Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

Besluit van 29 Maart 1955, houdende het in overeenstemming brengen van de Landsregeling Nederlandse Antillen met de nieuwe rechtsorde

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingBesluit van 29 Maart 1955, houdende het in overeenstemming brengen van de Landsregeling Nederlandse Antillen met de nieuwe rechtsorde
CiteertitelStaatsregeling van de Nederlandse Antillen
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is ook geplaatst in Stb. 1955, 32.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 6-10-2004 (P.B. 2004, no. 75) is vastgesteld bij landsbesluit van 23-2-2005, P.B. 2005, no. 40).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 16-9-2004 (P.B. 2004, no. 70) is vastgesteld bij landsbesluit van 12-1-2005 (P.B. 2005, no. 17).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 17-12-1990 (P.B. 1991, no. 88) is vastgesteld bij landsbesluit van …-…-……(P.B. 1991, no. 107).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 17-12-1990 (P.B. 1991, no. 87) is vastgesteld bij landsbesluiten van …-…-……( P.B. 1991, no. 1 v.w.b. art. 37) en van …-…-…… (P.B. 1991, no. 106 v.w.b. twaalfde hoofdstuk, art. 131; datum inwerkingtreding: 1-11-1991).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 17-12-1990 (P.B. 1991, no. 7) is vastgesteld bij landsbesluit van …-…-……(P.B. 1991, no. 1).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 7-8-1985 (P.B. 1985, no. 69) is vastgesteld bij landsbesluit van …-…-……(P.B. 1985, no. 104).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 21-2-1983 (P.B. 1983, no. 42) is vastgesteld bij landsbesluit van …-…-……(P.B. 1983, 68).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 11-2-1983 (P.B. 1983, no. 20) is vastgesteld bij landsbesluit van …-…-……(P.B. 1983, no. 40).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 2-10-1975 (P.B. 1975, no. 181) is vastgesteld bij landsbesluit van …-…-……(P.B. 1976, no. 56).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 6-2-1973 (P.B. 1973, no. 19) is vastgesteld bij landsbesluit van …-…-……(P.B. 1975, no. 1).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 12-12-1966 (P.B. 1966, no. 197) is vastgesteld bij landsbesluit van …-…-……(P.B. 1967, no. 10).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 3-8-1956 (P.B. 1956, no. 114) is vastgesteld bij landsbesluit van …-…-……(P.B. 1956, no. 115).

Bij landsverordening van 7-8-2007 (P.B. 2007, no. 96) zijn wijzigingen van deze regeling vastgesteld. Die landsverordening is nog niet in werking getreden.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Bankstatuut

Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen

Dienstplichtverordening 1961

Eilandenregeling Nederlandse Antillen

Enquêteregeling

Landsverordening Algemene Rekenkamer Nederlandse Antillen

Landsverordening Basisonderwijs

Landsverordening domaniale gronden

Landsverordening Elektriciteitsconcessies

Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht

Landsverordening toelating en uitzetting

Landsverordening van 19 september 1955 (P.B. 1955, no. 99)

Landsverordening van 31 juli 1956 (P.B. 1969, no. 104)

Landsverordening van 31 juli 1956 (P.B. 1970, no. 86)

Landsverordening van 25 augustus 1956 (P.B. 1956, no. 103)

Landsverordening van 25 augustus 1956 (P.B. 1956, no. 104)

Landsverordening van 25 oktober 1977 (P.B. 1977, no. 285)

Landsverordening van 31 december 1985 (P.B. 1986, no. 68)

Landsverordening van 8 mei 1961 (P.B. 1961, no. 77)

Landsverordening van 17 december 1990 (P.B. 1991, no. 7)

Landsverordening Voortgezet onderwijs

Mijnverordening

Nederlands-Antilliaans Kiesreglement

Non-activiteitslandsverordening

Onteigeningsverordening

Pensioenverordening Burgerlijke landsdienaren 1938

Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951

Regeling Muntstelsel van de Nederlandse Antillen 1970

Regeling Vakantie en Vrijstelling van dienst Ambtenaren

Reglement van orde voor de Raad van Advies in de Nederlandse Antillen (P.B. 1949, no. 11)

Reglement van Orde voor de Staten van de Nederlandse Antillen

Verordening houdende bepalingen omtrent de uitoefening van het recht van vergadering

Verordening houdende bepalingen omtrent drukwerken

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-03-2005art. 2, zesde hoofdstuk A

06-10-2004

P.B. 2004, no. 75

Zitting 2000-2001-2464
05-02-2005art. 4, 138, 145

16-09-2004

P.B. 2004, no. 70

Zitting 1995 - 1996 - 1819
06-05-1995art. 55, 84

11-04-1995

P.B. 1995, no. 58

onbekend
01-11-1991art. 147

17-12-1990

P.B. 1991, no. 88

onbekend
17-01-1991art. 37

17-12-1990

P.B. 1991, no. 7

onbekend
17-01-1991art. 37, twaalfde hoofdstuk, art. 131

17-12-1990

P.B. 1991, no. 87

onbekend
01-08-1986art. 113

31-12-1985

P.B. 1986, no. 68

onbekend
01-01-1986art. 1, 2, 19, 44, 44a, 98, 115, 122, 131, overgangsbepalingen

07-08-1985

P.B. 1985, no. 69

onbekend
01-07-1983art. 88

21-02-1983

P.B. 1983, no. 42

onbekend
01-04-1983art. 1, 44, 44a

11-02-1983

P.B. 1983, no. 20

onbekend
18-10-1980art. 44a

24-07-1980

P.B. 1980, no. 190

onbekend
15-03-1976art.115

02-10-1975

P.B. 1975, no. 181

onbekend
20-03-1973art. 145

01-03-1973

P.B. 1973, no. 39

onbekend
13-02-1973art. 37, 45, 47

06-02-1973

P.B. 1973, no. 19

onbekend
15-06-196701-02-1965art. 53

24-05-1967

P.B. 1967, no. 84

onbekend
18-01-1967art. 45, 47

12-12-1966

P.B. 1966, no. 197

onbekend
25-09-1956art. 90

03-08-1956

P.B. 1956, no. 114

onbekend
09-04-1955Nieuwe regeling

29-03-1955

P.B. 1955, no. 137 en Stb. 1955, 32

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van 29 Maart 1955, houdende het in overeenstemming brengen van de Landsregeling Nederlandse Antillen met de nieuwe rechtsorde

EERSTE HOOFDSTUK De Nederlandse Antillen en hun bewoners

Artikel 1

Het grondgebied van de Nederlandse Antillen wordt gevormd door de volgende eilandgebieden:

  • a.

    het eilandgebied Bonaire, omvattende de eilanden Bonaire en Klein Bonaire;

  • b.

    het eilandgebied Curaçao, omvattende de eilanden Curaçao en Klein Curaçao;

  • c.

    het eilandgebied Saba, omvattende het eiland Saba;

  • d.

    het eilandgebied Sint Eustatius, omvattende het eiland Sint Eustatius;

  • e.

    het eilandgebied Sint Maarten, omvattende het eiland Sint Maarten voor zover het Nederlandse gedeelte betreft.

Artikel 2

De wettelijke regelingen, in de Nederlandse Antillen geldig, zijn:

  • 1°.

    het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

  • 2°.

    de overeenkomsten met andere Mogendheden en met volkenrechtelijke organisaties, voor zover zij in de Nederlandse Antillen van toepassing zijn;

  • 3°.

    de algemene verordeningen, waaronder worden verstaan:

    • a.

      de Rijkswetten, die, op de voet van de bepalingen van het Statuut, voor de Nederlandse Antillen verbindend zijn;

    • b.

      de algemene maatregelen van Rijksbestuur, die, op de voet van de bepalingen van het Statuut, voor de Nederlandse Antillen verbindend zijn;

    • c.

      de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, zijnde een onderlinge regeling ter uitvoering van artikel 38, eerste lid van het Statuut;

    • d.

      deze Staatsregeling;

    • e.

      de overige landsverordeningen, zijnde verordeningen met gemeen overleg der Staten door de Gouverneur vastgesteld;

    • f.

      de landsbesluiten, houdende algemene maatregelen, door de Gouverneur, de Raad van Advies gehoord, binnen de grenzen zijner bevoegdheid uitgevaardigd;

    • g.

      de ministeriële beschikking met algemene werking, door een of meer ministers binnen de grenzen zijner of hunner bevoegdheid uitgevaardigd;

  • 4°.

    de nadere regelen als bedoeld in de tweede alinea van het eerste lid van artikel 14 van het Statuut;

  • 5°.

    de verordeningen door zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in de artikelen 96a en 96b en de artikelen 104a en 104b van de Eilandenregelingen Nederlandse Antillen uitgevaardigd;

  • 6°.

    de eilandsverordeningen en de eilandsbesluiten, houdende algemene maatregelen, bedoeld in het zesde lid van artikel 91;

  • 7°.

    de keuren en reglementen, door de in artikel 95 genoemde besturen binnen de grenzen hunner bevoegdheid uitgevaardigd.

Artikel 3

Allen, die zich op het grondgebied van de Nederlandse Antillen bevinden, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen.

Artikel 4

[vervallen]

Artikel 5

De regelen nopens de toelating, vestiging en uitzetting van Nederlanders worden bij landsverordening vastgesteld, behoudens het toezicht op de algemene regelen betreffende de toelating en uitzetting van de Nederlanders, bedoeld bij het eerste lid onder f van artikel 3 van het Statuut. De regelen nopens de toelating, vestiging en uitzetting van vreemdelingen worden bij landsverordening vastgesteld met inachtneming van de algemene voorwaarden voor toelating en uitzetting van vreemdelingen als bedoeld in het eerste lid onder g van artikel 3 van het Statuut.

Artikel 6

Het Nederlanderschap wordt geregeld door de wetgever van het Koninkrijk.

Artikel 7

  • 1. Iedere Nederlander is zonder onderscheid van burgerschap verkiesbaar en benoembaar tot elke openbare bediening en is gerechtigd tot het kiesrecht, overeenkomstig de bepalingen van de landsverordening.

  • 2. Geen vreemdeling is verkiesbaar of benoembaar, noch gerechtigd tot het kiesrecht. Bij landsverordening kan hiervan worden afgeweken ten aanzien van de benoeming in bepaalde ambten.

Artikel 8

  • 1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren.

