Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Anna Paulowna

Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Anna Paulowna

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Anna Paulowna
Officiële naam regelingVerordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Anna Paulowna
CiteertitelVerordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet artikel 149 en 154

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Nadere regels op de kwaliteitsregels peuterspeelzalen Anna Paulowna.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-2006Nieuwe regeling

11-12-2006

CTR/Polderbode, 20-12-2006

2006.117

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Anna Paulowna;

 

gelezen het voorstel van B & W d.d. 14 november 2006;

 

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen ten aanzien van de kwaliteit van peuterspeelzalen;

 

gelet op de artikelen 149 en 154 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de 'Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Anna Paulowna'.

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a.  college: het college van burgemeester en wethouders van Anna Paulowna;b.  peuterspeelzaal: een accommodatie met een programma-aanbod voor kinderen vanaf de leeftijd van 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool gaan, met een maximale verblijfsduur van 3,5 uur per dag; c.  houder: degene die een peuterspeelzaal exploiteert;d.  functionaris: een in de peuterspeelzaal werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen in de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO, en die over de voor die benodigde opleiding beschikt;e.  begeleider: de in de peuterspeelzaal werkzame persoon die anders dan als functionaris belast is met het bieden van verzorging, opvoeding en begeleiding aan kinderen;f.   NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgelegde norm.

Hoofdstuk 2 MELDINGSPLICHT 

Artikel 2 Melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
  • 1 Degene die voornemens is een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen binnen de gemeente doet daarvan melding aan het college.

  • 2 De melding vindt plaats met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 3 Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk

De houder geeft in de melding aan het college aan voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest, waarbij de volgende ambitieniveaus worden onderscheiden: a.  ambitieniveau 0: ‘spelen en ontmoeten’;b.  ambitieniveau 1: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren’;c.  ambitieniveau 2: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen’.

Artikel 4 Termijn van in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal 
  • 1 Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen zolang geen melding is gedaan danwel binnen acht weken na het tijdstip van de melding.

  • 2 Indien nadat de melding is gedaan, uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 17, eerste lid, eerder is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen in hoofdstuk 3 van deze verordening, kan de exploitatie vanaf dat moment plaatsvinden.

Artikel 5 Verbod op het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal

Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 17, eerste lid, blijkt dat niet aan de eisen van de verordening wordt voldaan.

Artikel 6 Het register
  • 1 Het college houdt een register bij van gemelde peuterspeelzalen. In dit register worden na een melding onmiddellijk de gegevens opgenomen die ingevolge artikel 2, tweede lid, en artikel 3 zijn verstrekt.

  • 2 Het college deelt de toezichthouder schriftelijk mee dat opneming van de peuterspeelzaal in het register heeft plaatsgevonden.

  • 3 Het college deelt de houder schriftelijk mee dat opneming van de peuterspeelzaal in het register heeft plaatsgevonden. 

  • 4 Het register ligt op het gemeentehuis kosteloos voor een ieder ter inzage.

Artikel 7 Wijzigingen van gegevens
  • 1 De houder doet van wijzigingen in de gegevens die bij de melding zijn verstrekt, onmiddellijk mededeling aan het college.

  • 2 Houder doet van wijzigingen in de gegevens die bij de melding zijn verstrekt mededeling aan de toezichthouder.

  • 3 Het college deelt de houder schriftelijk mee dat de wijzigingen in het register zijn aangetekend.

Hoofdstuk 3 KWALITEITSREGELS

Artikel 8 lgemeen
  • 1 De peuterspeelzaal is gericht op het creëren van ontmoetings-, speel- en ontwikkelingsmogelijkheden.

  • 2 De accommodatie en het aangeboden programma voldoen aan de algemeen aanvaarde normen van pedagogische kwaliteit, veiligheid en hygiëne.

Artikel 9 Nadere regels
  • 1 De peuterspeelzaal dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke inrichting te hebben.

  • 2 De houder biedt een programma aan dat bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

  • 3 Het college is bevoegd nadere regels te stellen waaraan de peuterspeelzaal, de houder en de in de peuterspeelzaal werkzame functionarissen en begeleiders moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:     a. de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;      b. de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van de peuterspeelzaal en de aan functionarissen en begeleiders te stellen gezondheids- en bekwaamheidseisen, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet- en regelgeving;      c. de aanwezigheid van gegevens in de peuterspeelzaal.

