Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Centrum

Beleidsregels gevelreclame

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Centrum
Officiële naam regelingBeleidsregels gevelreclame
CiteertitelBeleidsregel gevelreclame
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpMonumenten en welstand

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: Onbekend

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Publicaties Stadsdeelbestuur 2012, Stadsdeelraad, Besluiten 29 mei 2012-5

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Woningwet, art. 12a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-06-201209-09-2013art 5.2, eerste lid onder c vervallen ivm ingetrokken beleid steigerdoekreclame

06-06-2012

Publicaties Stadsdeelbestuur 2012, Stadsdeelraad, Besluiten 29 mei 2012-5

Publicaties Stadsdeelbestuur 2012, Stadsdeelraad, Vergaderstukken/Voordrachten 29 mei 2012-5
03-12-200806-06-2012nieuwe regeling

03-12-2008

Publicaties Stadsdeelbestuur 2008, Stadsdeelraad, Besluiten, 27 november 2008-5

Publicaties Stadsdeelbestuur 2008, Stadsdeelraad, Bestuurskalender, Vergaderstukken, 27 november 2008-5

Tekst van de regeling

Inhoud

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen.

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    reclametoestel:

    een voorwerp dat bedoeld is om reclame op aan te brengen;

  • b.

    plat bord:

    een plat tegen een gevel van een bouwwerk of tegen een luifel aangebracht verlicht of onverlicht voorwerp met een maximum dikte, gemeten loodrecht op de gevel, of een daarmee overeenkomend samenstel van elementen;

  • c.

    een met een plat bord overeenkomend samenstel van elementen:

    1° een bord met onderbrekingen gebaseerd op de gevelindeling;

    2° muurschilderingen;

    3° reclame aangebracht onmiddellijk voor of achter ramen of deuren van een bouwwerk;

  • d.

    uithangbord:

    een loodrecht op de gevel van een bouwwerk aangebracht verlicht of onverlicht voorwerp;

  • e.

    parcelleringseenheid:

    de gevelbreedte van de architectuureenheid ;

  • f.

    dakreclame:

    verlichte of onverlichte voorwerpen aangebracht in goten of op daken van bouwwerken; hiertoe worden ook gerekend beschilderingen van dakvlakken of daarmee vergelijkbare reclamevormen;

  • g.

    lichtreclame of verlichte reclame:

    reclame voorzien van en/of aangelicht door een kunstlichtbron, anders dan openbare verlichting;

  • h.

    afficheborden:

    raamwerken aan gebouwen waarbinnen of waaraan periodiek reclame wordt aangebracht;

  • i.

    gebruiker:

    exploitant van het bedrijf ten behoeve waarvan reclame wordt gemaakt;

  • j.

    reclametoezicht:

    de ambtenaren van het bouw- en woningtoezicht, belast met het toezicht op de naleving van de reclamevoorschriften;

  • k.

    gevelreclame:

    reclame op of aan een gebouw;

  • l.

    grachten, openbaar water, ruimten met een cultuurhistorische functie: de straten en pleinen die in de bij dit besluit behorende bijlage als zodanig zijn aangeduid;

Hoofdstuk 2. Administratieve bepalingen.

Artikel 2.1 De melding

De gebruiker van het bouwwerk kan een melding doen als bedoeld in artikel 8.4, lid 3 onder a van de A.P.V., ter verkrijging van een ontheffing, als bedoeld in lid 4 van dat artikel. Indien voor het aanbrengen van gevelreclame bouwwerkzaamheden moeten worden verricht, dient daarvoor een bouwvergunning aangevraagd te worden. Zowel de melding als de bouwaanvraag dienen te geschieden met gebruikmaking van de door of namens het dagelijks bestuur vastgestelde formulieren.

Artikel 2.2 Gegevens en bescheiden

De melding en/of bouwaanvraag moet inhouden:

  • a.

    tekeningen, in een door het reclametoezicht vast te stellen aantal, waaruit blijkt:

    - het gevel- en/of dakaanzicht, de plaatsing daarop van de reclame en de nodige maatvoering;

    - de maten van het reclametoestel;

  • b.

    detailtekeningen, materiaal en kleurmonsters die verband houden met het uiterlijk van het reclametoestel, tenzij het reclametoezicht aangeeft, dat het overleggen hiervan achterwege kan blijven;

  • c.

    gegevens over de wijze van verlichting;

  • d.

    tekeningen en/of foto's van de straatwand en/of omgeving, inclusief de in de nabijheid gelegen bouwwerken, voor zover nodig ter beoordeling van het uiterlijk van de reclame in verband met haar omgeving;

  • e.

    een situatietekening van het gebouw waaraan de reclame wordt bevestigd, of van het terrein waarop de reclame wordt geplaatst, gebaseerd op, door of namens het dagelijks bestuur aangegeven kaartmateriaal;

  • f.

    de bestemmingen van het bouwwerk waaraan de reclame wordt aangebracht, per bouwlaag aangeven;

  • g.

    de naam en het correspondentieadres in Nederland van de melder of, indien een gemachtigde is aangewezen, diens naam en adres; de naam en het correspondentieadres in Nederland van de eigenaar van het bouwwerk waaraan de reclame wordt aangebracht of van de gronden waarop de reclame wordt geplaatst;  de naam en het correspondentieadres in Nederland van de gebruiker van het bouwwerk waaraan de reclame wordt aangebracht of van de gronden waarop de reclame wordt geplaatst;

  • h.

    een door of namens het bevoegde bestuursorgaan gewaarmerkte kopie van de aanvraag om een monumentenvergunning, bij het ontbreken waarvan de melding van de reclame tevens kan worden beschouwd als een aanvraag voor de benodigde monumentenvergunning, onverminderd de toepasselijke bepalingen omtrent de wijze van inrichting en indiening van een aanvraag om monumentenvergunning als bedoeld in artikel 12 van de Monumentenwet 1988, dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening; een kopie van de beschikking op de aanvraag om monumentenvergunning indien deze beschikking reeds is gegeven.