  • 2. De verantwoordelijkheid van schrijvers, uitgevers, drukkers en verspreiders en de waarborgen, in het belang der openbare orde en zedelijkheid tegen het misbruik van de vrijheid van drukpers te nemen, worden geregeld bij landsverordening.

Artikel 9

  • 1. Ieder heeft het recht verzoekschriften in te dienen bij de bevoegde macht zowel van het Koninkrijk als van de Nederlandse Antillen.

  • 2. Verzoekschriften moeten persoonlijk en mogen niet uit naam van anderen worden ondertekend, tenzij dit geschiedt door of vanwege lichamen, wettig samengesteld of erkend en in dit laatste geval niet anders dan over onderwerpen tot hun bepaalde werkkring behorende.

  • 3. Echter mogen personen, die niet schrijven kunnen, verzoekschriften indienen door tussenkomst van zodanige ambtenaren, als hiertoe bij landsverordening zijn bevoegd verklaard.

Artikel 10

De uitoefening van het recht van vereniging en vergadering kan, in het belang der openbare orde, zedelijkheid of gezondheid, aan regeling en beperking bij landsverordening onderworpen worden.

TWEEDE HOOFDSTUK De Gouverneur

Artikel 11

De Koning is hoofd van de Regering van de Nederlandse Antillen; hij wordt als zodanig vertegenwoordigd door de Gouverneur. De Ministers zijn verantwoordelijk aan de Staten.

Artikel 12

De Gouverneur heeft de uitvoerende macht.

Artikel 13

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 57 benoemt, schorst en ontslaat de Gouverneur de landsdienaren, tenzij hun benoeming, schorsing of ontslag bij deze Staatsregeling aan de Koning is toegekend.

  • 2. Hij voorziet, als de belangen van de dienst dit vereisen, in de tijdelijke waarneming van betrekkingen, door de Koning te begeven.

  • 3. Regelen betreffende de rechtstoestand van de landsdienaren worden bij landsverordening gesteld.

Artikel 14

De Gouverneur heeft het bestuur van 's Lands geldmiddelen en domeinen.

Artikel 15

  • 1. De Gouverneur stelt de bezoldigingen der landsdienaren vast, tenzij in deze Staatsregeling anders is bepaald.

  • 2. De aanspraken op verloven en verlofsbezoldigingen, wachtgelden en pensioenen worden bij landsverordening geregeld.

Artikel 16

  • 1. De Gouverneur kan, na ingewonnen bericht van de rechter door wie het vonnis gewezen is, aan alle veroordeelden gratie verlenen van straffen, bij vonnis van de burgerlijke rechter opgelegd.

  • 2. Hij kan, tenzij krachtens voorafgaande uitdrukkelijke machtiging des Konings, geen amnestie, abolitie of generaal pardon verlenen, dan in zeer dringende gevallen en onder voorbehoud van 's Konings bekrachtiging.

Artikel 17

Geen dispensatie kan door de Gouverneur verleend worden dan in de gevallen en op de wijze, bij de algemene verordening, waarvan dispensatie verleend wordt, omschreven.

Artikel 18

  • 1. De Gouverneur stelt, met inachtneming van het bepaalde in het tweede en derde lid van artikel 67, na verkregen goedkeuring van de Staten, landsverordeningen vast tot regeling van:

    • a.

      onderwerpen, de eigen aangelegenheden van de Nederlandse Antillen betreffende;

    • b.

      andere onderwerpen, waarvan de regeling ingevolge een Rijkswet of een algemene maatregel van Rijksbestuur bij landsverordening moet geschieden.

  • 2. Hij zorgt voor haar onmiddellijke afkondiging.

Artikel 19

De landsverordeningen mogen geen bepalingen inhouden omtrent punten, waarin voorzien is bij wettelijke regelingen als bedoeld in artikel 2, onder 1, 2 en 3 a, b, c en d, tenzij daartoe vrijheid is gegeven, dan wel de inhoud en de strekking der bepalingen gelijk zijn.

Artikel 20

De bepalingen ener landsverordening omtrent punten, in welker onderwerp wordt voorzien bij een wettelijke regeling als bedoeld in artikel 2 onder 1, 2 en 3 a, b, c en d, vervallen op het ogenblik, dat zodanige regeling in de Nederlandse Antillen in werking treedt, tenzij de inhoud en de strekking der bepalingen gelijk zijn.

Artikel 21

Behoudens de stuiting in geval van schorsing, verbinden de bepalingen ener landsverordening totdat zij ten gevolge van een latere landsverordening of ingevolge artikel 20 zijn vervallen, of het besluit van de Koning tot haar vernietiging in de Nederlandse Antillen in werking getreden is.

Artikel 22

  • 1. De afkondiging van de landsverordening geschiedt door haar plaatsing in het Publicatieblad, met vermelding van de datum van uitgifte.

  • 2. Het formulier van afkondiging luidt:

    "In naam des Konings!

    "De Gouverneur van de Nederlandse Antillen,

    "In overweging genomen hebbende:

    (De beweegredenen der landsverordening.)

    "Heeft, de Raad van Advies gehoord, met gemeen overleg der Staten, vastgesteld onderstaande landsverordening:

    (De landsverordening).

    "Gegeven te , de ."

Artikel 23

Wanneer geen ander tijdstip is vastgesteld, treedt de afgekondigde landsverordening in werking met ingang van de dertigste dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied.

Artikel 24

  • 1. De Gouverneur is bevoegd tot het uitvaardigen van landsbesluiten, houdende algemene maatregelen. De artikelen 19 en 20 zijn op deze besluiten van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bepalingen, door straffen te handhaven, worden in die maatregelen niet gemaakt dan krachtens een algemene verordening.

  • 3. De algemene verordening regelt de op te leggen straffen.

Artikel 25

  • 1. Zodanige besluiten worden afgekondigd door plaatsing in het Publicatieblad, met vermelding van de datum van uitgifte.

  • 2. Het formulier van afkondiging luidt:

    "In naam des Konings!

    "De Gouverneur van de Nederlandse Antillen,

    "In overweging genomen hebbende:

    (De beweegredenen van het besluit.)

    "Heeft, de Raad van Advies gehoord, besloten:

    (Volgt het besluit).

    "Gegeven te , de ."

Artikel 26

Indien in het besluit geen ander tijdstip bepaald is, werkt het met ingang van de dertigste dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Artikel 27

Alle landsverordeningen en landsbesluiten worden door de Gouverneur ondertekend en door een of meer Ministers mede-ondertekend.

DERDE HOOFDSTUK De Raad van Advies, de Raad van Ministers, de Staatssecretarissen en de Gevolmachtigde Minister

EERSTE AFDELING De samenstelling van de Raad van Advies

Artikel 28

  • 1. Er is een Raad van Advies bestaande uit ten minste vijf leden, waarvan een ondervoorzitter.

  • 2. De ondervoorzitter en de leden worden door de Gouverneur benoemd, geschorst en ontslagen. Zij bekleden hun ambt niet langer dan vijf jaren, doch zijn terstond herbenoembaar.

  • 3. De rang der leden regelt zich naar de ouderdom van benoeming.

  • 4. De Gouverneur kan het voorzitterschap van de Raad bekleden, zo dikwijls hij dit nodig oordeelt. Hij heeft alsdan een raadgevende stem.

  • 5. Een lid van de Raad van Advies kan niet tegelijk lid van de Staten zijn.

Artikel 29

De Gouverneur kan buitengewone leden benoemen, hen schorsen en ontslaan. Zij bekleden hun ambt niet langer dan vijf jaren, doch zijn terstond herbenoembaar. Het reglement van orde regelt hun werkzaamheden.

Artikel 30

De ondervoorzitter, leden en buitengewone leden leggen, alvorens hun betrekking te aanvaarden, in handen van de Gouverneur de eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of wat voorwendsel ook, in verband met het verkrijgen mijner benoeming als lid (buitengewoon lid) van de Raad van Advies aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven.

Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige beloften of geschenken aannemen zal, middellijk of onmiddellijk.

Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en aan het Statuut voor het Koninkrijk; dat ik de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen steeds zal helpen onderhouden en het welzijn van de Nederlandse Antillen naar mijn vermogen zal voorstaan.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"

("Dat verklaar en beloof ik.")

Artikel 31

  • 1. Het reglement van orde voor de Raad van Advies wordt door de Raad ontworpen en vastgesteld door de Gouverneur. Het wordt in het Publicatieblad bekend gemaakt.

  • 2. De secretaris van de Raad van Advies wordt op voordracht van de Raad door de Gouverneur benoemd.

TWEEDE AFDELING De werkzaamheden van de Raad van Advies

Artikel 32

  • 1. De Raad van Advies wordt door de Gouverneur gehoord nopens:

  • 1. alle ontwerpen van landsverordeningen, die de Gouverneur aan de goedkeuring der Staten wil onderwerpen, of die de Staten aan de Gouverneur ter vaststelling hebben aangeboden;

  • 2. alle ontwerpen van Rijkswetten, van algemene maatregelen van Rijksbestuur en van alle overeenkomsten met andere Mogendheden en met volkenrechtelijke organisaties, welke de Nederlandse Antillen raken, tenzij daaromtrent tussen de Regering van de Nederlandse Antillen en de Gevolmachtigde Minister geen overleg plaatsvindt of naar het oordeel der Regering om andere reden het horen van de Raad bezwaarlijk is;

  • 3. alle ontwerpen van landsbesluiten, houdende algemene maatregelen die de Gouverneur wil uitvaardigen;

  • 4. alle aangelegenheden, waaromtrent dit is voorgeschreven bij deze Staatsregeling of andere algemene verordening;

  • 5. alle buitengewone gevallen van gewichtige aard;

  • 6. alle andere zaken, waaromtrent de Gouverneur het gevoelen van de Raad wenst te kennen.

  • 2. De Raad is bevoegd de Gouverneur eigener beweging van advies te dienen in de gevallen, waarin hij zulks in het belang van het Koninkrijk of van de Nederlandse Antillen geraden oordeelt.

Artikel 33

De Raad mag niet weigeren, desgevraagd, zijn gevoelen schriftelijk aan de Gouverneur mede te delen.

Artikel 34

Ambtenaren, geen lid van de Raad zijnde, wonen ten verzoeke van de Gouverneur de vergadering bij tot het geven van inlichtingen.