Artikel 10 Groepsgrootte en verblijfsduur
  • 1 Een groep in een peuterspeelzaal staat ten minste onder leiding van een functionaris en een begeleider.

  • 2 De maximum verblijfsduur in de peuterspeelzaal is 3½ uur per dag.

  • 3 Een groep bestaat uit maximaal 16 kinderen.

Artikel 11 Aantal functionarissen of begeleiders per groep
  • 1 Het aantal functionarissen of begeleiders per groep is afhankelijk van het door de houder gekozen ambitieniveau.

  • 2 Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 0: ‘spelen en ontmoeten’ of 1: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren’ zijn er in elke groep ten minste één functionaris en één begeleider aanwezig.

  • 3 Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 2: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen’ zijn er in elke groep ten minste twee functionarissen aanwezig.

Artikel 12 Verblijfsruimte
  • 1 Er is per kind een binnenruimte beschikbaar van minimaal drie m² netto speeloppervlak. De netto vierkante meters worden berekend door de netto vierkante meters zoals beschreven in NEN 2580 te verminderen met het noodzakelijke oppervlak van aanwezige kasten, keukenelementen en verschoonblokken.

  • 2 Er is per kind een buitenspeelruimte beschikbaar van minimaal vier m² netto speeloppervlak, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

Artikel 13 Voorkoming verspreiding infectieziekten
  • 1 De houder, dan wel degene die met de dagelijkse leiding van de peuterspeelzaal is belast, is met betrekking tot alle kinderziekten verplicht ten minste de richtlijnen van de GGD te volgen De houder dient daartoe de directeur van de GGD te raadplegen en diens advies op te volgen.

  • 2 Van de in het eerste lid omschreven verplichting is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

Artikel 14 Informatie aan ouders/verzorgers
  • 1 Opvang in een peuterspeelzaal geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.

  • 2 De houder informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid.

Artikel 15 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering

De houder moet ten behoeve van de in de peuterspeelzaal aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

Artikel 16 Verklaring omtrent het gedrag
  • 1 Personen die als functionaris of begeleider werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële gegevens.

  • 2 Deze verklaring wordt aan de houder overgelegd voordat een persoon zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij wordt overgelegd niet ouder dan twee maanden.

  • 3 Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder vast te stellen termijn.

Hoofdstuk 4 HET GEMEENTELIJK TOEZICHT 

Artikel 17 Aanwijzing van toezichthouders

Het college wijst toezichthouders aan.

Artikel 18 Onderzoek door de toezichthouder 
  • 1 De toezichthouder onderzoekt na een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, binnen acht weken of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

  • 2 Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de exploitatie van elke peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

  • 3 Naast het onderzoek bedoeld in het eerste en tweede lid kan de toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving door een houder van de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

Artikel 19 Het inspectierapport
  • 1 De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport.

  • 2 Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de voorschriften van deze verordening niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.

  • 3 De toezichthouder stelt namens het college de houder in de gelegenheid van het rapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze binnen 3 weken na verzendatum kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.

  • 3 De toezichthouder zendt het inspectierapport na de periode waarbinnen de zienswijze kenbaar gemaakt kan worden aan de houder, die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats, en aan het college.

  • 5 Het inspectierapport is openbaar.

Artikel 20 Aanwijzing en bevel
  • 1 Het college kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven indien op basis van het inspectierapport blijkt dat deze de voorschriften in deze verordening niet of in onvoldoende mate naleeft.

  • 2 In de aanwijzing geeft het college met redenen omkleed aan op welke punten de voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen.

  • 3 Indien de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, die door het college kan worden verlengd.

  • 4 De houder neemt de maatregelen binnen de bij de aanwijzing onderscheidenlijk het bevel gestelde termijn. 

Artikel 21 Strafbepaling

Overtreding van de artikelen 4, eerste lid, 5 en 8 tot en met 15 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 5 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 22 Overgangsbepalingen
  • 1 Het college neemt in het register de peuterspeelzalen op die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening over een vergunning op grond van de Verordening kinderopvang 1997 beschikten.

