionele zorgaanbieder naar keuze;

  • d.

    een andere voorziening op grond van deze verordening indien deze een adequatere compensatie biedt voor de beperkingen.

Artikel 3.2 Het recht op hulp bij het huishouden

Een persoon met beperkingen kan voor hulp bij het huishouden in aanmerking worden gebracht indien door

  • a.

    a. aantoonbare beperkingen of

  • b.

    b. problemen bij het ontvangen van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken niet mogelijk is.

Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 3.2. komt de persoon met beperkingen niet in aanmerking voor huishoudelijke ondersteuning als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten en/of inwonende kinderen behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten. De richtlijnen van het protocol gebruikelijke zorg zijn hierop van toepassing.  

Artikel 3.4 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren en minuten.

Artikel 3.5 Soorten van hulp bij het huishouden

Bij het verlenen van een voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden wordt onderscheid gemaakt naar de soort te verlenen hulp, te weten:

  • a.

    alleen huishoudelijke werkzaamheden;

  • b.

    huishoudelijke werkzaamheden aangevuld of gecombineerd met organisatie van het huishouden, verzorging van kinderen of hulp bij een ontregeld huishouden.

Artikel 3.6 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per uur (en/of gedeelten van een uur/minuten) en per soort hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit.

Artikel 3.7 Omvang van de financiële tegemoetkoming

De bedragen die per uur (en/of gedeelten van een uur/minuten) en per soort hulp bij het huishouden in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 4.1 Soorten en vormen van individuele woonvoorzieningen
  • 1 De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing;

    • c.

      een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

    • d.

      een uitraasruimte;

    • e.

      onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening;

    • f.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van dubbele woonlasten;

    • g.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving;

    • h.

      het verwijderen van woonvoorzieningen;

    • i.

      een andere voorziening op grond van deze verordening indien deze een adequatere compensatie biedt voor de beperkingen.

  • 2 Een woonvoorziening als bedoeld in lid 1. onder b. en d. wordt verstrekt aan de eigenaar van de woning.

  • 3 Woonvoorzieningen als bedoeld in lid 1. onder b., c., d., e., h. en i. kunnen in natura, als persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

  • 4 In afwijking van lid 3. wordt een woonvoorziening in de vorm van een trap- , plateau- of patiëntenlift uitsluitend in natura, in bruikleen, verstrekt.

Artikel 4.2 Primaat van de verhuizing
  • 1 Een persoon met beperkingen kan voor een woonvoorziening als bij artikel 4.1. onder a. genoemd, in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2 Een persoon met beperkingen kan voor een woonvoorziening als onder artikel 4.1. onder b. t/m d. genoemd, in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen het normale gebruik van een woning belemmeren:

    • a.

      indien de kosten van voornoemde woonvoorziening niet meer bedragen dan het (maximum)bedrag dat wordt gehanteerd om af te zien van het primaat van de verhuizing zoals vermeld in het Uitvoeringsbesluit óf

    • b.

      indien verhuizen niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is.

  • 3 Indien een financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en herinrichtingskosten de goedkoopste adequate oplossing is, maar de in artikel 4.1. onder b. en c. genoemde voorziening(en) tenminste even adequaat zijn en de persoon met beperkingen bereid is het complete programma van eisen van woonvoorzieningen, zoals dat door het college is vastgesteld, uit te voeren en het verschil in kosten zelf bij te betalen, kan het college besluiten dat de financiële vergoeding voor de verhuis- en herinrichtingskosten ook mag worden aangewend ten behoeve van het realiseren van de noodzakelijke woonvoorzieningen.

Artikel 4.3 Hoofdverblijf

Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

Artikel 4.4 Bezoekbaar maken tweede woonruimte
  • 1 In afwijking van het gestelde in artikel 4.3. kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 2 De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 3 De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Uitvoeringsbesluit gemeente vast te leggen maximumbedrag.

