Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hoogezand-Sappemeer

Algemene subsidieverordening welzijn gemeente Hoogezand-Sappemeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hoogezand-Sappemeer
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening welzijn gemeente Hoogezand-Sappemeer
CiteertitelAlgemene subsidieverordening welzijn gemeente Hoogezand-Sappemeer
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

titels 4.2 en 4.4 Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200927-09-2012nieuwe regeling

16-12-2008

Regiokrant, 22-12-2008

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening welzijn Hoogezand-Sappemeer

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    activiteit: handelen of nalaten, waarmee een beleidsdoel in de vorm van de behartiging van door het college erkende belangen van ideële en/of materiële aard wordt nagestreefd, op basis waarvan de subsidieontvanger subsidie ontvangt of kan ontvangen;

  • b.

    activiteitenplan: een overzicht van de door de subsidieontvanger voorgenomen activiteiten, uit te voeren binnen een aangegeven termijn, zo mogelijk vertaald naar meetbare prestaties en beoogde effecten in relatie tot het gemeentelijk beleidsdoel;

  • c.

    budgetsubsidie: een subsidie, waarbij een maximumbedrag aan middelen wordt verstrekt voor een periode van maximaal 4 jaar ter realisering van een bepaald meetbaar niveau van activiteiten en/of prestaties, die bijdragen aan de realisatie van gemeentelijke beleidsdoeleinden;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    gemeente: de gemeente Hoogezand-Sappemeer;

  • f.

    incidentele subsidie: eensubsidie die eenmalig wordt verstrekt voor in beginsel eenmalige activiteiten;

  • g.

    prestatie: het resultaat van activiteiten dat kan worden gemeten in termen van tijd, geld, kwaliteit en kwantiteit;

  • h.

    projectsubsidie een subsidie voor een activiteit met een methodisch of beleidsmatig experimenteel karakter met een vooraf vastgesteld begin- en eindpunt over een periode van maximaal drie jaar met duidelijk omschreven activiteiten, benodigde middelen en prestaties;

  • i.

    stimuleringssubsidie een subsidie die beoogt bepaalde activiteiten te stimuleren zonder dat er sprake is van een volledige bekostiging van de activiteit;

  • j.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten;

  • k.

    subsidieplafond het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • l.

    subsidieontvanger de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die op grond van de behartiging van door het college erkende belangen van ideële en/of materiële aard subsidie van de gemeente ontvangt of daarop aanspraak heeft;

  • m.

    subsidieverlening: besluit voorafgaand aan de subsidievaststelling, waarbij een voorwaardelijke aanspraak op een subsidie wordt toegekend;

  • n.

    subsidievaststelling: besluit, waarbij de subsidie definitief wordt vastgesteld;

  • o.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2 Reikwijdte verordening
  • Deze verordening is van toepassing op subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 1.1, sub a, op het terrein van welzijn, tenzij een afzonderlijke rijks-, provinciale of gemeentelijke subsidieregeling van toepassing is.

Artikel 1.3 Bevoegdheden van het college

Het college is belast met de uitvoering en het toezicht op de naleving van deze verordening en besluit uit dien hoofde over de subsidieverstrekking.

Artikel 1.4 Subsidie
  • 1.

    Het college kan voor activiteiten in het kader van welzijn een subsidie verstrekken aan de rechtspersonen, die aan de omschrijving van het begrip subsidieontvanger in artikel 1.1, sub l, voldoen.

  • 2.

    Onder welzijn worden in ieder geval verstaan thema’s als

    • a.

      veiligheid en leefbaarheid,

    • b.

      leefmilieu en onderwijs,

    • c.

      activering en participatie,

    • d.

      samenleven in diversiteit,

    • e.

      ontmoeting, vrije tijd en cultuur,

    • f.

      wonen en zorg en

    • g.

      sluitende aanpak en minimabeleid.

  • 3.

    Het college geeft in beleidsregels een nadere invulling aan het begrip welzijn aan de hand van de thema’s genoemd in lid 2.

Artikel 1.5 Subsidievormen
  • Het college verstrekt de subsidie in de vorm van

  • a.

    een incidentele subsidie of

  • b.

    een stimuleringssubsidie of

  • c.

    een projectsubsidie of

  • d.

    een budgetsubsidie.

Artikel 1.6 Subsidieplafond en wijze verdeling
    • 1.

      Het college stelt jaarlijks subsidieplafonds vast voor de verschillende activiteiten, waarvoor subsidies kunnen worden verstrekt.

    • 2.

      Als het college een subsidieplafond heeft vastgesteld, bepaalt hij daarbij, hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

    • 3.

      Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak, waarvoor het is vastgesteld.