  • 2 Een houder van een peuterspeelzaal als bedoeld in het eerste lid verstrekt desgevraagd aan het college alle gegevens die nodig zijn voor het register.

  • 3 Beroepskrachten en begeleiders die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal, leggen aan de houder binnen twee maanden na de inwerkingtreding een verklaring omtrent het gedrag over.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking drie dagen na haar bekendmaking.

Artikel 24 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Anna Paulowna.

NADERE REGELS OP DE 'VERORDENING KWALITEIT PEUTERSPEELZALEN ANNA PAULOWNA' 1

Burgemeester en Wethouders van gemeente Anna Paulowna, gelet op artikel 9 van de “Verordening kwaliteit peuterspeelzalen Anna Paulowna”, vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 11 december 2006,besluiten vast te stellen de hiernavolgende 'Nadere regels Verordening kwaliteit peuterspeelzalen'

 

Artikel 1 Algemene voorschriften voor ruimten in de peuterspeelzaala. Een peuterspeelzaal beschikt over één of meerdere:   - buitenspeelruimte voor kinderen;   - toiletruimten voor kinderen en personeel;   - garderobes voor kinderen;   - bergruimten voor speelgoed.b. De peuterspeelzaal mag tijdens de openstelling uitsluitend worden gebruikt voor de genoemde activiteit in artikel 1b van de Verordening kwaliteit peuterspeelzalen Anna Paulowna.c. De vloeren van de peuterspeelzaal zijn bedekt met goed reinigbaar, isolerend, splintervrij en niet-glad materiaal.d. De temperatuur en luchtventilatie dienen in de verschillende ruimten, uitgezonderd de bergruimten, goed geregeld te kunnen worden.e. De verblijfsruimten zijn aan de zonzijde voorzien van zonwering.f. Het verlichtingsniveau in de verblijfsruimten dat door middel van kunstlicht kan worden bereikt, bedraagt minimaal 150 lux.g. In de verblijfsruimten is een op het aantal kinderen afgestemd aantal tafels en stoelen aanwezig, waarvan de afmetingen zijn afgestemd op de grootte van de kinderen.h. Voor elk tiental kinderen of deel daarvan is ten minste één closetpot aanwezig.i. Er is een wastafel aanwezig voor het wassen van handen na het toiletgebruik, die geheel gescheiden is van de keuken en de voedselbereiding. 

 

Artikel 2 Veiligheida. Buitendeuren en -vensters zijn zodanig beveiligd, dat kinderen niet ongemerkt de peuterspeelzaal kunnen verlaten en onbevoegden niet ongemerkt kunnen binnentreden.b. De buitenspeelruimte is zodanig beveiligd, dat kinderen niet ongemerkt de speelplaats kunnen verlaten en onbevoegden niet ongemerkt kunnen binnentreden.c. De verwarmingsapparaten zijn zodanig opgesteld en uitgevoerd, dat de kinderen zich daaraan niet kunnen verwonden en de bedieningsorganen niet kunnen bereiken.d. Ruiten beneden 1,20 meter dienen te zijn vervaardigd van veiligheidsglas of beplakt te zijn met veiligheidsfolie.e. Voorwerpen en vloeistoffen die gevaar voor kinderen kunnen opleveren moeten buiten bereik van kinderen worden opgeborgen.f. In de peuterspeelzaal is een telefoon aanwezig. In de onmiddellijke nabijheid daarvan bevinden zich het algemeen alarmnummer en het telefoonnummer van de huisarts.g. In de peuterspeelzaal is een volledig uitgeruste EHBO-trommel aanwezig en een zogenaamde giflijst.h. De houder dient regelingen conform de ARBO normen in te voeren. 

