Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuidoost

Beheersverordening begraafplaats Driemond 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuidoost
Officiële naam regelingBeheersverordening begraafplaats Driemond 2004
CiteertitelBeheersverordening begraafplaats Driemond 2004
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpNatuur, milieu en beheer openbare ruimte

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Wettelijke grondslag: artikel 33 Wet op de lijkbezorging

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-2016nieuwe regeling

02-12-2003

Amsterdams Stadsblad, week 2, december 2003

-

Tekst van de regeling

Verordening

1. Algemene bepalingen

Artikel 1
  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvrager: degene die - al dan niet door tussenkomst van een uitvaartverzorger - opdracht geeft voor een begrafenis of bijzetting van een asbus, of die de uitgifte van een graf vraagt of de verstrooiing van as;

    • b.

      algemeen graf: een graf bij het bestuur in beheer waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven van lijken;

    • c.

      begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaats gelegen aan de Provinciale Weg 2 te Driemond, stadsdeel Zuidoost, Amsterdam;

    • d.

      bestuur: het dagelijks bestuur van stadsdeel Zuidoost;

    • e.

      eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarin aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken en het bijzetten van asbussen;

    • f.

      beheerder: degene die door het bestuur met de dagelijkse leiding van de begraafplaats is belast, bevoegd is namens het bestuur opdrachten dienaangaande te verlenen en bevoegd is de in deze verordening bedoelde grafrechten te vestigen en vergunningen af te geven, belast is met de inning en invordering van de lijkbezorgingrechten of degene die hem vervangt of degene die met bepaalde deeltaken is belast;

    • g.

      gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

    • h.

      grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het bestuur een grafrecht wordt verleend;

    • i.

      grafrecht: - het recht van gebruik van een ruimte in een algemeen graf, hetzij - het uitsluitend recht op een eigen graf;

    • j.

      rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een eigen graf, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

    • k.

      wet: de Wet op de lijkbezorging.

2. De begraafplaats

Artikel 2
  • 1. Het beheer van de begraafplaats berust bij het bestuur. Het bestuur wijst hiervoor een beheerder aan, zoals bedoeld in artikel 1 sub f;

  • 2. In het kader van dit beheer is het bestuur verantwoordelijk voor het onderhoud en exploitatie van het terrein en van de gebouwen van de begraafplaats en het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging en herdenking van overledenen;

  • 3. Onder toezicht van het bestuur worden de beheerder en zonodig een of meer daartoe hem vervangende personen belast met

    • a.

      administratie van de begraafplaats;

    • b.

      het openen en sluiten van de graven voor de begraving, opgraving of ruiming c.q. bijzetting of ruiming.

  • 4. Het onderhoud van het terrein en de gebouwen van de begraafplaats zijn ondergebracht bij de sector Beheer en Milieu van het stadsdeel Zuidoost en de overige administratieve en begraafkundige beheerstaken worden uitgevoerd door degene, die het Dagelijks Bestuur als zodanig aanwijst.

Artikel 3
  • 1. Het bestuur is verantwoordelijk voor de administratie van de begraafplaats.

  • 2. De administratie bevat een register van alle op de begraafplaats begraven lijken met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn, alsmede een register van bijgezette asbussen met de krachtens artikel 65, eerste lid, van de wet voorgeschreven gegevens. De in deze registers opgenomen gegevens zijn openbaar en worden op verzoek verstrekt.

  • 3. De administratie bevat een register van alle rechthebbenden en gebruikers van de graven, met hun namen en adressen en aantekening van hun relatie tot de overledene. Dit register is niet openbaar.

  • 4. De rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan het bestuur door te geven.

  • 5. Van de in het tweede en derde lid bedoelde registers kan een ieder, doch van het in het derde lid bedoelde register alleen rechthebbenden en gebruikers of hun rechtsopvolgers, tegen betaling van de daarvoor verschuldigde kosten een uittreksel verkrijgen.

Artikel 4
  • 1. Van de begraafplaats berust bij de administratie een plattegrond, waarop de graven genummerd zijn aangeduid. Artikel 5 1. De begraafplaats is op werkdagen toegankelijk van 8.00 tot 16.00 uur; op zaterdag, zondag en feestdagen van 10.00 tot 16.00 uur. In voorkomende gevallen kan de beheerder een ruimere openstelling toestaan.

  • 2. In verband met werkzaamheden op de begraafplaats kan de beheerder of degene die hem vervangt bezoekers de toegang tot (een deel van) de begraafplaats tijdelijk ontzeggen.

  • 3. Bezoekers van de begraafplaats dienen zich ordentelijk te gedragen en zonodig de aanwijzingen van personeel op te volgen.

  • 4. Het is steenhouwers, hoveniers, fotografen en andere personen die werkzaamheden op de begraafplaats of aan grafbedekkingen verrichten, verboden dit te doen zonder voorafgaande kennisgeving aan de beheerder. Zij dienen bij de uitvoering van hun werk¬zaamheden zonodig de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

  • 5. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden anders dan voor een begrafenis of met ontheffing.