    • 4.

      Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

    • 5.

      Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van de verdeling vermeld.

    • 6.

      Het vierde lid is niet van toepassing, indien:

  • a.

    de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld, ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de gemeentelijke begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • b.

    het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de gemeentelijke begroting, en

  • c.

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 1.7 Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie wordt door het college vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.6.

Paragraaf 2 Incidentele en stimuleringssubsidies

Artikel 2.1 Subsidieaanvraag
  • 1.

    Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    Een aanvraag om een incidentele subsidie wordt ten minste acht weken voor de aanvang van de desbetreffende activiteit schriftelijk ingediend.

  • 3.

    Op grond van nader door het college te stellen regels wordt een aanvraag om een stimuleringssubsidie of uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het subsidiejaar of ten minste acht weken voor de aanvang van de desbetreffende activiteit schriftelijk ingediend.

  • 4.

    De in het tweede of derde lid bedoelde aanvraag gaat vergezeld van een beschrijving van de geplande activiteit.

  • 5.

    Het college kan binnen een door hem te bepalen termijn de overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen, indien hij dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag nodig acht.

  • 6.

    Het college kan besluiten een subsidieaanvraag niet te behandelen, indien de aanvraag niet aan de daaraan in of krachtens deze verordening gestelde eisen voldoet of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het college gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

Artikel 2.2 Subsidieverlening en subsidievaststelling

Het college neemt voorafgaand aan een besluit tot subsidievaststelling slechts een besluit tot subsidieverlening, indien zij dit nodig acht.

Artikel 2.3 Subsidieontvanger

In afwijking van artikel 1, sub l, kan het college besluiten in bijzondere gevallen de eis van volledige rechtsbevoegdheid te laten vervallen.

Paragraaf 3 Projectsubsidies en budgetsubsidies

Artikel 3.1 Afdeling 4.2.8 van de wet van toepassing

Voor projectsubsidies en budgetsubsidies is afdeling 4.2.8 van de wet van toepassing.

Artikel 3.2 Subsidieaanvraag
  • 1.

    Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    Een aanvraag om een budgetsubsidie wordt uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het subsidiejaar schriftelijk ingediend.

  • 3.

    Een aanvraag om een project subsidie kan in afwijking van artikel 4:60 van de wet gedurende een boekjaar worden ingediend maar niet later dan 13 weken voorafgaand aan het moment waarop het project start.

  • 4.

    Het college kan besluiten een subsidieaanvraag niet te behandelen, indien de aanvraag niet aan de daaraan in of krachtens deze verordening gestelde eisen voldoet of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het college gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

Artikel 3.3 Subsidieverlening en subsidievaststelling

Voorafgaand aan de subsidievaststelling wordt een beschikking omtrent subsidieverlening gegeven.

Paragraaf 4 Subsidieverlening

Artikel 4.1 Beslistermijn
  • 1.

    De beschikking op de aanvraag om een incidentele of een stimuleringssubsidie, waarvoor de aanvraag krachtens artikel 2.1, lid 3, van deze verordening ten minste acht weken voor de aanvang van de desbetreffende activiteit wordt ingediend, wordt uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag gegeven.

  • 2.

    De beschikking op de aanvraag om een budgetsubsidie of een stimuleringssubsidie, waarvoor de aanvraag krachtens artikel 2.1, lid 3, van deze verordening uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het subsidiejaar wordt ingediend, wordt uiterlijk 1 januari van het jaar, waarop de subsidie betrekking heeft, gegeven.

  • 3.

    De beschikking op de aanvraag om een projectsubsidie wordt uiterlijk drie maanden na ontvangst van de aanvraag gegeven.

  • 4.

    Indien de in het eerste, tweede of derde lid genoemde beschikking niet binnen de gestelde termijn gegeven kan worden, kan het college zijn beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 4.2 Subsidieverlening
  • 1.

    Indien het college een subsidie verleent, vermeldt de subsidiebeschikking het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald. In het laatste geval wordt bovendien het bedrag vermeld, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

  • 2.

    Bij de beschikking tot verlening van de subsidie geeft het college zo concreet mogelijk aan, welke activiteiten door de subsidieontvanger met de ter beschikking gestelde subsidie moeten worden verricht, alsmede - ingeval van een projectsubsidie of een budgetsubsidie - welke prestaties en effecten daarmee beoogd worden. Het college kan bij de beschikking bepalen dat de te verrichten activiteiten, prestaties en effecten in een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet nader worden omschreven.

  • 3.