 

Artikel 3 Hygiënea. De peuterspeelzaal en de inrichting daarvan verkeren in zindelijke staat.b. In de peuterspeelzaal worden geen huisdieren toegelaten, tenzij op verzoek van de functionaris of begeleider van de peuterspeelzaal.c. In de peuterspeelzaal zijn schoonmaakschema’s opgesteld en er dient een hygiëneplan aanwezig te zijn.d. Er is een verschoongelegenheid in de peuterspeelzaal aanwezig die geheel gescheiden is van de keuken en de voedselbereiding.e. De zandbak dient afgedekt te zijn met ventilerend materiaal of er dient voordat er in de zandbak gespeeld wordt een controle gedaan te worden door de functionaris of begeleider. Deze controle houdt in dat er met een hark door de zandbak gegaan wordt en dat uitwerpselen ruim weggenomen worden met zand.f. In de peuterspeelzaal komt schimmelvorming niet voor. Indien er sprake is van lekkage dan dient deze zo spoedig mogelijk verholpen te worden en dienen alle sporen van schimmel weggewerkt te worden. 

 

Artikel 4 Medische verzorginga. De houder heeft de interne afspraken omtrent geneesmiddelentoediening schriftelijk vastgelegd en aan ouders uitgereikt.b. De houder stelt regels vast omtrent de handelwijze van functionarissen en begeleiders, wanneer deze bij zichzelf, kinderen of gezinsleden ziekten constateren of veronderstellen die voor de persoon zelf of voor de andere aanwezigen risico’s kunnen opleveren, mits zij binnen de richtlijnen van de GGD (Infectieziektenwet) blijven. 

 

Artikel 5 Aanwezigheid gegevensa. In de peuterspeelzaal is een register beschikbaar van de in de peuterspeelzaal werkzame personen, vermeldende in ieder geval naam, geboortedatum, adres, functie en de behaalde diploma’s en getuigschriften, waaruit de bekwaamheid tot het verzorgen van kinderen blijkt.Tevens zijn kopieën van behaalde diploma’s, waaronder EHBO- of BHV-diploma’s, en kopieën van verklaringen omtrent het gedrag per functionaris in de peuterspeelzaal aanwezig.b. In de peuterspeelzaal is vastgelegd en beschikbaar wie belast is met de dagelijkse leiding en wie bij afwezigheid vervangt.c. In de peuterspeelzaal is een overzicht aanwezig van alle in de zaal ingeschreven kinderen. Deze lijst vermeldt per kind naam, geboortedatum, naam van de huisarts alsmede huisadres en indien van toepassing, werkadres en telefoonnummers van de ouders/verzorgers en de inentingsgegevens.d. In de peuterspeelzaal wordt dagelijks een lijst bijgehouden met daarop de namen van de aanwezige kinderen.e. In de peuterspeelzaal is een kopie van de gebruiksvergunning van de brandweer aanwezig.f. In de peuterspeelzaal is een kopie van het geldende pedagogische beleidsplan aanwezig, welke getoetst is door de Gewestelijke Gezondheidsdienst (GGD) volgens de “checklist pedagogisch beleidsplan GGD-Kop van Noord-Holland”.g. In de peuterspeelzaal is, indien van toepassing, een logboek speeltoestellen aanwezig.h. In de peuterspeelzaal is, indien van toepassing, een certificaat veiligheidsglas en meubilair aanwezig. 

 

Artikel 6 InwerkingtredingDeze nadere regels treden in werking drie dagen na haar bekendmaking.

 

Artikel 7 CiteerartikelDit besluit kan worden aangehaald als “Nadere regels Verordening kwaliteit peuterspeelzalen Anna Paulowna ”.

1 VERORDENING KWALITEITSREGELS

 Algemene toelichting

 

Gemeenten zijn niet verplicht kwaliteitsregels te stellen voor het peuterspeelzaalwerk. Het peuterspeelzaalwerk valt niet onder de Wet kinderopvang (artikel 1, tweede lid, onderdeel b). Dit betekent dat de grondslag voor deze verordening de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeenten vormt die is neergelegd in artikel 149 van de Gemeentewet. Dit is ook in de aanhef van de modelverordening aangegeven.De modelverordening sluit zoveel mogelijk aan bij de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) en de kwaliteitseisen die de Wet kinderopvang (Wk) stelt ten aanzien van kinderopvang.Voor dit laatste zijn twee redenen: allereerst is het peuterspeelzaalwerk ook een vorm van kinderopvang in een daarvoor geschikte ruimtelijke voorziening. Het ligt dan voor de hand om zoveel mogelijk dezelfde kwaliteitseisen te stellen, uiteraard voorzover die eisen aansluiten bij het specifieke doel van het peuterspeelzaalwerk. Dit hangt samen met de tweede reden: het toezicht op de instellingen voor kinderopvang en op peuterspeelzalen zal door dezelfde toezichthouders worden gedaan. Het uitoefenen van toezicht wordt vergemakkelijkt als de toezichthouders zoveel mogelijk met dezelfde regels te maken hebben.Evenals in de Wk is in de modelverordening gekozen voor algemene kwaliteitsregels die voor alle peuterspeelzalen in de gemeente gelden, gekoppeld aan een stelsel van melding en registratie. 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1 eTot de begeleiders worden gerekend vrijwilligers, stagiaires, mensen met een werkervaringsplaats of ouders die bij de begeleiding van de peuters worden ingezet.

