Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 24ste april 1962 houdende regeling van de toelating tot en de uitzetting uit de Nederlandse Antillen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 24ste april 1962 houdende regeling van de toelating tot en de uitzetting uit de Nederlandse Antillen
CiteertitelLandsverordening toelating en uitzetting
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening van de 29ste april 1905 ter uitvoering van artikel 6 van het Reglement op het beleid der Regering in de Kolonie Curaçao (P.B. 1905, No. 14), het Besluit van de 7de februari 1945 nopens toelating in en uitzetting uit de Nederlandse Antillen (P.B. 1945, No. 27) en artikel 4A van de Landsverordening van de 19de december 1958 (P.B. 1958, No. 174) regelende de uitoefening van de geneeskunde.

Een doorlopende tekst van deze regeling is geplaatst in P.B. 1966, no. 17.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 30-8-1985 (P.B. 1985, no. 115) is vastgesteld bij landsbesluit van 19-9-1986 ( P.B. 1986, no. 130).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 11-9-1997 (P.B. 1997, no. 237) is vastgesteld bij landsbesluit van 25-11-1997 (P.B. 1997, no. 251).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 26-7-2000 (P.B. 2000, no. 65) is vastgesteld bij landsbesluit van 4-1-2002 (P.B. 2002, no. 14).

De wijzigingsverordening van 26-7-2000, P.B. 2000, no. 65, bevat overgangsbepalingen met betrekking tot de daarbij aangebrachte wijzigingen. Die verordening is afzonderlijk opgenomen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Toelatingsbesluit

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-09-2006art. 3, 5

31-08-2006

P.B. 2006, no. 71

Zitting 2004-2005-2911
07-01-2002art. 3, 4, 5, 11, 13, 17, 20, 23, 26a

26-07-2000

P.B. 2000, no. 65

1999-2000-2328
01-12-2001art. 18

03-08-2001

P.B. 2001, no. 80

1999-2000-2336
01-10-1999art. 20

23-09-1999

P.B. 1999, no. 147

1998-1999-2226
01-12-1997art. 23

04-06-1997

P.B. 1997, no. 167

1988-1989-1111
01-10-1997art. 20, 22a, 25

11-09-1997

P.B. 1997, no. 237

1996-1997-1926
01-10-1986art. 3, 4, 5

30-08-1985

P.B. 1985, no. 115

1978-1979-60; 1979-1980-23; 1983-1984-18
19-08-1986art. 1, 3, 11, 13

17-07-1986

P.B. 1986, no. 96

1986-1987-15; 1985-1986-32; 1983-1984-11; 1981-1982-5; 1980-1981-25
13-02-1968art. 1, 5, 9, 11, 12, 14, 15, 16, 19

26-01-1968

P.B. 1968, no. 16

1967-1968-53
01-02-1966art. 3, 3a, 4, 5, 6, 6a, 9, 10, 15, 26

21-04-1965

P.B. 1965, no. 59

onbekend
15-02-1963Nieuwe regeling

24-04-1962

P.B. 1962, no. 60

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 24ste april 1962 houdende regeling van de toelating tot en de uitzetting uit de Nederlandse Antillen

Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze Landsverordening is met uitzondering van de bepalingen der artikelen 22 tot en met 25 niet van toepassing op:

  • a.

    Nederlanders, in de Nederlandse Antillen op de eilanden Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten geboren;

  • b.

    Nederlanders, vóór 1 januari 1986 in de Nederlandse Antillen op het eiland Aruba geboren, die op 1 januari 1986 in de Nederlandse Antillen hun woonplaats hadden;

  • c.

    de kinderen van de onder a en b genoemde Nederlanders.

Artikel 2

Toelating tot verblijf wordt van rechtswege toegekend of bij vergunning verleend.

Toelating van rechtswege

Artikel 3

  • 1.