Artikel 2.3 Ontvankelijkheid

Indien melder niet voldoet aan de eisen zoals gesteld in de artikelen 2.1 en 2.2, kan het dagelijks bestuur de melder niet-ontvankelijk verklaren in zijn melding, tenzij deze van de gelegenheid gebruik maakt om binnen twee weken (nadat het dagelijks bestuur bij brief de melder in de gelegenheid heeft gesteld) de gegevens en bescheiden conform de gestelde eisen te verbeteren of aan te vullen. Bij wijziging, verbetering of aanvulling van gegevens en bescheiden wordt de beslistermijn verlengd met de termijn waarbinnen de gegevens worden aangevuld en ten hoogste voor twee weken.

Hoofdstuk 3. Toetsingscriteria.

Artikel 3.1 Ontoelaatbare reclame

Als ontoelaatbare reclame wordt, behoudens de in de hoofdstukken 4, 5, 6 en 7 benoemde specifieke uitzonderingen, in ieder geval aangemerkt:

  • a.

    gevelreclame op blinde muren of delen daarvan;

  • b.

    bewegende (mechanische) reclame, lichtcouranten en lichtreclame met veranderlijk of intermitterend licht en lichtprojecties, alsmede contourverlichting, ook als deze vormen van reclame onmiddellijk achter deuren en ramen in het inwendige gedeelte van eeng ebouw zijn geplaatst;

  • c.

    daglichtreflecterende reclame;

  • d.

    gevelreclame die niet loodrecht op of niet evenwijdig en vlak aan de gevel is geplaatst;

  • e.

    reclame aangebracht aan bouwlagen met een woonbestemming of bouwlagen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie;

  • f.

    uithangborden aangebracht op een plaats waar het uitzicht op de openbare ruimte vanuit woningen in belangrijke mate wordt belemmerd;

  • g.

    reclame op steigers en andere hulpconstructies voor bouw- of renovatiewerkzaamheden, anders dan bedoeld in artikel 5.1 c;

  • h.

    reclame, waarvan het reclametoestel in onvoldoende mate aan het oog is onttrokken;

  • i.

    vlaggen, wimpels, banieren en andere dundoeken, winkelwaren, voorwerpen of kleurvlakken, ook als zij geen afbeelding zijn en/of opschriften bevatten, die als reclame op of aan een bouwwerk zijn aangebracht;

  • j.

    reclame die groter is dan is toegestaan op grond van artikel 3.2;

  • k.

    dakreclame;

  • l.

    lichtbakken plat op de gevel;

  • m.

    reclame op rolluiken.

Artikel 3.2, Kunstlicht, aantallen, afmetingen en plaatsing
  • 1. Gebruik van kunstlicht is toegestaan, tenzij dit op grond van het beleid uitdrukkelijk wordt verboden;

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1, dient bij de plaatsing van reclame plat op de gevel te worden uitgegaan van:

    • a.

      een tekst in losse letters al dan niet ingepast tussen twee logo's;

    • b.

      een onderbroken lijn van reclame-uitingen, met onderbrekingen die gebaseerd zijn op de differentiatie in gevelindeling en parcellering;

    • c.

      plaatsing van de gehele reclame onder de bovenkant vloer van de eerste verdieping;

    • d.

      een beperking van de hoogte door de voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande geveldifferentiatie en parcellering, met een maximum van 60 centimeter;

    • e.

      een beperking van de breedte door de voorwaarden dat de zijpenanten in de gevel worden vrijgehouden en geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande geveldifferentiatie en parcellering;

    • f.

      een beperking van de diepte door een maximale dikte of uitsteekmaat van 10 centimeter;

    • g.

      maximaal één tekst, woord of begrip per parcelleringseenheid;

    • h.

      verlichting van reclame plat op de gevel door middel van lichtspots is niet toegestaan.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1 dient bij plaatsing van reclame op serres of gebouwde terrassen te worden uitgegaan van:

    • a.

      een tekst in losse letters al dan niet ingepast tussen twee logo's;

    • b.

      plaatsing van de gehele reclame bovenop de voorgevel van de serre of het gebouwde terras;

    • c.

      een beperking van de hoogte tot maximaal 60 centimeter;

    • d.

      een beperking van de breedte door de voorwaarde dat de zijpenanten in de gevel van het gebouw waaraan de serre of het gebouwde terras is gebouwd, worden vrijgehouden;

    • e.

      een beperking van de diepte tot een maximale dikte van 10 centimeter;

    • f.

      maximaal één tekst, woord of begrip per serre of gebouwd terras;

    • g.

      verlichting van reclame op een serre of een gebouwd terras door middel van lichtspots is niet toegestaan;

    • h.

      indien reclame op een serre of gebouwd terras is aangebracht, is niet ook nog reclame toegestaan op de gevel van het gebouw waaraan de serre of het gebouwde terras is gebouwd;

    • i.

      aan of op een serre of gebouwd terras is een uithangbord niet toegestaan;

    • j.

      indien reclame op een serre of gebouwd terras is aangebracht, is daarnaast, met inachtneming van het bepaalde in lid 6, ook nog een uithangbord toegestaan aan de gevel van het gebouw waaraan de serre of het gebouwde terras is gebouwd.

  • 4. Op elk zonnescherm of markies is reclame door middel van een logo en/of zaaksnaam met een maximale hoogte van 40 centimeter toegestaan.

  • 5. In afwijking van de leden 1en 2, is ten dienste van de gebruikers van een souterrain extra reclame door middel van losse letters toegestaan.

