Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Centrum

Subsidieverordening funderingsherstel Warmoesstraat en omgeving binnenstad Amsterdam 2000-2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Centrum
Officiële naam regelingSubsidieverordening funderingsherstel Warmoesstraat en omgeving binnenstad Amsterdam 2000-2005
CiteertitelSubsidie Funderingsherstel Warmoesstraat en omgeving
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpVolkshuisvesting en wonen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Oorspronkelijk vastgesteld bij besluit van de Gemeenteraad van Amsterdam van 21 juni 200, nr. 395 (Gemeenteblad 2000, afd. 3, volgnr. 71)

Op grond van art. 26, eerste lid, Verordening op de Stadsdelen overgenomen door stadsdeel Amsterdam-Centrum

Kaart staat als bijlage in Gemeenteblad 2000, afd. 3, volgnr. 71

Op grond van art. 38, eerste lid, van de verordening op de Bestuurscommissies is deze regeling op 19 maart 2016 van rechtswege vervallen.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gemeenteblad 4 juli 2001, afd. 3, volgn. 76

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200219-03-2016nieuwe regeling

01-01-2002

Gemeenteblad 4 juli 2001, afd. 3, volgn. 76

Raadsvoordracht 21 juni 2000, nr 395

Tekst van de regeling

inhoud

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Art. 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    subsidie: de aanspraak op financi%le middelen, verstrekt als eenmalige bijdrage uit het krediet-Warmoesstraat e.o. in de kosten van funderingsherstel (zie de toelichting);

  • b.

    eigenaar; tevens wordt onder eigenaar verstaan:

    * de opstaller;

    * de erfpachter;

    * de vruchtgebruiker;

    * de gerechtigde tot een appartementsrecht;

    * degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend die recht geven op het gebruik van een woning, een gebouw of een gedeelte van een gebouw.

Art. 1.2 Vaststellen subsidieplafond

De subsidieverlening als bepaald in deze verordening wordt verleend uit het krediet-Warmoesstraat e.o, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 22 maart 2000, nr. 182. Dit bepaalt tevens het subsidieplafond.

Art. 1.3 Werkingsgebied

Deze verordening is van toepassing in het gebied zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart en behelst de Warmoesstraat, de Oudezijds Voor- en Achterburgwal en de aanliggende stegen. De verordening is niet van toepassing op het Blaauwlakenblok, met uitzondering van de panden van particuliere eigenaren binnen het Blaauwlakenblok (zie de toelichting).

Art. 1.4 Programma

Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verstrekken ten laste van het krediet-Warmoesstraat e.o. (Gemeenteblad afd. 1, nr 182) ten behoeve van het herstellen van funderingen van door hen aan te wijzen panden gelegen in het werkingsgebied van deze verordening.

Art. 1.5 Algemene Subsidieverordening

De algemene subsidieverordening is van toepassing.

Paragraaf 2. De subsidie

Art. 2.1 In behandelingname
  • 1. Alleen aanvragen, ingediend op de wijze als bedoeld in art. 3.1 (op de vastgestelde formulieren), worden in behandeling genomen.

  • 2. De aanvragen om subsidie worden op volgorde van ontvangst behandeld, mits deze betrekking hebben op panden die opgenomen zijn in het vastgestelde programma.

  • 3. Aanvragen, ingediend later dan vijf jaar na de datum van inwerking-treding van deze verordening, worden niet in behandeling genomen.

Art. 2.2 Aard van de subsidie

De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een bijdrage-ineens.

Art. 2.3 Subsidiabele kosten
  • 1. Burgemeester en Wethouders stellen de subsidiabele kosten vast.

  • 2. Uitgangspunten daarbij zijn de werkelijke bouwkosten, voorzover deze door hen redelijk worden bevonden, uitgaande van soberheid en doelmatigheid.

