Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Veghel

Aanwijzingsbesluit vergunningvrije evenementen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Veghel
Officiële naam regelingAanwijzingsbesluit vergunningvrije evenementen
CiteertitelAanwijzingsbesluit vergunningvrije evenementen
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Op grond van artikel 6:5, eerste lid van de APV 2010  geldt dit besluit als een besluit op grond van artikel 2:25 van de APV 2010

In besluit is artikel 9 niet opgenomen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

APV, art. 6.5

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-08-200726-06-2013Nieuwe regeling

18-07-2007

Stadskrant Veghel, 29-08-2007

5.1/2007/16104

Tekst van de regeling

Intitulé

Aanwijzingsbesluit vergunningvrije evenementen

Aanwijzingsbesluit ex  2.2.2, lid 4 APV

Vergunningvrije evenementen

Op grond van 6.5 APV 2010 wordt dit besluit geacht te zijn gebaseerd artikel 2:25, lid 2)

 

 

De burgemeester van de gemeente Veghel;

 

overwegende dat artikel 2.2.2., lid 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) het aanwijzen van evenementen waarvoor geen vergunning vereist is mogelijk maakt;

 

dat het gewenst is van deze mogelijkheid gebruik te maken, mits de organisatie van vergunningvrije evenementen worden gebonden aan algemene regels in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, de gezondheid, de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen;

 

gelet op het bepaalde in 2.2.2, lid 4 van de APV;

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen het volgende:

Aanwijzingsbesluit vergunningvrije evenementen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Braderie: een incidentele markt met straatverkoop door winkeliers ambachtslieden e.d. Bij dit evenement wordt vaak gebruik gemaakt van marktkramen, mobiele bakkramen en zogenaamde vrije-grondplaatsen;

  • b.

    Bakkramen, bakwagens: bakkramen en –wagens  t.b.v. oliebollen, patates frites vis e.d. Deze kramen/wagens zijn door gespecialiseerde bedrijven gebouwd en zijn voorzien van een geldig keuringsrapport van de installaties;

  • c.

    Collectieve festiviteit: festiviteit als bedoeld in artikel 4.1.2. van de APV;

  • d.

    Evenement: evenement als bedoeld in artikel 2.2.1. van de APV

  • e.

    Gebiedsontsluitingsweg en erftoegangsweg: doorgaande weg als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit;

  • f.

    Personen: het totaal van het aantal te verwachten deelnemers en bezoekers;

    g. Straat- of buurtfeest: Feest dat direct met en door bewoners van een straat of buurt wordt georganiseerd op een openbare plaats. Veelal vinden de activiteiten plaats op de openbare weg die daartoe aan het verkeer onttrokken moet worden.

Artikel 2 Vergunningvrije enkelvoudige evenementen

  • 1. Als vergunningvrije evenementen worden aangewezen de in lid 2 genoemde evenementen die voldoen aan de hierna genoemde algemene criteria en de in lid 2 per afzonderlijk evenement genoemde criteria:

    a. het betreft uitsluitend afzonderlijke evenementen die niet kunnen worden aangemerkt als een deel van een groter evenement;

    b. de evenementen zien niet op het gebruik van natuurterreinen vóór zonsopkomst en na zonsondergang;

    c. de evenementen in de openlucht gaan niet gepaard met het ten gehore brengen van versterkte levende muziek;

    d. de evenementen, indien gehouden in de open lucht, niet worden gehouden op terreinen welke zijn gelegen binnen een afstand van 150 meter van een vulpunt van een LPG-verkooppunt, tenzij met de exploitant van het verkooppunt schriftelijk wordt overeengekomen dat tijdens het evenement geen vulling van de LPG-tankinstallatie plaatsvindt.

  • 2. Als vergunningvrije evenementen bedoeld in lid 1 worden aangewezen:

    • a.

      eendaagse buurtfeesten en buurtbarbecues welke voldoen aan de volgende criteria:

      • 1.

        het evenement wordt niet gehouden op een gebiedsontsluitingsweg of erftoegangsweg binnen de bebouwde kom dan wel op een weg buiten de bebouwde kom;

      • 2.

        het evenement wordt gehouden tot uiterlijk 01.00 uur;

    b.    een- of meerdaagse wandeltochten op de openbare weg, mits gehouden onder de licentie van de betreffende overkoepelende organisatie c.q. sportbond en onverkort wordt voldaan aan de reglementen van die overkoepelende organisatie c.q. sportbond althans voor zover de bepalingen van deze reglementen zien op belangen van openbare orde, zedelijkheid, veiligheid en gezondheid;

    c.    eendaagse toertochten zonder wedstrijdelement met (brom-)fiets, skeelers, motor en (vracht)auto, mits

    1.    deze worden gehouden onder de licentie van een betrokken overkoepelende organisatie c.q. sportbond en onverkort wordt voldaan aan de reglementen van die overkoepelende organisatie c.q sportbond althans voor zover de bepalingen van deze reglementen zien op belangen van openbare orde, zedelijkheid, veiligheid en gezondheid en

    2.    met dien verstande dat de tochten niet worden gehouden in door het college op grond van artikel 5.4.2 van de APV aangewezen natuurgebieden;

    d.    festiviteiten ter gelegenheid van de viering van Koninginnedag, bestaande uit:

           a. fietstochten op de openbare weg;

           b. spelactiviteiten voor de basisschooljeugd buiten de openbare weg;

    e.    jeugdkampen van in de gemeente gevestigde sportverenigingen mits

    1. gehouden op het eigen terrein van de betreffende vereniging en

    2. het kamp uitsluitend is bestemd voor eigen leden van de organiserende vereniging;

    f.     straatspeeldagen in het kader van de landelijke straatspeeldag, mits deze niet worden gehouden op een gebiedsontsluitingsweg;

    g.    speurtochten met minder dan 100 deelnemers;

    h.    dierententoonstellingen in gebouwen , mits gehouden onder de auspiciën van een landelijke of regionale overkoepelende organisatie en onverkort wordt voldaan aan de reglementen van die organisatie;

    i.     pony- en paardenconcoursen en wedstrijden van hondensportverenigingen op particulier terrein, mits

    1. deze worden gehouden onder de auspiciën van een landelijke of regionale overkoepelende organisatie en onverkort wordt voldaan aan de reglementen van die organisatie althans voor zover de bepalingen van deze reglementen zien op belangen van openbare orde, zedelijkheid, veiligheid en gezondheid en

    2. het totaal van het te verwachte aantal personen niet groter zal zijn dan 500;

    j.     evenementen in het kader van open dagen van individuele winkels en bedrijven mits

    1. deze niet plaatsvinden op de openbare weg in de zin van de Wegenverkeerswet en

    2. voldaan wordt aan de Winkeltijdenwet;

    k.    evenementen in Veghel centrum i.v.m. koopzondagen als bedoeld in de Winkeltijdenwet, met dien verstande dat:

    1.    het evenement plaatsvindt in het voetgangersgebied van Veghel centrum en de Hoofdstaat

    2.    uitsluitend de Hoofdstraat te Veghel wordt afgesloten voor het verkeer.

    l.     braderieën onder de voorwaarden dat:

    • 1.

      het evenement wordt niet gehouden op een gebiedsontsluitingsweg of erftoegangsweg binnen de bebouwde kom dan wel op een weg buiten de bebouwde kom;

    • 2.

      het evenement wordt gehouden tot uiterlijk 23.00 uur

    • m.

      sponsorlopen georganiseerd door scholen

Artikel 3 Overige niet nader genoemde vergunningvrije evenementen

In aanvulling op het bepaalde artikel 2 worden tevens als vergunningvrije evenementen aangewezen de evenementen die voldoen aan de criteria genoemd in artikel 2, lid 1 onder a t/m d en voorts aan onderstaande criteria:

a. er is sprake van een eendaags evenement en

b. het redelijkerwijs te verwachten aantal personen bedraagt niet meer dan:

1. 50 personen bij evenementen die in een tent of mede in een tent worden gehouden

2. 100 personen bij evenementen die in de openlucht zonder gebruikmaking van een tent worden gehouden.