  • 6. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1 dient bij de plaatsing van een uithangbord te worden uitgegaan van:

    • a.

      een maximum oppervlak van 0,65 m²;

    • b.

      een maximale uitsteekmaat buiten het gevelvlak van 1 meter;

    • c.

      een maximale hoogte van 1 meter;

    • d.

      een maximale dikte van 20 centimeter;

    • e.

      plaatsing van de gehele reclame niet hoger dan de bovenkant vloer van de eerste verdieping en niet  hoger dan 5 meter boven de straat;

    • f.

      een plaatsing niet lager dan 2,20 meter boven de straat;

    • g.

      maximaal één bord per parcelleringseenheid, met een maximum van één per gebruiker per gevel.

    • h.

      indien een onderneming zich uitstrekt over drie of meer parcelleringseeheden van ongeveer 5,5 meter, is een tweede uithangbord toegestaan.

Hoofdstuk 4. Uitzonderingen naar grootte/schaal van het gebouw.

Artikel 4.1

Buiten de reclame zoals genoemd in artikel 3.2, is een extra gevelreclame toegestaan op panden met een gevellengte groter dan 22,5 meter in de volgende categorieën:

Categorie 1: Gebouwen met een goothoogte tussen 18-24 meter: één extra reclame van 1 meter hoog en een lengte van 20% van de gevellengte met een maximum lengte van 10 meter.

Categorie 2a: Gebouwen met een goothoogte van meer dan 24 meter: één extra reclame van 1.30 meter hoog en een lengte van 20% van de gevellengte met een maximum lengte van 10 meter.

Categorie 2b: Gebouwen met een gevellengte tussen 17 en 22 meter en een goothoogte van minimaal 27 meter: één extra reclame van 1.30 meter hoog en een lengte van 20% van de gevellengte met een maximum lengte van 10 meter.

Bij alle categorieën moet de aan te brengen reclame passend zijn bij de schaal van de bebouwing.

Deze regeling geldt niet voor reclame op en/of aan panden zoals bedoeld in artikel 7.1

Aan de hand van de eisen zoals hieronder genoemd wordt getoetst of de gevelreclame als passend kan worden beschouwd:

  • zij dient in harmonie te zijn met de architectuur van het gebouw waar zij aan bevestigd is en met de gevelwand(en) waar dat gebouw deel van uitmaakt;

  • zij moet bestaan uit losse letters en de constructie mag niet zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte;

  • zij moet de naam van het gebouw of de belangrijkste gebruiker van het gebouw weergeven;

  • zij mag bij categorie 1 panden maximaal 1,00 meter hoog zijn en bij panden in categorie 2a en 2b maximaal 1,30 meter hoog;

  • zij mag niet breder zijn dan 20 procent van de gevellengte van één gebouw met een maximum lengte van 10 meter. De parcelleringseenheden moeten bovendien herkenbaar blijven. Daarom moet de gevelreclame vrij blijven van de zijgevels.

  • zij moet aan de bovenzijde van de gevel worden aangebracht, waarbij de juiste situering in overleg met de Commissie voor Welstand en Monumenten moet worden bepaald.

De gevelreclame dient om ofwel de gebouwnaam aan te geven, waarbij deze dient ter oriëntatie van de bezoekers van de bedrijven die er in gevestigd zijn, ofwel, indien er sprake is van één gebruiker, de naam van die gebruiker aan te geven. Hierbij geldt als voorwaarde dat vanaf geen enkel punt in de buitenruimte meer dan één gevelreclame tegelijkertijd zichtbaar mag zijn.

Hoofdstuk 5. Uitzonderingen naar aard van de reclame.

Artikel 5.1 Algemene uitzonderingen

De artikelen 3.1, 3.2 en 5.2 tot en met 7.3 zijn niet van toepassing op:

  • a.

    niet-verlichte opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een bouwwerk, tenzij geplaatst onmiddellijk achter deuren of ramen;

  • b.

    niet-verlichte opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op het bouwwerk wordt uitgeoefend of waarvoor dat is bestemd, en voorts op naamborden, mits deze opschriften, aankondigingen en naamborden gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,65 m² en geen van alle een grotere afmeting in één richting hebben dan 1 meter;

  • c.

    niet-verlichte opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, en voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.

  • d.

    vlaggen van emancipatorische aard, met een maximum van één per gebruiker en per parcelleringseenheid, en onverminderd het bepaalde in artikel 3.1.

Artikel 5.2 Tijdelijke reclame
  • 1. Bij tijdelijke reclame kan worden afgeweken van de artikelen 3.1 en 3.2, indien dit wordt gemeld bij het dagelijks bestuur overeenkomstig de artikelen 2.1 en 2.2, en het dagelijks bestuur, nadat het de Commissie voor Welstand en Monumenten hierover heeft gehoord, bij besluit toestemming hiervoor verleend, voor ten hoogste de duur van maximaal negen weken. Het gaat hierbij om:

    • a.

      niet-verlichte opschriften en aankondigingen plat tegen de gevel betrekking hebbend op openbare verkoping, aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van onroerende zaken, alsmede voor gehele of gedeeltelijke als zodanig kenbare uitverkoop, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits deze opschriften en aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,65 m² en geen van alle een grotere afmeting in één richting hebben dan 1 meter;

    • b.

      niet-verlichte opschriften en aankondigingen op afficheborden van maximaal 1,3 m² of dundoeken, plat tegen de gevel, betrekking hebbend op culturele voorstellingen en éénmalige tentoonstellingen, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben en nadat hierover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor Welstand en Monumenten;

  • 2. Tijdelijke reclame als bedoeld in het eerste lid onder a en b wordt niet toegestaan binnen negen weken na beëindiging van de termijn als bedoeld in het eerste lid voor een eerder aangebrachte tijdelijke reclame.

Hoofdstuk 6. Uitzonderingen naar functie van het gebouw.

