Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuidoost

Verordening Kinderopvang Zuidoost 2002

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuidoost
Officiële naam regelingVerordening Kinderopvang Zuidoost 2002
CiteertitelVerordening Kinderopvang Zuidoost 2002
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg, ondersteuning en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Op grond van art. 38, eerste lid, van de verordening op de Bestuurscommissies is deze regeling op 19 maart 2016 van rechtswege vervallen.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet kinderopvang, Artikel 25

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-12-200219-03-2016-

19-11-2002

Amsterdams Stadsblad 04-12-2002

-

Tekst van de regeling

Verordening

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Art. 1 Begripsbepalingen.
  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • akinderopvang: het op één of meer dagen per week, in georganiseerd verband, bieden van onderdak, verzorging, begeleiding en opvoeding aan kinderen, afkomstig uit verschillende huishoudens in de leeftijd tot einde basisschoolleeftijd;

  • bkindercentrum: een ruimtelijke voorziening voor kinderopvang welke onderdak biedt aan vijf of meer kinderen uit verschillende huishoudens;

  • ckinderdagverblijf: een kindercentrum waarin gedurende meer dan vier aaneengesloten uren kinderen in de leeftijd tot vier jaar worden opgevangen;

  • dpeuterspeelzaal: een kindercentrum waarin uitsluitend overdag gedurende niet meer dan 3½ aaneengesloten uren kinderen in de leeftijd van anderhalf tot vier jaar kunnen worden opgevangen;

  • ebuitenschoolse opvang: een kindercentrum waarin overdag opvang wordt geboden aan schoolgaande kinderen in de leeftijd van vier jaar tot einde basisschoolleeftijd voor en na schooltijd en gedurende de vakanties;

  • fnaschoolse opvang: een kindercentrum waarin schoolgaande kinderen in de leeftijd van vier jaar tot einde basisschoolleeftijd kunnen worden opgevangen na schooltijd en gedurende de vakanties;

  • g24-uursopvang: een kindercentrum waar zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts kinderen in de leeftijd tot einde basisschoolleeftijd kunnen worden opgevangen;

  • hverlengde dagopvang: een kindercentrum met een minimale openstelling van 13,5 uur per dag, waar zowel overdag als ‘s avonds kinderen tot einde basisschoolleeftijd kunnen worden opgevangen;

  • ihalve-dagopvang: opvang gedurende de dag van kinderen in de leeftijd van zes weken tot vier jaar, welke opvang gedurende vijf aangesloten uren per dag plaatsvindt;

  • jouder/verzorger: de persoon die een minderjarig kind dat bij hem inwoont, opvoedt en verzorgt;

  • khouder: de natuurlijke of rechtspersoon die een kindercentrum of gastouderbureau in stand houdt;

  • lgroep: een eenheid die bestaat uit een aantal kinderen, een aantal functionarissen en eventueel hulpkrachten;

  • mfunctionaris:

    a. in een kindercentrum werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen in de voor kinderopvang geldende CAO en die over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding beschikt;

    b. in een kindercentrum werkzame persoon van minimaal 18 jaar oud die de beroepsbegeleidende leerweg volgt, onder de voorwaarden dat het kindercentrum een erkend leerbedrijf is, beschikt over een scholings- en loopbaanbeleid en de betreffende persoon op een adequate manier begeleidt;

    c. in een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de bemiddeling van gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op grond van de voor de kinderopvang geldende CAO benodigde opleiding heeft;

  • nhulpkracht: de in een kindercentrum werkzame persoon voor wie geen opleidingseisen gelden.

  • ogastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie die tot stand komt door middel van een gastouderbureau en die betrekking heeft op gelijktijdig ten hoogste vier kinderen per woning inclusief eigen kinderen van de gastouder;

  • pgastouder: een persoon die gastouderopvang biedt;

  • qgastouderbureau: een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang tussen gastouders en ouders/verzorgers regelt;

Art. 2 Verbodsbepaling.
  • 1. Het is verboden, zonder vergunning van het Dagelijks Bestuur een kindercentrum open te stellen of te houden.