3. 100 personen bij evenementen die in een gebouw worden gehouden, mits dat gebouw beschikt over een daartoe benodigde gebruiksvergunning

c. het evenement wordt gehouden tussen 09.00 uur en 23.00 uur en

d. het evenement wordt niet gehouden op een openbare weg in de zin van de Wegenverkeerswet;

e. het evenement wordt niet gehouden in een van de door het college op grond van artikel 5.4.2 van de APV aangewezen natuurgebieden;

Artikel 4 Algemene regels

De organisatie van de onder artikel 2 en 3 als vergunningvrij aangemerkte evenementen voldoet aan de hierna onder artikel 5  t/m 11 opgenomen algemene regels

Artikel 5 Procedurele en andere algemene regels / Nadere regels /Verbod evenement

  • 1. De organisatie meldt het geplande evenement uiterlijk zes weken voor de datum van aanvang daarvan schriftelijk dan wel elektronisch (via email) op een daartoe bestemd (elektronisch) formulier aan de productgroep Publieksplein van de Afdeling Klantzaken, met mededeling van:

    • a.

      de aard van het evenement;

    • b.

      de periode en tijdstippen waarbinnen het evenement wordt gehouden;

    • c.

      de locatie waarop het evenement wordt gehouden;

    • d.

      het te verwachten aantal deelnemers;

    • e.

      contactgegevens van de contactpersoon (Naam, adres en mobiel nummer);

    • f.

      de eventuele noodzaak tot het afsluiten van de weg;

    • g.

      het eventuele Reglement van de overkoepelende organisatie, onder de auspiciën waarvan het evenement plaatsvindt;

  • 2. Indien binnen twee weken na ontvangst van het meldingsformulier door de burgemeester geen tegenbericht is verzonden kan het evenement zoals gemeld plaatsvinden onder de voorschriften zoals opgenomen in dit besluit en de daarbij behorende bijlagen.

  • 3. De burgemeester kan ter bescherming van de belangen waarmee een evenementvergunning is gediend nadere voorschriften stellen aan een te houden evenement of een evenement geheel of gedeeltelijk verbieden.

  • 4. De contactpersoon van de organisator is in de periode gelegen tussen 1 werkdag voor het evenement en 1 werkdag na het evenement permanent bereikbaar en is tijdens het evenement  als zodanig herkenbaar voor eventueel overleg met de politie en medewerkers van de gemeente Veghel.

  • 5. Het van een bewijs van ontvangst voorziene meldingsformulier of een kopie daarvan is tijdens het evenement voor directe inzage op de betreffende locatie beschikbaar zijn en wordt na een daartoe strekkend verzoek onmiddellijk ter inzage gegeven aan een toezichthoudend controlerend ambtenaar.

  • 6. Voor zover dat noodzakelijk is voor een goede naleving van de voorschriften stelt degene die de melding heeft gedaan alle medewerkers aan de activiteiten op de hoogte van die voorschriften. Degene die de melding heeft gedaan is verantwoordelijk voor de naleving van de bedoelde voorschriften.

  • 7. De organisator stelt bewoners en exploitanten van direct aan het terrein waarop het evenement plaatsvindt gelegen woningen en bedrijven uiterlijk één week van tevoren schriftelijk op de hoogte te stellen van de in het eerste lid bedoelde gegevens

  • 8. De organisator neemt redelijkerwijs alle mogelijke maatregelen, die voorkomen dat de gemeente Veghel, dan wel derden schade, gevaar en/of hinder ondervinden van het evenement.

  • 9. De organisator verzekert zich tijdig en afdoende tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid. Een standaardaansprakelijkheidsverzekering wordt daartoe voldoende geacht. Een kopie van de polis dient bij de melding overgelegd te worden.

  • 10. De aanwijzingen en bevelen van de politie, de brandweer en medewerkers van de gemeente gegeven in het belang van de openbare orde en veiligheid worden stipt en onmiddellijk opgevolgd.

Artikel 6 Regels m.b.t. het maximaal toegelaten geluid

  • 1. De geluidsniveaus overschrijden de in onderstaande tabel opgenomen maxima niet.

     

    PeriodeTijdsduur periodeMaximale gevelbelasting op 2 meter van de gevel 1 min LAeq
    Dag07:00 – 19:00 uur75 dB(A)
    Avond19:00 – 23:00 uur70 dB(A)
    Avond voorafgaand aan een zaterdag, zondag of collectieve feestdag 19:00 – 01:00 uur70 dB(A)
    Avond op een lokale kermisdag, niet zijnde een avond voorafgaande aan een zaterdag, zondag of collectieve feestdag19:00 – 24:00 uur70 dB(A)
    Nacht 23:00 – 07:00 uur40 dB(A)
    Nacht voorafgaand aan een zaterdag, zondag of collectieve festiviteit.01:00 – 07:00 uur40 dB(A)

     

  • 2. De organisator plaatst de geluidsdragers zodanig dat bewoners van nabij gelegen bewoonde bebouwing zo min mogelijk geluidshinder ondervinden.

Artikel 7 Regels m.b.t. (brand)veiligheid

  • 1. Voor vergunningvrije evenementen die worden gehouden in de open lucht gelden de algemene brandveiligheidsregels zoals opgenomen in Brandveiligheidsvoorschriften voor het gebruik van terreinen (bijlage 2 bij dit besluit).

  • 2. Voor vergunningvrije evenementen met  50 of meer deelnemers/bezoeker die (mede) plaatsvinden in tenten, gebouwen of andere inrichtingen gelden de algemene brandveiligheidsregels zoals opgenomen in de “Gebruikseisen voor bouwwerken” en de “Gebruikseisen voor bouwwerken m.u.v. gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties”  (bijlagen 3 en 4 bij dit besluit). Met de melding verklaart de organisator van het evenement dat zowel hij als de eigenaar verhuurder van het pand de voorschriften in deze bijlagen na zullen komen c.q. heeft verklaard deze na te zullen komen. Daarnaast geldt  onverkort het bepaalde in de verleende (tijdelijke) gebruiksvergunning. De houder van de gebruiksvergunning is verantwoordelijk voor de naleving van de voorschriften en ziet mede toe op naleving van de voorschriften.

  • 3. Voor (straat)barbecues , braderieën en andere evenementen waarbij gebruik wordt gemaakt van bak-, braad-, kook-, of barbecuetoestellen gelden daarnaast de algemene brandveiligheidsregels zoals opgenomen in bijlage 5 respectievelijk 6 bij dit besluit.

  • 4. Indien bij een evenement ballonnen met helium worden gebruikt gelden daarnaast de algemene veiligheidsregels zoals opgenomen in bijlage 7 bij dit besluit.

  • 5. Ten behoeve van het verkeer van hulpverlenende diensten wordt een doorgaande route met een breedte van 3,5 meter en een hoogte van 4,2 meter vrijgehouden.

  • 6. Objecten worden voor de stabiliteit en tegen het opwaaien deugdelijk verankerd. Wanneer deze verankering door de aanwezigheid van bestrating en of kabels en leidingen niet uitvoerbaar is met stalen pennen dan bedenkt de organisator hiervoor een alternatieve constructie. Bij een door het KNMI verwachte windkracht van 8 Beaufort en hoger worden in geen geval tenten opgezet.

  • 7. Er wordt geen open vuur of vuurwerk gebruikt;

Artikel 8 Regels t.a.v. parkeren en het afsluiten van de openbare weg/ voorkoming gevaar en hinder voor het verkeer

  • 1. Het parkeren wordt zodanig geregeld, dat elders geen parkeeroverlast wordt veroorzaakt.

  • 2. De afzetting van de openbare weg geschiedt met dranghekken voorzien van een verkeersbord C1. Dranghekken met de daarbij behorende verkeersborden zijn verkrijgbaar bij de afdeling Beheer Openbare Ruimte. De afzetting wordt, indien, na zonsondergang nog aanwezig, voldoende verlicht.

  • 3. De doorgang voor bewoners en werknemers van bedrijven in het gebied, alsmede voor hulpverleningsdiensten wordt gewaarborgd.

  • 4. Indien achterliggende woonstraten slechts via een omwegbereikt kunnen worden, wordt bij de afzetting duidelijk een omleidingroute aangegeven.

  • 5. Uitritten worden niet geblokkeerd.

  • 6. Het afzetten en vrijmaken van het te gebruiken terrein en de openbare weg geschiedt door en voor rekening van de organisator.

  • 7. De afzetting wordt zo spoedig mogelijk na afloop van de activiteiten doch uiterlijk binnen 1 uur na afloop van het evenement verwijderd.

  • 8. Het gebruik van objecten en de van daaruit te ondernemen activiteiten is redelijkerwijs niet zodanig, dat voetgangers en/of overig verkeer daarvan gevaar of hinder ondervinden.

Artikel 10 Regels t.a.v. hygiëne en milieu

  • 1. Er worden voldoende afvalbakken voor vrijkomend afval geplaatst. De afvalbakken worden tijdig geledigd. Vrijkomend afval wordt onmiddellijk na afloop van het evenement geborgen.

  • 2. Per 150 personen is ten minste 1 dames- en herentoilet aanwezig.

  • 3. het evenement vindt niet plaats indien door of namens de Minister van Landbouw Visserij en Natuurbeheer in verband met de uitbraak van een besmettelijke dierziekte (bijv. MKZ, Varkenspest of  Vogelgriep) te kennen is gegeven dat ter voorkoming van verdere verspreiding van deze ziekte het houden van evenementen wordt ontraden.

Artikel 11 Specifieke voorschiften tijdelijke kampeergelegenheid bij jeugdkampen

  • 1. Op een jeugdkamp is dag en nacht voldoende personeel aanwezig om aan de hieronder genoemde regels te kunnen voldoen. Bovendien heeft het personeel een toezichthoudende taak.

  • 2. Op het kampterrein is de mogelijkheid tot alarmering (bijvoorbeeld met een mobiele telefoon) aanwezig.