  • 3. Onder de voor subsidie in aanmerking te nemen kosten wordt hierbij verstaan:

    • a.

      ten aanzien van funderingstechnische gebreken:

      de bouwkundige kosten van funderingsherstel, waaronder begrepenpalen en bijbehorende constructies;

    • b.

      ten aanzien van werkzaamheden die voortvloeien uit funderingsherstel:

      de bouwkundige kosten met betrekking tot het ontruimen van de begane- grondverdieping of, indien van toepassing, de kelder, inclusief sloopwerk van puien, binnenwanden, installaties, vloerconstructies en ontgravingen, voorzover deze naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders noodzakelijk zijn voor het herstellen van de funderingsconstructie;

    • c.

      de bijkomende kosten, waaronder begrepen:

      1o het renteverlies van de voorbereidingskosten;

      2o het honorarium van de architect en de constructeur;

      3o de leges voor de aanvragen om bouwvergunning;

      4o precario;

      5o de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;

      6o kosten voor het uitvoeringstoezicht;

      7o CAR-verzekering (constructie all-risk);

      8o kosten voor aansluiting op de nutsvoorzieningen;

      9o kosten voor adviezen van deskundigen inzake constructies, installaties of bouwfysica;

      10o kosten voor de expertise aan het pand en de belendingen, en

      11o kosten voor een bouwtechnisch garantiecertificaat.

  • 4. Burgemeester en Wethouders bepalen bij de subsidieverlening de hoogte van het percentage dat elk van de in lid 3 vermelde kostensoorten mag uitmaken van de voor subsidie in aanmerking te nemen kosten (zie de toelichting).

Art. 2.4 Hoogte van de subsidie

De bijdrage-ineens bedraagt 100% van de goedgekeurde kosten, met een maximum van € 45.400 per pand (zie de toelichting).

Paragraaf 3. De subsidieverlening

Art. 3.1 De aanvraag van een subsidie
  • 1. Voor het aanvragen van een subsidie wordt gebruik gemaakt van een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld formulier.

  • 2. Bij de aanvraag van de subsidie wordt in elk geval overgelegd:

    • a.

      een bewijs van eigendom van het desbetreffende onroerend goed door middel van een gewaarmerkt recent uittreksel uit de kadastrale legger;

    • b.

      een recent uittreksel van het bevolkingsregister met betrekking tot het woonadres van de aanvrager;

    • c.

      een volledige en gespecificeerde kostenbegroting van de werkzaamheden met nauwkeurige omschrijving van de werkzaamheden, uitgesplitst volgens een door Burgemeester en Wethouders te bepalen systematiek;

    • d.

      een bouwplan dat ten minste voldoet aan de vereisten voor een aanvraag om een bouwvergunning als bedoeld in de artikelen 2.1.3 en 2.1.5 van de Bouwverordening Amsterdam 1993;

    • e.

      een verklaring omtrent het toekomstig gebruik van het betreffende pand (zie de toelichting).

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen het overleggen van andere bescheiden, redelijkerwijs noodzakelijk voor het beoordelen van de aanvrage, verlangen.

Art. 3.2 Weigeringsgronden

Burgemeester en Wethouders kunnen een subsidie weigeren, indien:

  • a.

    is aangevangen met het werk of het treffen van voorzieningen voordat op de aanvraag door Burgemeester en Wethouders is beslist, tenzij bij besluit van of namens Burgemeester en Wethouders schriftelijk is ingestemd met een eerdere aanvang van de werkzaamheden;

  • b.

    de hoogte van de subsidie als bepaald op grond van art. 2.3, minder bedraagt dan het minimum van € 4500;

  • c.

    bij voorbaat vaststaat dat voor het bouwplan geen bouwvergunning kan worden verkregen (zie de toelichting);

  • d.

    de kosten van de voorzieningen niet kunnen worden geacht in redelijke verhouding te staan tot het te bereiken kwaliteitsniveau na het treffen van de voorzieningen, of

  • e.

    de aard en de inrichting van het bouwplan aanmerkelijk hogere kosten met zich brengen dan noodzakelijk wordt geacht voor het tot stand brengen van het gewenste funderingsherstel, terwijl die hogere kosten niet voortvloeien uit de aard van het pand of de locatie;