  • 4 Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de persoon met beperkingen de woonruimte, de woonkamer kan bereiken en een toilet(voorziening) kan gebruiken.

Artikel 4.5 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen in of aan:

  • a.

    woningen of woonruimten behorend tot een AWBZ instelling, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

  • b.

    specifiek op mensen met beperkingen en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 4.6 Beperkingen in het recht op een woonvoorziening

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • 1.

    De noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was.

  • 2.

    De persoon met beperkingen, voor wie op basis van zijn beperkingen of voorzienbare toekomstige beperkingen een woningaanpassing te verwachten was, is verhuisd naar een woning die niet is afgestemd op die beperkingen, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college.

  • 3.

    Deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan:

a. automatische deuropeners;b. hellingbanen;c. extra trapleuningen;d. opstelplaatsen voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het hoofdgebouw;e. het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren;f. het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders.

Artikel 4.7 Terugbetaling bij verkoop
  • 1 De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning dient, bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, de voorgenomen verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde, maar maximaal de kosten van de getroffen voorziening(en), die door het treffen van die voorziening(en) is ontstaan dient aan de gemeente te worden terugbetaald.

  • 2 De terugbetaling als bedoeld in het eerste lid bedraagt in het eerste jaar na de definitieve toekenning 100% van de meerwaarde van de woonvoorziening en wordt vervolgens jaarlijks verminderd met een afschrijvingspercentage van 10% van de vastgestelde meerwaarde.

  • 3 Lid 1. is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan de persoon met beperkingen ten behoeve van wie de voorziening is verleend of een andere persoon met beperkingen aan wie op grond van deze verordening een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend.

  • 4 De woningeigenaar als bedoeld in lid 1. is verplicht om het college vooraf van de voorgenomen verkoop op de hoogte te stellen en na het passeren van de voorlopige verkoopakte binnen twee weken hiervan schriftelijk mededeling te doen.

Artikel 4.8 Duidelijkheid over financiering van niet gesubsidieerde deel van de kosten

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 4.1 lid 1. onder b. en indien van toepassing c. of d. indien in de financiering van de kosten van de voorziening, die niet door de financiële tegemoetkoming gedekt worden, is voorzien.

Paragraaf 2 Nadere bepalingen bij het verstrekken van woonvoorzieningen

Artikel 4.9 Financiële tegemoetkoming verhuis- en herinrichtingskosten
  • 1 Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- eninrichtingskosten als bedoeld in artikel 4.1. onder a. verstrekken aan:

    • a.

      de persoon met beperkingen, indien in de door hem te verlaten woonruimte beperkingen zijn ondervonden bij het normale gebruik van de woning, en voor wie bedoelde kosten een gevolg zijn van een verhuizing naar een adequaat aangepaste of aan te passen woonruimte;

    • b.

      een persoon, voor wie bedoelde kosten een gevolg zijn van een verhuizing op verzoek van de gemeente, en die hierdoor een aangepaste woonruimte bestemd voor permanente bewoning door een persoon met beperkingen, heeft ontruimd.

  • 2 Het college verleent geen financiële tegemoetkoming in deverhuis- en inrichtingskosten indien:

    • a.

      de persoon met beperkingen voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • b.

      de persoon met beperkingen is verhuisd vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • c.

      de persoon met beperkingen is verhuisd naar een AWBZ-instelling;

    • d.

      de verhuizing plaats vindt zonder dat er sprake is van belemmeringen in het normale gebruik van de te verlaten woning, tenzij het een verhuizing naar aan ADL- woning betreft;

    • e.

      indien de persoon met beperkingen verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder de beperkingen algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

Artikel 4.10 Voorwaarden uitraasruimte

Een persoon met beperkingen kan voor een voorziening in de vorm van een uitraasruimte in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 4.11 Kosten van onderhoud, keuring en reparatie
  • 1 Het college kan een woonvoorziening in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie verlenen voor:

    • a.

      liften;

    • b.