  • 2. Het is verboden, zonder vergunning van het Dagelijks Bestuur een gastouderbureau op te zetten of open te houden.

Art. 3 Beslissing op de aanvraag.
  • 1. Het Dagelijks Bestuur beslist op de aanvraag voor een vergunning binnen twaalf weken.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan de beslissing op de aanvraag met ten hoogste twaalf weken verdagen.

Art. 4 Weigering en ontheffing.
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan vergunning weigeren indien niet wordt voldaan aan het bepaalde in of krachtens deze verordening dan wel ingeval verlening van die vergunning in strijd zou komen met een goede kinderopvang.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd, van de in het hoofdstuk 2 van deze verordening genoemde algemene regels en de regels per voorziening ontheffing te verlenen.

Art. 5 Duur van de vergunning of ontheffing.
  • Het Dagelijks Bestuur verleent de vergunning of ontheffing voor bepaalde of onbepaalde tijd.

Art. 6 Verplichtingen van de houder.
  • 1. De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.

  • 2. De houder is verplicht, aan het Dagelijks Bestuur gegevens te verstrekken die door hen in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.

  • 3. De houder is verplicht, de vergunning op een zichtbare plaats in het verblijf of gastouderbureau op te hangen.

  • 4. De houder is voorts verplicht, indien de bij de aanvraag van de vergunning verstrekte gegevens wijziging ondergaan, daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan het Dagelijks Bestuur.

Art. 7 Intrekking van de vergunning.
  • 1. Indien de bepalingen van deze verordening, voor zover daarvan geen ontheffing is verleend, naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur niet worden nageleefd, kan zij de vergunning intrekken.

  • 2. In dat geval bepaalt het Dagelijks Bestuur een termijn waarbinnen de houder het kindercentrum of gastouderbureau moet sluiten.

Hoofdstuk 2. Algemene regels en regels per voorziening.

Paragraaf 1. Algemene regels.

Art. 8
  • Het Dagelijks Bestuur is bevoegd, bij besluit algemene of nadere regels te stellen waaraan het kindercentrum, de houder en de in het kindercentrum werkzame functionarissen en hulpkrachten moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:

  • a de verzorging en de begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

  • b de accommodatie, de inrichting en de hygiënische toestand van de voorziening;

  • c de (brand)veiligheid van de voorziening;

  • d de aan de functionarissen en hulpkrachten te stellen eisen van gezondheid en gedrag.

Art. 9 Eisen aan de houder.
  • 1. De houder dient ervoor te zorgen dat de inspraak van ouders/verzorgers, gastouders, functionarissen en hulpkrachten op het beleid van de houder is gewaarborgd.

  • 2. De houder dient de in het kindercentrum werkzame functionarissen en hulpkrachten te begeleiden bij de in het centrum voorkomende werkzaamheden.

  • 3. De houder van een kindercentrum dient ten behoeve van in het centrum aanwezige functionarissen, hulpkrachten en kinderen een passende aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

  • 4. De houder dient ten behoeve van de gastouders, functionarissen en de kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering af te sluiten.

Art. 9a Informatieplicht.
  • De houder van een gastouderbureau en/of kindercentrum informeert de ouders/verzorgers schriftelijk over:

  • a het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid;

  • b de wijze waarop klachten worden behandeld;

  • c de wijze waarop de inspraak is geregeld;

  • d de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden;

  • e leveringsvoorwaarden en kosten;

  • f privacyreglement.

Art. 10 Eisen aan de functionarissen.
  • 1. De in een kindercentrum werkzame leidinggevende functionarissen dienen een daartoe geëigend diploma te bezitten conform de vigerende bepalingen in de collectieve arbeidsovereenkomst.