  • f.

    de aanvraag niet voldoet aan de kwaliteitseisen voor de particuliere woningverbetering, zoals beschreven in paragraaf 5 van het Raamraadsbesluit Nieuwbouw en Verbetering, vastgesteld door de Gemeenteraad op 17 mei 1995, onder nr. 258;

  • h.

    bij een gemeenschappelijke aanpak door meerdere eigenaren gezamenlijk, er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders onvoldoende garanties zijn dat de uitvoering van de werkzaamheden op gemeenschappelijke en in financieel en juridisch opzicht duidelijke wijze zal plaatsvinden;

  • i.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, gemeentelijke regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde (zie de toelichting).

Art. 3.3 Voorwaarden en voorschriften
  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen bij de subsidieverlening voorwaarden met betrekking tot de aard, de inrichting, de uitvoering en de wijze van uitvoering van het bouwplan, een en ander mede ten behoeve van de bescherming van het monumentaal-historisch karakter van panden en woningen.

  • 2. Burgemeester en Wethouders stellen voorwaarden bij de subsidieverlening ten aanzien van de wijze waarop, bij een gemeenschappelijke aanpak door meerdere eigenaren gezamenlijk, de uitvoering van de werkzaamheden juridisch en financieel wordt georganiseerd.

  • 3. Indien op grond van deze regeling subsidie wordt verleend, kan niet tevens op grond van een andere regeling subsidie worden verleend voor dezelfde werkzaamheden en vice versa.

Paragraaf 4. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Art. 4.1 Aanvang werkzaamheden
  • 1. De subsidieontvanger dient uiterlijk 13 weken na de subsidieverlening een begin met de bouwwerkzaamheden te hebben gemaakt, dan wel uiterlijk dertien weken na het onherroepelijk worden van de bouwvergunning, mits de bouwvergunning uiterlijk binnen vier weken na de subsidieverlening is aangevraagd.

    Het begin van de werkzaamheden dient vooraf schriftelijk te worden gemeld aan de door Burgemeester en Wethouders met het toezicht belaste personen (zie de toelichting)

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen op grond van onvoorziene omstandigheden ontheffing verlenen van de termijn zoals bedoeld in het eerste lid.

Art. 4.2 Uitvoering werkzaamheden
  • 1. De subsidieontvanger is verplicht, de werkzaamheden, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, met geregelde voortgang uit te voeren, overeenkomstig:

    • a.

      het bij de subsidieverlening goedgekeurde bouwplan;

    • b.

      de wettelijke vereisten, waaronder het Bouwbesluit en de Bouwverordening;

    • c.

      het vereiste van soberheid en doelmatigheid, en

    • d.

      de bij de subsidieverlening gestelde voorwaarden en voorschriften.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen ambtenaren aanwijzen die met het toezicht op het naleven van deze verordening zijn belast.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht, de door Burgemeester en Wethouders met het toezicht belaste personen in staat te stellen tot controle van de werkzaamheden.

Art. 4.3 Intrekken en opnieuw vaststellen van de subsidie bij vervreemding
  • 1. De bijdrage-ineens wordt toegekend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de eigenaar, of zijn rechtsopvolger, de onroerende zaken waaraan de voorzieningen zijn getroffen, niet onder bijzondere titel in eigendom overdraagt binnen tien jaren na de vaststelling van de subsidie;

    • b.

      de eigenaar het economisch eigendom van de onroerende zaken waaraan de voorzieningen zijn getroffen, niet overdraagt binnen tien jaren na de vaststelling van de subsidie.

