Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Graft-De Rijp

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Graft-De Rijp
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening Wet werk en bijstand
CiteertitelAfstemmingsverordening Wet werk en bijstand Graft-De Rijp 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is van rechtswege vervallen op grond van artikel 28 van de wet Arhi door de fusie van de gemeente Alkmaar met de gemeente Graft-De Rijp en de gemeente Schermer in 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, eerste lid, onderdeel b, en art. 18

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2017nieuwe regeling

13-12-2012

De Uitkomst, 22-01-2013

Rb12-058
05-01-2011nieuwe regeling

13-07-2006

De Uitkomst, 04-01-2011

Rb10-054

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Graft-De Rijp;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Graft-De Rijp d.d. 28 november 2012, nr. 2012-058;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en artikel 18 van de Wet werk en bijstand;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. WWB   Wet werk en bijstand;

b. belanghebbende degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken op grond van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht;

c. algemene bijstand de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

d. bijstand algemene en bijzondere bijstand;

e. bijstandsnorm de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

f. afstemmen het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid van de WWB;

g. benadelingsbedrag het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als bijstand;

h. uitkering uitkering op grond van de WWB

i.  het college het college van burgemeester en wethouders van de gemeente.

Artikel 2 Het afstemmen van de bijstand

  • 1 Als de belanghebbende naar het oordeel van het college de uit de WWB of artikel 30c eerste en tweede lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, waaronder begrepen de verplichtingen die het college heeft verbonden aan de deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling,  niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, dan wel indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, wordt overeenkomstig deze verordening de bijstand afgestemd.

  • 2 De afstemming vindt plaats met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1 De afstemming wordt toegepast op de bijstandsnorm ingevolge de WWB.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de afstemming ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de WWB.

Artikel 4 Het besluit tot afstemming

In het besluit tot afstemming wordt in ieder geval vermeld: de reden van de afstemming, de duur van de afstemming, het percentage waarmee de bijstandsnorm of de grondslag wordt verlaagd, en indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaard afstemming. Tevens wordt in het besluit gemotiveerd toepassing gegeven aan de bepalingen van artikel 2, tweede lid van deze verordening.

Artikel 5 Horen van belanghebbende

  • 1 Voordat de bijstand wordt afgestemd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2 Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    c. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de WWB werkzaamheden in het kader van deze wetten heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de WWB;

    d. het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid waarbij artikel 4:12 lid 1 Awb als voorwaarde geldt.

Artikel 6 Afzien van het afstemmen van de bijstand

  • 1 Het college ziet af van het afstemmen van de bijstand indien:

    a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    b. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verstrekt. Afstemming van de bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2 Het college kan afzien van het afstemmen van de bijstand indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3 Indien het college afziet van het afstemmen van de bijstand op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan middels een besluit op de hoogte gesteld.

Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1 Afstemming van de bijstand vindt plaats met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot afstemming aan de belanghebbende is bekend gemaakt. Indien over deze periode de bijstand reeds is afgestemd, vindt afstemming aansluitend op deze periode plaats. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan bij een nieuwe aanvraag de bijstand worden afgestemd vanaf de datum van ingang van de bijstand. De bijstand hoeft dan niet te worden herzien.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de afstemming ingevolge paragraaf 3 van deze verordening met terugwerkende kracht plaatsvinden. Er is dan sprake van een herzieningsbesluit en terugvorderingsbesluit van de verstrekte bijstand.

  • 4 De bijstand wordt voor bepaalde tijd afgestemd. Afstemming die voor een periode van meer dan drie maanden plaatsvindt, wordt uiterlijk binnen drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 8 Samenloop van gedragingen

  • 1 Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, van deze verordening inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de afstemming uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste mate van afstemming is gesteld.

  • 2 In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan het college bij een cumulatie van verschillende gedragingen, of een herhaling daarvan, met inachtneming van artikel 2 tweede lid van deze verordening de bijstand afwijkend afstemmen op grond van deze verordening.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 9 Nieuw Artikel

Gedragingen van een belanghebbende waardoor de verplichting op grond van artikel 9 en artikel 9a WWB niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. eerste categorie:

a. het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

b. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

c. het niet naar vermogen trachten de mogelijkheden naar uit ’s rijks kas bekostigd onderwijs te onderzoeken gedurende de termijn genoemd in artikel 41, vierde lid, van de wet;

d. het in onvoldoende mate meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44 a, van de wet;

e. het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen;

f. het niet naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de wet;

g. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

h. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

i. het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de WWB, waaronder begrepen sociale activering, dan wel het niet of niet voldoende nakomen van de verplichtingen die het college heeft verbonden aan de deelname aan die voorziening;

j. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een door het college aangeboden inburgeringsvoorziening;

k. het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b WWB niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder zoals bedoeld in artikel 9a lid 1 WWB.

2. Tweede categorie:

het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder mede wordt verstaan re-integratie/participatietrajecten.

Artikel 10 De hoogte en duur van de afstemming

  • 1 Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de afstemming vastgesteld op:

    a. 10 % van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    b. 100 % van de bijstandsnorm gedurende drie maanden bij gedragingen van de tweede categorie.