  • 2. De in een kindercentrum werkzame uitvoerende functionarissen dienen een daartoe geëigend diploma te bezitten, conform de vigerende bepalingen in de collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 11 Voorkoming verspreiding infectieziekten.
  • 1. Behoudens het bepaalde in de Gezondheidsverordening dient de houder ervoor zorg te dragen, dat:

  • a geen personen worden toegelaten tot het kindercentrum, en daarin ook niet zelf verblijven, wanneer volgens het Dagelijks Bestuur daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals vermeld in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte-oorzaken, aanwezig is;

  • b geen personen worden toegelaten tot het kindercentrum, en daarin ook niet zelf verblijven, indien de houder redelijkerwijs kan vermoeden dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals vermeld in de Wet Bestrijding Infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken, aanwezig is;

  • 2. Van de in het eerste lid, onder a en b, omschreven verplichtingen is de houder ontheven zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

Art. 12 Brandveiligheid en brandpreventie.
  • 1. De richtlijnen met betrekking tot de brandveiligheid van het kindercentrum zijn conform het Bouwbesluit.

  • 2. De houder dient er zorg voor te dragen dat het kindercentrum voldoet aan de in lid 1 van dit artikel genoemde richtlijnen en de daarin gestelde eisen.

Art. 13 Verblijfsruimte kindercentra.
  • 1. Elke groep heeft een afzonderlijke vaste groepsruimte.

  • 2. Voor elk kind moet per groepsruimte minimaal 3 m2 netto speel-/werkoppervlak beschikbaar zijn.

  • 3. Het kindercentrum met een openstelling van vier uur of langer dient te beschikken over een aanpalende buitenspeelruimte, waarvan de oppervlakte minimaal 4 m2 per spelend kind bedraagt.

Paragraaf 2. Regels per voorziening

2.1. Regels voor kinderdagverblijven.

Art. 14 Groepsgrootte kinderdagverblijven.
  • Een groep van op te vangen kinderen:

  • a in de leeftijd van 0 tot 1 jaar omvat gelijktijdig ten hoogste 12 kinderen;

  • b in de leeftijd van 0 tot 13 jaar omvat gelijktijdig ten hoogste 16 kinderen, waaronder ten hoogste 8 kinderen van 0 tot 1 jaar;

  • c in de leeftijd van 4 tot 13 jaar omvat gelijktijdig ten hoogste 20 kinderen;

Art. 15
  • 1. Een groep van kinderen in de leeftijd tot anderhalf jaar heeft naast een vaste groepsruimte een aparte eigen slaapruimte.

  • 2. Een groep van kinderen die ouder zijn dan anderhalf jaar moet kunnen beschikken over slaapgelegenheid in een rustige, af te scheiden ruimte.

  • 3. Ten minste één functionaris is belast met de verzorging en opvoeding van gelijktijdig ten hoogste:

  • a 4 kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar;

  • b 5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

  • c 6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;

  • d 8 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;

  • e 10 kinderen in de leeftijd van 4 tot het einde van de basisschoolleeftijd;

  • f Het aantal functionarissen bij een gemengde groep wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde, waarbij naar boven kan worden afgerond.

  • 4. In afwijking van het hiervoor onder lid 3 bepaalde kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meer dan anderhalf uur, na opening en voor sluiting van het kindercentrum en in bijzondere omstandigheden, één functionaris minder ingezet worden, met dien verstande dat ten minste één functionaris wordt ingezet.

  • 5. Indien slechts één functionaris ingezet wordt, ingevolge de leden 3 of 4 van dit artikel, wordt naast deze functionaris tenminste één volwassene ingezet ter ondersteuning van die functionaris.

2.2. Regels voor peuterspeelzalen.

Art. 16 Groepsgrootte peuterspeelzalen.
  • Het aantal kinderen in een groep bedraagt maximaal:

  • a 10 kinderen in de leeftijd van anderhalf tot vier jaar;

  • b 12 kinderen in de leeftijd van twee tot vier jaar;

  • c 15 kinderen in de leeftijd van twee en een half tot vier jaar.

Art. 17
  • 1. Het aantal van de in art. 16 bedoelde kinderen in een groep staat onder leiding van ten minste een functionaris en een hulpkracht.

  • 2. Een kind dat in een peuterspeelzaal verblijft, dient minimaal twee dagdelen per week ingeschreven te zijn.