    Subsidiëring heeft, tenzij het gaat om een incidentele subsidie of een stimuleringssubsidie, waarvoor de aanvraag krachtens artikel 2.1, lid 3, van deze verordening ten minste acht weken voor de aanvang van de desbetreffende activiteit wordt ingediend, altijd plaats voor een bepaald tijdvak dat wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening. Dit tijdvak is maximaal vier jaar.

  • 4.

    Meerjarige subsidieverlening heeft altijd plaats onder het voorbehoud dat de gemeenteraad van jaar tot jaar de benodigde middelen beschikbaar stelt.

Artikel 4.3 Weigeringsgronden
  • 1.

    De subsidieverlening wordt geweigerd, voor zover door de subsidieverlening het ter zake

    vastgestelde subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 2.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd, indien een gegronde reden bestaat

    om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaats hebben;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • d.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • e.

      de subsidiegelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel, waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • f.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, het algemeen belang of de openbare orde;

    • g.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • h.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de bestuursorganen van de gemeente.

  • 3.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd, indien de subsidieontvanger:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 4.

    De subsidie wordt voorts geweigerd indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen met toepassing van artikel 88, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese

    Gemeenschap heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

Paragraaf 5 Verplichtingen van de subsidieaanvrager en de subsidieontvanger

Artikel 5.1 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden
  • 1.

    De subsidieaanvrager doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van feiten en omstandigheden dan wel wijzigingen daarin, die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

  • 2.

    De gelijke meldingsplicht als omschreven in lid 1 geldt voor de subsidieontvanger in geval van feiten en omstandigheden, die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging of intrekking van de subsidie.

Artikel 5.2 Verplichtingen bij subsidieverlening
  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger bij het besluit tot subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het voor de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico’s overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.3;

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening ook andere verplichtingen opleggen, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening de niet-doelgebonden verplichting opleggen een ruimtelijke voorziening, waar een gesubsidieerde activiteit plaats heeft, geschikt te maken voor in hun beweging beperkte mensen.

Artikel 5.3 Verzekeringsplicht
  • 1.

    De subsidieontvanger kan op grond van artikel 5.2, lid 1 sub d, verplicht worden zijn roerende en onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen de schade van brand, storm en inbraak.

  • 2.

    De subsidieontvanger kan op grond van artikel 5.2, lid 1 sub d, verplicht worden het bij hem werkzaam zijnde personeel, de voor hem werkzame vrijwilligers en zijn bestuurders, tenminste tot door het college te bepalen bedragen, te verzekeren en verzekerd te houden tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

  • 3.

    Een verzekeringsplicht als bedoeld in de leden 1 en 2 wordt in ieder geval niet opgelegd, indien de hieraan verbonden kosten naar het oordeel van het college niet in redelijke verhouding staan tot het bedrag van de verleende subsidie.

Artikel 5.4 Overige verplichtingen (egalisatiereserve)

De subsidieontvanger, aan wie een projectsubsidie of een budgetsubsidie wordt verleend, vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de wet.

Artikel.5.5 Overige verplichtingen (informatieplicht)

De subsidieontvanger doet binnen een maand mededeling aan het college van wijzigingen in de samenstelling van zijn bestuur.

Artikel 5.6 Overige verplichtingen (tegengaan schenkingen)
  • 1.

    Het is een subsidieontvanger behoudens vooraf verkregen toestemming van het college niet toegestaan om bedragen om niet aan derden ter beschikking te stellen.

  • 2.

    Het college kan voorwaarden verbinden aan de in het eerste lid bedoelde toestemming.

Artikel 5.7 Overige verplichtingen (zaken en diensten aan derden)
  • 1.

    Een subsidieontvanger, die aan derden zaken ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1.

Artikel 5.8 Overige verplichtingen (vergoeding vermogensvoordeel)
  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd, voor zover het verstrekken van subsidie daartoe heeft geleid.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de verkoopwaarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 3.

    Indien het onroerende goederen betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

  • 4.

    De vergoeding bedraagt nooit meer dan de vermogenstoename als gevolg van het verstrekken van subsidie zelf.

Artikel 5.9 Overige verplichtingen (toestemming handelingen)

De subsidie-ontvanger van een projectsubsidie of een budgetsubsidie behoeft de toestemming van het college voor de handelingen als bedoeld in artikel 4:71 eerste lid van de wet.

Artikel 5.10 Overige verplichtingen (inhoud financieel verslag)

Indien de subsidieontvanger van een projectsubsidie of een budgetsubsidie zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie, is artikel 4:76 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.11 Overige verplichtingen (accountantscontrole)
  • 1.

    De subsidieontvanger van een projectsubsidie of budgetsubsidie geeft de accountant tevens de

    opdracht de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen te onderzoeken.

  • 2.