  • 6. De beheerder kan ontheffing verlenen van het in het vorige lid gestelde verbod aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen voor het rijden buiten de rijwegen voor aanleg- en onderhoudswerkzaamheden.

  • 7. Het is verboden:

    • a.

      met fietsen, bromfietsen of andere motorrijwielen op de begraafplaats te rijden of deze met zich mee te voeren;

    • b.

      met motorrijtuigen harder te rijden dan 10 km per uur;

    • c.

      honden of andere dieren onaangelijnd mee te nemen;

    • d.

      op de graven te lopen of te zitten en gereedschappen of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen;

    • e.

      de begraafplaats te verontreinigen;

    • f.

      zonder toestemming of opdracht van de nabestaanden een uitvaart te fotograferen, te filmen of anderszins te registreren;

    • g.

      bloemen of andere waren te koop aan te bieden of hiervoor reclame te maken; h. as te verstrooien of andere vormen van lijkbezorging te bezigen anders dan na toestemming van de beheerder.

  • 8. De beheerder kan bezoekers of werklieden die zich niet aan de hiervoor bedoelde geboden en verboden houden de toegang tot de begraafplaats ontzeggen. Bij herhaalde overtredingen kan gedurende een door de beheerder te bepalen periode de toegang worden ontzegd.

Artikel 6
  • 1. Het tijdstip van begraven of bijzetten wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door de beheerder, in overleg met de betrokken aanvrager, rechthebbende of gebruiker, vastgesteld.

  • 2. Herdenkingen en andere plechtigheden kunnen geschieden nadat deze ten minste een week tevoren bij de beheerder zijn gemeld. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal geschieden worden in het belang van de rust en de orde op de begraafplaats in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

3. Indeling van de begraafplaats, onderscheid van de graven en asbestemming

Artikel 7
  • 1. Graven worden uitgegeven aansluitend op de reeds uitgegeven graven. Indien dit naar het oordeel van de beheerder niet bezwaarlijk is, kunnen ook op andere plaatsen graven worden uitgegeven.

  • 2. Het bestuur behoudt zich het recht voor de indeling van de begraafplaats, de bestemming van de grafvelden en het onderscheid in graven vast te stellen en te wijzigen.

Artikel 8
  • 1. Algemene graven worden uitgegeven voor een termijn van tien jaren. Deze termijn kan niet worden verlengd. Een lijk kan echter na afloop van de termijn op verzoek van de gebruiker of andere belanghebbenden in een eigen graf worden herbegraven.

  • 2. Eigen graven worden uitgegeven voor een termijn van twintig jaren. Deze termijn wordt telkens met tien jaar verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek binnen twee jaar vóór het verstrijken van de termijn is gedaan. De verlenging kan door het bestuur niet worden geweigerd.

  • 3. Het recht op een eigen graf geeft de rechthebbende het uitsluitend recht daarin te doen begraven en begraven te houden.

  • 4. Het in het tweede lid, respectievelijk derde juncto vierde lid, bedoelde grafrecht wordt schriftelijk gevestigd door middel van een grafakte. Rechthebbenden en gebruikers of hun rechtsopvolgers kunnen, tegen betaling der daarvoor verschuldigde kosten, een duplicaatakte verkrijgen.

  • 5. Bestaande graven met een uitsluitend recht die voorheen zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd, blijven bestaan tot het moment dat de begraafplaats wordt opgeheven, mits de rechthebbende eens in de tien jaar te kennen geeft dat op verdere instandhouding van het graf prijs wordt gesteld.

Artikel 9
  • 1. Een asbus kan worden bijgezet in een eigen graf; de bepalingen van deze verordening betreffende eigen graven respectievelijk algemene graven en betreffende het begraven van lijken zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een asbus kan niet worden bijgezet in een algemeen graf.

  • 3. Op eigen graven kunnen asbussen in een urn worden bijgezet.

  • 4. Bijzetting van de asbus impliceert dat de rechthebbende of gebruiker opdracht geeft tot wijziging van de bestemming van de as in die zin dat de as dient te worden verstrooid, indien het grafrecht niet wordt verlengd en niet tijdig een andere bestemming kenbaar is gemaakt.

Artikel 10
  • 1. Algemene graven zijn bestemd voor het begraven van twee lijken. Eigen graven zijn bestemd voor het begraven van maximaal twee lijken en het bijzetten van 4 of 8 asbussen.

  • 2. Het bestuur kan aan een rechthebbende op een eigen graf toestemming geven tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder, op door haar te stellen voorwaarden.

  • 3. De voor het plaatsen van een gedenkteken of beplanting beschikbare afmetingen van een eigen graf zijn 80 bij 200 cm; van een algemeen graf 60 bij 60 cm. De hoogte van een gedenkteken is maximaal 100 cm; van grafbeplanting maximaal 80 cm. Indien dit naar het oordeel van de beheerder niet bezwaarlijk is, kunnen afwijkende formaten worden toegelaten.

  • 4. Het bestuur kan, indien zij dit voor het beheer van de begraafplaats niet bezwaarlijk acht, eigen graven van een afwijkend formaat uitgegeven tegen een nader vast te stellen tarief.

  • 5. Sommige typen graven of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar. Een aanvrager heeft geen recht op levering.