  • 3. Op de kampeergelegenheid is ten tijde van het jeugdkamp een ehbo-voorziening ingericht.

  • 4. Er is te allen tijde iemand aanwezig die in het bezit is van een geldig ehbo-diploma.

  • 5. Indien het kampeerterrein zich in de directe omgeving van water bevindt, is er voldoende reddingsmateriaal aanwezig én moet het personeel in staat zijn dit reddingsmateriaal te gebruiken.

Artikel 12 Gevolg van het niet naleven van de algemene regels

Indien de organisatie van een vergunningvrij evenement de in dit aanwijzingsbesluit opgenomen regels niet naleeft of de aanwijzingen van de toezichthouder niet nakomt wordt het geacht te handelen zonder vergunning.

Ondertekening

Aldus vastgesteld d.d. 18 juli  2007

 

 

 

De burgemeester van de gemeente Veghel,

 

 

 

 

 

A. Frankfort.

Bijlage 2 Brandveiligheidsvoorschriften voor het gebruik van terreinen

Vrijhouden van terreingedeelten voor de brandweer

  • 1.

    Brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen dienen vrij en bereikbaar te worden gehouden voor brandweervoertuigen. Bebouwingen achter of nabij het terrein, dienen bereikbaar te zijn en bereikbaar te worden gehouden;

  • 2.

    Ten behoeve van het verkeer van de hulpverlenende diensten moet een doorgaande route met een breedte van 3,5 meter en een hoogte van 4,2 meter worden vrijgehouden;

  • 3.

    (Tui-)draden, elektriciteitskabels e.d. welke over de weg zijn gespannen dienen minimaal 4,2 meter boven het straatniveau worden aangebracht.

 

Terreinindeling

  • 1.

    De afstand van een tijdelijke inrichting tot iedere andere inrichting (bouwwerk) moet ten minste 5 meter te bedragen en dusdanig te zijn geplaatst dat op redelijkerwijs bij brand, overslag kan worden voorkomen;

 

Indeling en constructie van de tijdelijke inrichting(en)

  • 1.

    De ligging van de tijdelijke inrichting moet met inbegrip van de eventuele benodigde tuidraden en/of scheerlijnen zodanig zijn, dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor een snelle en veilige ontvluchting vanuit de inrichting naar een veilige plaats;

  • 2.

    Vloeren moeten zodanig zijn aangebracht dat een stroef en gesloten vloeroppervlak ontstaat;

  • 3.

    Kabels en snoeren moeten in geval dat deze over de vloer moeten lopen met goede plakstrips worden afgeplakt, en wel zodanig dat struikelen en/of vallen wordt voorkomen;

  • 4.

    Rookvorming door bijvoorbeeld een rookapparaat, koudijs of op andere wijze gemaakt mag nooit een veilige en snelle ontruiming verhinderen;

 

Elektrische installaties.

  • 1.

    De elektrische installatie moet voldoen aan het gestelde in het normblad NEN 1010;

  • 2.

    Het gebruik van andere verlichting dan elektrische verlichting is verboden;

  • 3.

    Indien de inrichting in de avonduren wordt gebruikt moet in het publiekstoegankelijke gedeelten een nood- en transparantverlichting te worden aangebracht.

  • 4.

    Onmiddellijk boven elke voor ontvluchting bestemde doorgang moet een transparantverlichtingsarmatuur worden aangebracht met vluchtrouteaanduiding;

  • 5.

    De tekst moet voldoen aan het gestelde in het normblad NEN 3011;

  • 6.

    De transparantverlichting moet permanent te branden gedurende de aanwezigheid van personen.

 

Blusmiddelen.

  • 1.

    Nabij eventueel te plaatsen verkooppunten, waar voeding- en genotmiddelen worden gebakken of gekookt moet een blustoestel met een inhoud van ten minste 6 kg poeder; 5 kg koolzuursneeuw of gelijkwaardige vulling aanwezig zijn.

  • 2.

    Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een geldige Rijkskeurmerk met rangnummer en moet overeenkomstig de norm NEN 2559 jaarlijks worden onderhouden. Een blustoestel moet zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is aangegeven.

  • 3.

    In de onmiddellijke nabijheid van een bak-, braad- of frituurtoestel moeten goed passende deksels of een blusdeken aanwezig zijn om het toestel in geval van brand te kunnen afdekken.

 

Gasinstallatie

  • 1.

    De aanwezige losse gastank(s) en/of gasflessen, mogen er niet meer zijn dan de benodigde werkvoorraad per dag. Een losse gasfles/tank mag een waterinhoud hebben van ten hoogste 115 liter;

  • 2.

    De ruimte waarin de gasflessen staan moet voldoende geventileerd zijn;

  • 3.

    Een flessengasinstallatie moet blijvend voldoen aan het bepaalde in NEN 3324, uitgave 1965, NEN 3324-A (aanvulling op NEN 3324), uitgave 1971 en NPR 2921;

  • 4.

    De eventuele opstelling tussen gasflessenopslag en/of overige voor verwarming bestemde brandstoffen in de tijdelijke inrichting, moet minimaal 5 meter te bedragen, De opslagplaats van de gasflessen achter de wagens/kraam mag niet toegankelijk zijn voor publiek en moet voorzien zijn van het opschrift “ROKEN EN OPEN VUUR VERBODEN” in 8 cm. Drukhouders dienen goed geventileerd te zijn in de buitenlucht en beschermd tegen opwarming door zonnestraling.

  • 5.

    LPG mag niet worden toegepast;

  • 6.

    Gasflessen moeten voorzien zijn van een door Lloyds Register-Stoomwezen erkend geldig keurmerk. Gasflessen waarvan de goedkeuring, blijkens de ingeponste datum, meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden zijn verboden;

  • 7.

    Flessen en tanks mogen slechts tot 80% worden gevuld. Een lege fles moet altijd met gesloten afsluiter worden bewaard;

  • 8.

    Afsluiters moeten tegen beschadigingen zijn beschermd. Indien de bescherming bestaat uit een afneembare kop, moet deze bij niet aangesloten flessen zijn opgeschroefd;

  • 9.

    Het gebruik van een reduceer (drukregelaar) ouder dan 5 jaar is verboden;

  • 10.

    Het verbruikstoestel mag alleen op de standplaats in werking zijn. Tijdens het transport van de bakwagen moeten de afsluiters van gasflessen en/of gastank te allen tijde gesloten zijn;

  • 11

    Alle toegepaste appendages moeten van een door Lloyds Register-Stoomwezen goedgekeurd type zijn;

  • 12

    Het leidingnet moet zijn uitgevoerd als een vaste metalen leiding. Aan het einde van elk aftakpunt van de vaste leiding naar een gebruikstoestel moet zich een afsluiter bevinden;

  • 13

    Het gebruik van een slang is alleen toegestaan voor aansluiting van een verbruikstoestel op het leidingnet, als koppelslang tussen een tank/fles en het leidingnet en als koppelslang tussen een tank/fles en een manifold;

  • 14

    Elke verbindingsslang tussen drukhouder en een verbruikstoestel e.d. moet:

    Zijn vervaardigd van synthetische rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen;

    Zijn bevestigd door middel van slangklemmen op slangpilaren;

    Vrij en ongespannen zijn aangelegd;

    Zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen;

    De gasslang mag maximaal 2 jaar oud zijn en zo kort mogelijk zijn gehouden. De maximale slanglengte voor een tijdelijke opstelling mag 5 meter bedragen;

 

  • 15.

    Het leidingnet en het toebehoren moeten iedere 2 jaar en zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld bij wijzigingen en reparaties) worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet een door of vanwege de installateur getekende verklaring bij de gebruikers aanwezig zijn, welke mede door de vergunninghouder is ondertekend.

  • 16.

    Het leidingsysteem en het toebehoren moeten steeds in goede staat van onderhoud verkeren.

 

6.7       Algemeen

Aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden.

 

Bijlage 3 Gebruikseisen voor bouwwerken

Gebruikseisen voor bouwwerken (hieraan moet zowel door de verhuurder als de gebruiker -ieder voor zover op hen van toepassing- worden voldaan.

Artikel 1            Vrijhouden van terreingedeelten

1 Bluswaterwinplaatsen moeten voldoende worden vrijgehouden.

2 De verbindingsweg, bedoeld in de artikelen 2.5.3, eerste lid en tweede lid, en 5.1.2, eerste en tweede lid, en de bijbehorende opstelplaatsen voor brandweervoertuigen moeten over de volle hoogte en ter breedte van de verharding worden vrijgehouden. Hekwerken die deze verbindingswegen en opstelplaatsen afsluiten, moeten snel en gemakkelijk kunnen worden geopend.

 

Artikel 2            Elektrische installaties en toestellen

  • 1.

    Het is verboden een verlichtingsinstallatie of een verlichtingstoestel te gebruiken, indien dat gebruik door de eigenschappen van die installatie of dat toestel gevaar oplevert voor het ontstaan van brand.