    Het college stelt bij de subsidieverlening een nadere aanwijzing vast over de reikwijdte en de intensiteit van het onderzoek als bedoeld in lid 1 van dit artikel alsmede van het onderzoek als bedoeld in artikel 4:78, lid 2, van de wet.

Artikel 5.12 Ontheffing verplichting accountscontrole

Het college kan de subsidieontvanger van een projectsubsidie of een budgetsubsidie, welke subsidie een bedrag van 25.000 euro per boekjaar niet te boven gaat, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4:78, eerste tot en met vierde lid, van de wet.

Paragraaf 6 Subsidievaststelling

Artikel 6.1 Vaststelling subsidie zonder voorafgaande verleningsbeschikking

Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, zijn de artikelen 4.2 en 4.3 alsmede de artikelen 5.1 tot en met 5.3 en 5.5 tot en met 5.8 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6.2 Aanvraag subsidievaststelling na voorafgaande verleningsbeschikking
  • 1.

    Met inachtneming van artikel 4:44 van de wet dient de subsidieontvanger een aanvraag tot

    vaststelling van de subsidie in:

    • a.

      ingeval van een incidentele subsidie of een stimuleringssubsidie binnen 8 weken na afloop van de activiteit of het tijdvak, waarvoor de subsidie is verleend;

    • b.

      ingeval van een projectsubsidie binnen 16 weken na afloop van de activiteit of het tijdvak, waarvoor de subsidie is verleend;

    • c.

      ingeval van een budgetsubsidie voor 1 april van het jaar volgend op het boekjaar.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot vaststelling van een incidentele subsidie of een stimuleringssubsidie toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten hebben plaats gevonden overeenkomstig de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. Het college kan bij de subsidieverlening nadere regels stellen omtrent de wijze, waarop de subsidieontvanger bij het indienen van zijn aanvraag tot vaststelling van de subsidie rekening en verantwoording aflegt over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 6.3 Termijn vaststelling subsidie na voorafgaande verleningsbeschikking
  • 1.

    Het college stelt de incidentele subsidie en de stimuleringssubsidie vast binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college stelt de projectsubsidie en de budgetsubsidie vast binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    Indien de vaststellingsbeschikking niet binnen de in de leden 1 en 2 genoemde termijn gegeven kan worden, stelt het college de subsidieontvanger hiervan in kennis, met vermelding van de termijn, waarbinnen de beschikking wel tegemoet gezien kan worden.

Artikel 6.4 Definitieve vaststelling subsidiebedrag
  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het college de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan op grond van artikel 4:46, leden 2 en 3, van de wet lager worden vastgesteld, indien

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaats gehad;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten of

  • 3.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Paragraaf 7 Intrekking en wijziging

Artikel 7.1 Intrekking en wijziging

Het college kan de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de wet.

Paragraaf 8 Betaling en terugvordering van subsidie

Artikel 8.1 Betaling
  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.

  • 2.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling een van artikel 4.4.1.3, eerste lid van de wet, afwijkende termijn voor de betaling van het subsidiebedrag worden vastgesteld.

Artikel 8.2 Terugvordering
  • 1

    Het college kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.

  • 2.

    Het college kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

  • 3.

    Het college kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidie-ontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak.

  • 4.

    Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c van de wet, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.

Paragraaf 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Hardheidsclausule

Indien toepassing van de verordening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard kan het college op grond van bijzondere omstandigheden afwijken van één of meer bepalingen van deze verordening in voor de subsidieaanvrager gunstige zin, mits dit past binnen de door de gemeenteraad beschikbaar gestelde budgetten.

Artikel 9.2 Evaluatieverslag

Tenminste eenmaal in de vier jaren publiceert het college een verslag als bedoeld in artikel 4:24 van de wet.

Artikel 9.3 Overgangsbepaling
  • 1.

    Op subsidies, die voor de inwerkingtreding van deze verordening verstrekt zijn, blijven de bepalingen van toepassing, die golden op het moment van de subsidieverstrekking. Op een verplichting tot betaling van een geldsom aan of door een bestuurorgaan, die is vastgesteld of ontstaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.

  • 2.

    Op een aanvraag, die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog niet is besloten, wordt op grond van de op het moment van ontvangst van de aanvraag geldende regels beslist.

Artikel 9.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening welzijn gemeente Hoogezand-Sappemeer”.

Artikel 9.5 Inwerkingtreding
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van Titel 4.4 van de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Met ingang van diezelfde datum wordt de algemene subsidieverordening welzijn gemeente Hoogezand-Sappemeer 2005 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 2008.

De Raad voornoemd,

Mevr. Y.P. van Mastrigt, voorzitter.

Mevr. C.A.M. Bodewes, raadsgriffier.