Artikel 35

De Raad van Advies kan, volgens regels bij landsverordening te stellen, rechtsmacht erlangen in geschillen van bestuur.

Artikel 36

Hij verricht voorts alle werkzaamheden, hem bij deze Staatsregeling of andere algemene verordeningen opgedragen.

DERDE AFDELING De Raad van Ministers en de Staatssecretarissen

Artikel 37

  • 1. De Regering van de Nederlandse Antillen wordt gevormd door de Gouverneur en de Raad van Ministers. De Raad van Ministers bestaat uit ten hoogste zeven Ministers, tenzij bij landsverordening anders wordt bepaald.

  • 2. De Raad van Ministers kiest zijn voorzitter uit zijn midden.

  • 3. De Ministers worden door de Gouverneur benoemd. De verantwoordelijkheid van de Ministers wordt geregeld bij landsverordening.

  • 4. De Ministers moeten de leeftijd van vijfentwintig jaren hebben vervuld, de staat van Nederlander bezitten en niet uitgesloten zijn van verkiesbaarheid tot lid der Staten.

  • 5. Zij kunnen niet tegelijk zijn:

    • a.

      vervanger van de Gouverneur;

    • b.

      lid of buitengewoon lid van de Raad van Advies;

    • c.

      Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland;

    • d.

      lid van de Staten;

      Nochtans kan een Minister, tot lid van de Staten gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating als lid het ambt van Minister en het lidmaatschap der Staten verenigen.

    • e.

      actief dienend ambtenaar.

  • 6. Indien de Gouverneur een vergadering van de Raad van Ministers bijwoont, treedt hij op als voorzitter. Hij heeft alsdan een raadgevende stem.

  • 7. De Gevolmachtigde Minister wordt, indien hij in de Nederlandse Antillen aanwezig is, in de gelegenheid gesteld de beraadslagingen van de Raad van Ministers ten aanzien van de onderwerpen, welke tot zijn bemoeienis behoren, bij te wonen. Hij heeft alsdan een raadgevende stem.

Artikel 37a

  • 1. De Gouverneur kan één of meer Staatssecretarissen benoemen.

  • 2. Een Staatssecretaris treedt in de gevallen waarin de Minister het nodig acht en met inachtneming van diens aanwijzingen, in zijn plaats als Minister op. De Staatssecretaris is uit dien hoofde verantwoordelijk aan de Staten, onverminderd de verantwoordelijkheid van de Minister.

  • 3. Hetgeen in de artikelen 27, 37 leden vier en vijf, 38, 39, 40, 41, 43 tweede lid onderdeel b, 64, 65, 68 derde lid, 71 derde lid, omtrent Ministers is bepaald, is van overeenkomstige toepassing op Staatssecretarissen.

Artikel 38

De Ministers leggen, alvorens hun betrekking te aanvaarden, in handen van de Gouverneur de eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of wat voorwendsel ook, in verband met het verkrijgen mijner benoeming als Minister aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven.

Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige beloften of geschenken aannemen zal, middellijk of onmiddellijk.

Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en aan het Statuut voor het Koninkrijk; dat ik de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen steeds zal helpen onderhouden en het welzijn van de Nederlandse Antillen naar mijn vermogen zal voorstaan.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"

("Dat verklaar en beloof ik.")

Artikel 39

  • 1. De Ministers worden telkens benoemd voor dezelfde periode als de leden der Staten zitting hebben, met dien verstande, dat zij aan het einde van een zittingsperiode met de Gouverneur zullen blijven medewerken, zolang hun opvolgers niet benoemd en beëdigd zijn.

  • 2. Indien de Gouverneur blijkt, dat een Minister het vertrouwen van de Staten niet langer heeft, kan hij bij gemotiveerd besluit tot tussentijds ontslag van die Minister overgaan. Deze wordt zo spoedig mogelijk vervangen.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid wordt tussentijds ontslag verleend:

    • a.

      bij verlies van het volle genot der burgerlijke rechten;

    • b.

      bij het ontstaan van omstandigheden, die ingevolge het vierde en vijfde lid van artikel 37 benoembaarheid tot Minister uitsluiten.

    Zodanig ontslag kan voorts worden verleend:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij een afwezigheid uit de Nederlandse Antillen van langer dan vier maanden.

  • 4. Een Minister kan onmiddellijk worden herbenoemd. Bij vervulling van een tussentijds opengevallen plaats geschiedt de benoeming voor de verdere duur van de zittingsperiode als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 39a

  • 1. De voorzitter van de Raad van Ministers draagt de titel van Minister-President.

  • 2. De Minister-President vertegenwoordigt de Nederlandse Antillen in rechte. In de vertegenwoordiging van de Nederlandse Antillen buiten rechte wordt telkens bij landsbesluit voorzien.

Artikel 40

De bezoldiging, de vergoeding voor reis- en verblijfkosten, alsmede het pensioen van de Ministers worden bij landsverordening geregeld.

Artikel 41

De Ministers zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen bij de uitoefening van hun taak als geheim te hunner kennis is gekomen.

Artikel 42

  • 1. Het reglement van orde voor de Raad van Ministers wordt vastgesteld bij landsbesluit.

  • 2. Het behoeft goedkeuring bij landsverordening.

VIERDE AFDELING De Gevolmachtigde Minister

Artikel 43

  • 1. De bezoldiging en de vergoeding voor reis- en verblijfkosten, alsmede het pensioen van de Gevolmachtigde Minister worden bij landsverordening geregeld.

  • 2. De Gevolmachtigde Minister kan niet tegelijk zijn:

    • a.

      lid of buitengewoon lid van de Raad van Advies;

    • b.

      Minister;

    • c.

      lid van de Staten;

    • d.

      lid van het vertegenwoordigende lichaam van een eilandgebied.

    Nochtans kan een Gevolmachtigde Minister, tot lid van de Staten gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating als lid het ambt van Gevolmachtigde Minister en het lidmaatschap der Staten verenigen.

  • 3. Het voorgaande lid is mede van toepassing op de plaatsvervanger van de Gevolmachtigde Minister.

VIERDE HOOFDSTUK De Staten

EERSTE AFDELING Hun Samenstelling

Artikel 44

  • 1. De Staten zijn samengesteld uit de leden die ingevolge de bepaling van het derde lid in de onderscheiden eilandgebieden als zodanig gekozen zijn.

  • 2. Zij worden door de kiezers rechtstreeks gekozen. Iedere kiezer brengt één stem uit. De verkiezingen zijn vrij en geheim.

  • 3. De eilandgebieden vormen elk een kieskring. De eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten vormen tezamen een kieskring. Het eilandgebied Bonaire kiest drie leden, het eilandgebied Curaçao kiest veertien leden, de eilandgebieden Saba en Sint Eustatius kiezen elk één lid, en het eilandgebied Sint Maarten kiest drie leden.

    In de eilandgebieden welke meer dan één lid verkiezen, geschiedt de verkiezing op grondslag van evenredige vertegenwoordiging.

  • 4. Een lid gekozen in een bepaalde kieskring behoeft niet in die kring woonachtig te zijn.

Artikel 44a

[vervallen]

Artikel 45

  • 1. Kiesgerechtigd zijn de ingezetenen van de Nederlandse Antillen, die Nederlander zijn en de ouderdom van achttien jaren hebben vervuld.

  • 2. Het kiesreglement kan, indien bij de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid de noodzaak daartoe blijkt, beperkingen inhouden en regelt verder alles wat het kiesrecht en de wijze van verkiezing betreft.

Artikel 46

Van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten:

  • a.

    zij, wie het kiesrecht ontzegd is bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak;

  • b.

    zij, die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd;

  • c.

    zij, die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens de beschikking of het beheer over hun goederen hebben verloren, of van ouderlijke macht of voogdij over één of meer hunner kinderen ontzet zijn;

  • d.

    zij, die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak tot een gevangenisstraf van meer dan een jaar zijn veroordeeld, gedurende drie jaren, nadat hun straf is volbracht, en levenslang, wanneer voor de tweede maal zulk een straf is opgelegd;

  • e.

    zij, die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens bedelarij of landloperij zijn veroordeeld, gedurende drie jaren, nadat hun straf is volbracht; gedurende zes jaren, indien de straf voor de tweede maal, en levenslang, indien de straf voor de derde maal opgelegd is;

  • f.

    zij, die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak binnen een tijdsverloop van drie jaren meer dan tweemaal zijn veroordeeld wegens een strafbaar feit, insluitende openbare dronkenschap, gedurende drie jaren, nadat de laatste uitspraak onherroepelijk is geworden.

Artikel 47

Verkiesbaar zijn behoudens het bepaalde bij artikel 48, tweede lid, de ingezetenen van de Nederlandse Antillen, die Nederlander zijn en de ouderdom van eenentwintig jaren hebben vervuld.

Artikel 48

  • 1. Militairen in werkelijke dienst en de gezaghebbers, alsmede diplomatieke vertegenwoordigers van andere Mogendheden dan wel beroepsconsuls kunnen geen lid der Staten zijn.

  • 2. Uitgesloten van verkiesbaarheid zijn:

    • a.

      de Gouverneur;

    • b.

      zij, die bij rechterlijke uitspraak van de verkiesbaarheid zijn ontzet of overeenkomstig artikel 46 van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten, met uitzondering van degenen, die van dat recht zijn uitgesloten op grond van gerechtelijke vrijheidsberoving of van veroordeling tot een vrijheidsstraf anders dan wegens bedelarij of landloperij of wegens een feit, waaruit van openbare dronkenschap blijkt.

  • 3. De landsverordening regelt voor zoveel nodig de gevolgen van de vereniging van het lidmaatschap der Staten met andere uit de openbare kas bezoldigde ambten.

Artikel 49

  • 1. Bloedverwantschap tot en met de tweede graad mag niet bestaan tussen de leden van de Staten. Echtgenoten kunnen niet tegelijkertijd lid van de Staten zijn.

  • 2. Wanneer personen, die verkeren in één der gevallen bedoeld in het eerste lid, tegelijkertijd gekozen worden, wordt alleen toegelaten hij, die de meeste stemmen verkreeg, en, bij gelijk aantal stemmen, de oudste. Indien in laatstbedoeld geval ook de leeftijden gelijk zijn, beslist het lot.