Artikel 6.1 Bedrijven, hotels, sociaal-culturele gebouwen
  • 1. In afwijking van de artikelen 3.1 en 3.2, kan het dagelijks bestuur ten dienste van de hoofdgebruiker van een gebouw met uitsluitend een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie of ten dienste van hotels en gebouwen met een sociaal-culturele bestemming, een tekst in losse letters, al dan niet tussen twee logo's, plat op de gevel toestaan, nadat hierover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor Welstand en Monumenten.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, en in afwijking van het bepaalde in artikel 3.1, onder j van dit besluit, zijn als permanente gevelreclame maximaal twee landenvlaggen toegestaan aan of op gebouwen ten dienste van hotels, met een grotere gevelbreedte dan 20 meter.

Hoofdstuk 7. Uitzonderingen naar karakter van het gebied.

Artikel 7.1 Grachten, openbaar water, ruimten met een cultuurhistorische functie
  • 1. In afwijking van artikel 3.2 is in gebieden aangeduid als grachten, openbaar water en ruimten met een cultuurhistorische functie, zoals benoemd in bijlage 1, slechts toegestaan:

    • a.

      niet verlichte reclame;

    • b.

      een tekst in losse letters, per parcelleringseenheid, met een maximum dikte of uitsteekmaat van 0,10 meter en een maximum oppervlakte van 0,65 m² ;

    • c.

      één uithangbord per parcelleringseenheid, met een uitsteekmaat van maximaal 0,50 meter en een maximum oppervlakte van 0,35 m².

  • 2. Het dagelijks bestuur kan zonodig voorwaardelijk toestaan dat een uithangbord als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt verlicht, indien de gevelreclame dient voor een functie waaraan naar het oordeel van het dagelijks bestuur avondopenstelling inherent is en nadat hierover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor Welstand en Monumenten.

  • 3. Artikel 3.2, leden 2 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Op de Dam is slechts gevelreclame toegestaan, voor zover aan het karakter van de Dam als nationaal plein geen afbreuk wordt gedaan en nadat hierover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor Welstand en Monumenten.

Artikel 7.2 Leidseplein/Kleine Gartmanplantsoen, Rembrandtplein/Thorbeckeplein

Op het Leidseplein en het Kleine Gartmanplantsoen, het Rembrandtplein en het Thorbeckeplein kan meer reclame worden toegestaan dan in artikel 3.2 wordt voorgeschreven. Buiten de daar aangewezen situering van reclame plat op de gevel, onder de bovenkant vloer van de eerste verdieping, is een tweede reclame plat op de gevel toegestaan waarvan de bovenkant is gesitueerd onder de bovenkant vloer van de tweede verdieping óf tegen de dakrand aan. Het dagelijks bestuur zal, eerst nadat zij de Commissie voor Welstand en Monumenten hierover heeft gehoord, hiervoor bij besluit toestemming verlenen.

Artikel 7.3 Zeedijk en zijstraten en -stegen, Geldersekade, Binnen Bantammerstraat en de Nieuwmarkt.

Op de Zeedijk en zijstraten en -stegen, op de Geldersekade, in de Binnen Bantammerstraat en op de Nieuwmarkt mag per gevel naar keuze een uithangbord worden bevestigd zoals voorgeschreven in artikel 3.2 onder 5, of een hangbord met eveneens een maximale oppervlakte van 0,65m2 maar met:

  • a.

    een maximale uitsteekmaat buiten het gevelvlak van 0,50 meter;

  • b.

    een maximale hoogte van 2 meter;

  • c.

    een maximale dikte van 0,20 meter;

  • d.

    plaatsing van de gehele reclame niet hoger dan 5 meter en niet lager dan 2,20 meter boven de straat;

  • e.

    dien verstande dat per parcelleringseenheid maximaal één bord is toegestaan met een maximum van één gebruiker per gevel.

Artikel 7.4 Hoekoplossing

Op hoeken van grachten, straten en pleinen, bepaald door het snijvlak van twee gevelvlakken, zijn tot 1 meter uit de hoek de richtlijnen van toepassing die gelden voor het gevelvlak, waar de toelaatbaarheid voor reclame het meest is beperkt.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 8.1 Maatafwijkingen

Vrijstelling kan worden verleend van de toegestane maten tot een maximum van tien procent van elk van de toegestane maten, mits wordt aangetoond dat door constructiewijze en materiaalgebruik het geheel voldoen aan de toegestane maten redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 8.2 Afwijking

Het dagelijks bestuur kan op advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten afwijken van de welstandscriteria zelf. Dit kan gebeuren bij plannen die weliswaar niet voldoen aan de welstandscriteria maar wel naar het oordeel van de welstandscommissie een positieve bijdrage leveren aan de visuele kwaliteit van de binnenstad. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag gemotiveerd. 

Artikel 8.3 Overgangsbepaling

Gevelreclame die niet in overeenstemming is met deze beleidsregels gevelreclame, moet worden aangepast of verwijderd, met in achtneming van het volgende:

  • Reclame plat op de gevel door middel van een plat bord dat de zijpenanten van een pand vrijlaat en reclame op uithangborden met een maximale maat van 1 x 1 meter (zoals toegestaan vóór 2004), voor zover de gemeente Amsterdam daarvoor publiekrechtelijke toestemming heeft gegeven, moet binnen vijf jaar na inwerkingtreding zijn aangepast of verwijderd. 

  • Reclame plat op de gevel door middel van een plat bord dat de gehele breedte van een pand beslaat, zodat de zijpenanten niet zijn vrijgelaten en reclame bovenop een serre op een plat bord, voor zover de gemeente Amsterdam daarvoor publiekrechtelijke toestemming heeft gegeven, moet binnen drie jaar na inwerkingtreding zijn aangepast of verwijderd. 

  • Reclame op daken, voor zover de gemeente Amsterdam daarvoor publiekrechtelijke toestemming heeft gegeven, moet worden aangepast of verwijderd op het moment van vrijwillige vervanging door de ondernemer.