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • c.

      elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

  • 2 De voorziening wordt alleen verleend indien:

    • a.

      a. de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel op grond van hiermee vergelijkbare voorafgaande wetgeving is verstrekt en

    • b.

      b. de persoon met beperkingen ten tijde van het onderhoud, keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont of het de woonruimte betreft die regelmatig wordt bezocht door een persoon die in een AWBZ instelling verblijft.

Artikel 4.12 Dubbele woonlasten in verband met aanpassing woonruimte
  • 1 Het college kan een, in het Uitvoeringsbesluit genoemde, financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van dubbele woonlasten die door de persoon met beperkingen moeten worden gemaakt in verband met:

    • a.

      het aanpassen van zijn huidige woonruimte of

    • b.

      de nog te betrekken woonruimte.

  • 2 Voor dubbele woonlasten kan alleen een financiële tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt worden in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het tijdelijk moeten betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 3 De financiële tegemoetkoming voor dubbele woonlasten wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon met beperkingen als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 4 De financiële tegemoetkoming voor dubbele woonlasten wordt alleen verleend als de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

  • 5 De maximale termijn waarvoor een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, als bedoeld in het eerste lid, wordt verleend bedraagt 6 maanden.

Artikel 4.13 Kosten in verband met huurderving

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden.

Artikel 4.14 Verwijderen van voorzieningen

Het college kan een voorziening voor het verwijderen van woonvoorzieningen verlenen indien:

  • a.

    de woonvoorziening krachtens deze verordening, de Wet voorzieningen gehandicapten of de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten is verleend én

  • b.

    de woningaanpassing een huurwoning betreft en deze langer dan 6 maanden leegstaat én

  • c.

    de woningaanpassing zo specifiek is dat het hierdoor niet mogelijk is om de woning regulier te verhuren.

Artikel 4.15 Aankoop van grond

Het college kan een financiële tegemoetkoming voor de aankoop van grond verlenen als in verband met het aanpassen van de woning ingevolge artikel 4.1. lid b. uitbreiding of aanbouw van een vertrek niet binnen het bestaande kavel gerealiseerd kan worden. De financiële tegemoetkoming wordt maximaal verstrekt voor het verwerven van het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning zoals vermeld in bijlage 1. van het Uitvoeringsbesluit gemeente Boskoop.

Paragraaf 3 Aanpassingen van woonwagens, woonschepen en binnenschepen

Artikel 4.16 Woonwagens

Het college verleent alleen een financiële tegemoetkoming in de kosten van een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing in of aan een woonwagen indien:

  • a.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats staat en

  • b.

    de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet en

  • c.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is en

  • d.

    de standplaats ten tijde van de indiening van de aanvraag niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

Artikel 4.17 Woonschepen

Het college verleent alleen een financiële tegemoetkoming in de in de kosten van een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing in of aan een woonschip indien:

  • a.

    de technische levensduur van het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar is en

  • b.

    het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 4.18 Gemaximeerde tegemoetkoming woonwagens en woonschepen

Als de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, wordt de financiële tegemoetkoming gebaseerd op een maximaal bedrag aan aanpassingkosten als genoemd in het Uitvoeringsbesluit gemeente Boskoop.

Artikel 4.19 Binnenschepen

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987,466), van een binnenschip, dat:

  • a.

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de Maatregel te boek gestelde schepen 1992; en

  • b.

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1 Soorten en vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:1. In natura, te weten een individuele pas waarmee tegen gereduceerd tarief gebruik gemaakt kan worden van een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer.2. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van:a. gebruik van eigen auto;b. gebruik van een taxi of rolstoeltaxi;c. gebruik van een ander verplaatsingsmiddel voor vervoer buitenshuisd. aanpassing van een eigen auto;e. gebruik van een bruikleenauto;f. medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer.3. In natura of als persoonsgebondenbudget:a. een open elektrische buitenwagen;b. een ander verplaatsingsmiddel voor vervoer buitenshuis;c. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;d. een al dan niet aangepaste bruikleenauto;e. trainingslessen voor het gebruik van een elektrische buitenwagen.4. Een andere voorziening op grond van deze verordening indien deze een adequatere compensatie biedt voor de beperkingen.