  • 2.

    Het is verboden een verlichtingsinstallatie of een verlichtingstoestel op zodanige wijze te gebruiken, dat het gebruik door de wijze waarop die installatie of dat toestel is opgesteld of aangebracht, gevaar oplevert voor het ontstaan van brand.

  • 3.

    De bij of krachtens enig wettelijk voorschrift vereiste noodverlichtingsinstallatie wordt ten minste eenmaal per jaar door een ter zake kundige gecontroleerd op de goede werking. Het nodige onderhoud wordt verricht.

 

Artikel 3           Installaties voor verwarming en kookdoeleinden

1 In de stookruimte mogen geen brandbare goederen worden opgeslagen/opgesteld. Stooktoestellen die buiten een stookruimte zijn opgesteld, dienen vrij te worden gehouden van brandbare goederen.

2 Een opening ten behoeve van de toevoer van verbrandingslucht, op grond van enige regeling geëist, wordt niet afgesloten.

3 Het is verboden een verwarmingsinstallatie of verwarmingstoestel te gebruiken, indien dat gebruik door de eigenschappen van die installatie of dat toestel zelf gevaar oplevert voor het ontstaan van brand.

Het bedoelde gevaar als gevolg van de eigenschappen wordt niet geacht te zijn bij het gebruik van:

- centraleverwarmingsinstallaties die voldoen aan de veiligheidseisen voor centraleverwarmingsinstallaties, opgenomen in NEN 3028, uitgave 2004;

- centraleverwarmingsinstallaties voor het stoken van gas dat wordt gedistribueerd door middel van pijpleidingen welke installaties bovendien voldoen aan de gasinstallatievoorschriften, opgenomen in NEN 1078, uitgave 1999;

- niet op de centrale distributienetten aangesloten installaties voor het stoken met vloeibaar gas die voldoen aan de eisen in NEN 1078, uitgave 1999.

4 Het is verboden een verwarmingsinstallatie of verwarmingstoestel te gebruiken, indien dat gebruik door de wijze waarop die installatie of dat toestel is opgesteld of aangebracht gevaar oplevert voor het ontstaan van brand.

5 Het is verboden een verwarmingstoestel dat bedoeld is te functioneren met een rookgasafvoer te gebruiken zonder een doeltreffende voorziening voor de afvoer van rook.

 

Artikel 4            Voorzieningen voor de afvoer van rookgassen

  • 1.

    Het is verboden een voorziening voor afvoer van rook te gebruiken dat niet doeltreffend is gereinigd.

  • 2.

    Het is verboden een voorziening voor afvoer van rook uit te branden

  • 3.

    Het is verboden een voorziening voor afvoer van rook te gebruiken, indien dit gebruik door de toestand waarin de voorziening voor afvoer van rook zich bevindt dreigend gevaar oplevert voor de veiligheid van personen.

    4. Het is verboden een voorziening voor afvoer van rook waarin brand heeft gewoed te gebruiken voordat het is gereinigd en zonodig hersteld.

    5. Het is verboden een rookkanaal te gebruiken als dit zonder een inrichting tot het opvangen van vonken dreigend gevaar oplevert voor het ontstaan van brand.

 

Artikel 5            Verbod voor roken en open vuur

1 Het is verboden te roken of vuur te hebben

- in een ruimte bestemd voor de opslag van een of meer der stoffen genoemd in de Regeling Bouwbesluit 2003 onder a tot en met h (zie opsomming na laatste artikel) ;

- bij het verrichten van werkzaamheden die het uitstromen van brandbare vloeistoffen en/of gassen kunnen veroorzaken;

- bij het vullen van een brandstofreservoir met een brandbare vloeistof of een brandbaar gas.

2 Niemand mag roken of vuur bij zich hebben op plaatsen waar een zodanig verbod, ter voldoening aan hetgeen bij of krachtens wettelijk voorschrift is gesteld, op een voor een ieder kenbare wijze is aangegeven.

3 Het rookverbod c.q. open vuurverbod van het opschrift ‘VERBODEN TE ROKEN’ of  ‘VERBODEN VOOR OPEN VUUR’, dan wel door middel van een gestandaardiseerd symbool overeenkomstig het gestelde in de norm NEN 3011, uitgave 2004.

 

Artikel 6            Blusleidingen en de bijbehorende pompinstallaties

1 Ten minste eenmaal per jaar moet door een ter zake kundige het nodige onderhoud worden verricht en een controle worden gehouden op de reinheid en goede werking van blusleidingen en de eventueel bijbehorende pompinstallaties.

2 Bij oplevering van de installatie en daarna eenmaal per vijf jaar wordt de droge blusleiding getest conform NEN 1594, uitgave 1991 en NEN 1594/A1, uitgave 1997.

3 De pompinstallatie voor de droge blusleiding moet voldoen aan het gestelde in de publicatie ‘Brandbeveiligingsinstallaties’, eerste druk (2002), verkrijgbaar bij NIBRA (zie voor adres de toelichting op artikel 2.6.10).

4 Ten minste eenmaal per jaar moet door een ter zake kundige het nodige onderhoud worden verricht en een controle worden gehouden op de goede werking van de pompinstallatie voor de blusleiding.

 

Artikel 7            Brandweerlift

1 Ten minste eenmaal per jaar moet door een ter zake kundige het nodige onderhoud worden verricht en een controle worden gehouden op de reinheid, veiligheid en goede werking van brandweerliften;

 

Artikel 8            Brandmeldinstallatie (alsnog toevoegen)

Met betrekking tot het gebruik van de bij of krachtens hoofdstuk 2 vereiste brandmeldinstallatie met verplichte doormelding naar de brandweer moet te allen tijde een geldig certificaat kunnen worden overlegd, als bedoeld in de Regeling Brandmeldinstallaties 2002 van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) in Den Haag, dan wel een certificaat waarvan een door burgemeester en wethouders erkende, ter zake deskundige onafhankelijke onderzoeksinstelling in een schriftelijke verklaring heeft aangetoond dat dit certificaat ten minste gelijkwaardig is aan een certificaat als bedoeld in de vorengenoemde Regeling Brandmeldinstallaties 2002.

 

Artikel 9            Ontruimingsalarminstallatie

1 De ontruimingsalarminstallatie moet te allen tijde voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn. Het beheer, de controle en het onderhoud van de ontruimingsinstallatie wordt geregeld conform NEN 2654-2, uitgave 2004.

2 De gebruiker van het bouwwerk waarin bij of krachtens enig wettelijk voorschrift een ontruimingsinstallatie is geëist, stelt een ontruimingsplan op ten behoeve van de in het bouwwerk aanwezige personen. Het ontruimingsplan wordt opgesteld volgens de relevante delen van de NTA 8112.

 

Artikel 10            Automatische brandblusinstallatie (alsnog toevoegen)

Met betrekking tot het gebruik van de automatische brandblusinstallatie moet te allen tijde een geldig certificaat kunnen worden overgelegd, dat door een door burgemeester en wethouders wordt aanvaard. Burgemeester en wethouders aanvaarden altijd een geldig certificaat indien dit certificaat afkomstig is van een certificeringsinstelling die ter zake is erkend door de Raad van Accreditatie.

 

 

Artikel 11           Brandslanghaspels en de bijbehorende pompinstallaties

1 De pompinstallatie van een bij of krachtens enig wettelijk voorschrift aanwezige brandslanghaspel moet ten minste eenmaal per maand worden gecontroleerd op een goede werking en zo nodig worden gerepareerd.

2 Ten minste eenmaal per jaar moet door een ter zake kundige het nodige onderhoud worden verricht en een controle worden gehouden op de reinheid en goede werking van de brandslanghaspel en de daarbij behorende pompinstallaties conform NEN-EN 671-3, uitgave 2000.

 

 

Artikel 12            Automatisch werkende deuren

1 Automatisch werkende deuren in een vluchtroute mogen de ontvluchting niet belemmeren.

2 Bij aanwezigheid van een sluisconstructie worden voorzieningen getroffen, zodat in geval van brand de sluiswerking teniet wordt gedaan.

 

Artikel 12 A            Vluchtdeuren van overdruktrappenhuizen

De deuren die op de verdiepingen van gebouwen leiden naar een overdruktrappenhuis, als bedoeld in NEN 6092, uitgave 1995, moeten op ooghoogte zijn voorzien van een herkenbaar opschrift waaruit blijkt dat het een overdruktrappenhuis is.

 

Artikel 13            Kwaliteit van vluchtrouteaanduiding

1 De vluchtrouteaanduiding, die bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is vereist, dient altijd goed zichtbaar te zijn.

2 De vluchtrouteaanduiding die bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is vereist, wordt tenminste eenmaal per jaar gecontroleerd en zo nodig gerepareerd.

 

Artikel 14            Gasflessen

(Vervallen) 

 

Artikel 15            Rookbeheersingssystemen  (alsnog toevoegen)

Met betrekking tot het gebruik, het onderhoud en de controle van het bij of krachtens enig wettelijk voorschrift vereiste rookbeheersingssysteem moet te allen tijde een geldig certificaat kunnen worden overlegd, dat is verleend door een door burgemeester en wethouders aanvaarde instelling.

