Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Veghel

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor parkeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Veghel
Officiële naam regelingVerordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor parkeren
CiteertitelParkeerverordening Veghel 1997
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet 1996, art. 149; Wegenverkeerswet 1994, art. 2a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Voorschriften met betrekking tot belanghebbendenparkeren

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-11-199701-11-1997Nieuwe regeling

30-10-1997

Stadskrant Veghel, 27-11-1997

Voorstel: 21-10-1997
15-05-19981e wijziging: Art. 2; Art. 3; Art. 4; Art. 6; Art. 10a

29-04-1998

Stadskrant Veghel, 14-05-1998

98-44

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor parkeren

De raad van de gemeente Veghel;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Veghel van 21 oktober 1997;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet 1996 en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor parkeren

Hoofdstuk 1 Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a. RVV 1990:

het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

b. voertuig:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

c. parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden

d. houder:

degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stb.1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motor- voertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

e. parkeerapparatuur:

parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

f. parkeerapparatuurplaats :

een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

g.belanghebbendenplaats :

een parkeerplaats die:

1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 of

2. gelegen is binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

h. vergunning:

een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

i. vergunninghouder:

de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Hoofdstuk 2 Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze:

    a. woont in een gebied waar belanghebbenden en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerplaatsen aanwezig zijn dan wel

    b. een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren.

  • 3. De eigenaar of houder van een voertuig die voldoet aan beide in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a. genoemde voorwaarde.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning op parkeerapparatuurplaatsen ook verlenen aan eigenaren of houders van voertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen:

    a. waaraan voldaan moet worden om voor een vergunning in aanmerking te komen;

    b. met betrekking tot het aantal uit te geven vergunningen.

  • 6. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

Vervallen

Artikel 5
  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste twaalf maanden verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    a. het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    b. de naam van de vergunninghouder of het kenteken dan wel met een ander kenmerk van het voertuig of de voertuigen waarvoor de vergunning is verleend;

    c. de periode waarvoor de vergunning geldt.

Artikel 6

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

a. op verzoek van de vergunninghouder;

b. wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

c. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

d. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

e. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

f. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

g. om redenen van openbaar belang.

Hoofdstuk 3 Verbodsbepalingen

Artikel 7
  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig te plaatsen of te laten staan:

    a. op een parkeerapparatuurplaats;

    b. op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

Artikel 9
  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    a. zonder vergunning;

    b. zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    c. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk 4 Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in Hoofdstuk .3 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel 10a
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen personen.

  • 2. De opsporing van de in artikel 10 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 12

De verordening kan worden aangehaald als de “Parkeerverordening Veghel 1997”.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op 1 november 1997.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare

vergadering van 30 oktober 1997.

 

De raad voornoemd.

 

De loco-secretaris,       De voorzitter,

 

 

J.G.W.Hendriksen.        I.J.P.Keijzer.