  • 2. Bij overtreding van de voorwaarden, gesteld in het eerste lid, wordt door Burgemeester en Wethouders de bijdrage-ineens ingetrokken, met dien verstande dat in het eerste jaar na de vaststelling van de subsidie 75% van de verstrekte bijdrage-ineens wordt ingetrokken en teruggevorderd en daarna zoals in de hiernavolgende tabel is weergegeven:

    Percentages terugvordering subsidie
     0 - 1 jaar 75
     1 - 2 jaar 60
     2 - 3 jaar 50
     3 - 4 jaar 40
     4 - 5 jaar 40
     5 - 6 jaar 30
    6 - 7 jaar  30
     7 - 8 jaar 20
     8 - 9 jaar 20
     9 - 10 jaar 10

    Percentages terugvordering subsidie

  • 3. De eigenaar is verplicht vervreemding, binnen de termijn van tien jaar na vaststelling van de subsidie, te melden bij de afdeling Ruimtelijke Investeringen van de Dienst Binnenstad.

  • 4. Bij overtreding van de voorwaarde, gesteld in het derde lid, wordt, ongeacht het aantal verstreken jaren, 75% van de verstrekte bijdrage-ineens ingetrokken en teruggevorderd.

Paragraaf 5. De subsidievaststelling

Art. 5.1 De aanvraag tot vaststelling
  • 1. Na voltooiing van de bouwwerkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in (zie de toelichting).

    Deze aanvraag omvat:

    • a.

      de melding van het gereedkomen van de werkzaamheden als bedoeld in art. 4.12, vierde of vijfde lid, van de Bouwverordening Amsterdam 1993, dan wel,

    • b.

      een kopie van de Woonvergunning en, indien van toepassing, de vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning (art. 60 of art. 61 van de Woningwet).

      Het bepaalde in art. 3.1, eerste en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend uiterlijk 52 weken na de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald, dan wel de subsidieontvanger op diens verzoek voor een nader bepaalde termijn uitstel is verleend.

  • 3. Indien de aanvraag tot vaststelling na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend, nodigen Burgemeester en Wethouders de subsidieontvanger uit de aanvraag binnen een bij de uitnodiging aan te geven termijn in te dienen.

Art. 5.2 Rekening en verantwoording

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de werk-zaamheden hebben plaatsgevonden zoals deze bij de subsidieverlening zijn omschreven of later zijn uitgewerkt.

Paragraaf 6. Betaling en terugvordering

Art. 6.1 Betaling
  • 1. Het subsidiebedrag wordt,overeenkomstig de subsidievaststelling, betaald binnen vier weken na de subsidievaststelling. Burgemeester en Wethouders kunnen een andere termijn bepalen, tenzij bij de subsidievaststelling een andere termijn is bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Art. 7.1 Afwijkingsbevoegdheid

Indien vanwege bijzondere omstandigheden de strikte toepassing van deze regeling naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders tot een onbillijkheid van verregaande aard zou leiden, kunnen Burgemeester en Wethouders niettemin een subsidie verstrekken, mits de aard en de strekking van deze regeling niet worden aangetast.

Art. 7.2 Uitvoering van gemeentewege
  • 1. De uitbetaling van de bijdrage aan de eigenaar vindt niet plaats in gevallen waarin van gemeentewege voorzieningen worden getroffen aan het pand.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid laat onverlet, dat Burgemeester en Wethouders de kosten van de te treffen voorzieningen op de eigenaar verhalen.

  • 3. De uitbetaling van de subsidie door Burgemeester en Wethouders aan de eigenaar vindt bovendien niet plaats indien voorzieningen door de gemeente zijn getroffen op grond van art. 46 van de Huisvestingswet.

Art. 7.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen tijdstip.

Art. 7.4 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening Funderingsherstel Warmoesstraat en omgeving.

Artikelsgewijze toelichting

Art. 1.1

Het begrip subsidie is een verbijzondering van het subsidiebegrip zoals dat is opgenomen in de zogeheten derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (TK 1993/1994, 23700, van 29 april 1994).

Voor het overige is ervan uitgegaan dat er in deze verordening geen begrippen voorkomen die een specifieke omschrijving behoeven.

Art. 1.3

Het werkingsgebied is beperkt tot het plangebied zoals dat is beschreven in het Plan van Aanpak Warmoesstraat en omstreken.