     

  • 2 Het percentage van de afstemming als bedoeld in het eerste lid, sub a wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij de bijstand is afgestemd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie.

  • 3 Met een besluit waarmee de bijstand wordt afgestemd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid van deze verordening.

  • 4 De duur van de afstemming als bedoeld in het eerste lid, sub b wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij de bijstand is afgestemd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht in het kader van de WWB

Artikel 11 Te laat verstrekken van gegevens

  • 1 Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de WWB niet tijdig is nagekomen maar daaraan wel heeft voldaan binnen de gegeven hersteltermijn, kan het college met toepassing van artikel 54 van de WWB de uitkering afstemmen met 10 % van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.

  • 2 Het percentage van de afstemming wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij de bijstand wordt afgestemd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee de bijstand is afgestemd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid van deze verordening.

Artikel 12 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand in het kader van de WWB

  • 1 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de WWB heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de bijstand afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2 Onverminderd artikel 2, tweede lid van deze verordening, wordt de afstemming van de bijstand op de volgende wijze vastgesteld:

    a. bij een benadelingsbedrag tot € 1.000: 10 % van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    b. bij een benadelingsbedrag van € 1.000 tot € 2.000: 20 % van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    c. bij een benadelingsbedrag van € 2.000 tot € 4.000: 40 % van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    d. bij een benadelingsbedrag van € 4.000 of meer: 100 % van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 3 Het percentage van de afstemming of de duur van de afstemming wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij de bijstand wordt afgestemd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee de bijstand wordt afgestemd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid van deze verordening.

Artikel 13 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand in het kader van de WWB

  • 1 Indien belanghebbende zijn inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de WWB niet is nagekomen door het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen, maar deze gedraging niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de afstemming, onverminderd artikel 2, tweede lid, 10 % van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2 Het percentage of de duur van de afstemming wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij de bijstand wordt afgestemd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee de bijstand is afgestemd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid van deze verordening.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot het afstemmen van de bijstand

Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in het kader van de WWB

  • 1 Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt de bijstand afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.

  • 2 Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de afstemming op de volgende wijze vastgesteld:

    a. bij een periode van 3 maanden of korter: 10 % van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    b. bij een periode van 3 tot 6 maanden: 10 % van de bijstandsnorm gedurende drie maanden;

    c. bij een periode van 6 maanden en langer: 10 % van de bijstandsnorm gedurende zes maanden.

  • 3 Onverminderd artikel 2, tweede lid, kan afstemming van de bijstand van 100 % gedurende drie maanden worden opgelegd bij het door eigen toedoen verwijtbaar niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder mede wordt verstaan gesubsidieerde arbeid en work-first.

  • 4 Bij recidive binnen 1 jaar na onherroepelijke afstemming als bedoeld onder het derde lid kan afstemming van de bijstand van 100% gedurende twee maanden worden opgelegd.

  • 5 Bij recidive binnen 5 jaar na onherroepelijke afstemming als bedoeld onder het vierde lid kan telkens afstemming van de bijstand van 100% gedurende drie maanden worden opgelegd.

  • 6 Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de van toepassing zijnde bijstandsnorm met 20 % afgestemd bij het ongenoegzaam interen op het vermogen gedurende het aantal maanden dat te snel op het vermogen is ingeteerd.

  • 7 Behoudens de situaties vallende onder lid 3 wordt het percentage van de afstemming of de duur van de afstemming verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij de bijstand is afgestemd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging.

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

  • 1 Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt door verbaal geweld, of discriminatie tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, de uitkering afgestemd met 30 % van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2 Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt door intimidatie (uitoefenen van psychische druk), zaakgericht fysiek geweld (vernielingen), mensgericht fysiek geweld of een combinatie van agressievormen tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, de uitkering afgestemd met 100 % van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 3 Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden wederom schuldig maakt aan de gedraging als bedoeld in het eerste lid, dan wordt de afstemming bepaald op 30 % voor de duur van twee maanden.

  • 4 Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden wederom schuldig maakt aan een gedraging als bedoeld in het tweede lid, dan wordt de afstemming bepaald op 100 % voor de duur van twee maanden.

  • 5 Indien de belanghebbende zich na een tweede verwijtbare gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging, dan zullen de hoogte en de duur van de maatregel individueel worden bepaald.

Hoofdstuk 5 Handhaving

Artikel 16 Oneigenlijk gebruik en misbruik van de bijstand

  • 1 Het college stelt beleidsregels hoogwaardige handhaving en debiteurenbeheer op met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en de te verwachten resultaten van de Wet werk en bijstand.

  • 2 De in het eerste lid genoemde beleidsregels hoogwaardige handhaving en debiteurenbeheer bevatten in ieder geval de informatie met betrekking tot het beleid inzake:

    a terugvordering van te veel of ten onrechte betaalde bijstand;

    b verhaal van bijstand op derden;

    c het aantal aangeboden fraudezaken aan het Openbaar Ministerie.

     

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 17 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 18 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013

  • 2 De Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Afstemmingsverordening WWB gemeente Graft De Rijp.

 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Graft-De Rijp op 13 december 2012.

 

de voorzitter,                                                  de griffier,