    Van rechtswege hebben toelating tot verblijf in de Nederlandse Antillen:

    • a.

      personen van overheidswege uitgezonden, zolang zij in overheidsdienst zijn;

    • b.

      personen, die in dienst zijn geweest van de Nederlandse Antillen of van een der eilandgebieden en uit dien hoofde pensioen of uitkering bij wijze van pensioen genieten, alsmede de niet hertrouwde weduwen van zodanige personen;

    • c.

      in de Nederlandse Antillen als zodanig toegelaten beroepsconsuls, beroeps-consulaire ambtenaren en ander consulair personeel;

    • d.

      militairen, gedurende de tijd dat zij in de Nederlandse Antillen zijn gestationeerd;

    • e.

      opvarenden van tot de zee- of luchtmacht van enige mogendheid behorende schepen of luchtvaartuigen, gedurende de tijd, dat de Nederlandse Antillen met toestemming van de bevoegde autoriteit wordt aangedaan;

    • f.

      de meerderjarige Nederlanders, niet genoemd in Artikel 1, die ten genoege van de Minister van Justitie aantonen dat zij beschikken over:

1° een verklaring van goed gedrag gedurende de laatste vijf jaar, afgegeven door het bevoegde gezag binnen twee maanden voor hun aankomst in de Nederlandse Antillen of een schriftelijke verklaring waaruit genoegzaam van hun gedrag blijkt;

2° huisvesting en voldoende middelen van bestaan om in hun levensonderhoud te voorzien overeenkomstig bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nader te stellen regels.

  • g.

    de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en minderjarige kinderen van de onder a, b, c en d genoemde personen;

  • h.

    de minderjarige kinderen van de in onderdeel f genoemde personen, mits zij de Nederlandse nationaliteit hebben en één van de ouders die het ouderlijk gezag uitoefent aan de voorwaarden, genoemd in onderdeel f, voldoet.

  • i.

    personen, in de Nederlandse Antillen geboren, die de Nederlandse nationaliteit niet bezitten, mits zij de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt, en sedert hun geboorte onafgebroken in de Nederlandse Antillen zijn toegelaten geweest.

    • 2.

      Het eerste lid, onderdelen f en h, is niet van toepassing op personen die krachtens artikel 15 zijn uitgezet.

    • 3.

      Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan de categorie van rechtswege toegelatenen tot de Nederlandse Antillen, bedoeld in het eerste lid, worden uitgebreid.

    • 4.

      Een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, onder 2°, en het derde lid, wordt aan de Staten overgelegd. Het treedt in werking op een tijdstip dat, nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, bij landsbesluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door de Staten de wens te kennen wordt gegeven dat de uitbreiding bij landsverordening wordt goedgekeurd. In dat geval wordt een daartoe strekkende ontwerp-landsverordening zo spoedig mogelijk aan de Staten aangeboden.

    • 5.

      Op een daartoe strekkend verzoek wordt aan de personen, bedoeld in het eerste lid, door of namens de Minister van Justitie een verklaring verstrekt waaruit blijkt dat zij van rechtswege toelating tot verblijf in de Nederlandse Antillen hebben.

    • 6.

      Aan de toelating tot verblijf van rechtswege kunnen ten aanzien van de echtgenoot van een toegelatene door of namens de Minister van Justitie voorwaarden worden verbonden met betrekking tot het uitoefenen van een bepaald beroep.

Artikel 4

  • 1. De periode bedoeld in artikel 3, eerste lid onder i wordt niet onderbroken door een verblijf buiten de Nederlandse Antillen voor studiedoeleinden of wegens geneeskundige behandeling, tenzij betrokkene blijk geeft zijn toelating tot de Nederlandse Antillen, te willen opgeven.

  • 2. Indien de betrokkene niet binnen een jaar na de voltooiing van zijn studie of de beëindiging van de geneeskundige behandeling, is teruggekeerd naar de Nederlandse Antillen, wordt zijn toelating geacht te zijn vervallen.

  • 3. Het bepaalde in artikel 13, blijft onverminderd van toepassing op de minderjarige, niet vallende onder de bepaling van artikel 3, eerste lid, letter i, die in het buitenland verblijft voor studiedoeleinden of wegens geneeskundige behandeling.