 

Artikel 2 Melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaalDit artikel regelt de meldingsplicht voor degenen die een peuterspeelzaal willen gaan exploiteren. De melding moet plaatsvinden met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier.Het stelsel van melding en registratie maakt aan iedereen duidelijk welke instellingen actief zijn op het terrein van het peuterspeelzaalwerk. De melding biedt aan de gemeente de mogelijkheid om voorafgaande aan de start van de exploitatie te toetsen of een nieuw initiatief aan de kwaliteitseisen voldoet. De gemeente moet een gemelde peuterspeelzaal opnemen in een register dat voor een ieder toegankelijk is. Opneming in het register geeft ouders de zekerheid dat het peuterspeelzaalwerk bij de aanvang van de exploitatie van voldoende kwaliteit is en dat er van gemeentewege zal worden toegezien dat de kwaliteit van voldoende niveau blijft. 

Artikel 3. Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerkDit artikel bepaalt dat de houder in de melding aan het college aangeeft voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest. Het gekozen ambitieniveau bepaalt de kwalificatie-eisen die aan de leidinggevenden worden gesteld. Het ambitieniveau 0 (‘spelen en ontmoeten’) is het minimumkwaliteitsniveau. Aan dit kwaliteitsniveau dienen alle peuterspeelzalen in ieder geval te voldoen.Door de melding en registratie worden de ouders op de hoogte gesteld van het ambitieniveau. De toezichthouder kan controleren of een peuterspeelzaal zich houdt aan het gestelde ambitieniveau. 

Artikel 4. Termijn van in exploitatie nemen van een peuterspeelzaalDit artikel geeft aan dat het verboden is om zonder voorafgaande melding of binnen een termijn van acht weken na de gedane melding, met de exploitatie van een peuterspeelzaal te beginnen. De gemeente (i.c. de toezichthouder) heeft de termijn van acht weken nodig om te beoordelen of een nieuwe peuterspeelzaal zal voldoen aan de eisen van de verordening. Het biedt enerzijds de oezichthouder de mogelijkheid een deugdelijk onderzoek te doen naar de wijze waarop de nieuwe euterspeelzaal zal worden geëxploiteerd en laat anderzijds degene die voornemens is een euterspeelzaal in exploitatie te nemen niet onnodig lang wachten op het moment dat met de xploitatie kan worden gestart.Het tweede lid biedt de mogelijkheid voor de houder om vóór het verstrijken van de termijn in het erste lid met de exploitatie van de peuterspeelzaal te beginnen. rtikel 5 Verbod op het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaalDit artikel bevat het expliciete verbod om een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen, indien blijkt dat e initiatiefnemer niet aan de eisen van de verordening voldoet. Op grond van deze verbodsbepaling an het college tot bestuursdwang (sluiting) overgaan of een dwangsom opleggen, indien de euterspeelzaal toch in gebruik wordt genomen. 

Artikel 6 RegisterDit artikel regelt het instellen van het register. Het vierde lid bepaalt dat het register openbaar is. 

Artikel 7 Wijzigingen van gegevensOm het register actueel te houden, bepaalt het eerste lid dat de houder onmiddellijk melding doet aan et college van wijzigingen van gegevens die bij de melding zijn verstrekt. 