Algemene toelichting

1. Visie op de gevelreclame

De binnenstad van Amsterdam is één van de grootste en mooiste historische stadscentra van Europa. Dit inzicht heeft in 1999 geleid tot de aanwijzing van de binnenstad als beschermd stadsgezicht. Ongeveer tweederde van de bebouwing van de binnenstad bestaat uit beschermde monumenten (orde 1) en orde 2-panden. (Orde-2 panden zijn bouwwerken van vóór 1940 die een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld vanwege een hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand.)

De architectuur van de binnenstad kenmerkt zich door een grote afwisseling: in tegenstelling tot veel andere hoofdsteden is in Amsterdam het individuele stads(woon)huis de norm. Veruit de meeste monumenten in de stad zijn woonhuis-monumenten waarvan het gebruik in de loop der eeuwen nogal eens wisselde. De hoge kwaliteit van stedenbouwkundige structuur en architectuur moet overal zichtbaar zijn. Dat dient tevens tot uiting te komen in de ambities op het gebied van het reclamebeleid.

Reclame in de stad

De binnenstad heeft een sterke economische functie en kent naast wonen een hoge mate van functiemenging van detailhandel, hotels, (culturele) instellingen en horeca. De diverse functies wensen zich te profileren door middel van reclame. Reclame is dan ook inherent aan de binnenstad.

Het verbeteren van de kwaliteit van de gevelreclame heeft slechts kans van slagen als het beleid daarvoor in overleg met de ondernemersverenigingen uitgevoerd gaat worden. Binnen het kader van de beleidsregels zal voor de daadwerkelijke uitvoering ervan dan ook per buurt in overleg met de betreffende ondernemersvereniging en straatmanager de wijze van uitvoering worden vastgesteld. Hierbij moet worden opgemerkt dat alle overschrijdingen worden aangeschreven, maar de volgorde waarin, in overleg met de ondernemersvereniging en straatmanager zal worden bepaald.

Wildgroei

Uit de aard van de zaak zou men verwachten dat reclame aantrekkelijk is, in ieder geval voor de mensen voor wie zij bedoeld is. Vaak is dat niet het geval. De oorzaken hiervan zijn: de pogingen van ondernemingen om met reclame tegen elkaar op te bieden, de prominente plaats die reclame inneemt in het gevelbeeld en het vaak minder geslaagde ontwerp van reclame-uitingen.

Amsterdam is relatief laat begonnen met het voeren van reclamebeleid; aan structurele controle op het aanbrengen van reclame heeft het in het verleden lange tijd ontbroken. Dit heeft ertoe geleid dat op een aantal plaatsen in het centrum een wildgroei aan reclame is ontstaan.

Ontwikkeling van het reclamebeleid

In 1994 werden de richtlijnen uit 1986 aangepast. Ook na deze aanpassing bleven uitzonderingsgebieden bestaan waar niet direct zichtbaar reclame-toezicht werd gevoerd (de winkelstraten en de gebieden met een concentratie aan uitgaansgelegenheden; deze beslaan een aanzienlijk deel van de binnenstad). Maar ook in de rest van de binnenstad blijken deze richtlijnen nog veel ruimte te laten aan reclame. De toepassing van de reclamerichtlijnen heeft in de afgelopen jaren geleid tot een verbetering van de situatie ten opzichte van de richtlijnen uit 1986. De aanwijzing, in 1999, van de binnenstad als beschermd stadsgezicht en de wijziging van de woningwet in 2003 was aanleiding de welstandsnota en de daarin op te nemen reclamerichtlijnen aan te passen. Nu is gebleken dat de overgangsbepaling van de reclamerichtlijnen de handhaving ervan bemoeilijken, is besloten die overgangsbepaling zodanig te wijzigen dat voor een ieder duidelijk wordt wanneer en hoe er wordt gehandhaafd.

Kernpunten van de beleidsregels

Reclame is meestal geen onderdeel van een gebouw, maar van de functie die erin gevestigd is. De reclame moet dan ook ondergeschikt zijn aan de architectuur van een gebouw. Reclame is een toegevoegd element, en moet het gebouw zo min mogelijk aan het oog onttrekken. Het aanbrengen van reclame moet reversibel zijn, en mag het gebouw ook in bouwkundige zin niet aantasten: een gebouw gaat meestal langer mee dan de functie die erin gevestigd is. Minder en kleinere reclame-uitingen zijn niet minder effectief, integendeel: door gevels zichtbaar te maken en reclame tot aanvaardbare proporties terug te brengen, kan de attentiewaarde van reclame worden verhoogd en kunnen bedrijven zich beter profileren in hun omgeving, als onderdeel van de Amsterdamse binnenstad. De stad wordt op die manier overzichtelijker: het aanzicht van de binnenstad wordt verbeterd, functies en hun reclame worden beter herkenbaar. Dit leidt tot een prettiger omgeving waar de schoonheid en de allure van de stad meer zichtbaar wordt.

Uithangborden en losse letters

Aansluitend op de waarderingskaart beschermd stadsgezicht is de regel dat aan panden waarin een winkel of een bedrijf is gevestigd, een uithangbord van maximaal 80 x 80 cm danwel in een andere vorm met een maximale oppervlaktemaat van (afgerond) 0,65 m² wordt toegestaan.

Omdat de karakteristiek van de straatgevel er niet door wordt aangetast is bij een onderneming die zich uitstrekt over 3 of meer parcelleringseenheden een tweede uithangbord toegestaan.

Reclame dient zich te voegen naar het gebouw. Het gebruik van losse letters zorgt ervoor dat de achterliggende gevels zichtbaar blijven. Daarom is per pand reclame plat tegen de gevel of, indien van toepassing, bovenop de voorkant van een aangebouwde serre/gebouwd terras, slechts toegestaan door middel van losse letters (al dan niet verlicht).