Art. 2.3

De looptijd van deze verordening duurt tot 2005.

Art. 2.3, lid 4

De bepaling van het hier genoemde percentage vindt plaats aan de hand van de Nota Stichtingskosten Particuliere Woningverbetering, zoals die wordt uitgegeven door de Stedelijke Woningdienst Amsterdam.

Art. 2.4

Het maximale subsidiebedrag is fl 100.000. Daarmee wordt beoogd de bijdrage, voorzover dat niet in de voorwaarden is vervat, beheersbaar te houden.

Er is tevens een minimum ingevoerd van fl 10.000, in die zin dat, als het subsidiebedrag lager uitkomt, er dan in het geheel geen subsidie wordt verleend; dit om versnippering van subsidiegelden te voorkomen.

Art. 3.1, lid 2, onder e

De doelstellingen van de gebiedsgerichte aanpak behelzen het verbeteren van de veiligheid en de leefbaarheid en het bestrijden van de (georganiseerde) criminaliteit. Om te voorkomen dat ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd door toekenning van subsidie, wordt het toekomstig gebruik getoetst. Ongewenst toekomstig gebruik kan een weigeringsgrond zijn (zie art. 3.2, lid 1,onder i).

Art. 3.2

De weigeringsgrond in het eerste lid, onder c, is ingegeven door het feit dat een subsidieaanvraag nogal eens vooraf zal gaan aan een veelal ook benodigde bouwaanvraag. Als bij de toets voor de subsidieaanvraag niettemin al duidelijk is dat een bouwvergunning niet mogelijk is, bijvoorbeeld wegens duidelijke strijd met het Bouwbesluit, kan de subsidie worden geweigerd. Andersom is een subsidieverlening nog geen garantie dat ook een bouwvergunning zal (kunnen) worden verleend.

Als er aanmerkelijk hogere kosten dan gebruikelijk zijn gemoeid met het herstellen van de fundering, moeten die kosten ook herkenbaar voortvloeien uit de problematiek van de locatie of het desbetreffende pand.

Art. 3.2, lid 1, onder i

De regelgeving waarop wordt gedoeld betreft in ieder geval:

- het bestemmingsplan of een eventuele leefmilieuverordening;

- de drank- en horecawet;

- de Algemene Plaatselijke Verordening;

- de Bouwverordening;

- de Huisvestingswet;

- het Bouwbesluit.

Art. 4.1

De tijdige uitvoering van het gesubsidieerde werk is één van de verplichtingen die bij niet-nakoming kunnen leiden tot intrekking (artikelen 6.1, lid 1, onder b, en 6.2, lid 1, onder c). Als een bouwvergunning pas later wordt aangevraagd - maar dan wel binnen vier weken - na de subsidieverlening, kan en moet de start van het werk immers wachten op die vergunning.

Art. 5.1

Een aanvraag wordt vastgesteld op basis van de gegevens uit de aanvraag. Deze dienen als toetsing voor de stand van zaken van de uitvoering.

Art. 7.1

Hoewel de afwijkingsbevoegdheid of hardheidsclausule juist is bedoeld voor onvoorziene gevallen, is er een categorie van gevallen aanwijsbaar waarvoor het denkbaar is dat naar gelang de omstandigheden deze bevoegdheid voor toepassing in aanmerking komt.

Het gaat dan om het realiseren van de doelstelling conform art. 1.3, die is toegesneden op het herstellen van funderingen van percelen zoals die zijn aangegeven in de bijlage.

Bedacht moet worden dat de oorspronkelijke inventarisatie op grond van visuele waarneming tot stand is gekomen. Het komt voor dat panden geen uiterlijke kenmerken vertonen van een slechte fundering. In de praktijk is het denkbaar dat bij het vervolg van het Plan van Aanpak Warmoesstraat e.o. funderingen van niet benoemde percelen alsnog hersteld moeten worden. Het wijzigen van de lijst met percelen volstaat dan om deze panden alsnog in aanmerking te kunnen brengen voor subsidie.