4. Vereisten voor begraving of bijzetting

Artikel 11
  • 1. Degene die een lijk wil doen begraven of een asbus wil bijzetten, maakt daarvoor gebruik van een door de beheerder vast te stellen aanvraagformulier, dat uiterlijk op de ochtend van de dag voorafgaande van de dag waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, bij de beheerder wordt ingeleverd. Daarbij wordt aangegeven ten aanzien van welke van de in artikel 8, 9 en 10 bedoelde typen graven men een grafrecht wil vestigen, onder gelijktijdige voldoening van de daarvoor verschuldigde kosten.

  • 2. Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet het verzoek daartoe aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 3. Bij het in het tweede en derde lid bedoelde verzoek dient het verlof tot begraving van de ambtenaar van de burgerlijke stand of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document te worden overgelegd.

  • 4. Indien het lijk binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven dient behalve het in het derde lid bedoelde verlof of document ook het in het tweede lid bedoelde verlof van de burgemeester te worden overgelegd.

  • 5. Indien de begraving of de bijzetting in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende of, indien deze de overledene is, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 6. Het is verboden om een lijk te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 7. Het is verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 8. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

  • 9. Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient ten minste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd - volgens een door het bestuur vast te stellen model - omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen a) een afschrift van een rapport waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en b) een bewijs dat de betreffende hoes is aangekocht.

Artikel 12
  • 1. De aanwijzing van de plaats van het graf geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, in overleg met de aanvrager, door de beheerder.

  • 2. Tot de begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:

    • a.

      de beheerder heeft geconstateerd dat aan de in de artikelen 11 en 14 opgenomen vereisten is voldaan, en

    • b.

      alleen bij begraving van een lijk, de beheerder de identiteit van het lijk heeft vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkomhulsel vermelde registratienummer met dat op een bijgevoegd document dat tevens de namen, overlijdens- en geboortedata van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de doodgeborene bevat.

5. Tarieven

Artikel 13
  • 1. De kosten van het vestigen, overdragen of verlengen van een grafrecht op een algemeen graf of een eigen graf, voor bijzetting van een tweede of volgende lijk in een bestaand graf, voor het delven of openen en sluiten van een graf, voor het toelaten van een grafkelder, voor het onderhoud van het graf, voor de bijdrage in het algemeen onderhoud van de begraafplaats, van opgraving van een lijk, van ruiming van een eigen graf, van asbestemmingen, gebruik van de aula of koffiekamer, consumpties, alsmede de eventuele andere kosten die verband houden met het gebruik van de begraafplaats of uitvaartplechtigheden, worden vastgesteld door de stadsdeelraad in een heffingsverordening.

  • 2. Indien geen andere termijn is aangegeven of overeengekomen, dient betaling te geschieden binnen 30 dagen na de factuurdatum.

6. Verlenging en overgang grafrechten

Artikel 14
  • 1. Begraving of bijzetting van een asbus in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen 10 jaar afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn tot 10 jaar na deze begraving of bijzetting.

  • 2. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of gebruiker en indien deze is overleden, door een van de in artikel 15, tweede lid, bedoelde personen.

  • 3. De kosten van deze verlenging bedragen een evenredig deel van de kosten volgens de tarieflijst, waarmee de verlenging de lopende termijn te boven gaat. Een eventuele volgende verlenging geschiedt op de voet van het bepaalde in artikel 8, tweede lid.

Artikel 15
  • 1. Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan de beheerder van een door de rechthebbende of gebruiker en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht. Overdracht is slechts mogelijk op naam van één (rechts)persoon.

  • 2. In geval van overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht worden overgeschreven, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker.

  • 3. Indien de in het vorige lid bedoelde overschrijving niet binnen de termijn van één jaar is gedaan, kan het bestuur het grafrecht vervallen verklaren.

  • 4. Na het verstrijken van de in de vorige leden bedoelde termijn kan het grafrecht alsnog op naam van een nieuwe rechthebbende of gebruiker worden gesteld, tenzij het grafrecht betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5. Een rechthebbende kan afstand doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding.

7. Wijziging van het graf, opgraving en ruiming

Artikel 16
  • 1. Lijken zullen, behalve op gezag van een gerechtelijke autoriteit, niet worden opgegraven dan met verlof van de burgemeester van Amsterdam èn, voor zover het eigen graven betreft, niet dan met toestemming van de rechthebbende.

  • 2. Bij de opgraving van lijken zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

  • 3. Voor opgraving zijn kosten verschuldigd.

Artikel 17
  • 1. Graven worden niet eerder geruimd dan na afloop van tien jaren na het begraven van het laatste lijk.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid worden eigen graven niet eerder geruimd dan met toestemming van de rechthebbende dan wel wanneer het recht op de voet van het bepaalde in artikel 15, derde lid, of artikel 21 is vervallen.

  • 3. Ruiming van een eigen graf vindt plaats door het zorgvuldig bijeen garen van alle beenderen in een beenderenkist, die onder de bodem van het graf ingegraven wordt, dan wel door het overbrengen van de stoffelijke resten naar een verzamelgraf.