Artikel 5

De toelating van rechtswege eindigt:

  • a.

    door het vervallen van de reden waarom zij is toegekend;

  • b.

    ten aanzien van degene, die op grond van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onderdeel i, van rechtswege is toegelaten, door een onafgebroken verblijf van langer dan drie jaar in het buitenland, tenzij de betrokkene in het buitenland verblijft voor studiedoeleinden of wegens geneeskundige behandeling. De bepaling van artikel 4, tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

  • c.

    ten aanzien van de meerderjarige Nederlander, die op grond van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onderdeel f, van rechtswege is toegelaten, door het niet langer beschikken over huisvesting en voldoende middelen van bestaan om in zijn levensonderhoud te voorzien;

  • d.

    ten aanzien van de minderjarige Nederlander waarvan één van de ouders die het ouderlijk gezag uitoefent niet langer aan de voorwaarden, genoemd in onderdeel f, voldoet.

Toelating tot tijdelijk verblijf of verblijf bij vergunning verleend

Artikel 6

  • 1. Behalve in de artikelen 1 en 3 vermelde personen wordt niemand in de Nederlandse Antillen toegelaten zonder vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf.

  • 2. Een vergunning tot tijdelijk verblijf wordt, vrij van zegel en kosten, voor een bepaalde termijn afgegeven.

  • 3. Een vergunning tot verblijf wordt voor onbepaalde tijd afgegeven.

  • 4. Met betrekking tot de toelating van geneeskundigen kunnen door de Minister van Justitie bijzondere voorwaarden worden gesteld, waarbij - voor zoveel nodig - kan worden afgeweken van het bepaalde in de voorgaande leden.

Artikel 7

  • 1.

    De vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf wordt verleend door of namens de Minister van Justitie.

    Wordt de vergunning verleend namens de Minister van Justitie dan geschiedt zulks door een daartoe door hem aangewezen ambtenaar.

  • 3.

    Geen vergunning wordt verleend alvorens met door de Minister van Justitie aan te wijzen instanties overleg is gepleegd.

  • 4.

    Het verzoek omtoelating tot tijdelijk verblijf of tot verblijf wordt schriftelijk en met redenen omkleed gericht aan de Minister van Justitie en ingediend bij de gezaghebber van het eilandgebied waar belanghebbende tijdelijk wil verblijven of zich wil vestigen.

  • 5.

    De Minister van Justitie kan bepalen, dat het in het vorige lid bedoelde verzoek, hetwelk vrijgesteld is van de zegelbelasting, zal worden gedaan op daartoe kosteloos van 's Landswege beschikbaar gestelde formulieren.

  • 6.

    Behalve voorwaarden betreffende de woonplaats, het uitoefenen van een bepaald beroep of bedrijf, dan wel bepalingen tot bescherming van de openbare orde, de publieke rust of veiligheid, de goede zeden of het algemeen belang, kunnen aan de vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf geen voorwaarden, beperkingen of bepalingen worden verbonden dan krachtens regeling bij landsbesluit houdende algemene maatregelen te stellen.

  • 7.

    Ten verzoeke van de belanghebbende kunnen de in het vorige lid bedoelde voorwaarden worden gewijzigd met inachtneming van de procedure, voorgeschreven voor de verlening van de vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf.

Artikel 8

  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen ter bevordering van het toerisme en ten behoeve van bemanningsleden van schepen en luchtvaartuigen voorschriften worden gegeven, waarbij wordt afgeweken van het bepaalde bij de artikelen 6 en 7, ten aanzien van vergunningen tot tijdelijk verblijf met een geldigheidsduur van ten hoogste drie maanden.

  • 2. Onder toerist wordt verstaan ieder die niet langer dan drie maanden in de Nederlandse Antillen blijft voor ontspanning, sport, gezondheidsredenen, familieaangelegenheden, studie, godsdienstige doeleinden of zakenbezoeken en die tijdens zijn verblijf in de Nederlandse Antillen geen werkzaamheden tegen beloning verricht.

Artikel 9

  • 1. De vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf kan door of namens de Minister van Justitie worden geweigerd:

    • a.

      met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen;

    • b.

      indien niet kan worden aangetoond dat degene voor wie toelating wordt verzocht over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.

