Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuidoost

Verordening op de heffing en de invordering van de Precariobelasting Amsterdam Zuidoost 2002

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuidoost
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van de Precariobelasting Amsterdam Zuidoost 2002
CiteertitelVerordening Precariobelasting Amsterdam Zuidoost 2014
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpBelastingen, retributies en heffingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 26-11-2013

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Echo, 04-12-2012

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 216
  2. Gemeentewet, art. 229

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-2016nieuwe regeling

26-11-2013

Echo, 04-12-2012

DB081013 Fin/538
27-12-201201-01-2014nieuwe regeling

27-12-2012

Echo, 26-12-2012

-
01-01-201001-01-2013-

 

Echo, 16-12-2009

-

Tekst van de regeling

Verordening Precariobelasting Amsterdam Zuidoost 2014

Begripsomschrijvingen

Art. 1
  • Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      ) gemeentegrond: voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond;

    • b

      ) terras: een gelegenheid waar eet- en drinkwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

    • c

      ) jaar: een kalenderjaar;

    • d

      ) seizoen: de periode 1 maart tot en met 31 oktober;

    • e

      ) maand: een kalendermaand;

    • f

      ) week: een tijdvak van zeven opeenvolgende dagen;

    • g

      ) dag: een tijdvak van vierentwintig opeenvolgende uren;

    • h

      ) tabel: de bij deze verordening behorende tabel.

    • I

      )    Parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats, behorende bij de parkeerapparatuur , waarvoor parkeerbelasting wordt geheven dan wel een parkeerplaats, behorende bij de parkeerapparatuur, waarop parkeren tijdelijk ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

Aard van de heffing

Art. 2
  • 1. Op grond van deze verordening wordt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond een precariobelasting geheven;

  • 2. Deze verordening is van toepassing op belastbare feiten in het Stadsdeel Zuidoost.

Belastingplicht

Art. 3
  • De belasting wordt geheven van degene van wie dan wel ten behoeve van wie één of meer voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond afkomstig zijn of worden aangetroffen.

Maatstaf van heffing; tarieven

Art. 4
  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. De in de tabel opgenomen jaartarieven vinden toepassing ten aanzien van voorwerpen die zijn bestemd om blijvend in het stadsbeeld te worden opgenomen.

  • 3. Het onder rubriek 1 van de tabel opgenomen jaartarief vindt toepassing ten aanzien van bouwplaatsen die zijn bestemd om in het stadsbeeld te worden opgenomen voor een periode van langer dan 52 aaneengesloten weken. Deze periode van 52 weken behoeft niet te vallen in een kalenderjaar.

  • 4. Gedeelten van in de tabel vermelde eenheden worden voor een geheel gerekend.

Tijdvak

Art. 5
  • 1. Indien de belasting wordt geheven naar jaar- en seizoentarieven, is het belastingtijdvak het jaar respectievelijk het seizoen waarin de voorwerpen aanwezig zijn.

  • 2. Indien de belasting wordt geheven naar weektarieven, is het belastingtijdvak het aantal weken in het jaar dat de voorwerpen aanwezig zijn.

  • 3. Indien de belasting wordt geheven naar dagtarieven, is het belastingtijdvak het aantal dagen in het jaar dat de voorwerpen aanwezig zijn.

Wijze van heffing

Art. 6
  • 1. De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Tarieftoepassing en ontheffing

Art. 7
  • 1. Bij de toepassing van de tarieven:

    • a

      ) wordt de belasting berekend aan de hand van de in de tabel onder A vermelde tarieven;

    • b

      ) vinden, in aanvulling op het bepaalde onder a, met betrekking tot de belastbare feiten in straten en gebieden, in de tabel als B aangeduid, de daar vermelde tarieven toepassing, waarbij B de volgende straten en gebieden aanduiden: het Bijlmerplein;

    • c

      ) wordt, voor zover van toepassing, voor de berekening van de belasting, uitgegaan van de maten van het grootste buitenwerks gemeten vlak of bij niet-rechthoekige vlakken van twee denkbeeldig langs de uitersten van het vlak getrokken lijnen, die loodrecht op elkaar staan;

    • d

      ) wordt, indien meer dan één voorwerp op gemeentegrond door een zelfde belastingplichtige wordt gehouden en deze naar maatschappelijke opvattingen bij elkaar behoren, voor de berekening van de belasting de tussenliggende ruimte mede in aanmerking genomen.