  • 4. Bij de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

8. Gedenktekens en grafbeplantingen

Artikel 18
  • 1. Het plaatsen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens op graven geschiedt niet dan met vergunning van de beheerder. Voor het aanvragen van de vergunning worden op verzoek door de beheerder formulieren verstrekt.

  • 2. Over de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het bestuur nadere regels vaststellen. De regels kunnen per gedeelte van de begraafplaats verschillen.

  • 3. Een vergunning kan worden geweigerd indien:

    • a.

      de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de fundering en constructie onvoldoende stevig en veilig wordt geacht;

    • b.

      de grafbedekking naar het oordeel van de beheerder ernstig afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de tekst of afbeelding op het gedenkteken naar het oordeel van de beheerder aanstootgevend of kwetsend kan zijn;

    • d.

      niet voldaan wordt aan de in het vorige lid bedoelde nadere regels.

  • 4. Voor het afgeven van de in het eerste lid bedoelde vergunning worden kosten in rekening gebracht.

  • 5. Op een gedenkteken moet het grafnummer duurzaam worden aangebracht, op een door de beheerder aan te geven plaats.

  • 6. Het (doen) plaatsen of aanbrengen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens of van heesters of andere beplantingen op graven geschiedt door de rechthebbende of gebruiker.

  • 7. Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens of van heesters of andere beplantingen op graven komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

  • 8. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de grafbedekking naar het oordeel van de beheerder goed te onderhouden.

  • 9. Op algemene graven kan slechts een grafbedekking worden aangebracht, indien het graf vol is.

Artikel 19
  • 1. De in artikel 18 bedoelde grafmonumenten, beplantingen of andere grafbedekking worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, storm, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de - door welke omstandigheden ook - aan grafbedekking toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het bestuur het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.

  • 3. Indien binnen drie maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het bestuur bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen over te gaan, waarbij geldt dat zij voor deze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het bestuur tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.

  • 4. Dit artikel is mede van toepassing op vanwege het bestuur voor rekening van de rechthebbende of gebruiker aangebrachte gedenktekens of beplantingen.

Artikel 20
  • 1. Op en rond een eigen graf mogen winterharde en meerjarige planten worden aangebracht, mits deze in volle wasdom niet hoger dan 80 cm worden en de afmetingen van het graf niet worden overschreden. Op een algemeen graf mogen op het voor een monument beschikbare gedeelte alleen niet woekerende eenjarige planten worden aangebracht. Wanneer planten te hoog of te breed worden zal de rechthebbende of gebruiker worden aangeschreven en op dit voorschrift worden geattendeerd. Indien de rechthebbende of gebruiker vervolgens niet binnen een maand de grafbeplanting in de gewenste toestand brengt, kan de beheerder de grafbeplanting geheel of deels doen verwijderen op kosten van de nalatige rechthebbende of gebruiker.

  • 2. Het is toegestaan om op een graf losse bloemen te leggen of bloemen in steekvazen te plaatsen.

  • 3. Het is niet toegestaan om op een graf losse voorwerpen te plaatsen.

  • 4. Verwelkte bloemen, verwaarloosde planten en losse voorwerpen kunnen worden verwijderd.

9. Einde van de grafrechten

Artikel 21
  • 1. De grafrechten vervallen:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;

    • c.

      indien de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2. Het bestuur kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      indien de betaling van het gebruiksrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

  • 3. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en in het tweede lid, vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

  • 4. Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

10. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22
  • Door het geven van een opdracht voor begraven, gebruik van de aula of een andere voorziening, dan wel vestiging van een grafrecht onderwerpen een rechthebbende, gebruiker of andere opdrachtgever en hun rechtsopvolgers zich aan de bepalingen van deze verordening, zoals dit eventueel nader wordt gewijzigd of aangevuld, en verplichten zij zich tot tijdige betaling van de daarop gebaseerde tarieven.

Artikel 23
  • Een exemplaar van deze verordening wordt bij de aanvraag voor een begrafenis en de uitgifte of verlenging van grafrechten kosteloos verstrekt en ligt voor belanghebbenden kosteloos ter inzage.

Artikel 24
  • In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of indien verschil van mening bestaat over de uitleg van haar bepalingen, beslist het bestuur.

Artikel 25
  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Beheersverordening begraafplaats Driemond 2004.

  • 2. De 'Beheersverordening Algemene begraafplaats Driemond, 1990' (SDR 021189 SDW bijlage II) vervalt op de dag van inwerkingtreding van deze verordening

  • 3. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2004.

  • Vastgesteld in de openbare vergadering van 2 december 2003.

  • ---------------

  • 1

  • Beheersverordening begraafplaats Driemond 2004

Artikel 1

Onderdeel f.

In de verordening wordt meerdere malen de beheerder genoemd als de bevoegde of verantwoordelijke persoon voor bepaalde handelingen of besluiten. Hierbij moet worden aangemerkt dat voor de begraafplaats Driemond een onderscheid is gemaakt in het administratieve beheer en het groene beheer van de begraafplaats en dat met de beheerder in deze verordening dus niet altijd dezelfde persoon of ambtelijke organisatie wordt bedoeld.

Onderdeel h.