  • 2. De redenen tot weigering worden in de beslissing vermeld, tenzij de autoriteit die de afwijzende beslissing nam, in een bepaald geval van oordeel is, dat motivering van de beslissing niet wenselijk is.

  • 3. Indien de vergunning tot toelating is geweigerd, kan met de sterke arm worden verhinderd, dat de verzoeker de Nederlandse Antillen binnenkomt.

Artikel 10

Hij die handelt in strijd met de hem verleende vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf, wordt geacht gehandeld te hebben zonder vergunning.

Artikel 11

  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regelen gesteld inzake het storten van een waarborgsom, het bedrag hiervan, de kosten, welke daaruit bestreden mogen worden, de wijze van beheer, de gevallen waarin ontheffing kan worden verleend, de terugbetaling, de gevallen waarin na overlijden of vertrek van betrokkene de waarborgsom in de consignatiekas wordt gestort, alsmede al hetgeen verder in dit verband voorziening vereist.

  • 2. De voorwaarde van het storten van een waarborgsom wordt niet gesteld aan:

    • a.

      minderjarige kinderen van een in de Nederlandse Antillen geboren en aldaar woonachtige moeder, die tot haar huwelijk de Nederlandse nationaliteit had;

    • b.

      de onder a genoemde kinderen, die bij het bereiken van hun meerderjarigheid in de Nederlandse Antillen hun woonplaats hebben;

    • c.

      minderjarige kinderen, in de Nederlandse Antillen geboren, die de Nederlandse nationaliteit niet hebben en waarvan een der ouders in de Nederlandse Antillen woonachtig is en langer dan tien achtereenvolgende jaren, krachtens vergunning is toegelaten;

    • d.

      de onder c genoemde kinderen, die bij het bereiken van hun meerderjarigheid in de Nederlandse Antillen hun woonplaats hebben;

    • e.

      vrouwen geboren in de Nederlandse Antillen, die tot hun huwelijk de Nederlandse nationaliteit hadden;

    • f.

      personen, die gehuwd zijn met in artikel 1 onder a en b genoemde Nederlanders, mits niet van tafel en bed gescheiden;

    • g.

      mannen, die gehuwd zijn met een in de Nederlandse Antillen geboren vrouw, die de Nederlandse nationaliteit tot haar huwelijk had, mits niet van tafel en bed gescheiden;

    • h.

      de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de man die van rechtswege is toegelaten;

    • i.

      personen die van rechtswege toelating tot verblijf hebben in de Nederlandse Antillen.

  • 3. De waarborgsom is niet vatbaar voor enig beslag, tenzij deze in de consignatiekas is gestort.

Artikel 12

De toelating tot tijdelijk verblijf of verblijf krachtens vergunning eindigt:

  • a.

    door verloop van de tijd waarvoor de vergunning tot tijdelijk verblijf is afgegeven;

  • b.

    door vertrek uit de Nederlandse Antillen, indien het betreft een vergunning tot tijdelijk verblijf;

  • c.

    door het verlaten van zijn woonplaats in de Nederlandse Antillen met het doel zijn woonplaats buiten de Nederlandse Antillen te vestigen, indien het betreft een vergunning tot verblijf;

  • d.

    door een onafgebroken verblijf buiten de Nederlandse Antillen gedurende langer dan een jaar, behoudens in geval van overmacht en behoudens in het geval bedoeld in artikel 4;

  • e.

    door het verkrijgen van een toelating van rechtswege;

  • f.

    door intrekking van de vergunning;

  • g.

    door uitzetting.

Gevolg van de beëindiging der toelating ten aanzien van de echtgenoot en minderjarige kinderen

Artikel 13

Ingeval de toelating, van rechtswege toegekend of krachtens vergunning verleend, eindigt, houdt tevens op de toelating van de echtgenoot en minderjarige kinderen. De vorige volzin is niet van toepassing op de echtgenoten die krachtens artikel 3, onderdeel f, van rechtswege zijn toegelaten.