Minder uitzonderingsgebieden

Sinds 1994 is er een aantal gebieden waar een losser beleid ten aanzien van reclame wordt gehanteerd:

de belangrijke winkelstraten en de uitgaanscentra. Dit is in tegenspraak met de aanwijzing van de binnenstad als beschermd stadsgezicht waarbij is aangegeven dat de historische stadskern zoveel mogelijk als één geheel gewaarborgd dient te worden. Het ontkennen van de belangrijkste uitgaanscentra van de binnenstad is echter niet realistisch. Vandaar dat voor die uitgaanscentra een uitzondering is gemaakt; het Rembrandtplein, het Thorbeckeplein en het Leidseplein, Kleine Gartmanplantsoen. In deze gebieden is echter bewegende reclame, dakreclame en reclame op bouwlagen met een woonfunctie niet toegestaan. Hierdoor zullen op termijn ook deze gebieden meer recht gaan doen aan het karakter van het beschermde stadsgezicht.

Tevens is een uitzondering gemaakt voor de Zeedijk en zijstraten en -stegen, de Geldersekade, de Binnen Bantammerstraat en de Nieuwmarkt. Vanwege de grote waarde die wordt gehecht aan de aanwezigheid van Chinese ondernemers in dit gebied, is de regelgeving toegesneden op de Chinese affichering.

Bijzondere positie van de grachten

De grachten hebben een unieke positie in de Amsterdamse binnenstad en zijn in grote mate bepalend voor het karakter van het oude centrum. Er zijn niet veel winkels en horecagelegenheden gevestigd. Deze bevinden zich veelal op hoeken van grachten en straten. Aan de grachten is mede hierom altijd minder reclame geweest. Ook relatief streng beleid heeft hieraan bijgedragen. Het ligt in de lijn van de huidige gedachtegang om dit strengere beleid te blijven volgen. Dit betekent in concreto dat reclame-uitingen aan de grachten niet verlicht mogen zijn, en slechts bij hoge uitzondering en onder strenge voorwaarden zullen worden toegestaan. Daarom is reclame met grotere afmetingen als bedoeld in artikel 3.2 op grote panden hier niet toegestaan.

Andere objecten, bedoeld om reclame te maken.

Objecten zoals vlaggen, banieren en contourverlichting die zijn bedoeld als reclame, zijn niet toegestaan. Uitzondering wordt gemaakt voor hotels met een gevelbreedte van minimaal 20 meter, daar mogen landen-vlaggen. Een andere uitzondering wordt gemaakt voor vlaggen van emancipatorische aard, in het kader van de toepassing als handelsreclame. Deze regeling moet echter niet worden verward met de landelijke regeling voor 'het vlaggen'. Het gaat hier immers niet om vlaggen als zodanig, maar om vlaggen als reclame-object. Ook worden uitzonderingen gemaakt voor culturele instellingen, die voor tentoonstellingen, uitvoeringen of filmvertoningen, die per definitie tijdelijk van aard zijn, reclame mogen maken door middel van banieren.

Voor alle uitzonderingen geldt overigens dat zij altijd moeten worden voorgelegd aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

Om verwarring over de regels te voorkomen, is op elke zonwering/markies reclame op klein formaat toegestaan. Duidelijk zal zijn dat zonwering tegen een raamloze gevel niet is toegestaan, dus ook niet voor het aanbrengen van reclame.

Historische gevelreclame

Bij aanwezigheid van historische gevelreclames wordt in principe gestreefd naar behoud en indien nodig restauratie. Onder historische reclame wordt verstaan: reclame op/aan de gevel van meer dan 30 jaar oud die architectonisch gezien, onlosmakelijk deel uitmaakt van de gevel.

In cultuurhistorisch opzicht is historische reclame van betekenis voor het stadsbeeld. Het behouden van dergelijke reclame-uitingen wordt dan ook gestimuleerd.

Voor gevelreiniging en/of restauratie wordt aangeraden om bij het Bureau Monumenten en Archeologie advies in te winnen.

Hoofdstuksgewijze toelichting

Systematiek en inhoud beleidsregels

De reclamerichtlijnen omvatten acht hoofdstukken:

1. Inleidende bepalingen

2. Administratieve bepalingen

3. Toetsingscriteria

4. Uitzonderingen naar de grootte/schaal van het gebouw

5. Uitzonderingen naar aard van de reclame

6. Uitzonderingen naar functie van het gebouw

7. Uitzonderingen naar karakter van het gebied

8. Slotbepalingen

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Het eerste hoofdstuk bevat definities van begrippen die niet zonder meer uit het spraakgebruik blijken of daar juist bewust van afwijken. Een bijzonder voorbeeld daarvan is het begrip ´parcelleringseenheid', een in het Amsterdamse welstandstoezicht historisch bekende term, maar weinig algemeen bekend. Het gaat hierbij om een (steden)bouwkundige basiseenheid voor panden en bijbehorende gevels in de historische binnenstad. De basis voor de welstandsnota voor deze beschermde Amsterdamse binnenstad is dan ook het individuele stads(woon)huis. Ondanks samenvoeging van panden en delen van gevels, is die basis-eenheid meestal nog herkenbaar, en ook maatgevend als basiseenheid voor de toelaatbaarheid van reclame.

Hoofdstuk 2. Administratieve bepalingen

Het tweede hoofdstuk geeft een uitwerking voor de melding als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor gevelreclame. Overigens zijn met de huidige Woningwet en de aanwijzing van het grootste deel van de binnenstad tot beschermd stadsgezicht, de meeste reclameobjecten bouwvergunningplichtig. De APV-regeling is dan ook nog een ´restregeling´ voor reclame buiten het beschermd stadsgezicht én daarbinnen voorzover zelfs daar geen bouwvergunning is vereist (zoals bijvoorbeeld 'dundoeken', waaronder ook vlaggen als reclame-object). Strikt genomen behoort deze procedurele APV-meldingsregeling niet thuis in een (materiële) welstandsnota. Deze is niettemin hier wel opgenomen uit een oogpunt van duidelijkheid en vindbaarheid.

