Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuidoost

Nadere regels krachtens art. 8 van de Verordening Kinderopvang Zuidoost 2002

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuidoost
Officiële naam regelingNadere regels krachtens art. 8 van de Verordening Kinderopvang Zuidoost 2002
CiteertitelNadere regels krachtens art. 8 van de Verordening Kinderopvang Zuidoost 2002
Vastgesteld doorgedelegeerde functionaris
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg, ondersteuning en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

-

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Verordening Kinderopvang Zuidoost 2002 artikel 8

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-12-200219-03-2016nieuwe regeling

10-12-2002

Amsterdams Stadsblad, week 3, 2002

-

Tekst van de regeling

Nadere regels

Hoofdstuk 1. Algemeen.

Art. 1 Situering en toegankelijkheid.
  • 1. Het kindercentrum dient goed en veilig bereikbaar te zijn.

  • 2. Het kindercentrum dient te zijn gesitueerd in een omgeving die vrij is van geluids- en milieu-overlast.

Hoofdstuk 2. De ruimten in een kindercentrum.

Art. 2 Algemeen.
  • 1. Een kindercentrum dient te beschikken over ten minste:

  • a een verblijfsruimte voor de kinderen, waaronder wordt verstaan: een groepsruimte en een slaapruimte;

  • b een keuken;

  • c een toiletruimte;

  • d een garderobe;

  • e voldoende bergruimte;

  • f een buitenruimte;

  • g een kantoor/kamer voor de uitvoerende functionarissen;

  • h een was- en droogruimte;

  • i een opslagruimte voor afval;

  • j een aparte slaapruimte met sanitair voor het personeel in nachtdienst.

  • 2. De voor de kinderen bestemde ruimten mogen tijdens de openstelling van het kindercentrum uitsluitend als zodanig worden gebruikt.

  • 3. De verblijfsruimten mogen niet als doorloop naar andere ruimten worden gebruikt.

  • 4. De vloeren van het kindercentrum dienen te zijn bedekt met goed reinigbaar, isolerend en splintervrij materiaal.

  • 5. De verblijfsruimten dienen te zijn voorzien van doelmatige, natuurlijke en tochtvrije ventilatie.

  • 6. Alle overige ruimten dienen te zijn voorzien van doelmatige en tochtvrije ventilatie.

  • 7. Alle ruimten dienen een doelmatige temperatuur te hebben en met een lichtsterkte van minimaal 250 lux te kunnen worden verlicht.

  • 8. In aanwezigheid van de kinderen mag niet worden gerookt, behalve in een daartoe aan te geven ruimte, niet-zijnde een verblijfsruimte van de kinderen.

  • 9. De wanden zijn minimaal één meter vanaf de vloer voorzien van glad en goed reinigbaar materiaal.

Art. 3
  • 1. De in art. 2, lid 1, vermelde slaapruimte, keuken, kantoor/kamer voor de uitvoerende functionarissen, was- en droogruimte, opslagruimte voor afval en aparte slaapruimte met sanitair voor het personeel in nachtdienst zijn niet van toepassing op peuterspeelzalen.

  • 2. De in art. 2, lid 1, vermelde de slaapruimte en was- en droogruimte zijn niet van toepassing op buitenschoolse en naschoolse opvang.

  • 3. De in art. 2, lid 1, vermelde aparte slaapruimte met sanitair voor het personeel in nachtdienst is uitsluitend van toepassing op de 24-uursopvang.

Art. 4 De groepsruimte.
  • 1. In de groepsruimte dient voldoende daglicht te kunnen toetreden door middel van een of meer ramen, waardoor tevens voor de kinderen zicht op het maaiveld mogelijk moet zijn.

  • 2. In de groepsruimte dient voldoende gedifferentieerd spelmateriaal en meubilair aanwezig te zijn, aangepast aan de behoefte en de ontwikkeling van de kinderen.

  • 3. In de groepsruimte dient voldoende open en gesloten bergruimte te zijn.

  • 4. In of nabij de groepsruimte dient een wastafel of aanrecht op kindhoogte aanwezig te zijn.

  • 5. in de groepsruimte dient minimaal een gemakkelijke stoel voor de groepsleiding aanwezig te zijn.

Art. 5 De slaapruimte.
  • 1. De slaapruimte dient te beschikken over voldoende veilige bedden en ledikanten die goed reinigbaar en bereikbaar zijn en waarin de kinderen goed zichtbaar zijn.

