Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Veghel

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 (inclusief 1e wijziging)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Veghel
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 (inclusief 1e wijziging)
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Veghel, 2010 (inclusief 1ewijziging)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 5; Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010, Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-08-201001-01-2018Nieuwe regeling

22-07-2010

Stadskrant Veghel, 04-08-2010

datum voorstel: 11-05-2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 (inclusief 1e wijziging)

De raad van de gemeente Veghel;

Overwegende dat het noodzakelijk is het verlenen van voorzieningen aan personen met beperkingen bij verordening te regelen;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 mei 2010;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

Besluit:

tot het vaststellen van de

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 (inclusief 1e wijziging)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

a. Wet:

Wet maatschappelijke ondersteuning;

b. Compensatieplicht:

de algemene verplichting van het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen, zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

c. College:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veghel

d. Beperkingen:

moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

e. Persoon met beperkingen:

een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, daaronder begrepen chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

f. Mantelzorgen:

een persoon die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de wet;

g. Zelfredzaamheid:

het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken;

h. Maatschappelijke participatie:

normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

i. Algemene voorziening:

een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voorde beperkingen die een persoon ondervindt;

j. Individuele voorziening:

een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

k. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten:

een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

l. Voorziening in natura:

een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

m. Persoonsgebonden budget:

een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

n. Financiële tegemoetkoming:

een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

o. Algemeen gebruikelijk:

naar geldende maatschappelijke normen behorend tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager;

p. Meerkosten:

kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover de kosten uitgaan boven de voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

q. Besparingsbijdrage:

Dit lid is vervallen op 22 juli 2010;

r. Huisgenoot:

iedere persoon met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

s. Leefeenheid:

een eenheid bestaande uit gehuwde personen die al dan niet samen met één of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een huishouden voeren, dan wel uit een meerderjarige ongehuwde persoon die met één of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een huishouden voert. Onder gehuwde personen worden ook begrepen de ongehuwd samenwonenden en andere meerderjarigen die met elkaar en/of met minderjarigen duurzaam een huishouden voeren.

t. Budgethouder,

een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

u. Norminkomen:

de voor aanvrager geldende norm genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand (Wwb);

 

v. Verzamelinkomen:

inkomen als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning;

w. Inkomen:

1. het netto-inkomen van de aanvrager;

2. het gezamenlijk netto inkomen van de ouders of pleegouders van de aanvrager, indien deze jonger dan 18 jaar en alleenstaand is;

3. het gezamenlijk netto inkomen van de aanvrager en zijn echtgenoot in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 7 van de wet;

x. Aanvrager: de persoon met beperkingen als bedoeld onder e.

Artikel 2 Beperkingen

  • 1. Het college kan een voorziening toekennen indien:

    a. deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen ofte verminderen;

    b. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    c. deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Een voorziening wordt niet toegekend:

    a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    b. indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Veghel;

    c. indien op grond van enige andere wettelijke regeling of enige privaatrechtelijke verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat;

    d. indien een toereikende algemene voorziening beschikbaar is die adequaat is;

    e. de ondervonden beperkingen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    f. voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    g. voor zover aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoorde voorziening wordt aangevraagd;

    h. voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het

    moment van beschikken heeft gemaakt;

    i. indien de voorziening waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, of

    voorafgaande versie van deze verordening dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

  • 3. Een aanvrager dient bij het maken van keuzes zo veel mogelijk rekening te houden met zijn beperkingen en de te verwachten progressie daarvan. Indien blijkt dat een aanvrager hiermee onvoldoende rekening heeft gehouden, kan dat gevolgen hebben voorde toekenning van een voorziening door het college.

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning neergelegde criteria.

Artikel 4 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst die wordt gesloten tussen de leverancier en/of het college met de aanvrager van toepassing.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de van toepassing zijnde voorwaarden als bedoeld in het financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning in de beschikking opgenomen.