Intrekking van de vergunning tot toelating

Artikel 14

  • 1.

    De vergunning tot tijdelijk verblijf en tot verblijf kan door of namens de Minister van Justitie bij een met redenen omklede beslissing worden ingetrokken:

    • a.

      op grond van een onherroepelijk geworden veroordeling terzake van overtreding van artikel 24 of artikel 25 van deze landsverordening;

    • b.

      op grond van een onherroepelijk geworden veroordeling terzake van een misdrijf tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van drie maanden of langer;

    • c.

      met het oog op de goede zeden;

    • d.

      indien dit in het algemeen belang wenselijk is;

    • e.

      op grond van het verkeren in zodanige staat van behoeftigheid, dat betrokkene niet langer naar behoren in het onderhoud van zichzelf en zijn wettig gezin kan voorzien;

    • f.

      indien betrokkene niet voldoet aan één of meer van de aan zijn vergunning tot verblijf verbonden voorwaarden.

  • 2.

    De beslissing tot intrekking houdt tevens in de aanzegging de Nederlandse Antillen te verlaten binnen een daarbij te bepalen redelijke termijn binnen welke betrokkene orde op zaken zal kunnen stellen.

Uitzetting

Artikel 15

  • 1. Uitgezet kunnen worden:

    • a.

      personen die na het verlies van hun toelating van rechtswege, of na intrekking van hun vergunning tot verblijf, niet binnen een te stellen termijn de Nederlandse Antillen hebben verlaten;

    • b.

      personen, voor wie ingevolge deze landsverordening toelating is vereist en wier verblijf met het oog op de zedelijkheid, de openbare orde of de publieke rust of veiligheid niet wenselijk wordt geacht.

  • 2. De uitzetting geschiedt krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de Procureur-Generaal, houdende het bevel de Nederlandse Antillen binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten met verbod daarin terug te keren.

  • 3. Bij de bepaling van de in het tweede lid genoemde termijn wordt aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.

Artikel 16

In geval van uitzetting kan ter verzekering van het vertrek inbewaringstelling van de betrokkene worden bevolen, indien deze gevaar oplevert voor de openbare orde, de publieke rust of veiligheid of de goede zeden dan wel indien gegronde vrees bestaat dat de betrokkene zal trachten zich aan zijn vertrek te onttrekken.

Processuele bepalingen

Artikel 17

  • 1. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van:

    • a.

      de beslissing op een verzoek om een vergunning tot verblijf, alsmede van de voorwaarden, die daaraan verbonden zijn;

    • b.

      de beslissing, houdende wijziging van een vergunning of van de aan een vergunning verbonden voorwaarden, beperkingen of bepalingen;

    • c.

      de intrekking van een vergunning;

    • d.

      het bevel tot uitzetting;

    • e.

      het bevel tot inbewaringstelling, ingevolge artikel 16 bevolen;

    • f.

      de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 3, vijfde lid.

  • 2. De mededeling wordt zoveel mogelijk aan betrokkene in persoon gedaan. Ten aanzien van minderjarigen is mededeling aan de ouders of voogden voldoende.

  • 3. De mededelingen genoemd in het eerste lid onder c, d en e worden niet gegeven dan na verhoor of behoorlijke oproeping van betrokkene en moeten in ieder geval aan betrokkene, respectievelijk aan het hoofd van het wettig gezin worden gedaan.

Artikel 18

[vervallen]

Verwijdering

Artikel 19

  • 1. De gezaghebber van het eilandgebied, waar betrokkene zich ophoudt, kan uit de Nederlandse Antillen verwijderen:

    • a.

      personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen;

    • b.

      personen, die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.

  • 2. Indien naar het oordeel van de gezaghebber betrokkene gevaar oplevert voor de openbare orde, de publieke rust of veiligheid of de goede zeden, dan wel indien naar zijn oordeel gegronde vrees bestaat dat betrokkene zal trachten zich aan zijn verwijdering te onttrekken, kan hij op bevel van de gezaghebber ter verzekering van zijn verwijdering in bewaring worden gesteld.