  • 2. In de slaapkamer dient licht te kunnen worden gedimd en geluid te worden gedempt.

  • 3. Bij wisseling van de kinderen dient het beddengoed te worden verschoond. Voor ieder kind dient beddengoed aanwezig te zijn en stopvrij te kunnen worden opgeborgen.

Art. 6 De keuken.
  • 1. In een kindercentrum waarin kinderen langer dan vier uur achtereen verblijven, dient het kindercentrum te beschikken over een keuken die is geschikt voor het bereiden van maaltijden, afgestemd op het aantal aanwezige kinderen.

  • 2. De keuken dient voor kinderen zonder begeleiding ontoegankelijk te zijn en dient geen directe verbinding te hebben met de toiletten.

  • 3. In de keuken dienen zich te bevinden: - voldoende afsluitbare kasten voor keukengerei, voedingsmiddelen en schoonmaakmiddelen - een koelkast; - een aanrecht met warm en koud stromend water.

  • 4. Indien de groepsruimten zich bevinden op een verdieping waar geen keuken is of verder dan 15 meter van de keuken zijn verwijderd, dient in de groepsruimte een keukenblok aanwezig te zijn.

Art. 7 De toiletruimte.
  • 1. De toiletruimte dient in de directe nabijheid van de groepsruimte te zijn.

  • 2. Per groep kinderen dient er ten minste één op kindhoogte afgestemde toiletpot in het kindercentrum aanwezig te zijn. Bij een groep van meer dan tien kinderen dienen er ten minste twee op kindhoogte afgestemde toiletponen aanwezig te zijn.

  • 3. In de directe nabijheid van het toilet dient gelegenheid voor de kinderen te zijn om hun handen te wassen.

  • 4. Voor elke tien in het kindercentrum werkzame personen dient een apart toilet met wastafel aanwezig te zijn.

Art. 8 De garderobe.
  • 1. Een kindercentrum dient over een garderobe voor kinderen en een aparte garderobe voor volwassenen te beschikken.

  • 2. De garderobes dienen buiten de verblijfsruimten te zijn gesitueerd.

  • 3. De kapstokken voor de kinderen dienen geen gevaar op te leveren en dienen op kindhoogte bevestigd te zijn.

Art. 9 De bergruimten.
  • 1. Er dient voldoende afsluitbare bergruimte te zijn voor spel- en handenarbeidmateriaal, linnengoed en voedings- en schoonmaakmiddelen.

  • 2. Er dient een werkkast met een uitstortgootsteen met warm en koud stromend water te zijn.

  • 3. Opslag van afval bevindt zich in een aparte, afgesloten ruimte, bij voorkeur buiten.

Art. 10 De buitenruimte.
  • 1. Een kindercentrum waarin kinderen langer dan vier uur achtereen verblijven, dient te beschikken over een aanpalende buitenruimte die:

  • - veilig en doelmatig is ingericht met aan de leeftijd van de kinderen aangepaste speeltoestellen waaronder valbrekend materiaal is aangebracht;

  • - over een goede afwatering en een veilige afrastering beschikt;

  • - niet is beplant met giftige of stekelige planten;

  • - overzicht over alle spelende kinderen biedt;

  • - over een buitenberging beschikt;

  • - in ieder geval gedeeltelijk zonlicht toelaat.

  • 2. Indien een zandbak aanwezig is, dient deze te kunnen worden afgedekt. Het zand dient minimaal eenmaal per jaar te worden verschoond.

Art. 11 Kantoor/kamer van uitvoerende functionarissen.
  • 1. Een kindercentrum waarin kinderen langer dan vier uur achtereen verblijven, dient te beschikken over een apart kantoor, bij voorkeur met zicht op de entree.

  • 2. Een kindercentrum waarin kinderen langer dan vier uur achtereen verblijven, dient te beschikken over een aparte ruimte voor de uitvoerende functionarissen, waar ook oudergesprekken kunnen worden gevoerd.

Art. 12 Was- en droogruimte.
  • 1. Een kindercentrum waarin kinderen langer dan vier uur achtereen verblijven, dient te beschikken over een aparte wasruimte waar een wasmachine, een droogtrommel en een vouwgelegenheid aanwezig zijn.

  • 2. Het is niet toegestaan dat vuile was zich in de keuken bevindt.

Hoofdstuk 3. Veiligheid.