Artikel 6 Persoonsgebonden budget

  • 1. Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in de artikelen 6 lid 1 en 6 a van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    a. een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    b. de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura;

    c. de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

  • 2. De toekenning van een persoonsgebonden budget, de verstrekking, de omvang en de looptijd ervanworden bij beschikking vastgesteld.

  • 3. Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welkevereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4. Na aanschaf van de voorziening, waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing legt de budgethouder (desgevraagd) aan het college over:

    a. de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    b. een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    c. een overzicht van de salarisadministratie;

    volgens de voorschriften als opgenomen in het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

  • 5. Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden beoordeelt het college of aanleidingbestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen ofte verrekenen.

  • 6. Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    a. het een voorziening betreft waarin een algemene of collectieve voorziening kan voorzien;

    b. het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager niet in staat is om:

    1°. de verantwoordelijkheid tot besteding van een persoonsgebonden budget aan de voorziening

    waarvoor deze wordt toegekend aan te kunnen, of

    2°. te voldoen aan de regels ter verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden

    budget;

    c. bij een eerder toegekend persoonsgebonden budget, de aanvrager verwijtbaar het budget niet of niet geheel heeft besteed aan de voorziening waarvoor dit budget was toegekend, of zich niet heeft gehouden aan de regels ter verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget.

    d. op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zo snel weer door een andere voorziening vervangen dient te worden, dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget.

Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of dient, op basis van zijn inkomen, een eigen aandeel in de kosten te dragen. Het college legt in het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden

De te verstrekken voorziening ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden kan bestaan uit:

a. hulp bij het huishouden in natura;

b. een persoonsgebonden budget waaronder een financiële vergoeding voor een alfahulp.

Artikel 9 Gebruikelijke zorg

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet komt niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 10 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week.

Artikel 11 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per uur in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 12 Vormen van woonvoorzieningen

De te verstrekken woonvoorziening ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning en het zich verplaatsen in de woning, kan bestaan uit:

a. een woonvoorziening in natura;

b. een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

c. een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 13 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 12 genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

a. een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

b. een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

c. een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

d. een uitraasruimte;

e. onderhoud, keuring en reparatie;

f.  tijdelijke huisvesting;

g. huurderving;

h. verwijderen van voorzieningen.

Artikel 14 Primaat van de verhuizing

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 13 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 13 onder b en c in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid van dit artikel genoemde voorziening niet mogelijk of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 13, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust komt.

  • 4. Het primaat van verhuizing is niet van toepassing indien de woning waar naartoe kan worden verhuisd buiten de woonkern van aanvrager (Veghel, Erp, Zijtaart, Eerde, Mariaheide, Keidonk en Boerdonk)ligt.

Artikel 15 Primaat van de losse woonunit

Het college kan een herplaatsbare losse woonunit verstrekken, mits daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan, indien:

a. een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning en

b. deze woning niet het eigendom is van de aanvrager en de verhuurder niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning.

Artikel 16 Uitsluitingen

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 17 Hoofdverblijf

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend, indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte, indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3. Een voorziening als bedoeld in lid 2 wordt alleen verstrekt, indien de aan te passen woning in degemeente Veghel staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente vastte leggen maximumbedrag.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkameren een toilet kan gebruiken.

Artikel 18 Weigeringsgronden

Een woonvoorziening wordt geweigerd indien:

a. geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de beperking of het probleem en één of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van de woning;

b. de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

c. de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

d. deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

e. de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht opgetreden noodzaak;

f. de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

g. de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen en de aanvraag betrekking heeft op een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten.

h. de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 45.378,00, tenzij weigering van die voorziening, gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen, zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 19 Terugbetaling bij verkoop

  • 1. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, meldt bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college. De meerwaarde van de woning wordt volgens het in het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning door het college vastgelegde afschrijvingsschema terugbetaald.

  • 2. De verplichting tot terugbetaling is niet van toepassing, indien de woning wordt verkocht aan een andere persoon met beperkingen met een medische indicatie voor de in de woning aangebrachte voorzieningen.