 

Artikel 16           Overdrukinstallatie

(vervallen)

 

Artikel 17            Onderhoud van rook- en luchtbehandelinginstallatie

1 Voorzieningen in doorvoeren door een wand waarvoor een rookwerendheidseis en/of brandwerendheidseis geldt, worden ten minste eenmaal per maand gecontroleerd op een goede werking en zo nodig gerepareerd.

2 Ten  minste eenmaal per jaar wordt door een ter zake kundige het nodige onderhoud verricht en een controle gehouden op de goede werking van de voorzieningen in doorvoeren door een wand waarvoor en rookwerendheidseis en/of een brandwerendheidseis geldt.

 

Artikel 18            Brandweeringang

(vervallen)

 

Artikel 19            Logboek

  • 1.

    De historie van de brandbeveiligingsvoorziening, de werkzaamheden en het onderhoud bij of krachtens enig voorschrift uit deze verordening inclusief bijlagen vereist, worden in een logboek vermeld.

  • 2.

    Het logboek ligt in het bouwwerk ter inzage en wordt onmiddellijk aan de met toezicht belaste personen getoond.

 

Artikel 20             Werkzaamheden, niet behorend tot de normale bedrijfsuitoefening

Voordat er onderhouds-, herstellings-, wijzigings- of sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd, waarbij stoffen als bedoeld in de Regeling bouwbesluit 2003, of gereedschappen worden gebruikt, in, op of aan een bouwwerk of installatie van een bouwwerk dat vanwege zijn kunstwaarde, wetenschappelijk of maatschappelijk belang bijzondere bescherming behoeft tegen brandgevaar, wordt dit door de rechthebbende van dat bouwwerk aan burgemeester en wethouders gemeld.

 

Artikel 21         Rookmelders in woningenDe op grond van artikel 2.146, lid 7, van het Bouwbesluit 2003 aanwezige rookmelders moeten adequaat functioneren volgens NEN 2555, uitgave 2002.

 

Artikel 22         Roltrap

Een terugloopruimte van een roltrap wordt ter voorkoming van brand vrijgehouden van vuil en stof. Deze ruimte wordt daartoe overeenkomstig NEN-EN 13015, uitgave 2001, ten minste eenmaal per kwartaal onderhouden en gereinigd.

 

Artikel 23         Garantiecertificaat

Constructieonderdelen die uitsluitend met aanvullende behandelingen de benodigde prestaties kunnen garanderen, zijn voorzien van een geldig certificaat. Het certificaat wordt opgenomen in het logboek.

 

Artikel 24         Opslag van goederen in rookvrije vluchtroutes De opslag van goederen is niet toegestaan in:

a Rookvrije vluchtroutes van slaapgebouwen (woonfunctie, logiesfunctie, celfunctie, gezondheidszorgfunctie):

b Brand- en rookvrije vluchtroutes van niet-slaapgebouwen (bijeenkomstfunctie, industriefunctie, kantoorfunctie, onderwijsfunctie, sportfunctie, winkelfunctie, overige gebruiksfunctie).

 

Artikel 25         Bluswaterwinplaats op eigen terrein De rechthebbende op een bouwwerk, ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden, dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan worden beschikt.

 

 

Overzicht brandbare en gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 5

 

Als brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen zijn, afhankelijk van de hoeveelheid daarvan, aan te merken:

Groep 1

a brandbare gassen, zoals acetyleen, butaan, etheen, koolmonoxide, methaan, propaan, waterstof;

b vloeistoffen met een vlampunt lager dan 21°C, bepaald volgens NENEN-ISO 3680, zoals ruwe aardolie, aceton, benzeen, benzine, brandspiritus, petroleumether, zwavelkoolstof;

c zeer licht ontvlambare en zeer snel verbrandende vaste stoffen, zoals celluloid, houtwol, magnesiumpoeder;

d reeds in kleine hoeveelheden aan zelfontbranding onderhevige stoffen, zoals fosfor (witte en gele), kalium, natrium;

Groep 2

a vloeistoffen met een vlampunt van 21° C tot en met 55° C, bepaald volgens NEN-EN 57, zoals kerosine, petroleum, terpentijn;

b licht ontvlambare en snel verbrandende vaste stoffen, zoals aluminiumpoeder (pigment), golfkarton, houtkrullen, zaagsel;

c alleen in grote hoeveelheden of onder bijzondere omstandigheden aan zelfontbranding onderhevige stoffen, zoals bruinkool, chloorvasthoudende onkruidverdelgingsmiddelen, vochtig opgeslagen oogstproducten (o.a. hooi, vlas);

d brandbare stoffen welke bij verhitting grote hoeveelheden brandbare en/of giftige gassen ontwikkelen, zoals bepaalde bestrijdingsmiddelen en nitrocellulose;

e zuurstof en gemakkelijk ontledende oxydatiemiddelen (zuurstofdragers), zoals natriumperoxyde, organische peroxyden, ozon;

f onbrandbare stoffen welke bij aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen, zoals caliumcarbid;

Groep 3

a vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 55° C, doch niet hoger dan 100° C, bepaald volgens NEN-ISO 2719, zoals dieselolie (gasolie), huisbrandolie;

b gemakkelijk ontvlambare vaste stoffen, zoals kamfer, metablokjes, naftaline, zwavel;

Groep 4

a vloeistoffen met een vlampunt boven 100° C, zoals aardnootolie, glycerine, olijfolie, stookolie;

b matig ontvlambare vaste stoffen, zoals briketten, eierkolen, houtblokken, paraffinewas;

c onbrandbare stoffen met mogelijkheid van ontploffing van hun ontledingsproducten, zoals ammoniumnitraat, mengmest;

d moeilijk ontleedbare oxydatiemiddelen (zuurstofdragers), zoals chroomzuuranhydride, kaliumpermanganaat, natriumchloraat, pyrosulfaten;

Groep 5

Stoffen behorende tot de groepen 1 tot en met 4, die - ook bij normale verbranding - buitengewoon veel rook of verbrandingsgassen ontwikkelen, zoals acetyleen, benzeen, kunststoffen, rubber.

 

Als voor de gezondheid schadelijke stoffen zijn aan te merken:

a giftige stoffen, en

b zeer giftige stoffen.

Bijlage 4   Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties.

Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties. (hieraan moet zowel door de verhuurder als de gebruiker ieder voor zover op hen van toepassing- worden voldaan.

 

 

 Artikel 1            Uitgangen en vluchtwegen

1 Een deur in een vluchtroute wordt, bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk, zodanig gesloten, dat de deur in geval van calamiteit ten behoeve van deze personen van binnen uit onmiddellijk over de minimaal vereiste breedte kan worden geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander los voorwerp. Deze eis geldt niet voor de toegangsdeur van een woonfunctie, een celfunctie of een vergelijkbare gebruiksfunctie als de celfunctie.

2 Deuren en luiken die een brandwerende en/of rookwerende functie hebben, worden niet langer in geopende stand gehouden dan voor het verkeer van personen of het vervoer van goederen noodzakelijk is, tenzij door middel van automatische inrichtingen die de deuren, respectievelijk luiken, loslaten zodra een toestand intreedt waarin deze als brandwering en/of rookwering moeten dienen.

3 Een deur die in een vluchtroute ligt van een ruimte waarin meer dan 100 personen zullen verblijven en een deur in een doorgang of uitgang bestemd voor ontvluchting van meer dan 100 personen wordt niet anders gesloten dan door middel van

a. een sluiting, waarbij de deur opengaat door een lichte druk tegen de deur, in de vluchtrichting gezien,

b. een sluiting waarvan de bedieningsrichting bestaat uit een op de deur, in de vluchtrichting gezien, op minimaal één meter boven de vloer, over de volle breedte van de deur aangebrachte slang, waarbij de deur opengaat door een lichte druk tegen deze stang (panieksluiting).

 

Artikel 2            Bekleding, stoffering en versiering

1 Stoffering en versiering worden vrijgehouden van spots en andere warm wordende apparatuur. De temperatuur ter plaatse van de versiering is niet hoger dan 90 graden Celsius.

2 Tussen het vloeroppervlak van een ruimte en de aangebrachte versiering blijft een vrije ruimte over van minimaal 2,5 meter.

3 De verziering als bedoeld in het vorige lid is in geval van brand niet gemakkelijk ontvlambaar, in geval van brand vindt geen druppelvorming plaats.

4 Met brandbaar glas gevulde ballonnen zijn binnen een bouwwerk niet aanwezig.

5 De toegepaste bekleding, stoffering en versiering voldoen ten minste aan de eisen ten aanzien van de brand- en rookklassen zoals gesteld in afdeling 2.12 en 2.15 van het Bouwbesluit 2003 die op die locatie gelden voor constructieonderdelen. 