  • 3. Hij, die na zijn verkiezing komt te verkeren in het geval, bedoeld in de tweede zin van het eerste lid, kan op die grond niet verplicht worden af te treden vóór de afloop van zijn tijd van zitting.

Artikel 50

  • 1. De leden hebben zitting gedurende vier jaren.

  • 2. Degene, die ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats gekozen is, treedt af op hetzelfde tijdstip als de andere leden.

Artikel 51

Het kiesreglement wordt vastgesteld bij landsverordening.

Artikel 52

De leden der Staten leggen vóór het aanvaarden hunner betrekking in handen van de Gouverneur de eed (verklaring en belofte) af:

" Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of wat voorwendsel ook, in verband met mijn verkiezing tot lid der Staten, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven.

Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige beloften of geschenken zal aannemen, middellijk of onmiddellijk.

Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en aan het Statuut voor het Koninkrijk; dat ik de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen steeds zal helpen onderhouden en het welzijn van de Nederlandse Antillen naar mijn vermogen zal voorstaan.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"

("Dat verklaar en beloof ik.")

Artikel 53

De schadeloosstelling, de vergoeding voor reis- en verblijfkosten, alsmede het pensioen van de leden der Staten worden bij landsverordening geregeld.

Artikel 54

  • 1. De leden zijn bevoegd te allen tijde hun ontslag te nemen.

  • 2. Zij zenden dit schriftelijk in aan de Gouverneur.

  • 3. Het lidmaatschap vervalt:

    • 1°.

      door het opgeven der vestiging in de Nederlandse Antillen of een afwezigheid uit de Nederlandse Antillen van langer dan acht maanden, tenzij bij landsverordening een andere termijn wordt bepaald;

    • 2°.

      door het verlies van het volle genot der burgerlijke rechten;

    • 3°.

      door het ontstaan van omstandigheden, die ingevolge artikel 48 verkiesbaarheid uitsluiten.

TWEEDE AFDELING Hun zitting en vergaderingen

Artikel 55

De zitting der Staten wordt door of namens de Gouverneur geopend of gesloten. De gewone zitting vangt aan op de tweede dinsdag van september. De Staten vergaderen ter plaatse waar de zetel der Regering is gevestigd.

Artikel 56

  • 1. De voorzitter en de ondervoorzitter der Staten worden door de Gouverneur benoemd voor een periode ener zitting uit een voor ieder afzonderlijk door de Staten in te dienen voordracht van twee leden.

  • 2. Zolang zodanige benoeming nog niet heeft plaatsgevonden, treedt als voorzitter op de voor de voorafgaande periode benoemde voorzitter of ondervoorzitter, indien deze deel uitmaakt van de nieuwe Staten, dan wel, bij ontstentenis van zodanige persoon, het lid der nieuwe Staten, dat onder de leden, die het langst zitting hebben gehad in het College, het oudste lid is in jaren. Als ook zodanige persoon mocht ontbreken, treedt het oudste lid in jaren als voorzitter op.

Artikel 57

  • 1. De Staten benoemen, schorsen en ontslaan hun griffier. Deze is geen lid van de Staten.

  • 2. Zijn positie en bezoldiging worden bij landsverordening geregeld, evenals zijn aanspraken op verlof en verlofsbezoldiging, wachtgeld en pensioen.

Artikel 58

De Staten onderzoeken de geloofsbrieven der nieuw ingekomen leden en beslissen de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen.

Artikel 59

De Staten stellen het reglement van orde voor hun vergaderingen vast. Het wordt openbaar gemaakt door plaatsing in het Publicatieblad.

Artikel 60

  • 1. Zij vergaderen in het openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten, als de voorzitter het nodig keurt of vier leden het vorderen.

  • 3. De vergadering kan niet dan met twee derden der uitgebrachte stemmen besluiten, dat met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

  • 4. Over de punten in besloten vergadering behandeld kan daarin ook een besluit genomen worden.

Artikel 61

De leden der Staten stemmen naar eer en geweten, zonder last van of ruggespraak met hen, door wie zij zijn gekozen.

Artikel 62

  • 1. De Staten mogen niet beraadslagen noch besluiten, zo niet meer dan de helft van het aantal leden tegenwoordig is.

  • 2. Alle besluiten worden door volstrekte meerderheid der stemmende leden opgemaakt.

  • 3. Staken de stemmen in een vergadering, waarin allen, die op dat ogenblik lid van de Staten zijn, aan de stemming hebben deelgenomen, dan wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 4. Staken de stemmen in een vergadering, waarin niet allen, die op dat ogenblik lid van de Staten zijn, aan de stemming hebben deelgenomen, dan wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. In deze vergadering wordt bij het staken van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 63

Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen of voordrachten van personen bij gesloten en ongetekende briefjes.

Artikel 64

De leden der Staten, de Ministers en de personen bedoeld in het eerste lid van artikel 65 zijn, terzake van hetgeen zij in de vergadering gezegd of schriftelijk overgelegd hebben, niet gerechtelijk vervolgbaar, tenzij zij daarmee openbaar maken wat in besloten vergadering of onder geheimhouding is gezegd of overgelegd.

Artikel 65

  • 1. De Ministers hebben zitting in de Staten. Zij hebben als zodanig alleen een raadgevende stem. Zij kunnen zich in de vergadering doen bijstaan door de personen, daartoe door hen aangewezen.

  • 2. Zij geven aan de Staten, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verlenen niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang van het Koninkrijk of van de Nederlandse Antillen.

  • 3. Zij kunnen door de Staten worden uitgenodigd om te dien einde ter vergadering tegenwoordig te zijn.

Artikel 66

  • 1. De Gouverneur heeft het recht de Staten in buitengewone vergadering bijeen te roepen.

  • 2. Hij heeft het recht de Staten te ontbinden en sluit daarbij tevens de zitting der Staten.

  • 3. Het besluit tot ontbinding behelst de uitschrijving van de verkiezing voor nieuwe Staten binnen twee maanden en de bijeenroeping der nieuw gekozen Staten binnen drie maanden.

  • 4. Bij landsverordening kan voor de na een ontbinding gekozen Staten een kortere zittingsduur worden vastgesteld dan in artikel 50 is bepaald.

DERDE AFDELING Hun macht

Artikel 67

  • 1. De Staten vertegenwoordigen het gehele volk van de Nederlandse Antillen.

  • 2. Zij oefenen gezamenlijk met de Gouverneur de wetgevende macht uit ten aanzien van de onderwerpen als bedoeld in artikel 18.

  • 3. Het in het vorige lid bedoelde gemeen overleg tussen Gouverneur en Staten vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de navolgende artikelen.

Artikel 68

  • 1. De ontwerp-landsverordeningen worden door de Gouverneur ter goedkeuring aan de Staten aangeboden.

  • 2. Het formulier van aanbieding luidt:

    "De Gouverneur van de Nederlandse Antillen biedt aan de Staten ter goedkeuring aan een ontwerp-landsverordening"

    (Vermelding van de titel der landsverordening.)

  • 3. Het formulier van aanbieding wordt gedagtekend en ondertekend door de Gouverneur en door een of meer Ministers mede-ondertekend.

  • 4. Aan de openbare beraadslaging over een ontwerp-landsverordening gaat een onderzoek van dit ontwerp vooraf. De Staten bepalen in hun reglement van orde de wijze, waarop dit onderzoek zal worden ingesteld.

Artikel 69

  • 1. Indien de Staten de ontwerp-landsverordening goedkeuren, geven zij hiervan kennis aan de Gouverneur.

  • 2. Het formulier dier kennisgeving luidt:

    "De Staten keuren goed de hun door de Gouverneur van de Nederlandse Antillen aangeboden ontwerp-landsverordening"

    (Vermelding van de titel der landsverordening.)

  • 3. Het formulier der kennisgeving wordt gedagtekend en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Artikel 70

Indien de belangen der eilandgebieden dit zouden blijken te vorderen, worden bij algemene maatregel van Rijksbestuur regelen gesteld omtrent de gevallen waarin, desverzocht, de vaststelling van een door de Staten goedgekeurde ontwerp-landsverordening niet zal geschieden dan na goedkeuring van een in die algemene maatregel aan te wijzen instantie.

Artikel 71

  • 1. Indien de Gouverneur de landsverordening, door de Staten in ontwerp goedgekeurd, heeft vastgesteld, geeft hij daarvan aan hen kennis.

  • 2. Het formulier dier kennisgeving luidt:

    "De Gouverneur van de Nederlandse Antillen heeft vastgesteld de landsverordening"

    (Vermelding van de titel der landsverordening.)

  • 3. Het formulier der kennisgeving wordt gedagtekend en ondertekend door de Gouverneur en door een of meer Ministers mede-ondertekend.

Artikel 72

  • 1. Indien de Gouverneur bezwaar heeft de landsverordening, door de Staten in ontwerp goedgekeurd, vast te stellen, geeft hij daarvan aan hen kennis.

  • 2. Het formulier dier kennisgeving luidt:

    "De Gouverneur van de Nederlandse Antillen heeft bezwaar om vast te stellen de in ontwerp door de Staten goedgekeurde landsverordening"

    (Vermelding van de titel der landsverordening.)

  • 3. Het formulier der kennisgeving wordt gedagtekend en ondertekend door de Gouverneur en door een of meer Ministers mede-ondertekend.

Artikel 73

  • 1. Indien de Staten de ontwerp-landsverordening niet goedkeuren, geven zij hiervan kennis aan de Gouverneur.

  • 2. Het formulier dier kennisgeving luidt:

    "De Staten hebben bezwaar tegen de goedkeuring der aan hen door de Gouverneur van de Nederlandse Antillen aangeboden ontwerp-landsverordening"

    (Vermelding van de titel der landsverordening.)

  • 3. Het formulier der kennisgeving wordt gedagtekend en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Artikel 74

  • 1. De Staten hebben het recht van wijziging.

  • 2. Indien zij daarvan gebruik gemaakt hebben, luidt het formulier der kennisgeving van hun goedkeuring aldus:

    "De Staten keuren goed, zodanig als het ontwerp door hen is gewijzigd, de hun door de Gouverneur van de Nederlandse Antillen aangeboden ontwerp-landsverordening"

    (Vermelding van de titel der landsverordening.)

  • 3. Het formulier der kennisgeving wordt gedagtekend en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Artikel 75

  • 1. Indien de Gouverneur zich met de gewijzigde ontwerp-landsverordening verenigt, geeft hij hiervan aan de Staten kennis.