Van de overheid mag worden verlangd dat zo snel mogelijk en volgens de APV binnen vijf weken uitsluitsel wordt gegeven over de toelaatbaarheid van een reclame. Dan mag van de burger (de ondernemer) worden verlangd dat de melding herkenbaar is (art. 2.1) en dat de bedoeling duidelijk is (art. 2.2). Als daaraan niet wordt voldaan, dan krijgt de melder nog een kans om dat te herstellen, maar dan begint de beslistermijn na herstel opnieuw te lopen.

Hoofdstuk 3. Toetsingscriteria

De nieuwe regeling bevat een tweetal basisvoorschriften waarin kwaliteit, kwantiteit en plaats van bevestiging worden geregeld (artikelen 3.1 en 3.2). De voorschriften zijn zo geobjectiveerd dat ze bijna allemaal zonder meer ambtelijk (door de zogenoemde "kleine welstand", dat wil zeggen een gemandateerde van de welstandscommissie met ambtelijke bijstand) kunnen worden getoetst. In geval van twijfel, of bij bestuursdwang, kan de (voltallige) Commissie voor Welstand en Monumenten worden ingeschakeld. In feite zijn nog slechts twee typen reclame-objecten, en van elk één per pand, toelaatbaar:

- een tekst in losse letters tegen de gevel, onder de bovenkant vloer van de eerste verdieping, én

- een uithangbord, onder de bovenkant vloer van de eerste verdieping.

Omdat reclame meestal geen onderdeel is van een gebouw, maar van de functie die erin gevestigd is, is een verbod op reclame aan bouwlagen met een woonbestemming opgenomen (art. 3.1, onder e). In hoeverre van de standaardregeling kan worden afgeweken, wordt uitgewerkt in de hoofdstukken 4, 5, 6 en 7.

Hoofdstuk 4. Uitzonderingen naar grootte/schaal van het gebouw

Gebouwen met een fors grotere afmeting dan de gemiddelde gebouwen in de binnenstad zoals bijvoorbeeld de Beurs van Berlage en de Bijenkorf zijn op zich al een herkenningspunt in de stad.

Denkbaar is om tegen die grotere gebouwen ook grotere gevelreclame toe te staan in verhouding met de afmetingen van het gebouw en passend bij de architectuur ervan. Bij het zoeken naar de maten en de regels bij die grotere gebouwen is aansluiting gezocht bij de regels die in het voorjaar van 2007 voor het Oosterdokseiland bestuurlijk zijn vastgesteld. Bij dergelijke grote gebouwen kan een keus gemaakt worden om het gebouw een naam te geven (bijvoorbeeld Beurs van Berlage) of de naam van de gebruiker (bijvoorbeeld Bijenkorf).

In het als beschermd stadsgezicht aangewezen gebied in de binnenstad is echter onderscheid te maken tussen gebouwen met een grotere maat dan ca. 4 x de maat van het zogenaamde stadshuis (ca. 22,50 meter). Er is dan ook onderzocht of er ook andere maten voor extra reclame mogelijk/wenselijk is.

Uit onderzoek blijkt dat de goothoogte meer bepalend is dan de gevellengte en er twee categorieen grotere panden zijn te onderscheiden; panden met een goothoogte tussen 18 en 24 meter en panden met een goothoogte die groter is dan 24 meter.

Deze extra reclame is niet toegestaan langs grachten, openbaar water en ruimten met een cultuurhistorische functie (zie artikel 7.1).

Uiteraard dienen deze grotere gevelreclames altijd door de Commissie voor Welstand en Monumenten te worden behandeld en niet slechts worden afgedaan door de zogenaamde "kleine welstand".

Hoofdstuk 5. Uitzonderingen naar de aard van de reclame

Het vijfde hoofdstuk omvat een aantal algemene uitzonderingen voor bepaalde soorten reclame. De meest algemene uitzondering is die voor niet-verlichte naamborden (privé of bedrijf) van beperkte afmetingen en voor bouwplaatsborden (art. 5.1). Dergelijke borden zijn zonder meer toelaatbaar.

Tijdelijke reclame van beperkte afmetingen voor onroerend goed of voor uitverkoop kan worden toegestaan voor een periode van negen weken, evenals afficheborden óf dundoeken van onbepaalde afmetingen voor tentoonstellingen of manifestaties, maar dan steeds ná advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten (art. 5.2). Om te voorkomen dat herhaling van tijdelijke reclame tot voortdurende afwijking van de richtlijnen zou leiden, geldt telkens een interval van tenminste negen weken.

Bij tijdelijke reclame kán worden afgeweken van de basisregels. Bij elk reclameverzoek kan opnieuw worden bepaald of het experiment wordt gestaakt of voortgezet.

Voor dakreclames is gekozen voor een conserverende regeling met een uitsterfregeling op termijn. Een verdere uitbreiding wordt in het kader van het te voeren terughoudende beleid niet wenselijk geacht.

In art. 5.1 is ook een algemene uitzondering opgenomen voor 'vlaggen van emancipatorische aard'.

Het reclamebeleid in het kader van de welstand is slechts gericht op de uitingsvorm en niet op de inhoud. Vlaggen als uitingsvorm van reclame doen afbreuk aan de beoogde visuele kwaliteit van het beschermd stadsgezicht en de openbare ruimte. Een versobering van reclame-uitingen verdraagt zich niet met het toestaan van 'reclamevlaggen', die ook met de geldende richtlijnen niet waren toegestaan.

Voor het begrip reclame wordt uitgegaan van de definitie daarvoor in de APV. Objecten - dus ook vlaggen van welke aard dan ook - die een ondernemer aan de gevel bevestigt om aandacht te vestigen op diensten, goederen, activiteiten en doelstellingen, worden op grond van rechterlijke uitspraken beschouwd als handelsreclame, ongeacht de mogelijk achterliggende ideële doelstelling.