 

Artikel 3           Elektrische verlichting

Indien een ruimte de mogelijkheid met zich meebrengt dat deze tijdens de aanwezigheid van personen wordt verduisterd, is in die ruimte, indien er meer dan vijftig personen gelijktijdig verblijven, elektrische verlichting aanwezig van zodanige sterkte dat een redelijke oriëntering mogelijk is.

 

Artikel 4            Aanduiding van blusmiddelen

Een blusmiddel dat bij of krachtens enig wettelijk voorschrift aanwezig is, is voldoende herkenbaar of zichtbaar aangegeven.

 

Artikel 5            Verbod voor roken en open vuur

Voor het afsteken van vuurwerk in bouwwerken wordt veertien dagen van tevoren een overzicht bij burgemeester en wethouders ingediend, waaruit blijkt dat die activiteit op veilige wijze zal plaatsvinden. (NVT: vuurwerk is bij vergunningvrije evenementen verboden)

 

Artikel 6            Opstelling van inventaris

1 Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moet tussen de rijen een vrije ruimte aanwezig zijn van ten minste 0,40 meter, gemeten tussen de loodlijnen door de elkaar dichtst naderende gedeelten van de rijen.

Indien in een rij tussen zitplaatsen tafeltjes zijn geplaatst, moet de genoemde vrije ruimte ter plaatse van de tafeltjes doorlopen.

2 In rijen opgestelde zitplaatsen, waarbij sprake is van;

- meer dan 4 stoelen in een rij, en

- meer dan 4 rijen, en

- een ruimte waarin meer dan 100 stoelen aanwezig zullen zijn,

Zijn zo gekoppeld dan wel aan de vloer bevestigd dat deze ten gevolge van gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen.

De stoelkoppeling moet ten genoegen van burgemeester en wethouders zijn uitgevoerd.

3 Een rij zitplaatsen, die slechts aan één einde op een gangpad of uitgang uitkomt, mag niet meer dan 8 zitplaatsen bevatten.

4 Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of een uitgang uitkomt, mag ten hoogste bevatten:

- 16 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen kleiner is dan 0,45 meter;

- 32 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 0,45 meter;

- 50 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 0,45 meter en er bovendien aan beide einden van de rijen per 4 rijen een uitgang met een breedte van ten minste 1,10 meter aanwezig is.

5 De inrichting van een ruimte, met inbegrip van door personen bezette stoelen, neemt tot een hoogte van 2,5 meter slechts zodanige oppervlakten in beslag –gemeten in loodrechte projectie op de vloer- dat ten minste

 

- 0,25 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor geen zitplaats aanwezig is;

- 0,30 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die zodanig is of is aangebracht dat deze ten gevolge van gedrang niet kan verschuiven of omvallen;

- 0,50 m2 vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoon waarvoor een zitplaats aanwezig is die niet zodanig is of is aangebracht dat deze ten gevolge van gedrang niet kan verschuiven of omvallen.

6 Inrichtingen in een ruimte waarin personen verblijven, zijn, indien de vrije vloeroppervlakte minder dan 0,5 m2 per persoon bedraagt, zodanig aangebracht dat zij ten gevolge van gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen.  

 

Artikel 7            Afval

(vervallen)

 

Artikel 8            Periodieke controle van draagbare blustoestellen

Ten minste eenmaal per jaar wordt door een ter zake kundige het nodige onderhoud verricht conform NEN 2559, uitgave 2001 en een controle gehouden op de reinheid en de goede werking van draagbare blustoestellen. Indien nodig worden deze gerepareerd.

 

Artikel 9           Brandvoortplantingsklasse van plaatmateriaal

Hout, hardboard, triplex, multiplex, spaanplaat en kunststof plaatmateriaal in buitenwanden, scheidingswanden of plafonds van stands, podia, kramen etc. die in gebouwen zijn gelegen, wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarden dat

a          het materiaal tenminste 3,5 mm dik is en

b          het materiaal kan worden ingedeeld in klasse 4 als bedoeld in NEN 6065, uitgave 1991 en NEN 6065/A1, uitgave 1997.

 

Artikel 10         Glas

Glas als versiering en/of bekleding aan plafonds en wanden dan wel in plafonds van stands, podia, kramen, etc. of in buitenwanden en scheidingswanden tussen stands, podia kramen etc. wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarde dat het glas als veiligheidsglas wordt aangemerkt of dat het glas is voorzien van een ingegoten kruiswapening met een maximale maaswijdte van 16 mm.

 

Artikel 11         Textiel in horizontale toepassing

Textiel in horizontale toepassing bij stands, podia, kramen etc. wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarden dat het textiel onderspannen is met metaaldraad op een onderlinge afstand van ten hoogste 0,35 meter of dat het textiel onderspannen is met metaaldraad in twee richtingen met een maaswijdte van ten hoogste 0,70 meter.

 

Artikel 12         Toepassing van kunststof foliemateriaal, behangpapier, crêpepapier of fotopapierKunststof foliemateriaal, behangpapier, crêpepapier en fotopapier in stands, podia, kramen ets. wordt geplakt op een ondergrond van onbrandbaar materiaal, board, triplex, multiplex, spaanplaat, hout of glas en verwerkt volgens het gestelde in artikel 9 en 10 van bijlage 4 van de Bouwverordening.  

Bijlage 5 Brandveiligheidsvoorschriften (straat)barbecues en  (mobiele) bakkramen/wagens

Algemeen

 

  • 1.

    Brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen moeten vrijgehouden worden en bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. Bebouwingen achter bakkramen/wagens moeten bereikbaar zijn en bereikbaar worden gehouden;

  • 2.

    Ten behoeve van het verkeer van de hulpverlenende diensten (politie, brandweer, ambulance) moet een doorgaande route met een breedte van 3,5 meter en een hoogte van 4,2 meter worden vrijgehouden. Eventueel geplaatste hekwerken die deze route blokkeren moeten snel en gemakkelijk kunnen worden verwijderd;

  • 3.

    De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden.

  • 4. De barbecues of bakkramen/wagens moeten zodanig zijn opgesteld, dat deze op generlei wijze gevaar opleveren voor de omgeving;

 

 

Bijzondere bepalingen m.b.t. barbecues

 

  • 5. Het stoken van een barbecue mag alleen geschieden onder voortdurend toezicht van een meerderjarige persoon;

  • 6.

    Voor het aanmaken van een barbecue mag geen gebruik worden gemaakt van brandbare vloeistoffen;

  • 7.

    De barbecue moet op voldoende afstand ten minste op 10 meter van gebouwen, goederen of beplanting worden geplaatst om gevaar van brand voor deze te voorkomen;

  • 8.

    De barbecue moet zodanig zijn opgesteld dat hij niet kan omvallen of omgestoten kan worden;

  • 9.

    Teneinde hinder, overlast of brandgevaar tot een minimum te beperken is het stoken van een barbecue alleen geoorloofd bij gunstige windrichting en -sterkte; bij windkracht 5 en hoger mag niet worden gestookt;

  • 10.

    In de nabijheid van een barbecue moet een blusmiddel voor onmiddellijk gebruik bereikbaar en beschikbaar zijn. Bij een op houtskool gestookte barbecue moet ten minste een blusmiddel aanwezig zijn in de vorm van een emmer water of tuinslang. Bij een gas gestooktebarbecue, moet ten minste een draagbaar blustoestel aanwezig zijn van minimaal 6 kilogram. Dit blusmiddel moet geschikt zijn voor het blussen van B-branden (vloeistoffen) en C-branden (gassen);

  • 11.

    Draagbare blustoestellen moeten jaarlijks door een bevoegde instantie, worden gecontroleerd op deugdelijkheid.

  • 12.

    Na afloop moeten de nog smeulende resten houtskool met water worden geblust of met een laag zand worden afgedekt;

  • 13.

    Asresten mogen nooit, in afvalemmers of containers e.d., in een gebouw worden opgeslagen;

  • 14.

    Gasflessen gevuld met propaan/butaan moeten zijn voorzien van het door Lloyds Register-Stoomwezen erkende keurmerk voor flessen voor gebruik binnen Nederland. De gasflessen waarvan de goedkeuring door of namens Lloyds Register-Stoomwezen niet, of blijkens de ingeponste datum meer dan 10 jaar geleden heeft plaatst gevonden, mogen niet aanwezig zijn;

  • 15.

    Een gasslang moet van een goedgekeurd type en niet ouder dan 2 jaar zijn (datum in de slang aanwezig). De gasslang moet zijn bevestigd door middel van slangklemmen op de slangpilaren.

  • 16.

    De te gebruiken drukregelaar mag niet ouder zijn dan 5 jaar.

 

 

Bijzondere bepalingen m.b.t. bakkramen

 

Algemeen

 

  • 17.

    Het aanbrengen van borden vlaggen e.d. aan de luifels van bakkramen/wagens binnen de onder Algemeen onder 2 genoemde route van 3,5 meter voor hulpverleningsdiensten is verboden;

  • 18.