  • 2. Het formulier dier kennisgeving luidt:

    "De Gouverneur van de Nederlandse Antillen heeft vastgesteld, zodanig als het ontwerp door de Staten gewijzigd is, de landsverordening"

    (Vermelding van de titel der landsverordening.)

  • 3. Het formulier der kennisgeving wordt gedagtekend en ondertekend door de Gouverneur en door een of meer Ministers mede-ondertekend.

Artikel 76

  • 1. Indien de Gouverneur zich met de gewijzigde ontwerp-landsverordening niet verenigt, geeft hij hiervan aan de Staten kennis.

  • 2. Het formulier dier kennisgeving luidt:

    "De Gouverneur van de Nederlandse Antillen, zich niet kunnende verenigen met de wijzigingen, door de Staten in het ontwerp aangebracht, heeft niet vastgesteld de landsverordening"

    (Vermelding van de titel der landsverordening.)

  • 3. Het formulier der kennisgeving wordt gedagtekend en ondertekend door de Gouverneur en door een of meer Ministers mede-ondertekend.

Artikel 77

  • 1. De Staten hebben het recht landsverordeningen aan de Gouverneur voor te stellen.

  • 2. Zij zenden het ontwerp, zoals het door hen goedgekeurd is, aan de Gouverneur.

  • 3. Het formulier van toezending luidt:

    "De Staten verzoeken de Gouverneur van de Nederlandse Antillen vast te stellen de bijgaande, door hen in ontwerp goedgekeurde landsverordening"

    (Vermelding van de titel der landsverordening.)

  • 4. Het formulier van toezending wordt gedagtekend en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Artikel 78

  • 1. De Gouverneur geeft van zijn beslissing aan de Staten kennis.

  • 2. De formulieren van kennisgeving luiden:

    • 1°.

      indien geen bezwaar bestaat tegen de vaststelling:

      "De Gouverneur van de Nederlandse Antillen heeft, de Raad van Advies gehoord, vastgesteld de hem in goedgekeurd ontwerp door de Staten aangeboden landsverordening"

      (Vermelding van de titel der landsverordening.)

    • 2°.

      indien bezwaar bestaat tegen de vaststelling:

      "De Gouverneur van de Nederlandse Antillen heeft, de Raad van Advies gehoord, bezwaar om vast te stellen de hem in goedgekeurd ontwerp door de Staten aangeboden landsverordening"

      (Vermelding van de titel der landsverordening.)

  • 3. 3.Het formulier der kennisgeving wordt gedagtekend en ondertekend door de Gouverneur en door een of meer Ministers mede-ondertekend.

Artikel 79

In geval van waarneming van de waardigheid van Gouverneur of van uitoefening van zijn taak worden de vorenstaande formulieren, zomede die voor de afkondiging van landsverordeningen en landsbesluiten, voor zoveel nodig gewijzigd.

Artikel 80

De Staten zijn bevoegd de belangen van de Nederlandse Antillen voor te staan bij de Koning, bij de Staten-Generaal en bij de Gouverneur.

Artikel 81

Zij onderzoeken de verzoekschriften, die met inachtneming van de voorschriften van artikel 9 aan hen gericht worden.

Artikel 82

De Staten hebben het recht van onderzoek (enquête), te regelen bij landsverordening.

VIERDE AFDELING De begroting

Artikel 83

Behoudens het naar aanleiding van het vijfde hoofdstuk en het zesde hoofdstuk bepaalde, worden alle uitgaven en de middelen te harer dekking aangegeven op de begroting.

Artikel 84

De begroting wordt jaarlijks in een of meer ontwerpen door de Gouverneur ontworpen en aan de Staten uiterlijk op de in artikel 55 bedoelde datum aangeboden.

Artikel 85

De begroting wordt vastgesteld bij landsverordening.

Artikel 86

  • 1. De begroting treedt in werking met ingang van 1 Januari van het dienstjaar, waarop zij betrekking heeft.

  • 2. Zij wordt geacht met ingang van die dag in werking te zijn getreden, indien zij eerst daarna in het Publicatieblad is geplaatst. Zolang dit niet geschied is, strekt de begroting van het aan het betreffende dienstjaar voorafgegaan jaar tot grondslag van het beheer.

Artikel 87

Het slot der rekening wordt voor elk dienstjaar afzonderlijk vastgesteld bij landsverordening.

VIJFDE HOOFDSTUK De eilandgebieden

Artikel 88

  • 1. Bij Eilandenregeling wordt aan de eilandgebieden zelfstandigheid verleend ten aanzien van de verzorging van eigen aangelegenheden. De Eilandenregeling kan worden gewijzigd bij landsverordening. De Staten kunnen het voorstel tot zodanige landsverordening niet aannemen dan met de stemmen van twee derden van het wettelijk aantal leden . De landsverordening treedt niet in werking alvorens zij door de Koning is goedgekeurd.

  • 2. De derde en vierde volzin van het eerste lid zijn niet van toepassing op wijziging van de artikelen 2 en 2a van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen, voorzover bij die wijziging een onderwerp dat ingevolge de genoemde artikelen tot de zorg van de Nederlandse Antillen behoort, onder de zorg van een eilandgebied wordt gebracht, noch op wijziging van de artikelen 86 en 87 van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen, voorzover die wijziging een verhoging inhoudt van een aandeelpercentage dat aan een eilandgebied ten goede komt.

  • 3. Niet tot de zorg van de eilandgebieden behoren de onderwerpen, waarvan de regeling ingevolge deze Staatsregeling of ingevolge het Statuut voor het Koninkrijk bij Rijkswet of algemene maatregel van Rijksbestuur moet of kan geschieden. De Eilandenregeling bepaalt, welke onderwerpen voorts niet tot hun zorg behoren en kan de regeling van bepaalde onderwerpen, welke volgens deze Staatsregeling bij landsverordening behoort te geschieden, aan de eilandsverordening overlaten.

  • 4. De besturen der eilandgebieden kunnen tezamen een regeling treffen ter gemeenschappelijke behartiging van hun aangelegenheden volgens regelen bij landsverordening te stellen.

Artikel 89

  • 1. Uit kracht van een eilandsverordening kunnen overeenkomstig bij de Eilandenregeling te stellen regelen belastingen en retributies worden geheven, behoudens de in de Eilandenregeling genoemde belastingen en retributies.

  • 2. De opbrengsten van de uit kracht van een landsverordening geheven belastingen en retributies worden, volgens bij de Eilandenregeling te stellen regelen, overgedragen aan de besturen der eilandgebieden, voor zover de opbrengst geacht moet worden uit het betrokken eilandgebied afkomstig te zijn.

  • 3. Bij de Eilandenregeling kan ten aanzien van bepaalde belastingen en retributies een andere regeling worden getroffen.

Artikel 90

[vervallen]

Artikel 91

  • 1. De gezaghebber wordt door of vanwege de Koning benoemd en ontslagen.

  • 2. De Gouverneur stelt de bezoldiging van de gezaghebber vast; deze komt ten laste van de begroting van het betrokken eilandgebied.

  • 3. Hij ontvangt ten laste van de begroting van de Nederlandse Antillen een vergoeding wegens representatiekosten en wegens dienstreizen ten behoeve van het land.

  • 4. De Eilandenregeling regelt de bestuursinrichting van het eilandgebied, alsmede de bevoegdheden van de bestuursorganen.

  • 5. De instelling van een vertegenwoordigend lichaam geschiedt met inachtneming van de navolgende regels:

    • a.

      het kiesrecht wordt niet verder beperkt dan voor zover de noodzaak daartoe blijkt; iedere kiezer brengt slechts één stem uit; de verkiezingen zijn vrij en geheim;

    • b.

      een lid van het vertegenwoordigende lichaam van een eilandgebied kan niet tegelijk Gevolmachtigde Minister zijn;

    • c.

      de bepalingen van de artikelen 60 en 61 zijn van overeenkomstige toepassing;

    • d.

      de verantwoording, welke het bestuur aan het vertegenwoordigende lichaam verschuldigd is, wordt geregeld.

  • 6. De wettelijke maatregelen van een eilandgebied worden vastgesteld bij eilandsverordening of bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 7. Wanneer de landsverordeningen of landsbesluiten houdende algemene maatregelen, het vorderen, verlenen de organen van het eilandgebied hun medewerking tot uitvoering daarvan.

Artikel 92

  • 1. De Eilandenregeling regelt de bevoegdheid tot schorsing en vernietiging van eilandsverordeningen en andere besluiten en beschikkingen van eilandsorganen.

  • 2. De Eilandenregeling kan bevoegdheden tot schorsing en vernietiging als in het vorige lid bedoeld en tot goedkeuring van bepaalde eilandsverordeningen en andere besluiten en beschikkingen van eilandsorganen toekennen aan de Koning of aan de Gouverneur als orgaan van het Koninkrijk.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid kunnen bij algemene maatregel van Rijksbestuur bepaalde eilandsverordeningen en andere besluiten en beschikkingen van eilandsorganen aan goedkeuring worden onderworpen.

Artikel 93

Wanneer de regeling en het bestuur van de huishouding van een eilandgebied grovelijk worden verwaarloosd, kan een algemene maatregel van Rijksbestuur de wijze bepalen, waarop in het bestuur wordt voorzien.

ZESDE HOOFDSTUK De plaatselijke gemeenschap

Artikel 94

Binnen een eilandgebied kunnen zelfstandige plaatselijke gemeenschappen worden ingesteld. De instelling geschiedt bij eilandsverordening.

Artikel 95

  • 1. Aan de gemeenschappen wordt bij eilandsverordening de regeling van eigen huishouding opgedragen, met inachtneming van de bepalingen van deze Staatsregeling.

  • 2. De samenstelling, de inrichting, de taak, de bevoegdheden en de verplichtingen van de besturen dier gemeenschappen worden, evenals al hetgeen nodig is om de ordelijke werking van het ingesteld zelfstandig bestuur te verzekeren, bij eilandsverordening geregeld.

  • 3. Aan die besturen kan worden opgedragen hun medewerking te verlenen aan de uitvoering van wettelijke regelingen als bedoeld in artikel 2.