  • 3. De verwijdering en de inbewaringstelling geschieden krachtens een met redenen omkleed bevelschrift, hetwelk aan betrokkene in persoon wordt uitgereikt.

  • 4. De gezaghebbers van de eilandgebieden Curaçao en Aruba kunnen de onder hen dienende commissarissen van politie of hun plaatsvervangers machtigen, de aan die gezaghebbers in het eerste en het tweede lid van dit artikel toegekende bevoegdheden namens hen uit te oefenen.

Artikel 20

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen:

  • a.

    met het oog op het algemeen belang algemene regelen worden vastgesteld, welke bij het verlenen van de in artikel 6 vermelde vergunning in acht moeten worden genomen;

  • b.

    bepaalde havens, reden, landingsplaatsen en luchtvaartterreinen worden aangewezen, waarbuiten personen niet mogen ontschepen;

  • c.

    de verplichtingen van de gezagvoerders en andere opvarenden van de in de Nederlandse Antillen aankomende schepen en luchtvaartuigen worden geregeld, onverkort het bepaalde in artikel 22;

  • d.

    regelingen worden getroffen in verband met het passagiersverkeer en ter bevordering van het toerisme;

  • e.

    regelingen worden getroffen in verband met de toelating van ondernemers en werknemers ter bevordering van productieve investeringen in de Nederlandse Antillen en de internationale handel en dienstverlening.

Artikel 21

  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ten aanzien van personen, die krachtens de bepalingen van deze landsverordening vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf hebben verkregen, regelen worden gesteld met betrekking tot hun vertrek uit de Nederlandse Antillen.

  • 2. Het vertrek kan alleen worden geweigerd op grond:

    • a.

      dat betrokkene vervolgd wordt wegens een misdrijf;

    • b.

      dat hij terzake van een misdrijf is veroordeeld, gedurende de tijd dat het betreffende vonnis nog niet voor tenuitvoerlegging vatbaar is;

    • c.

      dat hij alsnog moet ondergaan een vrijheidsstraf hem opgelegd bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis;

    • d.

      dat hij zijn financiële verplichtingen jegens de overheid niet is nagekomen;

    • e.

      dat hij in de Nederlandse Antillen in militaire dienst is overeenkomstig de desbetreffende bepalingen.

Artikel 22

  • 1.

    De gezagvoerder, die niet tot verblijf in de Nederlandse Antillen gerechtigde personen heeft aangebracht, is verplicht die personen voor zijn rekening weder uit de Nederlandse Antillen te vervoeren of te doen vervoeren.

  • 2.

    Indien hij dit nalaat zullen de kosten aan de verwijdering van bedoelde personen verbonden, zomede alle andere noodzakelijk gemaakte kosten op de gezagvoerder, de reder of de luchtvaartmaatschappij worden verhaald.

  • 3.

    Het vertrek van een schip of luchtvaartuig, dat in de Nederlandse Antillen niet thuishoort, kan door of namens de Minister van Justitie met de sterke arm worden belet, zolang aan het in het eerste lid gestelde niet is voldaan of voor de voldoening van eventuele kosten geen genoegzame zekerheid is gesteld.

Toezicht

Artikel 22A

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanig landsbesluit wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2.

    De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat in het kader van de voorbereiding van de beslissing tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen;

    • c.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • d.

      vaartuigen en voertuigen te doen stil houden en te onderzoeken.

  • 3.

    Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, verschaft, en wordt het stilhouden van de vaar- en voertuigen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, afgedwongen met behulp van de sterke arm.

  • 4.

    Aan de landsgrenzen en in douanezones van de Nederlandse Antillen zijn douaneambtenaren bevoegd:

    • a.

      inzage te vorderen van de identiteitsdocumenten van de opvarenden van een schip of luchtvaartuig en deze tijdelijk in te nemen;

    • b.

      zich ten alle tijde tot uitoefening van hun dienst aan boord te begeven van elk zich binnen de territoriale wateren en het grondgebied van de Nederlandse Antillen bevindend schip of luchtvaartuig;

    • c.

      het schip of luchtvaartuig te doorzoeken;

    • d.

      zich te allen tijden tot uitoefening van hun dienst te begeven op particuliere werven, kaden of vliegvelden;

    • e.

      van de gezagvoerder inzage te vorderen van alle documenten, betrekking hebbende op het schip of luchtvaartuig.

