Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Veghel

Monumentenverordening gemeente Veghel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Veghel
Officiële naam regelingMonumentenverordening gemeente Veghel
CiteertitelMonumentenverordening Gemeente Veghel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149; Monumentenwet 1988, art. 12,14 en 15

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-02-2005Nieuwe regeling

16-12-2004

Stadskrant Veghel, 23-12-2004

16 december 2004
05-03-2007Wijziging: art. 1, art. 11, art. 14

14-12-2006

Stadskrant Veghel,

19-12-2007

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumentenverordening gemeente Veghel

De raad van de gemeente Veghel;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 oktober 2004;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 12,14 en 15 van de Monumentenwet 1988;

 

b  e  s l  u  i  t :

vast te stellen de volgende Monumentenverordening gemeente Veghel

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • Deze verordening verstaat onder:

  • 1. monument:

    a. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarden;

    b. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder a;

  • 2. gemeentelijk archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder 1;

  • 3. gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • 4. gemeentelijk monument: natuurobject (boom, groep bomen of landschapselement), dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd natuurobject is aangewezen;

  • 5. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;

  • 6. beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • 7. kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • 8. monumentencommissie: de door het college ingestelde commissie met als taak het college op verzoek te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

  • 9. bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

Artikel 2 Het gebruik van een monument

Bij toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3. Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4. Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 5. De aanwijzing kan geen monument betreffen, dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

  • 6. Met ingang van de datum waarop de mededeling, bedoeld in het eerste lid, heeft plaatsgevonden tot het moment dat inschrijving in het register, bedoeld in artikel 6, plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt ingeschreven in een van die registers, zijn de artikelen 9 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschrevenhypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijk monument.

Artikel 7 Wijziging van de aanwijzing

  • 1. Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4, zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Verbodsbepaling

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Artikel 10 Vergunning

  • Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunninggestelde voorschriften:

  • 1. een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

  • 2. een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 11 Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1. Het college vraagt advies aan de monumentencommissie voordat zij beslist op de aanvraag op grond van artikel 10.

  • 2. Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Het college kan de in het derde lid genoemde termijn van twaalf weken met ten hoogste veertien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het derde lid genoemde termijn.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in hetmonument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekking van de vergunning

  • 1. De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    b. blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

    c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    d. niet binnen één jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumenten- commissie geacht geadviseerd te hebben.

Artikel 15 Schadevergoeding

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    a. de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

    b. voorschriften door het collegeverbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 17 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast ambtenaren bouw- en woningtoezicht van de afdeling Bouwen en Milieu (B&M) en van de afdeling Beheer Openbare Ruimte (BOR).

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na bekendmaking.

  • 2. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 4 juni 1998, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op de dag dat deze verordening in werking treedt.

  • 3. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 4 juni 1998, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

  • 5. De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6. De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 7. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening Gemeente Veghel".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2004.

 

 

De voorzitter,                                              De griffier,

 

 

 

 

 

A. Frankfort.                                                Drs. A.J. Verschoor.