  • 4. Wanneer de regeling en het beheer van de huishouding ener gemeenschap door haar bestuur grovelijk worden verwaarloosd, kan bij eilandsverordening worden bepaald, dat, en hoe, in het bestuur der gemeenschap op andere wijze zal worden voorzien.

  • 5. De besturen zijn bevoegd, ter bestrijding van de huishoudelijke uitgaven der gemeenschap, eigen belastingen te heffen en leningen aan te gaan, volgens regelen bij eilandsverordening gesteld.

  • 6. Aan de besturen kan de bevoegdheid worden verleend, elk voor zoveel zijn bestuursgebied aangaat, keuren of reglementen uit te vaardigen. In die keuren en reglementen kunnen geen andere straffen bedreigd worden dan met inachtneming van regelen, bij eilandsverordening gesteld.

  • 7. Tenzij daartoe vrijheid is gegeven, mogen keuren en reglementen geen bepalingen inhouden omtrent punten, waarin voorzien is bij wettelijke regelingen als bedoeld in artikel 22, onder 1, 2, 3 en 4, alsmede bij wettelijke regelingen van een eilandgebied, voor zover het betreft een gemeenschap in dat eilandgebied.

  • 8. De bepalingen van een keur of reglement, in welker onderwerp wordt voorzien bij een wettelijke regeling als in het zevende lid bedoeld, vervallen op het ogenblik, dat zodanige regeling begint te werken.

  • 9. Bij eilandsverordening worden regelen gesteld aangaande het toezicht, waaraan de keuren en reglementen vóór of na hun afkondiging zijn onderworpen, hun inwerkingtreding en hun verbindbaarheid.

  • 10. De besluiten der besturen, hun keuren en reglementen, kunnen, op grond van strijd met wettelijke regelingen of met het algemeen belang, worden geschorst en vernietigd, op de wijze bij eilandsverordening bepaald.

Artikel 96

Wanneer vertegenwoordigende lichamen worden ingesteld, zijn de bepalingen van het vijfde lid van artikel 91 van overeenkomstige toepassing.

ZESDE HOOFDTUK A De zelfstandige bestuursorganen

Artikel 96a

  • 1. Bij landsverordening kan een zelfstandig bestuursorgaan worden ingesteld.

  • 2. De landsverordening regelt de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van het zelfstandige bestuurorgaan, alsmede de openbaarheid van zijn vergaderingen.

  • 3. Bij landsverordening kan aan een zelfstandig bestuursorgaan verordenende bevoegdheid worden verleend. De afkondiging van verordeningen van een zelfstandig bestuurorgaan geschiedt door hun plaatsing in het Publicatieblad, met vermelding van de datum van uitgifte.

  • 4. De landsverordening regelt het toezicht op een zelfstandig bestuursorgaan.

  • 5. Vernietiging door de Gouverneur of onthouding van goedkeuring door het bij landsverordening aangewezen orgaan kan alleen plaatsvinden wegens strijd met het recht.

  • 6. Een besluit tot vernietiging of tot onthouding van goedkeuring wordt met redenen omkleed en regelt de gevolgen daarvan. De Raad van Advies wordt over een besluit tot vernietiging gehoord.

  • 7. Tegen een besluit tot vernietiging van de Gouverneur als bedoeld in het vijfde lid kan het desbetreffende zelfstandig bestuursorgaan binnen zes weken nadat het besluit te zijner kennis is gebracht beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

Artikel 96b

  • 1. Bij landsverordening kan een zelfstandig bestuursorgaan worden ingesteld ter gemeenschappelijke behartiging van aangelegenheden van het Land en één of meer eilandgebieden.

  • 2. Een ontwerp van een landsverordening als bedoeld in het eerste lid wordt niet ter goedkeuring aan de Staten aangeboden dan nadat daarover overleg is gepleegd met het bestuurscollege.

  • 3. Indien tijdens de schriftelijke of mondelinge behandeling in de Staten een geval als bedoeld in artikel 74, eerste lid, zich heeft voorgedaan, wordt de behandeling, zodra de mogelijkheid tot het voorstellen en aanvaarden van in dat artikel bedoelde wijzigingen volgens de orde van behandeling niet langer bestaat, geschorst en de aanvaarde wijzigingen aan de eilandsraad voor overleg toegezonden.

  • 4. Een landsverordening als bedoeld in het eerste lid treedt niet in werking alvorens daarmede door het eilandgebied bij eilandsverordening is ingestemd.

  • 5. Artikel 96a, tweede tot en met het zesde lid, is van toepassing met dien verstande dat de door een zelfstandig bestuursorgaan vastgestelde verordeningen, regels kunnen inhouden met betrekking tot aangelegenheden die ingevolge de artikelen 2 en 2a van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen behoren tot de zorg van het Land onderscheidenlijk die van het eilandgebied.

Artikel 96c

De Eilandenregeling Nederlandse Antillen geeft regels betreffende de instelling en opheffing van een zelfstandig bestuursorgaan door een eilandgebied dan wel door twee of meer eilandgebieden gezamenlijk.

ZEVENDE HOOFDSTUK Het rechtswezen

EERSTE AFDELING Algemene voorschriften

Artikel 97

Er wordt in de Nederlandse Antillen recht gesproken in naam des Konings.

Artikel 98

  • 1. Het burgerlijk en handelsrecht, de burgerlijke rechtsvordering, het strafrecht, de strafvordering, het auteursrecht, de industriële eigendom, het notarisambt, zomede bepalingen omtrent maten en gewichten worden bij landsverordening zoveel mogelijk overeenkomstig de in Nederland bestaande regelingen geregeld.

  • 2. Een voorstel tot ingrijpende wijziging van de wetgeving op dit stuk wordt niet aan de Staten gezonden, dan wel, voor zover het een voorstel betreft ingediend ingevolge artikel 77 dezer Staatsregeling, door de Staten in behandeling genomen, alvorens de Regering in Nederland in de gelegenheid is gesteld van haar zienswijze hieromtrent te doen blijken.

Artikel 99

  • 1. Niemand kan van zijn eigendom ontzet worden, dan nadat bij landsverordening verklaard is, dat het algemeen nut de onteigening vordert, en tegen vooraf genoten of vooraf verzekerde schadeloosstelling.

  • 2. Behoudens het bepaalde krachtens artikel 33 van het Statuut, worden op dit beginsel geen uitzonderingen toegelaten dan krachtens algemene regelen, bij landsverordening te stellen, en zonder dat ooit het recht op volledige schadeloosstelling de onteigende kan worden ontnomen.

Artikel 100

Aan de rechterlijke macht behoort bij uitsluiting de kennisneming van alle geschillen van burgerrechtelijke aard.

Artikel 101

Geen vervolging tot straf kan plaats hebben dan voor de rechter, bij landsverordening aangewezen, en op de wijze, bij landsverordening bepaald.

Artikel 102

De burgerlijke dood of de verbeurdverklaring van al de goederen des veroordeelden kan niet als straf of als gevolg van straf worden bedreigd.

Artikel 103

Geschillen over kiesrecht en andere burgerrechten staan ter kennisneming van de rechterlijke macht, wanneer geen andere rechter bij landsverordening aangewezen is.

Artikel 104

  • 1. Alle vonnissen behelzen de gronden, waarop zij zijn gewezen, en in strafzaken de aanwijzing der artikelen van de wettelijke regelingen, waarop de veroordeling rust.

  • 2. Zij worden met open deuren uitgesproken.

  • 3. De terechtzittingen zijn openbaar, behoudens de uitzonderingen, in het belang der openbare orde en zedelijkheid bij landsverordening vast te stellen.

Artikel 105

  • 1. Niemand kan tegen zijn wil worden afgetrokken van zijn wettelijke rechter.

  • 2. Bij landsverordening wordt geregeld de wijze, waarop geschillen over bevoegdheid tussen de rechterlijke en andere machten beslist worden.

Artikel 106

  • 1. Behalve in de gevallen, bij landsverordening voorzien, mag niemand in hechtenis genomen worden dan op rechterlijk bevel, houdende de redenen der inhechtenisneming.

  • 2. Zodanig bevel moet aan degene, tegen wie het gericht is, bij of zo spoedig mogelijk na zijn aanhouding worden betekend.

  • 3. De vorm van het bevel en de tijd, binnen welke alle in hechtenis genomen personen moeten worden gehoord, worden bij landsverordening bepaald.

Artikel 107

In niemands woning mag tegen zijn wil worden binnengetreden dan op last ener macht, tot het geven van zodanige last bij landsverordening bevoegd verklaard, en met inachtneming der vormen bij landsverordening voorgeschreven.

Artikel 108

Het geheim der aan de post of andere openbare instelling van vervoer toevertrouwde brieven is onschendbaar, behalve op last van de rechter, in de gevallen, bij landsverordening voorzien.

Artikel 109

De bepalingen van dit hoofdstuk hebben geen betrekking op regelingen betreffende het militaire straf- en tuchtrecht, alsmede op de rechtspleging in militaire zaken.

TWEEDE AFDELING De samenstelling der rechterlijke macht

Artikel 110

  • 1. De rechtsmacht van de Hoge Raad der Nederlanden ten aanzien van rechtszaken in de Nederlandse Antillen wordt geregeld bij Rijkswet.

  • 2. Indien de Regering van de Nederlandse Antillen dit verzoekt, wordt bij deze Rijkswet de mogelijkheid geopend, dat aan de Raad een lid, een buitengewoon of een adviserend lid wordt toegevoegd.

Artikel 111

  • 1. Er is, onder de benaming van Hof van Justitie, een opperste gerechtshof voor geheel de Nederlandse Antillen.

  • 2. Het houdt toezicht op de geregelde afdoening van alle rechtsgedingen en de behoorlijke vervolging van alle misdrijven.

  • 3. De president en de leden van het Hof van Justitie worden door de Koning, na overleg met de Gouverneur, voor het leven benoemd, behoudens het bepaalde in artikel 116, eerste lid.

  • 4. Hun bezoldigingen worden door de Gouverneur vastgesteld onder goedkeuring van de Koning.

Artikel 112

  • 1. Het openbaar ministerie bij het Hof van Justitie wordt uitgeoefend door of namens de procureur-generaal.

  • 2. De procureur-generaal wordt door de Koning, na overleg met de Gouverneur, benoemd en ontslagen.

  • 3. Zijn bezoldiging wordt door de Gouverneur vastgesteld onder goedkeuring des Konings.