Art. 13 Veiligheid algemeen.
  • 1. Het verblijf in het kindercentrum mag op geen enkele manier gevaar voor de kinderen opleveren.

  • 2. De trappen en de balustrades dienen te zijn beveiligd met traphekjes en borstweringen van minimaal één meter hoog en langs de trappen dient een trapleuning te zijn op kindhoogte.

  • 3. Deuren en ramen dienen zodanig te zijn bevestigd dat kinderen er zich niet aan kunnen bezeren, ongemerkt kunnen weglopen of uit het raam kunnen vallen.

  • 4. Scherpe voorwerpen en gevaarlijke vloeistoffen dienen voor de kinderen onbereikbaar te zijn.

  • 5. Verwarmingen zijn zodanig geplaatst dat kinderen zich er niet aan kunnen verwonden en de temperatuurregeling dient buiten bereik van de kinderen te zijn.

  • 6. Elektrische voorzieningen, zoals wandcontactdozen, apparaten, snoeren en verlichting, zijn buiten het bereik van kinderen aangebracht of op kindveilige wijze geïnstalleerd.

  • 7. Ruiten lager dan één meter vanaf de vloer dienen te zijn voorzien van veiligheidsglas.

  • 8. In het kindercentrum dient een telefoon aanwezig te zijn met, in de directe nabijheid daarvan, de algemene alarmnummers.

  • 9. In het kindercentrum dient een volledig toegeruste EHBO-trommel en een gifwijzer aanwezig te zijn en ten minste één personeelslid dient over een EHBO-diploma te beschikken.

  • 10. In het kindercentrum dienen zich geen dieren te bevinden.

  • 11. Het kindercentrum dient een vaste huisarts te hebben.

Hoofdstuk 4. Verzorging, hygiëne en registratie.

Art. 14 Verzorging en hygiëne.
  • 1. De aan de kinderen te verstrekken voeding dient in overeenstemming te zijn met de adviezen die hieromtrent gegeven worden door het Voorlichtingsbureau voor de Voeding te Den Haag.

  • 2. Er dient een strikte scheiding te zijn tussen de aanrechten met een keukenfunctie en de aanrechten en/of de commodes voor het verschonen van kinderen.

  • 3. De vloeren, het meubilair en het sanitair dienen dagelijks te worden gereinigd en het spelmateriaal dient minimaal tweemaal per jaar te worden gereinigd.

  • 4. De verzorging en de begeleiding van de kinderen dienen erop te zijn gericht, de kinderen, zowel individueel als in groepsverband, zoveel warmte en aandacht te geven dat zij zich in een vertrouwde, veilige sfeer voldoende kunnen ontplooien.

  • 5. Bij opvang van kinderen tot twee en een halfjaar dient het kindercentrum te beschikken over voldoende verschoongelegenheid per groep, bestaande uit een aankleedtafel met warm en koud stromend water. Deze aankleedtafel staat of in de groep(en) geplaatst of zodanig dat tijdens het verschonen zicht op de groep(en) mogelijk blijft.

  • 6. Voor elk kind dienen voldoende toiletartikelen, handdoeken en reservekleding aanwezig te zijn. Tevens dienen de kinderen een eigen tandenborstel en een eigen beker te hebben.

  • 7. Kindercentra dienen een pedagogisch werkplan ter beschikking te hebben en dienen aantoonbaar uitvoering daaraan te geven.

Art. 15 Registratie.
  • 1. In het kindercentrum of bij de administratie van personeelszaken van de exploiterende stichting van het kindercentrum dient een overzicht te worden bijgehouden van de in het kindercentrum werkzame personen, waarin de naam, het adres, de functie en de behaalde diploma's of getuigschriften zijn vermeld.

  • 2. In het kindercentrum dient een overzicht te worden bijgehouden van de bij het kindercentrum ingeschreven kinderen waarin zijn vermeld de naam, het adres, de geboortedatum, het werkadres van de ouders en een noodadres met de bijbehorende telefoonnummers, een rooster van aanwezigheid van de kinderen, de inentingsgegevens en de relevante gegevens omtrent de gezondheid van de kinderen.

  • 3. De in dit artikel bedoelde overzichten, diploma's en andere bescheiden moeten desgevraagd ter inzage worden gegeven aan de daartoe gemachtigde ambtenaren.

Hoofdstuk 5. Inwerkingtreding.

Art. 16
  • Deze nadere regels treden in werking op de dag na die waarop zij worden bekendgemaakt.