Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Anna Paulowna

Verordening burgerinitiatief

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Anna Paulowna
Officiële naam regelingVerordening burgerinitiatief
CiteertitelVerordening burgerinitiatief
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet artikel 147

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-04-2005Nieuwe regeling

21-03-2005

CTR/Polderbodel, 30-03-2005

Onbekend

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Anna Paulowna;

 

gelezen het voorstel van het college van 15 februari 2005;

De raad van de gemeente Anna Paulowna;

besluit vast te stellen de volgende verordening: 

Verordening burgerinitiatief

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2

Een burgerinitiatiefvoorstel wordt op de agenda van de raad geplaatst, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend. Ongeldig is het verzoek dat:      a. niet wordt ondersteund door ten minste 30 initiatiefgerechtigden;     b. een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of     c. niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3

  • 1 Initiatiefgerechtigd zijn ingezetenen van de gemeente die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2 Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

Een burgerinitiatiefvoorstel kan geen betrekking hebben op:a.  de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen ten aanzien waarvan de raad geen beleidsvrijheid heeft;b.  de gemeentelijke organisatie;c.  een vraag over het gemeentelijk beleid of de uitvoering ervan;d.  de vaststelling en wijziging van de gemeentelijke begroting;e.  gemeentelijke belastingen en tarieven;f.   geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers danwel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;g.  benoemingen of aanstellingen van personen;h.  een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;i.   een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;j.   een voorstel waarover al eerder door de raad een besluit is genomen in dezelfde raadsperiode en waarbij zich geen nieuwe feiten hebben voorgedaan.

Artikel 5

  • 1 Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de raadsgriffier.

  • 2 Het verzoek bevat ten minste:     a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;     b. een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;     c. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en     d. een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

Artikel 6

  • 1 De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering, waarin de raad over het verzoek beslist.

  • 2 Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 3 Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de raad.

  • 4 De burgemeester nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5 Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 6 Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 7

  • 1 De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit in het burgerjaarverslag over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

  • 2 Deze verordening wordt 1 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Artikel 8

Deze verordening treedt acht dagen na bekendmaking in werking.

1 Verordening burgerinitiatief

Algemeen

Een van de doelstellingen van het dualisme is de betrokkenheid van de burger bij de lokale politiek te vergroten en participatie van burgers bij de beleids- en besluitvorming door de gemeenteraad te stimuleren. Een van de middelen om dit te bereiken is de introductie van het burgerinitiatief.Het burgerinitiatief houdt in dat burgers met inachtneming van bepaalde voorwaarden onderwerpen of voorstellen op de raadsagenda kunnen laten plaatsen. Het gaat hier dus om onderwerpen die de gemeenteraad naar hun idee zou moeten agenderen, maar die (nog) niet door de raad zijn opgepakt.In de huidige situatie hebben burgers natuurlijk al verschillende mogelijkheden om te participeren in politieke besluitvormingsprocessen, bijvoorbeeld door middel van inspraakprocedures en het inspreekrecht in raads- en commissievergaderingen. Met het burgerinitiatief wordt echter een instrument geïntroduceerd waarmee burgers een voorstel kunnen agenderen in de raadscommissies. 

De raadscommissie moet vervolgens over dit punt beraadslagen, mits aan de gestelde voorwaarden is voldaan.Het invoeren van een recht van burgerinitiatief biedt burgers dus de gelegenheid om publieke agendapunten onderdeel van de politieke agenda te maken. Zo wordt er nog een kanaal aangelegd, waarlangs de zaken die in de samenleving leven, hun weg naar de gemeentelijke politiek kunnen vinden. Hierdoor wordt de leefbaarheid in de gemeente vergroot, en de vertegenwoordigende rol van de raad versterkt. 

In diverse gemeenten is het recht van burgerinitiatief al door de raad aangenomen en zijn er positieve ervaringen mee opgedaan. Zo heeft de gemeente Utrecht het burgerinitiatief al in april 2000 geïntroduceerd in het kader van het programma “Betrokken Stad”, dat voortkomt uit een streven naar versterking van de lokale democratie. Het burgerinitiatiefrecht heeft er in Utrecht toe geleid dat over enkele problemen die al langere tijd speelden snel besluiten zijn genomen. Burgers blijken het directe contact met raadsleden over de lokale problematiek bovendien positief te waarderen. 

Bij de bepalingen die in het hiernavolgende de revue zullen passeren is aansluiting gezocht bij de modelbepalingen van de VNG en de bepalingen die in andere gemeenten worden gehanteerd in het kader van het burgerinitiatiefrecht, waarbij een en ander is afgestemd op de specifieke situatie in Anna Paulowna. 