  • 4. Ingeval van belet of ontstentenis van de procureur-generaal voor langere duur wordt door of vanwege de Koning in de vervanging voorzien.

Artikel 113

  • 1. De procureur-generaal is het hoofd van het openbaar ministerie en is belast met de zorg voor de justitiële politie in geheel de Nederlandse Antillen. Hij is bevoegd aan de ambtenaren, die met de politie belast zijn, zodanige instructies te geven tot voorkoming, opsporing en nasporing van misdrijven of overtredingen als hij in het belang ener goede justitie nodig oordeelt.

  • 2. De procureur-generaal waakt voor de richtige uitoefening van de taak der politie. Hij is bevoegd te dien aanzien de voorstellen te doen, die hem dienstig voorkomen.

Artikel 114

  • 1. Behalve in het geval van verklaarde staat van oorlog of beleg, wordt geen doodvonnis ten uitvoer gelegd dan op last of met voorkennis van de procureur-generaal en na verkregen machtiging van de Gouverneur.

  • 2. De Gouverneur verleent die machtiging niet dan na de hoogste burgerlijke rechter in de Nederlandse Antillen te hebben gehoord.

Artikel 115

De president en de leden van het Hof van Justitie, de procureur-generaal en de advocaat-generaal moeten bij de benoeming de volle ouderdom van dertig jaren hebben bereikt en aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen of aan een Nederlandse universiteit of hogeschool in de zin van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs hebben verkregen, hetzij de graad van doctor in de rechtsgeleerdheid, hetzij de hoedanigheid van meester in de rechten, mits deze graad of deze hoedanigheid verkregen is op grond van het afleggen van een examen in het burgerlijk- en handelsrecht en strafrecht van de Nederlandse Antillen of van Nederland, alsmede in een van de drie volgende vakken: het staatsrecht, administratief recht of belastingrecht van de Nederlandse Antillen of van Nederland.

Artikel 116

  • 1. De president en de leden van het Hof van Justitie worden door de Koning ontslagen:

    • a.

      wanneer zij de leeftijd van zestig jaren hebben bereikt;

    • b.

      bij gebleken ongeschiktheid wegens aanhoudende ziels- of lichaamsziekte of wegens ouderdomsgebreken;

    • c.

      wanneer zij onder curatele zijn gesteld.

  • 2. In de gevallen bedoeld in het eerste lid wordt het ontslag eervol verleend.

  • 3. In het geval bedoeld in het eerste lid onder b wordt voor aanspraak op pensioen geen nader bewijs van de oorzaak der ongeschiktheid gevorderd.

Artikel 117

  • 1. Wanneer de Gouverneur oordeelt, dat een der redenen van ontslag als in het eerste lid onder b van het vorig artikel genoemd, aanwezig is, draagt hij, na de Raad van Advies te hebben gehoord en met toezending van al de stukken op de zaak betrekkelijk, het ontslag van de betrokken ambtenaar aan de Koning voor.

  • 2. Hij stelt de betrokken ambtenaar, door mededeling zijner voordracht, in de gelegenheid om zijn verweerschrift bij de stukken te voegen.

  • 3. Hij is bevoegd de betrokken ambtenaar, in afwachting van 's Konings beslissing, te schorsen en in de waarneming van het ambt tijdelijk te voorzien.

  • 4. De betrokken ambtenaar geniet gedurende de schorsing zijn volle bezoldiging.

  • 5. Hij kan, op verzoek, in de gelegenheid om zich in Nederland te gaan verantwoorden gesteld worden door toekenning van verloftraktement en vrije overtocht.

  • 6. De Koning beslist over het ontslag.

Artikel 118

  • 1. De president en de leden van het Hof van Justitie kunnen door de Hoge Raad der Nederlanden, in raadkamer, bij een met redenen omkleed arrest, uit hun ambt worden ontzet:

  • 1. wanneer zij wegens misdrijf zijn veroordeeld;

  • 2. wanneer zij in staat van faillissement zijn verklaard, surséance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld;

  • 3. wegens wangedrag of onzedelijkheid of bij gebleken voortdurende achteloosheid in de waarneming van hun ambt.

  • 2. De procureur-generaal zendt de stukken, op de zaak betrekkelijk, ter vervolging aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden.

  • 3. Hij geeft hiervan aan de betrokken ambtenaar onmiddellijk kennis en stelt deze in staat een verweerschrift bij de Hoge Raad in te dienen.

  • 4. Wanneer de Gouverneur oordeelt, dat een der redenen van ontzetting in het eerste lid genoemd, aanwezig is, is hij bevoegd, de Raad van Advies gehoord, de betrokken ambtenaar, in afwachting van de beslissing van de Hoge Raad, te schorsen en in de waarneming van diens ambt te voorzien.

  • 5. De betrokken ambtenaar geniet gedurende de schorsing zijn volle bezoldiging.

  • 6. In het vonnis, waarbij een rechterlijk ambtenaar, niet vallende in de bovenstaande bepalingen, wegens misdrijf veroordeeld wordt, wordt tevens zijn afzetting uitgesproken.

Artikel 119

  • 1. Elk lid der rechterlijke macht, tegen wie, hetzij rechtsingang, hetzij machtiging tot opneming in een huis van bewaring of geneeskundig gesticht voor krankzinnigen, is verleend, of op wie lijfsdwang is ten uitvoer gelegd, wordt daardoor in zijn bediening geschorst.

  • 2. Schorsing in de bediening brengt geen schorsing mede in het genot der bezoldiging.

Artikel 120

De verdere bepalingen nopens de inrichting en de samenstelling der rechterlijke macht worden vastgesteld bij landsverordening.

Artikel 121

  • 1. De rechterlijke macht wordt alleen uitgeoefend door de rechters, die bij landsverordening zijn aangewezen.

  • 2. Elke tussenkomst in rechtszaken is verboden.

Artikel 122

  • 1.

    Vonnissen door de rechter in Aruba of in Nederland gewezen, en bevelen door hem uitgevaardigd, mitsgaders grossen van authentieke akten aldaar verleden, kunnen in de Nederlandse Antillen ten uitvoer worden gelegd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen van de Nederlandse Antillen.

  • 2.

    Vonnissen en bevelen, door de rechter in de Nederlandse Antillen gewezen of uitgevaardigd, mitsgaders grossen van authentieke akten aldaar verleden, kunnen in Aruba of in Nederland worden ten uitvoer gelegd, met inachtneming van de aldaar geldende wettelijke bepalingen.

ACHTSTE HOOFDSTUK De godsdienst

Artikel 123

  • 1. Het recht van een ieder op vrijheid van godsdienst wordt erkend behoudens de bescherming van de maatschappij en van haar leden tegen de overtreding der strafwet en wordt gevrijwaard van wettelijke bepalingen en administratieve regelingen, welke in staatkundig economisch of sociaal opzicht beperkingen van rechten zouden opleggen uit hoofde van godsdienstige belijdenis.

  • 2. Vrijheid van godsdienst wordt begrepen als omvattende:

    • a.

      vrijheid van een ieder voor het verrichten van eredienst overeenkomstig zijn geweten en tot het opvoeden van kinderen in het geloof, dat de ouders verkiezen;

    • b.

      vrijheid van een ieder om van godsdienstige belijdenis te veranderen;

    • c.

      vrijheid om te prediken, te onderrichten, te publiceren, onderwijs te geven en sociale en charitatieve werkzaamheden te verrichten en vrijheid om organisaties te stichten en bezittingen te verwerven en te hebben voor deze doeleinden.

Artikel 124

  • 1. Aan alle kerkgenootschappen en godsdienstige gemeenschappen wordt gelijke bescherming verleend.

  • 2. Bijdragen uit enige openbare kas aan kerkgenootschappen en godsdienstige gemeenschappen, met inbegrip van derzelver bedienaren en leraren, worden verleend op grondslag van gelijkgerechtigdheid en volgens regels bij landsverordening te stellen.

Artikel 125

De Gouverneur waakt dat alle kerkgenootschappen en godsdienstige gemeenschappen zich houden binnen de palen van de gehoorzaamheid aan de wettelijke regelingen en de gestelde machten.

Artikel 126

De belijders der onderscheidene godsdienstige meningen genieten allen dezelfde burgerlijke en burgerrechten en hebben gelijke aanspraak op het bekleden van waardigheden, ambten en bedieningen.

Artikel 127

De openbare eredienst en de godsdienstoefening is aan geen andere beperkingen onderworpen dan die, welke in het belang der openbare orde, rust en zedelijkheid bij landsverordening worden bevolen.

NEGENDE HOOFDSTUK De financiën

Artikel 128

Het muntstelsel wordt bij de landsverordening geregeld.

Artikel 129

Belastingen worden geheven uit kracht en volgens de voorschriften van een landsverordening, van een eilandsverordening of van een keur of reglement als bedoeld in artikel 2, onder 6.

Artikel 130

Geen privilegie in het stuk van belasting mag worden verleend.

Artikel 131

De baken-, loods-, haven- en andere soortgelijke scheepsongelden en de bepalingen omtrent de grote scheepvaart zijn dezelfde voor alle vlaggen.

Artikel 132

  • 1. Geldleningen ten name en ten laste van de Nederlandse Antillen kunnen niet worden aangegaan dan krachtens landsverordening.

  • 2. Het aangaan of garanderen van een geldlening buiten het Koninkrijk ten name of ten laste van de Nederlandse Antillen geschiedt in overeenstemming met de Regering van het Koninkrijk.

  • 3. De Raad van Ministers van het Koninkrijk verenigt zich met het aangaan of garanderen van zodanige geldlening, tenzij de belangen van het Koninkrijk zich daartegen verzetten.

Artikel 133

  • 1. De regeling van de uitgifte in eigendom of pacht en van het beheer der domaniale gronden, zomede die van de uitoefening van andere domaniale rechten, geschieden bij landsverordening.

  • 2. Bij de Eilandenregeling worden regelen gesteld omtrent overdracht van domeingronden aan de eilandgebieden.

Artikel 134

  • 1. Het toezicht op de besteding der geldmiddelen overeenkomstig de begroting, alsmede de goedkeuring der rekening van ontvangsten en uitgaven worden zowel voor de Nederlandse Antillen als voor de eilandgebieden door de landsverordening opgedragen aan een onafhankelijk orgaan. Het toezicht wordt uitgeoefend overeenkomstig de door de landsverordening te stellen regelen.