Artikel 5.2 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1 Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 5.1 lid 1 vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer of

    • b.

      het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2 Een persoon met beperkingen kan voor een vervoersvoorziening onder artikel 5.1 lid 2. onder a. tot en met e. en lid 3. vermeld in aanmerking komen wanneer

    • a.

      aantoonbare beperkingen het gebruik van een collectief systeem onmogelijk maken, dan wel

    • b.

      een collectief systeem niet aanwezig is.

  • 3 Indien de persoon met beperkingen ook op de korte afstand is aangewezen op een vervoersvoorziening geldt voor de bij artikel 5.1. lid 2. sub c. en artikel 5.1. lid 3. sub a., b. en e. genoemde voorzieningen zij ook afzonderlijk of in aanvulling op het gebruik van vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 5.1. lid 1. en 5.1. lid 2. sub a., b., d. en e. verstrekt kunnen worden.

  • 4 Een persoon met beperkingen kan voor een vervoersvoorziening in de vorm van een aanpassing van de eigen auto in aanmerking worden gebracht wanneer de in artikel 5.1. lid 2. sub a. genoemde voorziening is geïndiceerd en het gebruik van de auto zonder aanpassingen niet mogelijk is.

  • 5 Bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor vervoerskosten als bedoeld in artikel 5.1. lid 1. sub a. en b. kan rekening gehouden worden met de individuele vervoersbehoefte van de persoon met beperkingen.

  • 6 Voor zover de behoeften van echtgenoten of samenwonende gezinsleden niet samenvallen, en zij beiden voor een vervoersvoorziening in aanmerking komen, wordt in totaal niet meer dan 1,5 keer een enkele vergoeding toegekend. Bij verschillende vergoedingen wordt per persoon met beperkingen maximaal 75 % van de vergoeding toegekend.

  • 7 Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact dat uitsluitend door de persoon met beperkingen zelf bezocht kan worden, en het bezoek noodzakelijk is voor de persoon met beperkingen om vereenzaming te voorkomen.

Artikel 5.3 Inkomensgrens bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen

  • 1 Indien het inkomen meer bedraagt dan 150% van het in het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning, voor groepen van personen gehanteerde, relevante verzamelinkomen op het sociaal minimum wordt geen vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 5.1. lid 3. sub d. (bruikleenauto) verstrekt.

  • 2 Het inkomen wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2. van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 3 Indien de persoon met beperkingen jonger is dan 18 jaar, en geen echtgenoot of partner heeft in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 7 van de Wet, is het inkomen van zijn ouders of pleegouders voor de toepassing van lid 1. bepalend.

Hoofdstuk 6 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 6.1 Soorten van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, buiten, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte;

  • b.

    de met de rolstoel gepaard gaande kosten van onderhoud, gebruik en reparatie en eventuele medisch noodzakelijke aanpassingen en accessoires aan de rolstoel;

  • c.

    trainingslessen voor het gebruik van een elektrische rolstoel;

  • d.

    een sportrolstoel;

  • e.

    een andere voorziening op grond van deze verordening indien deze een adequatere compensatie biedt voor de beperkingen.

Artikel 6.2 Het recht op een rolstoelvoorziening

  • 1 Een persoon met beperkingen kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen in belangrijke mate zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2 Een persoon met beperkingen kan voor een sportrolstoel in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 6.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 6.2, lid 1. komt een persoon die verblijft in AWBZ instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Artikel 6.4 Verstrekking in nature of persoonsgebonden budget

  • 1 De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een voorziening in natura, te weten een rolstoel in bruikleen;

    • b.

      een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening conform het hiervoor gestelde programma van eisen.