De uitgifte van een ruimte waarin een stoffelijk overschot of een asbus wordt bewaard, geschiedt schriftelijk. De brief waarmee dit geschiedt wordt in de systeem van deze verordening de grafakte genoemd. Ook wanneer een graf op naam van een andere persoon wordt overgeboekt, moet een grafakte worden uitgegeven.

Onderdeel m.

Het grafrecht is het recht om gebruik te kunnen maken van een grafruimte. Het is niet alleen het recht om in het graf een stoffelijk overschot te begraven, maar ook om het begraven te houden gedurende de looptijd van het graf. In eigen graven kan meer dan een stoffelijk overschot worden bijgezet. De rechthebbende op het graf bepaalt wie mag worden bijgezet. Bij een algemeen graf krijgt de gebruiker het recht om één overledene te begraven, maar heeft hij geen zeggenschap over wie verder in dit graf wordt bijgezet. Een en ander geldt uiteraard ook voor de plaatsing van asbussen, al dan niet in urnen, in eigen graven.

Artikel 2

Het hier omschreven beheer omvat het beheer van gemeentewege in ruime zin. Het voeren van de administratie en het aanleggen, openen, sluiten en ruimen van graven, het begraven, opgraven en herbegraven van lijken, het bijzetten en wegnemen van asbussen, het afnemen en plaatsen van grafmonumenten en voorwerpen in verband met het openen van graven, het verstrooien van as en het onderhouden van het terrein vallen er allemaal onder. De tarieven voor de onderscheidene diensten worden door de stadsdeelraad vastgesteld in de verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingrechten.

Artikel 3

Leden 2, 3 en 5.

Op grond van de artikelen 27 en 65 Wet op de lijkbezorging is de houder van een begraafplaats of plaats van bijzetting van asbussen verplicht een register bij te houden van lijken en asbussen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats van begraving of bijzetting. Artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging bevat nadere voorschriften ten aanzien van de gegevens die moeten worden opgenomen ter zake van bijgezette asbussen. De registers zijn geen zelfstandige boekwerken of computerbestanden, maar een onderdeel van de begraafplaatsadministratie. Deze administratie is voor derden niet toegankelijk. De in of krachtens de wet voorgeschreven gegevens zijn wel openbaar en worden op verzoek aan iedere aanvrager verstrekt.

Lid 4.

De verordening verplicht rechthebbenden en gebruikers de wijziging van hun adres door te geven. Het is belangrijk het adresbestand van de begraafplaatsadministratie actueel te houden, in verband met het aanbieden van verlenging van de termijn van eigen graven. Bij eigen graven gaat het om een wettelijke plicht. Ook ten aanzien van algemene graven is het wenselijk om in geval van problemen nabestaanden te kunnen benaderen. Wanneer zij tijdig in kennis worden gesteld van het voornemen om algemene graven te ruimen, kunnen zij de wens te kennen geven dat de overledene in een nieuw eigen graf wordt begraven.

Op de noodzaak om adreswijzigingen door te geven zal ook in de grafakten en foldermateriaal worden geattendeerd.

Artikel 5

Lid 1.

Voor personen die op de begraafplaats werkzaamheden verrichten, kunnen andere tijden worden vastgesteld dan voor bezoekers, om hinder voor bezoekers te beperken.

Lid 2.

Voor werkzaamheden als opgravingen en ruimingen kan de beheerder tijdelijk (een deel van) de begraafplaats voor bezoekers afsluiten. Het is aan de beheerder om te beoordelen welke personen bij het delven en openen van graven en andere werkzaamheden aanwezig kunnen zijn.

Lid 3.

Bezoekers en werklieden dienen zich te gedragen overeenkomstig de op een begraafplaats gepaste wijze. Het is ongewenst om op de graven te lopen of te zitten, de begraafplaats te verontreinigen, loslopende honden mee te nemen, gereedschappen en andere niet tot de graven behorende voorwerpen op of tegen graven te leggen etc., zoals in het zevende lid is gespecificeerd. Daarnaast zijn het maken van luide muziek, het houden van picknicks, het plaatsen van een tent en dergelijke ongewenst.

Lid 5.

In zeer uitzonderlijke situaties kan aan anderen dan aan de in lid 6 bedoelde personen ontheffing worden verleend om op de begraafplaats te rijden. De bepaling is bedoeld als hardheidsclausule voor uitzonderlijke situaties waarin geen andere oplossing denkbaar is. Indien de ontheffing een permanent karakter heeft, kan deze schriftelijk door de beheerder worden verstrekt. Indien het om een incidenteel geval gaat, volstaat een mondelinge toestemming van de portier. Er wordt grote terughoudendheid betracht in het verlenen van ontheffingen.

Artikel 6

Begrafenissen vinden in de regel plaats op werkdagen en zaterdagen. Soms wordt door opeenvolgende zon- en feestdagen de periode waarin niet begraven zou kunnen worden te groot.

Het bestuur kan dan ook begraving op andere dagen toestaan.

Begrafenissen of bijzettingen van asbussen worden in de regel enkele dagen tevoren aangemeld bij de beheerder. De beheerder zal zoveel mogelijk met de wens van de aanvrager rekening houden.