Artikel 20 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

a. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting wordt verleend voor de kosten, die door de aanvrager moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

  • - zijn huidige woonruimte

  • - de door de aanvrager nog te betrekken woonruimte.

b. De financiële tegemoetkoming als bedoeld onder a wordt verleend uitsluitend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kon worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

c. Een tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting wordt alleen verleend als de aanvrager redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

d. De maximale termijn dat een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, bedraagt 6 maanden.

e. In de onder a bedoelde gevallen kan alleen een tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt worden in verband met het:

  • - tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte; of

  • - het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte; of

  • - het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

Artikel 21 Woonvoorzieningen bij woonwagens

Een woonvoorziening in de vorm van een aanpassing van een woonwagen is slechts mogelijk indien:

a. de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is;

b. de standplaats niet binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt;

c. de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en

d. de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen

De te verstrekken voorziening, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen kan bestaan uit:

a. een collectieve vervoersvoorziening;

b. een vervoersvoorziening in natura;

c. een persoonsgebonden budget.

Artikel 23 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht, indien:

a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a, onmogelijk maken dan wel

b. een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a, niet aanwezig is.

Artikel 24 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal het geldende norminkomen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat de gebruikskosten van een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 25 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2. De te verstrekken vervoersvoorziening is erop gericht maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen metten minste een omvang per jaar van 1500 kilometer en ten hoogste 2000 kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en om de woning

Artikel 26 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De te verstrekken voorziening ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening kan bestaan uit:

a. een rolstoelvoorziening in natura;

b. een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoel;

c. een forfaitaire financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel.

Artikel 27 Dagelijks rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder a. en b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht, indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 28 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In afwijking van artikel 27 eerste lid komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend vooreen rolstoel in aanmerking, indien hij geen recht heeft op een rolstoel op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 29 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 30 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag wordt ingediend bij het Wmo-loket in de gemeente Veghel, waar zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de AWBZ kunnen worden ingediend.

Artikel 31 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    b. op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt in voorkomende gevallen een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies.

  • 3. Een aanvrager verstrekt het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens dienoodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid maakt de adviseur gebruik van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5. De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 32 Samenhangende afstemming

  • 1. Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager verricht het college onderzoek naar de situatie van de aanvrager, waarbij bij het onderzoek, indien van toepassing, aandacht wordt besteed aan:

    a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    d. het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    e. de sociale omstandigheden van de aanvrager.

  • 2. Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit sluit het college aan bij deze bevindingen.

Artikel 33 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college onverwijld mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 34 Intrekking

  • 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    b. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 35 Terugvordering

  • 1. Ingeval een besluit geheel of gedeeltelijk is ingetrokken, wordt een op basis daarvan uitbetaaldefinanciële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd, indien de voorziening is verleend op basis van onjuiste of onvolledig verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 36 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 37 Beslissing college in gevallen waarin deze verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de Wmo betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 38 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex alle huishoudens gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek of bij gebreke daarvan een vergelijkbare index.

Artikel 39 Evaluatie

Het door het college gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 39 Evaluatie

Het door het college gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 40 Inwerkingtreding en afbouwregeling

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking.

  • 2. Alsdan vervalt de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010

  • 3. a. Diegenen die op basis van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 door de overgang van klassen naar uren minder budget gaan ontvangen behouden in 2010 de vergoeding op basis van de rekensystematiek in 2009;

    b. Voorwaarde voor het gestelde in lid 3 a is dat men op basis van hoofdstuk 3 artikel 10 en 11 van de Verordening voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning 2008 op 31 december 2009 een PGB voor huishoudelijke hulp ontving en ook in 2010 een indicatie heeft.

Artikel 41 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

 

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Veghel, 2010 (inclusief 1ewijziging.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 22 juli 2010.

De raad voornoemd

de griffier         de voorzitter