Artikel 8 AlgemeenVan belang is het begrip programma-aanbod. Uit dit begrip volgt het criterium dat het bezoek aan de euterspeelzaal bestendig is. Het incidenteel of informeel (door ouders zelf) aanbieden van euteropvang valt niet onder de werking van deze verordening.Voorzieningen die evenmin onder de verordening vallen zijn bijvoorbeeld een gezinsvervangend tehuis, een medisch kleuterdagverblijf en lokaliteiten waarin aan bezoekers van gebouwen of inrichtingen gelegenheid wordt geboden kinderen voor de (korte) duur van het bezoek te doen verblijven. 

Artikel 9 Nadere regelsIn lid 1 en lid 2 worden de basiskwaliteitseisen gesteld aan de accommodatie en aan het programma.Deze basiseisen zijn een aanvulling op hetgeen bij of krachtens andere wet- en regelgeving vastgelegd is. Dit zijn bijvoorbeeld de Woningwet, bouwbesluit en –verordening, gebruiksvergunning, Warenwet en –besluit, Besluit veiligheid attracties en speeltoestellen, Arbowet en –besluit, Wet collectieve preventie gezondheidszorg en Infectieziektenwet.In het derde lid wordt de delegatiebevoegdheid van de gemeenteraad aan burgemeester en wethouders geregeld, voor wat betreft de uitwerking van voorschriften voor peuterspeelzalen. De reikwijdte van de nadere regels is beperkt tot de in lid 3 genoemde onderdelen a t/m c.Voorbeelden van nadere regels uit de huidige praktijk zijn:   - De verblijfsruimten zijn aan de zonzijde voorzien van zonwering.   - Het verlichtingsniveau in de verblijfsruimten dat door middel van kunstlicht kan worden bereikt, bedraagt minimaal 150 lux.   - De handenwasgelegenheid voor kinderen is aangebracht op een voor hen bereikbare hoogte.   - De garderobes liggen buiten de verblijfsruimten.   - In het kindercentrum is vastgelegd wie belast is met de dagelijkse leiding en wie bij afwezigheid vervangt.   - De ramen dienen voorzien te zijn van veiligheidsglas of van veiligheidsfolie tot minimaal 1.20 meter vanaf de vloer.   - De radiatoren dienen beveiligd te zijn tegen verwonding/verbranding.   - De toegangsdeuren en ramen dienen beveiligd te zijn.   - Per 10 kinderen dient er 1 toilet aanwezig te zijn.   - De houder dient regelingen conform de ARBO normen in te voeren.   - Er dient een gifwijzer en een EHBO-trommel aanwezig te zijn. 

Artikel 10 Groepsgrootte en verblijfsduur1. Een groep bestaat uit maximaal zestien kinderen. Dit maximum geldt voor alle drie ambitieniveaus. In het peuterspeelzaalwerk is het gebruikelijk dat een groep uit maximaal 16 kinderen bestaat. Uiteraard kan het aantal kinderen per groep verlaagd worden.2. De maximum verblijfsduur in de peuterspeelzaal is 3 ½ uur per dag. De maximum verblijfsduur per dag verhindert dat peuters een gehele dag in plaats van een dagdeel naar de peuterspeelzaal gaan. Uit de praktijk blijkt dat een dagdeel gelijk staat aan ongeveer 2 ½ uur. 

Artikel 11 Aantal functionarissen of begeleiders per groepHet gekozen ambitieniveau bepaalt het aantal functionarissen of begeleiders per groep. 

Artikel 12 VerblijfsruimteDe Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut (NEN) geeft normen uit ten behoeve van uniformering van de Nederlandse bouwvoorschriften. In de norm NEN 2580 zijn de definities neergelegd van netto en bruto vloeroppervlak. Netto wil zoveel zeggen als de omtrek van het gebouw (of kamer) minus de bouwconstructie en vaste elementen zoals wandkasten en verwarmingselementen. 

Artikel 13 Voorkoming verspreiding infectieziektenDit artikel in de verordening is een uitbreiding van de bepalingen opgenomen in de Infectieziektewet en biedt een instrument voor het nemen van maatregelen met betrekking tot alle kinderziektes.Dit artikel biedt houders de mogelijkheid om kinderen die niet ingeënt zijn de toegang tot de peuterspeelzaal te weigeren. De houder kan als toelatingsvoorwaarde stellen dat de kinderen het landelijke vaccinatieschema moeten (hebben) doorlopen. 