Wanneer echter meer begrafenissen of andere plechtigheden voor een zelfde tijdstip worden aangemeld, moet de beheerder voor een goede gang van zaken de bevoegdheid hebben een ander tijdstip vast te stellen.

Het artikel regelt niet de werktijden waarop men in beginsel voor begrafenissen e.d. terecht kan. Het vaststellen van deze tijden geschiedt door het bestuur in het kader van het beheer als bedoeld in artikel 2.

Artikel 7

Het artikel voorziet in de mogelijkheid om feitelijk te kunnen sturen in het beheer van de begraafplaats. In sommige vakken kan de uitgifte van graven tijdelijk worden gestaakt, als dit voor herinrichting of groot onderhoud wenselijk is.

Artikel 8

Algemene graven worden per definitie slechts uitgegeven voor directe teraardebestelling.

Eigen graven kunnen worden gereserveerd, dat wil zeggen worden uitgegeven zonder dat er direct begraven wordt. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan mensen die een graf willen reserveren naast het eigen graf van hun ouders. Of aan personen zonder nabestaanden die de regie van hun uitvaart in eigen hand nemen. Voor een gereserveerd graf moeten kosten en bijdragen in het onderhoud worden betaald. Men kan een eigen graf ook alleen aanwenden als herdenkingsplaats, om er een monument te plaatsen voor een of meer personen die elders begraven zijn, wiens graf inmiddels geruimd is of die elders gecremeerd zijn.

Eigen graven kunnen worden uitgegeven voor 20 jaren. Na afloop van deze termijn van uitgifte is verlenging mogelijk voor minimaal 1 jaar en maximaal 10 jaar.

De wettelijke bepaling, die ook is opgenomen in het tweede lid, dat de verlenging van een grafrecht wordt aangeboden minstens een jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, is niet van toepassing als het grafrecht op wens van de rechthebbende jaarlijks wordt verlengd. Indien een rechthebbende of gebruiker niet op korte termijn reageert op het aanbod tot verlenging van een grafrecht op een eigen graf, mag hij tot verlenging besluiten tot de dag voorafgaand aan de dag waarop het grafrecht verloopt. Indien de rechthebbende na het verstrijken van de termijn te kennen geeft alsnog met terugwerkende kracht te willen verlengen, heeft hij het recht op verlenging verloren. Het is het aan de beheerder om te besluiten wel of niet met een verlenging met terugwerkende kracht in te stemmen. Indien het graf inmiddels is geruimd, is verlenging niet meer mogelijk. Als de beheerder een verlenging vanuit het oogpunt van beheer (bijvoorbeeld wanneer er schaarste is in een bepaald type graf, of wanneer het betreffende grafvak op korte of middellange termijn wordt heringericht) niet wenselijk acht, dan wordt geen verlenging toegestaan.

Lid 5.

Graven die voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven en waarvan ook de onderhoudsbijdragen in het verleden voor onbepaalde tijd zijn afgekocht, worden in stand gehouden zolang de begraafplaats blijft bestaan. Echter, voor deze graven geldt ook de wettelijke regel dat bij ernstige verwaarlozing van het grafmonument en indien de rechthebbende niet tot reparaties of vervanging van het monument overgaat, het grafrecht kan vervallen. Ook dient te worden voldaan aan de verplichting in artikel 15, dat het grafrecht moet worden overgeschreven op een nieuwe rechthebbende, binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Mede ter controle of de rechthebbende nog wel in leven is en of diens bij de administratie bekende adres nog juist is, dient de rechthebbende om de tien jaar te bevestigen dat op het voortbestaan van het graf prijs wordt gesteld. Indien de rechthebbende zich zelf niet meldt of indien hij op een aanschrijving van de beheerder niet reageert, kan het grafrecht vervallen.

Artikel 9

Lid 2.

Asbussen mogen op grond van de Wlb niet binnen een termijn van 20 jaren worden geruimd. Omdat bijzetting van een asbus in een gewoon algemeen graf een inefficiënt ruimtebeslag zou betekenen, is dat uitgesloten.

Lid 4.

Voor het geval de rechthebbende op een graf de termijn van het graf niet verlengt, maar ruiming van de asbus nog niet mogelijk is, regelt lid 4 dat bijzetting voor een kortere termijn dan twintig jaren impliceert dat opdracht wordt gegeven voor verstrooiing van de as, tenzij de gebruiker of aanvrager alsnog andere aanwijzingen geeft. Een wijziging van de bestemming van de as, in opdracht van betrokkenen, is namelijk wel mogelijk binnen de termijn van twintig jaren. Feitelijk komt dit overeen met ruiming, omdat ruiming ook geschiedt door verstrooiing van de as.

Artikel 10

Lid 1.

Bij de uitgifte van een eigen graf kan de aanvrager een keuze maken of het een graf voor 1 of maximaal 2 personen wordt. Hier wordt bij de eerste begrafenis rekening mee gehouden. In eigen graven kunnen per ‘begraafniveau’ 4 asbussen worden geborgen.

Lid 3.