Als 'reclamevlaggen' echter een specifieke en als zodanig erkende uitingsvorm zijn van bepaalde functies of doelgroepen, dan kán daarvoor een uitzondering worden gemaakt. Het gaat dan om een evenwichtige weging van belangen. Zo is (in art. 5.1) een beperkte uitzondering opgenomen voor zogenaamde 'hotelvlaggen', gerelateerd aan de schaal van het gebouw. En zo wordt ook een uitzondering gemaakt voor ondernemingen, die zich wensen te afficheren voor een doelgroep met een emancipatorisch belang.

Hoofdstuk 6. Uitzonderingen naar functie van het gebouw

Omdat reclame meestal geen onderdeel is van een gebouw, maar van de functie die erin gevestigd is, is uit een oogpunt van een realistische regulering een beperkte verruiming van reclameuitingen of alternatieve oplossing mogelijk gemaakt voor bepaalde typen van functies. Daarom is voor bedrijven zonder publieksfunctie (zoals kantoren), hotels, sociaal-culturele gebouwen (inclusief theaters) een aparte regeling opgenomen (artikel 6.1). Advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten is nodig om te bepalen in hoeverre van de standaard kan worden afgeweken. Het gaat dan om "maatwerk" waarvoor niet ook weer richtlijnen worden gegeven. De effecten zullen echter periodiek worden geëvalueerd.

Nog in 2008 zal een werkgroep in het leven worden geroepen die zich bezig gaat houden met de vraag hoe gevelreclame voor culturele instellingen verruimd kan worden. Vertegenwoordigers van de culturele instellingen zullen nadrukkelijk worden uitgenodigd hierin zitting te nemen.

De vlaggenoptie voor hotels is uit een oogpunt van duidelijkheid geheel geobjectiveerd. De schaal van de gevel is daarbij bepalend.

Hoofdstuk 7. Uitzonderingen naar karakter van het gebied

Op de voorschriften worden uitzonderingen gemaakt in de vorm van beperkingen voor ruimten met een cultuur-historische functie (art. 7.1) en verruimingen voor een aantal grotere "centra van vermaak" (art. 7.2). Het gaat hier om maatwerk, gehoord de Commissie voor Welstand en Monumenten. Voor de mogelijkheid tot verruiming van reclamemogelijkheden aan de pleinen als uitgaanscentra is gekozen om, buiten hetgeen in artikel 3.2 is voorgeschreven, een tweede reclame-aanduiding plat op de gevel toe te staan waarvan de bovenkant is gesitueerd onder de vloer van de tweede verdieping óf tegen de dakrand aan. Bovendien wordt aan reclame die tegen de bovenkant vloer van de eerste verdieping wordt geplaatst geen beperking in de lengte voorgeschreven. Deze verruimingen dienen wel rekening te houden met de bestaande geveldifferentiatie en de parcellering van de panden. Zodoende dienen onder andere de zijpenanten in de gevel vrijgehouden te worden van reclame. De effecten van de verruiming zullen periodiek worden geëvalueerd.

Aangezien veel waarde wordt gehecht aan de aanwezigheid van Chinese ondernemers op de Zeedijk en zijstraten en -stegen, de Geldersekade, de Binnen Bantammerstraat en de Nieuwmarkt zijn, voor zover al niet mogelijk onder de huidige beleidsregels, de afmetingen en de locatie van de uithangborden in dat gebied aangepast aan de regels over de Chinese affichering die in 1997 door de gemeenteraad zijn aangenomen.

Om ongelijkheid tussen de verschillende bedrijven in het gebied te voorkomen, wordt de keuze voor het soort uithangbord aan de ondernemers van die bedrijven gelaten (art. 7.3).

Dit kan betekenen dat gekozen wordt voor een zogenaamd vierkant standaard uithangbord of voor een rechthoekig uithangbord waardoor de van boven naar beneden te lezen Chinese karakters meer tot hun recht komen.

Voor de zeer beperkte grachtenregeling is een optie opgenomen voor de mogelijke toelaatbaarheid van verlichte uithangborden.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Hoofdstuk 8 bevat een aantal algemene bepalingen.

Maatafwijkingen (art. 8.1) kunnen slechts worden toegestaan als aannemelijk wordt gemaakt dat de standaard maten in het specifieke geval niet helemaal zijn te handhaven. Het is dus uitdrukkelijk niet de bedoeling, dat alle maten tien procent groter kunnen worden gelezen. Het blijft een uitzondering op de regel.

In artikel 8.2 is geregeld dat bij aanvragen die weliswaar niet voldoen aan de beleidsregels maar wel een positieve bijdrage leveren aan het stadsbeeld het dagelijks bestuur (na advisering door de Commissie voor Welstand en Monumenten) kan afwijken van de beleidsregels. Deze afwijking dient van een onderbouwing te worden voorzien.

In de overgangsbepaling (art. 8.3) is bepaald dat na de inwerkingtreding van de nieuwe beleidsregels voor de diverse soorten gevelreclame verschillende overgangstermijnen gaan gelden.

Om iedere ondernemer op de hoogte te stellen van het nieuwe beleid (inclusief overtgangsbepaling en subsidiemogelijkheden) zal aan elke ondernemer een brief/folder worden gestuurd met een duidelijke uiteenzetting over het nieuwe beleid. In de brief/folder zal tevens worden vermeld dat aan het enkele tijdsverloop dat het dagelijks bestuur niet heeft opgetreden, geen rechten kunnen worden ontleend en dat dit geen beletsel is voor het dagelijks bestuur om alsnog tot handhaving over te gaan.

Reclame die na de datum van inwerkingtreding van het nieuwe reclamebeleid is aangebracht en in strijd is met de nieuwe regels, zal aangeschreven worden. In eerste instantie zal echter  waar mogelijk met subsidie verwijdering of vervanging worden gestimuleerd van reclame die niet aan de gewijzigde beleidsregels voldoet. Verder wordt verwacht dat vernieuwing in de komende jaren toch tot stand zal komen door wisseling van ondernemers, produkten en andere reclamebehoefte.