Artikel 14 Informatie aan ouders/verzorgersGoede informatie aan de ouders of verzorgers van de kinderen die gebruik maken van een peuterspeelzaal is één van de instrumenten die kwaliteitsbevorderend werken. De houder van een kindercentrum informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:a het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid;b de wijze waarop klachten worden behandeld;c de wijze waarop de inspraak is geregeld;d de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

Artikel 15 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekeringDit artikel voorkomt gemeentelijke aansprakelijkheid.

Artikel 16 Verklaring omtrent het gedragDit artikel draagt de houder van een peuterspeelzaal op er voor te zorgen dat alle functionarissen en begeleiders die in zijn peuterspeelzaal werkzaam zijn, op hun gedrag zijn getoetst. Dit gebeurt in de vorm van een recente verklaring omtrent het gedrag die aan de houder moet worden overgelegd voordat een persoon zijn werkzaamheden aanvangt.Omdat een verklaring omtrent het gedrag niet meer dan een momentopname is, voorziet het derde lid in de eis dat een nieuwe verklaring omtrent het gedrag aan de houder wordt overgelegd, in het geval dehouder of toezichthouder redelijkerwijs het vermoeden heeft, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten of tips, dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag. 

Artikel 17 Aanwijzing van toezichthoudersDit artikel geeft het college de bevoegdheid om toezichthouders aan te wijzen. Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat een algemene regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals het recht op het betreden van plaatsen, op het vorderen van inlichtingen en het inzien van schriftelijke stukken. 

Artikel 18 Onderzoek door de toezichthouderIn dit artikel worden drie soorten van onderzoek door de toezichthouders onderscheiden:   - het eerste lid: het onderzoek naar aanleiding van een melding van het voornemen een peuterspeelzaal te gaan exploiteren;   - het tweede lid: het reguliere onderzoek bij bestaande peuterspeelzalen in de gemeente;   - het derde lid: het incidentele onderzoek bij een peuterspeelzaal, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten of tips. 

Wat betreft de termijn in het eerste lid wordt verwezen naar de opmerking bij artikel 4.Het tweede lid bevat de opdracht aan het college om ervoor zorg te dragen dat periodiek een controle wordt uitgevoerd. In de praktijk wordt jaarlijks gecontroleerd.

Artikel 19 Het inspectierapportDe resultaten van een onderzoek worden door de toezichthouder vastgelegd in een inspectierapport. Het inspectierapport vormt de basis voor het handhavend optreden door het college (zie artikel 19, lid 1 en artikel 20, eerste lid). Deze werkwijze is identiek aan de manier waarop handhaving op grond van de Wk gaat plaatsvinden.Het derde lid bepaalt dat het college (en niet de toezichthouder) de houder in de gelegenheid stelt van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. Het bieden van gelegenheid om een zienswijze kenbaar te maken is op te vatten als het uitoefenen van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Op grond van de Awb (artikel 10:14) is delegatie van bevoegdheden aan ambtenaren niet toegestaan. Het is wel mogelijk dat deze bevoegdheid in mandaat wordt overgedragen. In dat geval handelt de toezichthouder namens het college. De overige taken die in dit artikel worden genoemd zijn van feitelijke aard. Deze kunnen wel aan een toezichthoudend ambtenaar worden overgedragen. 

Artikel 20 Aanwijzing en bevelIndien de houder de aanwijzing of het bevel niet opvolgt, kan het college overgaan tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Het gaat om algemene bevoegdheden van het college die zijn neergelegd in de Gemeentewet en de Awb. Deze worden dan ook niet nader in de verordening geregeld.Bestuursdwang houdt een waarschuwing in dat wanneer niet binnen een bepaalde termijn maatregelen worden getroffen, het college deze op kosten van de houder kan laten uitvoeren. Is bestuursdwang niet goed mogelijk, dan kan een dwangsom worden opgelegd. Zijn er zoveel tekortkomingen, dan kan het college in de aanwijzing of bevel gelasten de exploitatie van de peuterspeelzaal te staken. Geeft de exploitant daaraan geen gehoor, dan gaat het college hiertoe over. Ook dit is een vorm van bestuursdwang.