    De elektrische installatie moet voldoen aan de norm NEN 1010 (veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties)

  • 19.

    De elektrische installatie moet zijn voorzien van groepszekeringen en een aardlekschakelaar met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA;

  • 20.

    De verplaatsbare leiding/verlengsnoer van de wagen naar het aansluitpunt moet ten minste 3 aderig zijn, met een nominale kerndoorsnede van 2½ mm², beschermd door een neopreen ommanteling. Deze leiding mag geen beschadigingen of gebreken vertonen en plaatsing moet zodanig zijn dat publiek er niet over kan struikelen.

 

Bakruimte

 

  • 21. De bakinstallatie (frituuroven) moet zodanig zijn geconstrueerd dat olie of vet niet in de verbrandingsruimte kan komen (bijvoorbeeld door overbruisen, waarbij olie over de rand of door de kieren om de rand vloeit). Frituren in oliën en vetten is alleen toegestaan in ruimtes die daarvoor ingericht zijn.

  • 22.

    Elk bak- en braadtoestel moet zijn voorzien van een goed functionerende thermostaat of thermokoppel met een maximum ingestelde waarde van 190°C;

  • 23.

    Een eventueel opgesteld gaskomfoor moet zijn opgesteld op een plaat van onbrandbaar en slecht warmtegeleidend materiaal;

  • 24.

    Het draagvlak onder bak- en braadtoestellen moet ten minste 0,1 meter buiten de toestellen onbrandbaar zijn, danwel zijn bekleed met een onbrandbare en de warmte slecht geleidend materiaal. De wanden die in de nabijheid van een toestel zijn geplaatst, moeten tot 0,5 meter rondom het toestel van onbrandbaar en slecht warmte geleidend materiaal zijn vervaardigd.

  • 25.

    Elektrisch verwarmde bakpannen c.q. installaties moeten thermosstatisch tegen oververhitting zijn beveiligd met een maximum ingestelde waarde van 190°C;

  • 26.

    In elke mobiele bakkraam moet nabij de toegangsdeur een blustoestel met een inhoud van ten minste 6 kg poeder; 5 kg koolzuursneeuw of gelijkwaardige vulling én een blusdeken (afm.120x90 cm) en/of goed passende deksels aanwezig zijn;

  • 27.

    Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een geldige Rijkskeurmerk met rangnummer en moet overeenkomstig de norm NEN 2559 worden onderhouden. Een blustoestel moet zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is aangegeven.

  • 28.

    Losse verwarmingstoestellen met open vuur zijn verboden.

 

Opstellen mobiele bakkramen voor gevels van gebouwen

 

  • 29. Het opstellen van mobiele bakkramen voor uit steenachtige materialen opgetrokken gevels van gebouwen waarin zich tot een afstand van 5 meter rondom de mobile bakkraam geen ramen bevinden (links, rechts en boven) is toegestaan.

  • 30.

    Het opstellen van mobiele bakkramen voor  gevels van gebouwen waarin zich brandbare constructiedelen of raamopeningen bevinden is niet toegestaan, de minimale afstand tot deze gebouwen dient ten minste 5 meter te bedragen.

  • 31.

    Voor het frituren in oliën en vetten anders dan in mobiele bakkramen gelden dezelfde voorschriften.

 

Gasinstallatie

 

  • 32. De bij de bakwagen aanwezige losse gasflessen, mogen geen grotere inhoud hebben dan de benodigde dagvoorraad. Een losse gasfles mag een waterinhoud hebben van ten hoogste 115 liter en mogen niet meer dan twee gasflessen met een waterinhoud van 115 liter gelijktijdig bij de bakkraam aanwezig zijn.

  • 33.

    De ruimte waarin de gasflessen staan moet in de bodem op de buitenlucht zijn geventileerd door middel van ten minste twee, zover mogelijk uit elkaar liggende, niet afsluitbare openingen. De netto doorlaat van de ventilatieopeningen moet 1/40 van het vloeroppervlak te zijn met een minimum van 100 cm² per opening. De ruimte moet gasdicht gescheiden zijn van de gebruiksruimte en mag slechts van buitenaf door middel van een deur of luik bereikbaar zijn.

  • 34.

    Een flessengasinstallatie moet blijvend voldoen aan het bepaalde in NEN 3324, uitgave 1965, NEN 3324-A (aanvulling op NEN 3324), uitgave 1971 en NPR 2921;

  • 35.

    De eventuele opstelling tussen de gasflessenopslag en/of overige voor verwarming bestemde brandstoffen in de tijdelijke inrichting, moet minimaal 5 meter bedragen, De opslagplaats van de gasflessen achter de bakwagen/kraam mag niet toegankelijk zijn voor publiek en moet voorzien zijn van het opschrift “ROKEN EN OPEN VUUR VERBODEN” in 8 cm;

  • 36.

    LPG mag niet worden toegepast behalve voor het aandrijven van verbrandingsmotoren;

  • 37.

    Gasflessen moeten voorzien zijn van een door Lloyds Register-Stoomwezen erkend geldig keurmerk. Het gebruik van gasflessen waarvan de keuring, blijkens de ingeslagen waarmerken, meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden zijn verboden;

  • 38.

    Een lege gasfles moet  gescheiden van de gevulde gasflessen worden bewaard altijd met gesloten afsluiter;

  • 39.

    Afsluiters moeten tegen beschadigingen zijn beschermd. Indien de bescherming bestaat uit een afneembare kop, moet deze bij niet in gebruik zijnde gasflessen zijn opgeschroefd;

  • 40.

    Het gebruik van een reduceer (drukregelaar) ouder dan 5 jaar is verboden;

  • 41.

    Het verbruikstoestel mag alleen op de standplaats in werking zijn. Tijdens het transport van de bakwagen moeten de afsluiters van gasflessen en/of gastank te allen tijde gesloten zijn;

  • 42.

    Alle toegepaste appendages moeten van een door Lloyds Register-Stoomwezen goedgekeurd type zijn;

  • 43.

    Het leidingnet moet zijn uitgevoerd als een vaste (koper) leiding. Aan het einde van elk aftakpunt van de vaste leiding naar een gebruikstoestel moet zich een afsluiter bevinden;

  • 44.

    Het gebruik van een gasslang is alleen toegestaan voor aansluiting van een verbruikstoestel op het leidingnet, als koppelslang tussen een tank/fles en het leidingnet en als koppelslang tussen een tank/fles en een manifold;

  • 45.

    Elke verbindingsslang tussen drukhouder en een verbruikstoestel e.d. moet:

  • - Zijn vervaardigd van synthetische rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen;

  • - Zijn bevestigd door middel van slangklemmen op slangpilaren;

  • - Vrij en ongespannen zijn aangelegd;

  • - Zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen;

  • - De gasslang mag maximaal 2 jaar oud zijn en zo kort mogelijk zijn gehouden. De maximale slanglengte voor een tijdelijke opstelling mag 5,00 meter bedragen;

  • - Propaanslangen moeten zijn voorzien van de opgedrukte tekst “PROPAAN” en het jaar van fabricage.

 

  • 46. Het leidingnet en het toebehoren moeten iedere 2 jaar en zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld bij wijzigingen en reparaties) worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet een door of vanwege de installateur getekende verklaring bij de gebruikers aanwezig zijn, welke mede door de vergunninghouder is ondertekend. De keuring en beproeving moeten bevatten:

  • - Controle op de vereiste beveiligingen van het leidingsysteem en controle op de goede werking van deze beveiligingen;

  • - Controle op de toepassing van goedgekeurd toebehoren;

  • - Beproeving met lucht of met inert gas.

  • 47.

    Het leidingsysteem en het toebehoren moeten steeds in goede staat van onderhoud verkeren;

 

Afvoer van verbrandingsgassen en dampen

 

  • 48. Binnen een afstand van 0,3 meter van de afvoerleiding voor de bakdampen en de afvoerleiding voor de verbrandingsgassen, mogen geen brandbare stoffen aanwezig zijn. Tenzij deze zijn bekleed met een onbrandbaar en slecht warmtegeleidend materiaal;

  • 49.

    De verbrandingsgassen van de bak- en braadtoestellen moeten d.m.v. afvoerleidingen van onbrandbaar en hittebestendig materiaal worden afgevoerd. De wand- of dakdoorvoeringen moeten zijn uitgevoerd met een dubbelwandige nis bus.

  • 50.

    Een afvoer van bakdampen en verbrandingsgassen in één leiding is toegestaan, mits de verbrandingsgassen gemeten op de plaats van samenkomst geen hogere temperatuur hebben dan 200°C;

  • 51.

    De filters van de luchtreinigingsinstallatie dienen zo vaak gereinigd/vervangen te worden als dit voor de goede werking noodzakelijk is.

Bijlage 6 Brandveiligheidsvoorschriften braderieën in de buitenlucht

Algemeen waaronder bereikbaarheid/opstelling

  • 1.