Plaatsbepaling van het burgerinitiatiefAanvullingen op de representatieve democratie

Uitgangspunt van het Nederlandse staatsbestel is de representatieve democratie. Dit geldt dus ook op lokaal niveau voor de gemeente. Eens in de 4 jaar kunnen de burgers bij de gemeenteraadsverkiezingen een mandaat verlenen aan een kandidaat die op de verkiezingslijst staat van een politieke partij. Vroeger kon hiermee worden volstaan, maar tegenwoordig wil een burger ook op een meer directe manier invloed uitoefenen op de (lokale) politiek. Mede uit het oogpunt van de versterking van de band tussen kiezer en gekozenen zijn aanvullingen op de representatieve democratie gewenst. Een aantal aanvullingen zijn al tot stand gekomen. Het gaat dan met name om het spreekrecht en inspraak en referenda.

 

SpreekrechtDe burger kan tijdens raads- en commissievergaderingen van zijn spreekrecht gebruik maken.Doorgaans kan dat alleen ten aanzien van onderwerpen die op de raads- c.q. commissievergadering staan. De burger kan dan zijn standpunt over het te behandelen onderwerp kenbaar maken.

 

Inspraak en referendaVerder kan een burger op grond van de inspraakverordening indien van toepassing via een inspraakprocedure commentaar leveren op beleid in ontwerp. Ook bestaat er de mogelijkheid om via een correctief referendum al dan niet in te stemmen met bepaald beleid (vanaf 2005 is de landelijke regeling, de tijdelijke referendumwet, vervallen. Deze optie bestaat dan alleen nog wanneer de gemeente zelf in zo’n mogelijkheid voorziet). 

Lobbyen bij politieke partijenWil een burger zelf een onderwerp op de agenda zetten, dan zijn daartoe ook andere mogelijkheden. Zo kan de burger aankloppen bij de politieke partijen die in de raad vertegenwoordigd zijn, om een bepaald onderwerp op de politieke agenda te zetten.

 

Informeel voorstel (brief) aan collegeGaat het om een concreet initiatief van – relatief bezien - geringe omvang of geringe impact, zoals het plaatsen van een paar speeltoestellen op een grasveld dat aan de gemeente toebehoort, dan kan de burger het college zijn initiatief voorleggen. Het college kan vervolgens de uitvoering van het initiatief faciliteren of niet. Een specifieke regeling treffen die deze mogelijkheid formaliseert, is overbodig. 

Het burgerinitiatiefIets anders is het wanneer het voorstellen betreffen die een grotere impact hebben of van grotere omvang zijn. Het gaat dan om voorstellen die het individuele karakter overstijgen. Te denken valt aan plannen op minimaal buurt- of wijkniveau. Dan ligt het in de rede om de raad erbij te betrekken. Dat kan dan in de vorm van een burgerinitiatiefvoorstel.Het burgerinitiatief is een specifieke vorm van het petitierecht (artikel 5 Grondwet) en vormt als het ware de eerste helft van het volksinitiatief. Bij een volksinitiatief zijn het namelijk de burgers die vervolgens ook door middel van een volksstemming besluiten over zo’n initiatief. Bij het burgerinitiatief blijft de besluitvorming in handen van de (lokale) volksvertegenwoordiging.Burgerinitiatief geeft burgers het recht om zelf onderwerpen letterlijk op de politieke agenda te plaatsen. Daarmee kunnen ze hun vertegenwoordigers voor een keuze plaatsen. Het gaat bovendien om een positief gerichte mogelijkheid om te corrigeren, terwijl het bij een correctief referendum om een negatieve correctie gaat. 

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1In deze bepalingen is er voor gekozen de term “burgerinitiatiefvoorstel” te hanteren voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend.Hierbij is uitgegaan van de mogelijkheid dat burgers een onderwerp aan de gemeenteraad aandragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd. Te denken valt hier aan de wens om over de problematiek in een bepaalde achterstandswijk in de raad te discussiëren. Overigens hebben burgers uiteraard ook de vrijheid om een concreet voorstel in te dienen.

 

Artikel 2Een voor de hand liggende voorwaarde is dat het burgerinitiatief een zekere, aantoonbare steun onder de bevolking heeft. Dat kan door als vereiste te stellen dat de verzoeker een lijst met een nader te bepalen aantal handtekeningen van ondersteuners moet indienen.De hoeveelheid van die ondersteuners kan de gemeente zelf vaststellen. Zo zijn in Den Haag voor een buurtplan 250 handtekeningen nodig, voor een wijkplan 1000 en voor een stadsplan 2500 handtekeningen. In Utrecht zijn slechts 25 handtekeningen vereist om gebruik te kunnen maken van het burgerinitiatiefrecht; hierbij moet worden opgemerkt dat in Utrecht alleen straat-, buurt- of wijkplannen kunnen worden ingediend.De omvang van de drempels zou van dien aard moeten zijn dat zij – zonder verhinderend te zijn – toch een zekere garantie bieden dat het desbetreffende voorstel gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Het burgerinitiatiefrecht moet niet alleen betrekking hebben op de leefomgeving in straten, buurten of wijken, maar ook moeten plannen c.q. voorstellen kunnen worden ingediend die een wijkoverstijgend karakter hebben. Burgers moeten met andere woorden de mogelijkheid hebben om plannen in te dienen die betrekking hebben op de gehele gemeente Anna Paulowna.Het minimumaantal handtekeningen dat benodigd is voor ondersteuning is 30. Opgemerkt moet worden dat de raad dit aantal bij wijziging van de verordening kan aanpassen als zich een duidelijke toe- of afname van het aantal ingediende initiatiefvoorstellen voordoet.