Sommige nabestaanden hebben de neiging om een graf uitbundig te beplanten of om er een fors grafmonument of voorwerpen te plaatsen. Om hinder voor buurgraven te voorkomen is het gewenst dat afmetingen worden vastgesteld.

Lid 4.

Het bestuur kan qua oppervlakte afwijkende formaten vaststellen. Dit gewijzigde formaat heeft primair betekenis voor de grafmonumenten, niet van de oppervlakte en inhoud van de graven. Men kan bijvoorbeeld denken aan de uitgifte van enkele graven naast of achter elkaar, waar men één groot monument op plaatst.

Artikel 11

Lid 1 en 2.

Het is wenselijk dat een begrafenis of bijzetting tijdig wordt gemeld. Het ligt in de aard der zaak dat bij een nieuw graf wordt aangegeven welk type men wenst en voor welke termijn. Op het aanvraagformulier kunnen ook bijzondere omstandigheden worden gemeld, zoals een ongebruikelijk formaat lijkkist en het gebruik van een lijkhoes. Bij voorkeur wordt het formulier ingevuld en ondertekend door de aanvrager, degene die opdracht geeft voor de uitvaart. Indien het formulier wordt ingevuld door een gemachtigde, zoals bijvoorbeeld een uitvaartondernemer, zal deze dienen aan te geven wie zijn opdrachtgever en dus de eigenlijke aanvrager is. Dit is van belang om te bepalen wie rechthebbende of gebruiker is of wordt.

Lid 5.

Indien de rechthebbende is overleden en zelf in het betreffende graf begraven moet worden, dient het grafrecht eerst op een nieuwe rechthebbende te zijn overgeboekt alvorens de begrafenis kan plaatsvinden. Zonder opdracht van een rechthebbende mag nimmer een begrafenis in een eigen graf plaatsvinden. Het overleg na een overlijden, tussen de nabestaanden onderling en met de uitvaartverzorger, is in de praktijk vaak ook een goed moment om in familiekring te bezien wie het grafrecht overneemt.

Lid 6.

Het gebruik van kisten van metaal of kunststof is in Nederland verboden. Er is echter een uitzondering toegestaan door de wetgever voor de lijken die vanuit het buitenland Nederland worden binnengebracht. Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 16 jo. 4 van het Besluit op de lijkbezorging (Stb. 1997, 647) toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buitenland komen, mits de ondoordringbaarheid is opgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het wordt daarom in deze verordening verboden. Het is gewenst om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te bergen.

Lid 7.

Het is reeds op grond van het Besluit op de lijkbezorging verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998. In de praktijk bleek dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. Om controle zoals bedoeld in het tiende lid mogelijk en logisch te maken, is het nog eens uitdrukkelijk opgenomen in deze verordening.

Lid 8.

Het bepaalde in het dit lid heeft de bedoeling om het mee begraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het meebegraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans. Maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de beheerder van de begraafplaats.

Lid 9.

Uitvaartverzorgers - of nabestaanden die een overledene laten begraven zonder tussenkomst van een uitvaartverzorger - moeten tenminste 24 uur voor de begrafenis een verklaring overleggen, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de leden 7 t/m 9 van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat eventueel gebruik worden gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat voldoet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Welke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn.

De beheerder van de begraafplaats of andere door het bestuur aangewezen personen kunnen controleren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhulsel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving en het document als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen.

De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de beheerder van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen.

Indien blijkt dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving worden uitgesteld of geweigerd. Onderzoek zal steekproefsgewijs plaats vinden. In ernstige gevallen kan er aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek door justitie en kan een uitvaartverzorger worden verboden om gedurende een nader te bepalen periode zijn werkzaamheden op de begraafplaats(en) uit te oefenen.

De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat informatie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en ruiming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers er achteraf op worden aangesproken als blijkt dat feiten en verklaringen niet overeen kwamen.

Artikel 14

In een graf waarvan de termijn binnen tien jaar afloopt, mag in verband met de wettelijke termijn van grafrust slechts worden begraven indien de termijn tot tien jaar wordt verlengd.

Artikel 15

Lid 1.

Het is gewenst dat direct na het overlijden van een rechthebbende of gebruiker een nieuwe rechthebbende of gebruiker wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Indien de rechthebbende op een graf is overleden en in het betreffende graf begraven moet worden, kan deze begraving pas geschieden nà de overschrijving van het graf. Het grafrecht kan slechts worden overgeschreven op naam van één (rechts)persoon. Het grafrecht gaat niet automatisch over op grond van erfrecht, zoals vaak ten onrechte wordt gedacht. Wie erfgenaam is, is immers de gemeente ook niet bekend.

Lid 2.

De termijn voor overschrijving van een graf wordt gesteld op maximaal een jaar. Het is ongewenst dat graven van personen waarvan geen nabestaanden bekend zijn of waarvoor niemand zich meer verantwoordelijk voelt voor lange termijn in stand blijven, mede omdat de gemeente dan het risico draagt van schade die kan worden veroorzaakt door omvallende grafstenen en inzakkende grafkelders. De bepaling geeft de gemeente, mede gelet op artikel 28 van de wet, de gelegenheid om verwaarloosde graven te verwijderen. De termijn waarbinnen een overschrijving gerealiseerd moet worden is evenwel veel korter dan een jaar, namelijk enkele dagen, als de rechthebbende is overleden en zelf in het betreffende graf begraven moet worden. Immers alleen een nieuwe rechthebbende kan de begraving toestaan. Zie artikel 11, zesde lid, en de toelichting aldaar.