  • 5.

    Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de in het eerste en vierde lid bedoelde ambtenaren.

  • 6.

    Een ieder is verplicht aan de in het eerste en vierde lid bedoelde personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede, vierde en vijfde lid wordt gevorderd.

Strafbepalingen

Artikel 23

  • 1. Hij die zonder dat hem toelating ingevolge de bepalingen van deze landsverordening is verleend, de Nederlandse Antillen binnenkomt of aldaar wordt aangetroffen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste duizend gulden.

  • 2. Hij die na het verstrijken van de termijn waarvoor een vergunning tot tijdelijk verblijf is afgegeven zich nog in de Nederlandse Antillen bevindt of de aan zijn toelating verbonden voorwaarden, beperkingen of andere bepalingen niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden.

  • 3. Hij die de krachtens deze landsverordening gegeven voorschriften en regelen overtreedt wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste duizend gulden.

  • 4. De feiten bij of krachtens dit artikel strafbaar gesteld worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 24

  • 1. Hij die tot verkrijging van toelating voor zich of voor een ander dan wel tot het verkrijgen van bepaalde voorwaarden daaraan verbonden of tot het voorkomen van de intrekking van de vergunning tot toelating opzettelijk onjuiste inlichtingen verstrekt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste duizend gulden.

  • 2. Het in dit artikel strafbaar gesteld feit wordt beschouwd als misdrijf.

Artikel 25

[vervallen]

Slotbepalingen

Artikel 26

Bij de uitoefening van de hem bij deze landsverordening toegekende bevoegdheden neemt de gezaghebber in acht de hem door de Minister van Justitie in het belang van de veiligheid en het algemeen belang gegeven algemene aanwijzingen.

Artikel 26A

Het Land is aansprakelijk voor onrechtmatig handelen van de gezaghebber dat voortvloeit uit de uitoefening van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 19.

Artikel 27

  • 1.

    Deze landsverordening kan worden aangehaald als "Landsverordening toelating en uitzetting".

  • 2.

    Zij treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

Overgangsbepalingen

Artikel 28

  • 1. Zij die bij de inwerkingtreding van deze landsverordening wettig zijn toegelaten, worden geacht een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf te hebben verkregen. Voorwaarden, verbonden aan zodanige toelating blijven van kracht, totdat zij overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening zijn vervangen.

  • 2. De bepaling van artikel 3 onder f van deze landsverordening is niet van toepassing op personen, die bij de inwerkingtreding van deze landsverordening niet meer in de Nederlandse Antillen wettig zijn toegelaten.

  • 3. Bevelen tot uitzetting of tot verwijdering, gegeven ingevolge de bepalingen van het Besluit van de 7de februari 1945 nopens toelating in en uitzetting uit de Nederlandse Antillen (P.B. 1945, No. 27), blijven ook na de inwerkingtreding van deze landsverordening gehandhaafd, met dien verstande dat de vóór de inwerkingtreding van deze landsverordening gegeven uitzettingsbevelen slechts kunnen worden ingetrokken door de Procureur-Generaal. Daarop blijven de bepalingen van voornoemd besluit van toepassing.

Artikel 29

Bij de inwerkingtreding van deze landsverordening vervallen:

  • a.

    de Verordening van de 29ste april 1905 ter uitvoering van artikel 6 van het Reglement op het beleid der Regering in de Kolonie Curaçao (P.B. 1905, No. 14);

  • b.

    het Besluit van de 7de februari 1945 nopens toelating in en uitzetting uit de Nederlandse Antillen (P.B. 1945, No. 27);

  • c.

    artikel 4A van de Landsverordening van de 19de december 1958 (P.B. 1958, No. 174) regelende de uitoefening van de geneeskunde.