    De stands en/of marktkramen alsmede eventueel te plaatsen podia moeten zodanig worden aangebracht dat alle toe- en uitgangen van woningen en/of bedrijven onbelemmerd zijn te bereiken en de bluswaterwinplaatsen (brandkranen en/of open water) te allen tijde voor brandweervoertuigen bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn;

  • 2.

    Ten behoeve van het verkeer van de hulpverlenende diensten moet een doorgaande route met een breedte van 3,5 meter en een hoogte 4,5 meter worden vrijgehouden

  • 3.

    Tussen de achterzijde van de standplaatsen en de achterliggende bebouwing moet een strook van ten minste 1 meter breed worden vrijgehouden;

  • 4.

    Kramen moeten zodanig worden opgesteld, dat deze op generlei wijze gevaar opleveren voor de omgeving;

  • 5.

    Tegenover elkaar geplaatste kramen dienen een onderlinge afstand te hebben van minimaal 3,5 meter, gemeten tussen de luifels;

  • 6.

    Het op enigerlei uitstallen van goederen binnen de voorgenoemde 3,5 meter is verboden;

  • 7.

    Het aanbrengen van borden, vlaggen e.d. aan de luifels binnen de 3,5 meter is verboden;

  • 8.

    (Tui-)draden, elektriciteitskabels e.d. welke over de weg zijn gespannen dienen minimaal 4,5 meter boven het straatniveau worden aangebracht;

  • 9.

    Kabels welke op de grond liggen dienen beschermd te zijn en wel zodanig dat niet over de kabels gestruikeld kan worden, dan wel op enige wijze niet beschadigd kunnen worden;

  • 10.

    Verkooppunten waar wordt gebakken of gekookt, moeten zijn opgesteld op een afstand van ten minste 5 meter vanaf de bebouwing (deze voorwaarde geldt niet indien de betreffende gevel geheel is opgetrokken uit steenachtig materiaal en niet is voorzien van ramen en deuren.

  • 11

    De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden.

 

Elektriciteit

  • 1.

    Elektriciteitsinstallaties moeten voldoen aan NEN 1010 en nadere eisen van het plaatselijke energiebedrijf. Aanleg en plaatsing van leidingen moet zodanig geschieden, dat het publiek er niet over kan struikelen of vallen.

  • 2.

    Schakelaars en zekeringkasten van elektrische installaties dienen onbereikbaar te zijn voor publiek.

  • 3.

    Elektriciteitskabels moeten zodanig zijn bevestigd, dat niemand daarmee in aanraking kan komen dan wel daarover struikelen.

  • 4.

    Elektriciteitskabels moeten te allen tijde volledig van de haspel afgerold zijn.

 

Blusmiddelen.

  • 1.

    Nabij eventueel te plaatsen verkooppunten, waarin een kook-of baktoestel aanwezig is, moet een blustoestel met een inhoud van ten minste 6 kg poeder; 5 kg koolzuursneeuw of gelijkwaardige vulling aanwezig zijn.

  • 2.

    Een draagbaar blustoestel moet zijn voorzien van een geldige Rijkskeurmerk met rangnummer en moet overeenkomstig de norm NEN 2559 jaarlijks worden onderhouden. Een blustoestel moet zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is aangegeven.

  • 3.

    In de onmiddellijke nabijheid van een bak-, braad- of frituurtoestel moeten goed passende deksels of een blusdeken aanwezig zijn om het toestel in geval van brand te kunnen afdekken.

 

Gasinstallatie

  • 1.

    De bij de bakkramen aanwezige losse gastank(s) en/of gasflessen, mogen er niet meer zijn dan de benodigde werkvoorraad per dag. Een losse gasfles mag een waterinhoud hebben van ten hoogste 115 liter;

  • 2.

    De ruimte waarin de gasflessen staan moet voldoende geventileerd zijn;

  • 3.

    Een flessengasinstallatie moet blijvend voldoen aan het bepaalde in NEN 3324, uitgave 1965, NEN 3324-A (aanvulling op NEN 3324), uitgave 1971 en NPR 2921;

  • 4.

    De eventuele opstelling tussen gasflessenopslag en/of overige voor verwarming bestemde brandstoffen in de tijdelijke inrichting, moet minimaal 5,00 meter. bedragen. De opslagplaats van de gasflessen achter de bakwagen/kraam mag niet toegankelijk zijn voor publiek en moet voorzien zijn van het opschrift “ROKEN EN OPEN VUUR VERBODEN” in 8 cm. Drukhouders dienen goed geventileerd te zijn in de buitenlucht en beschermd tegen opwarming door zonnestraling;

  • 5.

    LPG mag niet toegepast worden;

  • 6.

    Gasflessen moeten voorzien zijn van een door Lloyds Register-Stoomwezen erkend geldig keurmerk. Gasflessen waarvan de goedkeuring, blijkens de ingeslagen waarmerken meer dan 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden zijn verboden;

  • 7.

    Een lege fles moet altijd met gesloten afsluiter worden bewaard;

  • 8.

    Afsluiters moeten tegen beschadigingen zijn beschermd. Indien de bescherming bestaat uit een afneembare kop, moet deze bij niet aangesloten flessen zijn opgeschroefd;

  • 9.

    Het gebruik van een reduceer (drukregelaar) ouder dan 5 jaar is verboden;

  • 10.

    Het verbruikstoestel mag alleen op de standplaats in werking zijn. Tijdens het transport van de bakwagen moeten de afsluiters van gasflessen en/of gastank te allen tijde gesloten zijn;

  • 11

    Alle toegepaste appendages moeten van een door Lloyds Register-Stoomwezen goedgekeurd type zijn;

  • 12

    Het leidingnet moet zijn uitgevoerd als een vaste (koper) leiding. Aan het einde van elk aftakpunt van de vaste leiding naar een gebruikstoestel moet zich een afsluiter bevinden;

  • 13

    Het gebruik van een slang is alleen toegestaan voor aansluiting van een verbruikstoestel op het leidingnet, als koppelslang tussen een tank/fles en het leidingnet en als koppelslang tussen een tank/fles en een verdeelstuk (manifold);

  • 14

    Elke verbindingsslang tussen drukhouder en een verbruikstoestel e.d. moet:

  • - Zijn vervaardigd van synthetische rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen;

  • - Zijn bevestigd door middel van slangklemmen op slangpilaren;

  • - Vrij en ongespannen zijn aangelegd;

  • - Zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen;

  • - De gasslang mag maximaal 2 jaar oud zijn en zo kort mogelijk zijn gehouden. De maximale slanglengte voor een tijdelijke opstelling mag 10 meter Bedragen;

  • 15

    Het leidingnet en het toebehoren moeten iedere 2 jaar en zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld bij wijzigingen en reparaties) worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet een door of vanwege de installateur getekende verklaring bij de gebruikers aanwezig zijn, welke mede door de vergunninghouder is ondertekend.

  • 16

    Het leidingsysteem en het toebehoren moeten steeds in goede staat van onderhoud verkeren.

Bijlage 7 Brandveiligheidsvoorschriften ballonnen met helium

 

  • 1.

    Voor het vullen van ballonnen mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van lucht, dan wel van helium;

  • 2.

    Het vullen van de ballonnen moet geschieden door ter zake deskundige personen; deze personen moeten vooraf omtrent hun taak zijn geïnstrueerd en de ter zake verstrekte opdrachten nauwgezet opvolgen;

  • 3.

    De plaats waar de ballonnen worden gevuld of de cilinders met helium worden opgeslagen, mag niet toegankelijk zijn voor het publiek. Rondom deze plaats moet op een afstand van 10 meter een deugdelijke afrastering worden aangebracht.

  • 4.

    De cilinders die gevuld zijn met helium, moeten tegen opwarming door zonnestralingen en tegen omvallen zijn beschermd.

  • 5.

    Op niet in gebruik zijnde cilinders moet de beschermkap aanwezig zijn;

  • 6.

    Wanneer er meer dan 1000 ballonnen gelijktijdig worden opgelaten, moet een aparte vergunning worden aangevraagd bij de luchtvaartinspectie, informatie bij de helpdesk luchtvaart (020-4062201);

  • 7.

    Na het vullen van de ballonnen moeten de daarvoor gebruikte cilinders worden afgevoerd;

  • 8.

    De voorraad ballonnen mag niet meer bedragen dan voor de goede gang van de verkoop of uitdeling is vereist;

  • 9.

    De voorraad, aan de bezoekers aan te bieden of te verkopen, gevulde ballonnen, moeten buiten handbereik van de bezoekers zijn opgeborgen.

  • 10.

    De met helium gevulde ballonnen mogen uitsluitend buiten worden opgeslagen en vervoerd.

  • 11

    Aan ballonnen mogen geen metalen (aluminium) plaatjes worden bevestigd en mogen niet in “trossen” worden opgelaten;

  • 12

    Eventuele aanwezige brandkranen en overige bluswaterwinplaatsen moeten vrijgehouden worden en bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen.

  • 13

    De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie en andere overheidsdiensten betreffende de (brand) veiligheid moeten stipt en meteen opgevolgd worden.