  • 2. Het in het vorige lid bedoelde orgaan brengt jaarlijks verslag uit over het door hem uitgeoefende toezicht, voor zoveel betreft de Nederlandse Antillen aan de Regering en de Staten en voor zoveel betreft een eilandgebied aan de gezaghebber en het vertegenwoordigende lichaam.

TIENDE HOOFDSTUK De defensie

Artikel 135

  • 1. Personen, die woonachtig zijn in de Nederlandse Antillen, kunnen niet dan bij landsverordening tot dienst in de krijgsmacht dan wel dan wel tot burgerdienstplicht worden verplicht.

  • 2. De dienstplichtigen, dienende bij de landmacht, kunnen zonder hun toestemming niet dan krachtens een landsverordening naar elders worden gezonden.

Artikel 136

  • 1. In geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden kan de Gouverneur bepalen dat in de Nederlandse Antillen woonachtige dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden of geroepen, onverminderd de bevoegdheid van de Koning overeenkomstig artikel 4 van de Defensiewet voor de Nederlandse Antillen. Alsdan wordt onverwijld een voorstel van landsverordening bij de Staten ingediend om het in werkelijke dienst blijven van dienstplichtigen zoveel nodig te bepalen.

  • 2. Of er oorlogsgevaar aanwezig is in de zin waarin dat woord in de landsverordeningen en andere wettelijke regelingen voorkomt, beslist de Koning.

Artikel 137

  • 1. De Koning kan, ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid, in geval van oorlog of oorlogsgevaar of in geval bedreiging of verstoring van de inwendige orde en rust kan leiden tot wezenlijke aantasting van belangen van het Koninkrijk, elk gedeelte van de Nederlandse Antillen in staat van oorlog of in staat van beleg verklaren.

  • 2. Bij of krachtens Rijkswet wordt de wijze bepaald, waarop zodanige verklaring geschiedt en worden de gevolgen geregeld.

  • 3. Bij die regeling kan worden bepaald, dat en op welke wijze bevoegdheden van organen van het burgerlijke gezag ten opzichte van de openbare orde en de politie geheel of ten dele op andere organen van het burgerlijke gezag of op het militaire gezag overgaan en dat de burgerlijke overheden in het laatste geval te dezen aanzien aan de militaire ondergeschikt worden. Omtrent het overgaan van bevoegdheden vindt, waar mogelijk, overleg met de Regering van de Nederlandse Antillen plaats. Bij die regeling kan worden afgeweken van de bepalingen betreffende de vrijheid van drukpers, het recht van vereniging en vergadering, zomede betreffende de onschendbaarheid van woning en het postgeheim.

  • 4. Voor het in staat van beleg verklaarde gebied kunnen in geval van oorlog op de wijze, bij Rijkswet bepaald, het militaire strafrecht en de militaire strafrechtspleging geheel of ten dele op een ieder van toepassing worden verklaard.

Artikel 138

[vervallen]

ELFDE HOOFDSTUK Het onderwijs, de openbare gezondheid en het armbestuur

Artikel 139

De verspreiding van verlichting en beschaving en de aanmoediging van kunsten en wetenschappen wordt door de Regering aanhoudend behartigd.

Artikel 140

  • 1. Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regering.

  • 2. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht der overheid overeenkomstig de landsverordening en bovendien, voor zover het algemeen vormend zowel lager als middelbaar onderwijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van de onderwijzer, een en ander bij de landsverordening te regelen.

  • 3. Het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, bij de landsverordening geregeld.

  • 4. Er wordt van overheidswege voldoend openbaar algemeen vormend lager onderwijs gegeven in een genoegzaam aantal scholen. De landsverordening kan afwijking van deze bepaling toelaten in verband met de stand van 's Lands geldmiddelen.

  • 5. De eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, worden bij landsverordening geregeld, met inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting.

  • 6. Deze eisen worden voor het algemeen vormend lager onderwijs zodanig geregeld, dat de deugdelijkheid van het geheel uit de openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs en van het openbaar onderwijs even afdoende wordt gewaarborgd. Bij die regeling wordt met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling der onderwijzers geëerbiedigd.

  • 7. Openbaar en bijzonder onderwijs, het laatste voor zover het aan bij landsverordening te stellen voorwaarden voldoet, worden naar dezelfde maatstaf uit de openbare kas bekostigd.

  • 8. De Gouverneur doet jaarlijks van de staat van het onderwijs aan de Staten verslag geven.

Artikel 141

Het toezicht van overheidswege uit te oefenen over de toestand der openbare gezondheid en al wat betreft de uitoefening der genees-, heel-, verlos- en artsenijbereidkunde wordt bij landsverordening geregeld.

Artikel 142

  • 1. Het toezicht over het armwezen en de nodige voorzieningen daaromtrent worden bij landsverordening geregeld.

  • 2. Daarbij wordt in acht genomen het beginsel, dat de bijzondere en kerkelijke liefdadigheid vrijgelaten en zoveel mogelijk bevorderd wordt.

TWAALFDE HOOFDSTUK Overige bepalingen

Artikel 143

Bij landsverordening kunnen kamers van koophandel en fabrieken opgericht en haar werkkring geregeld worden.

Artikel 144

  • 1. Geen instelling kan als circulatiebank werkzaam zijn en geen bankbiljetten mogen worden uitgegeven of in omloop gebracht anders dan krachtens een landsverordening, op de voet en de voorwaarden bij zodanige landsverordening te stellen.

  • 2. Onder circulatiebank wordt verstaan elke instelling, die, hetzij uitsluitend, hetzij als een deel harer operatiën, bankbiljetten uitgeeft of in omloop brengt.

Artikel 145

  • 1. Bij landsverordening wordt bepaald in welke gevallen ter handhaving van de uit- en inwendige veiligheid door de Gouverneur een door de landsverordening als zodanig aan te wijzen uitzonderingstoestand voor een of meer eilandgebieden of voor de gehele Nederlandse Antillen kan worden afgekondigd. De landsverordening regelt de gevolgen.

  • 2. Bij die regeling kan worden afgeweken van de bepalingen van de Staatregeling betreffende de vrijheid van drukpers, het recht van vereniging en vergadering, alsmede van de onschendbaarheid van de woning en het postgeheim. Bij die regeling kan voorts worden afgeweken van de bepalingen van de Staatregeling en van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen (P.B. 1951, no. 39) betreffende de bevoegdheden van de besturen van de eilandgebieden.

  • 3. De Staten beslissen terstond na de afkondiging van een uitzonderingstoestand en voorts, zolang deze niet door de Gouverneur is opgeheven, telkens wanneer zij zulks nodig oordelen, omtrent het voortduren daarvan.

Artikel 146

  • 1. De Regering legt zich met al haar ten dienste staande krachten op de verbetering der middelen van gemeenschap toe.

  • 2. Het toezicht, van overheidswege op de middelen van gemeenschap te land en te water te houden, wordt bij landsverordening geregeld.

Artikel 147

De Gouverneur kan volgens regels, bij landsverordening te stellen, vergunning verlenen voor mijnbouw- en telecommunicatie-ondernemingen.

Slotbepalingen

Artikel 148

De landsverordening kan aan de Koning met diens goedkeuring bevoegdheden met betrekking tot landsaangelegenheden toekennen. De Koning oefent deze bevoegdheden uit, gehoord de Raad van State van het Koninkrijk.

Artikel 149

  • 1. Bij landsverordening kunnen in de bepalingen van deze Staatsregeling wijzigingen worden aangebracht. Elk voorstel tot verandering van de Staatsregeling wijst de voorgestelde verandering uitdrukkelijk aan.

  • 2. De Staten kunnen een voorstel tot zodanige landsverordeningen niet aannemen dan met twee derden der uitgebrachte stemmen.

  • 3. Een landsverordening tot wijziging van deze Staatsregeling voor wat betreft:

    • a.

      de artikelen, betrekking hebbende op de fundamentele menselijke rechten en vrijheden;

    • b.

      de bepalingen, betrekking hebbende op de bevoegdheden van de Gouverneur;de artikelen, betrekking hebbende op de bevoegdheden van de Staten;

    • c.

      de artikelen, betrekking hebbende op het rechtswezen in de zin, waarin dit thans door de Staatsregeling wordt verstaan;

    • d.

      de bepalingen betreffende de verdeling van de zetels van de Staten over de verschillende eilandgebieden, alsmede de regeling van de eilandgebieden

    wordt overgelegd aan de Regering van het Koninkrijk. Zij treedt niet in werking dan nadat de Regering van het Koninkrijk haar instemming hiermede heeft betuigd.

  • 4. Een ontwerp-landsverordening betreffende de bepalingen van het voorgaande lid wordt niet aan de Staten aangeboden, noch bij een initiatief-ontwerp door dit lichaam in onderzoek genomen dan nadat het gevoelen der Regering van het Koninkrijk is ingewonnen.

Artikel 150

Deze regeling kan worden aangehaald als "Staatsregeling van de Nederlandse Antillen".

Overgangsbepalingen

  • 1. Alle op het tijdstip van inwerkingtreding van het Statuut bestaande autoriteiten van de Nederlandse Antillen en de aldaar verbindende wettelijke regelingen blijven gehandhaafd totdat zij door andere met inachtneming van het Statuut en van deze Staatsregeling zijn vervangen.

  • 2. Alle bepalingen nopens onderwerpen, de eigen aangelegenheden van de Nederlandse Antillen betreffende, ook die, voorkomende in wetten en algemene maatregelen van bestuur, kunnen bij landsverordening worden gewijzigd, ingetrokken of door andere vervangen, behoudens de in het Statuut en in deze Staatsregeling aangegeven uitzonderingen.

  • 3. Voor zover een kerkgenootschap of godsdienstige gemeenschap, ingesloten derzelver bedienaren of leraren, verkregen rechten op bijdragen uit enige openbare kas heeft, worden deze gehandhaafd.

  • 4. Waar in deze Staatsregeling gesproken wordt van Nederlanders, zijn daaronder begrepen Nederlandse onderdanen.

  • 5. Voor zover bij de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, bedoeld in artikel 2 ten 3e onder de letter c van deze Staatsregeling, voorzieningen worden getroffen welke afwijken van bepalingen van de Staatsregeling, blijven deze bepalingen buiten toepassing.