 

Artikel 3Er zijn verschillende mogelijkheden wat betreft de groep initiatief- en ondersteuningsgerechtigden. In de meeste gemeenten wordt als leeftijdgrens 16 jaar of ouder aangehouden. In deze verordening wordt wat betreft de leeftijdgrens hierbij aangesloten.

 

Artikel 4Voor een geldig verzoek om plaatsing van een initiatiefvoorstel is niet alleen vereist dat men initiatiefgerechtigd is en het voorstel door een voldoende aantal ondersteuningsgerechtigden onderschreven wordt. Ook moet aan een aantal andere voorwaarden worden voldaan.De beperkingen die zijn gesteld aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om als raad te beraadslagen over een onderwerp waarover de raad geen beslissingsbevoegdheid heeft. De afstand tussen burger en bestuur zou alleen maar worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissievergadering of een spreekuur van een wethouder. Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtenprocedure doorkruist. Voor het indienen van een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur of een bezwaarschrift tegen een besluit van het gemeentebestuur heeft de burger andere wegen.

 

Artikel 5Voorgesteld wordt dat burgerinitiatiefvoorstellen schriftelijk moeten worden ingediend bij de raadsgriffier, aangezien de raadsgriffier de raad bijstaat in zijn werkzaamheden. De raadsgriffier verstrekt ook informatie aan burgers wat betreft de procedures voor het opstellen en indienen van een burgerinitiatiefvoorstel.Verder moet het initiatiefvoorstel goed worden omschreven en moet de reden waarom gebruik wordt gemaakt van het recht van burgerinitiatief worden gemotiveerd in een toelichting.

 

Artikel 6De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Als een onderwerp tot de bevoegdheid van het college behoort, moet de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders en dit moet worden medegedeeld aan de indiener van het initiatiefvoorstel.Verder worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel.Bij het nader onderzoek kan o.a. worden onderzocht in hoeverre het voorstel past in bestaand beleid en wat er de juridische, financiële en procedurele aspecten van zijn. Tevens kan een peiling naar het draagvlak van het voorstel gedaan worden.De indiener van het burgerinitiatiefvoorstel wordt altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het voorstel wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn.Verder geldt dat elk initiatiefvoorstel dat wordt ingediend bij de eerstvolgende raadsvergadering moet zijn voorzien van een ambtelijke toets wat betreft de afdoening ervan, met dien verstande dat tenminste twee weken zijn gelegen tussen de dag van indiening van het initiatiefvoorstel en de dag van de vergadering waarin de raad beslist over de wijze van afdoening van het initiatiefvoorstel. Er wordt gemotiveerd aangegeven of het voorstel al dan niet op de agenda van de raadsvergadering dient te worden geplaatst (hierbij wordt getoetst aan de bepalingen van artikel 4).Wat betreft de termijn waarbinnen het voorstel inhoudelijk aan de orde moet komen in de raadsvergadering geldt een redelijke termijn; de indiener van het voorstel wordt van deze termijn schriftelijk op de hoogte gebracht. Op het moment dat een initiatiefvoorstel inhoudelijk wordt behandeld in een raadsvergadering, moet het zijn voorzien van een gemotiveerd ambtelijk advies wat betreft het te nemen besluit. In dit advies wordt ook aangegeven hoeveel kosten gemoeid zijn met de realisering van het initiatiefvoorstel.De verzoeker of zijn plaatsvervanger wordt in de gelegenheid gesteld om tijdens de raadsvergadering waarin zijn voorstel wordt behandeld, het voorstel toe te lichten. De mogelijkheid om het voorstel toe te lichten houdt in dit verband tevens in dat de verzoeker of zijn plaatsvervanger in eerste en tweede termijn mogen meespreken over het onderwerp.Bekendmaking van het besluit aan de verzoeker moet plaatsvinden voorafgaand aan de bekendmaking van het besluit in het huis-aan-huisblad (CTR-Polderbode).

 

Artikel 7Voorgesteld wordt de burgemeester jaarlijks verslag uit te laten brengen in het burgerjaarverslag over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.De Verordening burgerinitiatiefvoorstel zal een jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd en zonodig aangepast.