  • 3. Het in artikel 15 lid 2 bepaalde is niet van toepassing op peuterspeelzalen.

2.3. Regels voor buitenschoolse/naschoolse kindercentra.

Art. 18
  • 1. Het in artikel 15 lid 2 bepaalde is niet van toepassing op buitenschoolse/naschoolse kindercentra.

  • 2. Het aantal van de in art. 14 genoemde kinderen in groep staat onder begeleiding van het aantal functionarissen zoals omschreven in artikel 15 lid 3.

2.4. Regels voor halve-dagopvang.

Art. 19
  • 1. Een groep kinderen in de leeftijd tot anderhalf jaar heeft naast een vaste groepsruimte een eigen aparte slaapruimte.

  • 2. Het in artikel 15 lid 2 is niet van toepassing op halve-dagopvang.

  • 3. Het aantal van de in art. 14 genoemde kinderen in groep staat onder begeleiding van het aantal functionarissen zoals omschreven in artikel 15 lid 3.

2.5. Regels voor kinderen voor 24-uursopvang en verlengde dagopvang.

Art. 20
  • Het gestelde in de artikelen 14 en 15 is van overeenkomstige toepassing op kindercentra voor 24-uursopvang en verlengde dagopvang.

2.6 Regels voor gastouderopvang.

Art. 20a
  • 1. Gastouderopvang geschiedt op basis van schriftelijke overeenkomsten tussen gastouderbureau, de ouder/verzorger en de gastouder.

  • 2. Contractueel worden in elk geval vastgelegd de vergoeding voor de opvang en de kwaliteitseisen die het gastouderbureau aan de gastouderopvang stelt.

  • 3. De woning waar gastouderopvang plaatsvindt, dient voldoende ruimte te bieden voor het aantal kinderen dat daar verblijft. De hier bedoelde ruimte heeft zowel betrekking op de speelgelegenheid binnen en buiten de woning als op de slaap- en rustruimte;

Hoofdstuk 3. Uitzondering-, straf -, overgangs- en slotbepalingen.

Art. 21 Uitzonderingsbepalingen.
  • Deze verordening is niet van toepassing op:

  • 1 ° kindercentra ten aanzien waarvan een regeling is getroffen in of krachtens enig ander wettelijk voorschrift dan deze verordening;

  • 2 ° lokaliteiten waarin aan bezoekers van gebouwen en inrichtingen gelegenheid wordt geboden kinderen bij incidenteel bezoek te doen verblijven.

Art. 22 Strafbepaling.
  • Hij die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens art. 2 of art. 6 of bij of krachtens het gestelde in hoofdstuk 2 van deze verordening, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Art. 23 Opsporingsambtenaren.
  • 1. De opsporing van de in art. 22 strafbaar gestelde feiten is, naast de in art. 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het Dagelijks Bestuur met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2. Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften, welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

    Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, hebben tegen de wil van de rechthebbende de toegang tot alle plaatsen, geen woningen zijnde, voor zover dat redelijkerwijs vereist is in verband met het toezicht op de naleving en de opsporing daarvan.

Art. 24 Overgangsbepalingen.
  • 1. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de verordening op de kindercentra zoals die gold voordat deze verordening inwerking is getreden.

  • 2. Vergunningen die zijn verleend onder vigeur van de verordening op de kindercentra zoals die gold voor inwerkingtreding van deze verordening, blijven hun geldigheid behouden tot de expiratiedatum of totdat een nieuwe vergunning op grond van artikel 3 lid 1 van deze verordening wordt verleend.

  • 3. Ten aanzien van vergunningen als bedoeld in het eerste en tweede lid blijft de verordening op de kindercentra die voor inwerkingtreding van deze verordening gold onverkort van kracht.

Art. 25 Slotbepaling.
  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Kinderopvang Zuidoost 2002.

  • 2. De verordening treedt in werking op de derde dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 3. Op gelijke datum van de inwerkingtreding van deze verordening wordt de verordening op de kindercentra die gold voor inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken, onverminderd het bepaalde in art. 24.