  • 2. In geval van toepassing van jaar- of seizoentarieven worden aanslagen van € 9.08 of minder niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

Vrijstellingen

Art. 8
  • 1. De belasting wordt niet geheven van een gemeentelijk orgaan, indien en voor zover de uitvoering van de aan dit orgaan opgedragen publiekrechtelijke taak dat met zich brengt.

  • 2. De belasting wordt niet geheven ter zake van:

    • a

      ) een buiten het gevelvlak uitstekende uitbouw die met het gebouwde eigendom aard- en nagelvast is verbonden, indien en voor zover niet het bevorderen van het betreden daarvan, noch het bieden van bescherming tegen weersinvloeden wordt beoogd;

    • b

      ) een voorwerp ten behoeve van de afvoer van afval, regen- of grondwater;

    • c

      ) een voorwerp als bedoeld onder 3 van de tabel, indien en voor zover dit voorwerp:

    • -

      is aangebracht in loodrechte richting of

    • -

      is aangesloten op een gemeentebezitting voor de levering van gas, water of elektriciteit;

    • d

      ) een vlaggenstok, uitsluitend ten behoeve van het vlaggen op erkende feestdagen, een vlaggenstokhouder, een spionnetje, een aan een gevel bevestigde bloembak, lamp of zonnescherm;

    • e

      ) voorzieningen aan of in de onmiddellijke nabijheid van percelen, bestaande uit rolluiken, alarminstallaties, televisiecamera's lampen en dergelijke die uitsluitend ten behoeve van de veiligheid zijn aangebracht;

    • f

      ) een voorwerp onder, op of boven gemeentegrond dat niet aan de gemeente in eigendom is overgedragen, indien en voor zover dat voorwerp bij de overdracht aanwezig was en in verband met de inrichting van het betrokken perceel bezwaarlijk kan worden verwijderd.

  • 3. De belasting als bedoeld wordt niet geheven indien en voor zover ter zake daarvan al uit hoofde van een privaatrechterlijke overeenkomst of een andere gemeentelijke belastingverordening een bedrag wordt gevorderd.

  • 4. De belasting wordt niet geheven ter zake van ten dienste van het wegverkeer getroffen voorzieningen, waaronder worden begrepen algemene bewegwijzeringen, waarmee een algemeen belang wordt gediend.

  • 5. Met uitzondering van de belastbare feiten als bedoeld onder 2, 5.3, 6 en 8 van de tabel, wordt de belasting niet geheven indien reclamebelasting wordt geheven.

Ontstaan belastingschuld; ontheffing

Art. 9
  • 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, indien dit later is, op het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt.

  • 2. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaar- en seizoentarieven, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd naar evenredigheid van het aantal volle kalendermaanden dat na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht in het jaar of seizoen nog overblijft.

  • 3. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaartarieven, vermeld onder de rubrieken 0 en 1 van de tabel, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd naar evenredigheid van het aantal volle weken dat na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht in het jaar nog overblijft.

  • 4. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaar- en seizoentarieven, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend naar evenredigheid van het aantal na de beëindiging van de belastingplicht in het jaar nog resterende volle kalendermaanden.

  • 5. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaartarieven, genoemd onder rubriek 0 en 1 van de tabel, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend naar evenredigheid van het aantal na de beëindiging van de belastingplicht in het jaar nog resterende weken.

  • 6. Ontheffing wordt niet verleend indien deze € 9.08 of minder zou bedragen.

Betaling

Art. 10
  • 1. De primitieve en definitieve aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede één maand later.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is een voorlopige aanslag invorderbaar in zo veel gelijke termijnen als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste twee bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het gestelde onder het eerste lid, is de aanslag ter zake van het innemen van een ligplaats met een woonschip invorderbaar in zoveel gelijke termijnen, als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog kalenderkwartalen in het heffingsjaar overblijven. Op de laatste dag van de eerste maand van elk van die kwartalen vervalt een termijn. Indien in de dagtekening van het aanslagbiljet een latere maand dan de achtste maand van het heffingsjaar waarop de aanslag betrekking heeft, is vermeld, is de aanslag invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de tweede maand, volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Kwijtschelding

Art. 11
  • Van deze belastingen en rechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Nadere regels door het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Zuidoost

Art. 12
  • Het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel Zuidoost kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting.

Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

Art. 13
  • 1. Met ingang van de in het derde lid vermelde datum vervalt de Verordening Precariobelasting stadsdeel Amsterdam Zuidoost 2013, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van de ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Precariobelasting Amsterdam Zuidoost 2014.