  • 2 In tegenstelling tot het eerste lid wordt voor een sportrolstoel uitsluitend een financiële tegemoetkoming verstrekt waarmee voor een periode van 3 jaar:

    • a.

      een sportrolstoel kan worden aangeschaft;

    • b.

      een sportrolstoel kan worden onderhouden, gerepareerd en indien noodzakelijk kan worden aangepast.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van uitvoeringsbesluiten

Artikel 7.1 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 7.2 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag dient te worden ingediend bij de Gemeentewinkel Boskoop, op welke plaats zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de Wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend

Artikel 7.3 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1 Het college is bevoegd om,voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie of voor wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te betalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2 2. Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag een persoon betreffend die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend of

    • b.

      het voornemen bestaat de gevraagde voorziening om medische redenen af te wijzen, of

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3 In afwijking op lid 2. kunnen op grond van efficiëntie en/of effectiviteits overwegingen indicatieadviezen worden gesteld in het lokale loket, Gemeentewinkel Boskoop.

  • 4 De persoon met beperkingen dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger is verplicht aan het college of de door het college aangewezen adviesinstantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening.

  • 5 Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Health, de zogenaamde ICF classificatie. Deze classificatie dient als grondslag om de behoefte aan compensatie in individuele gevallen vast te stellen.

Artikel 7.4 Aanwijzingsbesluit adviesorgaan

Indicatieadviezen als bedoeld in artikel 7.3. lid 2. worden gevraagd aan een indicatieorgaan dat hiertoe door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen.

Artikel 7.5 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de persoon met beperkingen laat het college onderzoek verrichten naar zijn situatie.

Artikel 7.6 Motivering van een besluit

Het college vermeldt in de beschikking op de aanvraag op welke wijze de toe te kennen voorziening(en), in relatie tot de vastgestelde beperkingen, bijdraagt (bijdragen) aan de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van de persoon met beperkingen

Artikel 7.7 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.8 Heronderzoek

Het college is bevoegd regelmatig een heronderzoek te verrichten naar de voor de voortzetting van het recht op een voorziening van belang zijnde gegevens.

Artikel 7.9 Herzien en intrekken of beëindigen van een voorziening

  • 1 Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk, herzien en intrekken of beëindigen indien:

    • a.

      niet is voldaan of niet meer wordt aan de voorwaarden of verplichtingen gesteld bij of krachtens de wet en/of deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen, terwijl de belanghebbende wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat bedoelde gegevens onjuist waren.

  • 2 Voordat een besluit als bedoeld in lid 1. wordt genomen, wordt bij een verzuim de belanghebbende in de gelegenheid is gesteld dit binnen een door het college te stellen termijn te herstellen.

  • 3 Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden herzien en ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4 Onverminderd de gronden voor intrekking genoemd in lid 1. wordt het besluit tot verlening van een PGB ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dag vanaf welke de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget.

  • 5 Bij overlijden van de rechthebbende eindigt het persoonsgebonden budget of de periodieke financiële tegemoetkoming op de dag gelegen na de dag of, na gemotiveerd verzoek van de nabestaanden, gelegen maximaal 14 dagen na de dag waarop de rechthebbende is overleden.

Artikel 7.10 Terugvordering

  • 1 Ingeval een besluit tot verlening van een voorziening geheel of gedeeltelijk is herzien en ingetrokken of beëindigd, kan het college de op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget terugvorderen.

  • 2 In geval een beschikking tot verlening van een voorziening in natura geheel of gedeeltelijk is herzien en ingetrokken of beëindigd, kan het college deze voorziening terugvorderen.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen bij of krachtens deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.2 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de wet betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8.3 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Uitvoeringsbesluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 8.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 8.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Wmo-verordening gemeente Boskoop 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Boskoop, op 9 december 2010,

de voorzitter, de griffier,

 

(J. Rijsdijk) (drs. J.A.M. Timmerman)