Lid 3 t/m 5.

Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met soepelheid zal worden gehanteerd. Het vijfde lid bepaalt dat een rechthebbende kan afstand kan doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Het afstand doen van rechten kan een keuze zijn, wanneer een rechthebbende bij een graf voor onbepaalde tijd niet langer onderhoudsbijdragen wil betalen of wanneer het grafmonument beschadigd of verwaarloosd is en de rechthebbende geen kosten voor herstel of een opknapbeurt wil maken.

Artikel 18

Lid 1 t/m 4.

Het bestuur kan nadere regels vaststellen voor de gedenktekens en grafbeplanting. Duurzaamheid van de voor gedenktekens te gebruiken materialen, veiligheid van bezoekers en personeel, het aanzien van de begraafplaats als geheel en het voorkomen van overlast voor belendende graven zijn de belangrijkste invalshoeken voor het vaststellen van die regels. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kan het wenselijk zijn voor bepaalde delen van de begraafplaats andere normen te hanteren dan voor overige delen. Voor grafbeplanting is geen vergunning vereist; nabestaanden dienen zich wel te houden aan eventuele richtlijnen van het bestuur en overige voorschriften zoals de beschikbare ruimte op het graf en de hoogte van de beplanting.

Lid 5.

Op een gedenkteken moet door de steenhouwer of andere leverancier het grafnummer duurzaam worden aangebracht. Op eenvoudig weg te nemen voorwerpen die bestemd zijn om permanent op een graf te liggen moet behalve het grafnummer ook het nummer van het vak en de categorie worden aangebracht. Bij omlijstingen moet het grafnummer links op de bovenzijde van de voorband worden aangebracht; op liggend werk links onderaan op het bovenaanzicht; op staand werk links op de steen of het voetstuk op 10 cm boven de fundatie of het maaiveld; bij gebruik van blokken aan weerszijden, op het linker blok boven het midden. De beheerder kan deze voorschriften wijzigen of aanvullen.

Lid 6 t/m 9.

Nabestaanden zijn verplicht de grafbedekking - gedenktekens en beplanting - goed te onderhouden. Dit onderhoud moet niet worden verward met de taak van het stadsdeel om de begraafplaats als geheel te onderhouden. Het stadsdeel heeft geen verplichting om individuele grafmonumenten of grafbeplantingen aan te brengen, zonodig te herstellen en te onderhouden. Dat neemt niet weg dat de begraafplaats contractueel beplantingen kan aanbieden en in onderhoud kan nemen.

Indien nabestaanden de grafbedekking niet goed onderhouden of zich niet aan de vergunning of andere regels houden en ook na een waarschuwing in gebreke blijven, kan op grond van het bepaalde in artikel 21, tweede lid, onderdeel b, het grafrecht vervallen worden verklaard.

Het stadsdeel kan het - onverlet het bovenstaande - als haar taak zien om het onderhoud van graven en grafmonumenten met een bijzondere historische of cultuurhistorische waarde voor haar rekening te nemen. Dit zal in het algemeen pas het geval zijn als de betrokken familie het graf(recht) heeft prijsgegeven en het graf derhalve niet meer onderhoudt. Dit valt dan echter beleidsmatig onder monumentenzorg en niet onder het beheer van de begraafplaats.

Artikel 19

Grafmonumenten, grafbeplanting of andere voorwerpen zijn aangebracht voor risico van de rechthebbende of gebruiker. Indien een gedenkteken of beplanting tijdelijk wordt weggenomen in verband met een begraving, is spontane breuk van (een deel van) het monument als gevolg van bijvoorbeeld ouderdom of verborgen scheuren e.d., of het niet weer aanslaan van de teruggeplaatste beplanting, het risico van de nabestaanden. Indien een monument wordt beschadigd door onzorgvuldig handelen of opzet van medewerkers van de begraafplaats, is de beheerder uiteraard wel gehouden tot vergoeding van de schade.

Artikel 20

Lid 4 en 5.

Glazen losse voorwerpen worden geweerd, omdat die om kunnen vallen, waarbij scherven en splinters in de aarde terecht kunnen komen. Deze kunnen verwondingen veroorzaken als in een graf wordt begraven of beplanting of een monument wordt aangebracht. Voorwerpen die weg kunnen waaien, verontreinigen de begraafplaats.

De begraafplaats is niet aansprakelijk voor verdwenen of beschadigde losse voorwerpen op een graf.

Losse voorwerpen kunnen wegwaaien, of door andere bezoekers of door dieren worden weggehaald.

Verwelkte bloemen, verwaarloosde planten, losse en glazen voorwerpen kunnen zonder voorafgaande kennisgeving en enig recht op vergoeding worden verwijderd.


Noot
1[Toelichting: TOELICHTING BIJ ENKELE BEPALINGEN]