Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Niedorp

Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Niedorp
Officiële naam regelingGemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland
CiteertitelGemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland
Vastgesteld doorgemandateerde functionaris
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-2007Onbekend

01-05-2007

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING INTERGEMEENTELIJKE SOCIALE DIENST KOP VAN NOORD-HOLLAND

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      De regeling: de gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke sociale dienst Kop van Noord-Holland;

    • b.

      De Intergemeentelijke Sociale Dienst: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de regeling, verder te noemen: de dienst;

    • c.

      Gemeenten: de bij de regeling aangesloten gemeenten, met inachtneming van het ter zake bepaalde in artikel 4 van deze regeling;

    • d.

      Gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland;

    • e.

      De wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enig ander wettelijk voorschrift van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk: de Intergemeentelijke Sociale Dienst, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam: Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland.

  • 2. Het openbaar lichaam is rechtspersoon en is gevestigd in Schagen.

  • 3. Het gebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 Bestuursorganen

De regeling kent, onverminderd de mogelijkheid tot het instellen van bestuurscommissies als

bedoeld in artikel 18 van deze regeling, de volgende bestuursorganen:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Belang, taken en bevoegdheden

Artikel 4 Het belang

  • 1. De dienst voert de taken en bevoegdheden, genoemd onder artikel 5a van deze regeling, uit ten behoeve van de bestuursorganen van de gemeenten Anna Paulowna, Harenkarspel, Niedorp, Wieringen, Wieringermeer en Zijpe.

  • 2. De dienst voert de taken en bevoegdheden, genoemd onder artikel 5b, eerste lid van deze regeling, uit ten behoeve van de bestuursorganen van de gemeenten Anna Paulowna, Harenkarspel, Niedorp, Schagen, Wieringen, Wieringermeer en Zijpe.

  • 3. De dienst voert de taken en bevoegdheden, genoemd onder artikel 5b, tweede lid, uit ten behoeve van de gemeente, genoemd in het tweede lid, die hiertoe zijn wens te kennen geeft.

Artikel 5a Taken en bevoegdheden

  • 1. De dienst voert de taken en bevoegdheden uit in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Invoeringswet Wet Werk en Bijstand en andere sociale zekerheidswetten waarvan de uitvoering aan gemeenten, al dan niet in medebewind, is opgedragen, voor zover deze niet reeds zijn ondergebracht bij andere organisaties. De dienst voert ook de taken en bevoegdheden uit in het kader van de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), de Wet Inschakeling Werkzoekenden (Wiw), voor zover voortvloeiend uit het overgangsrecht ter zake van de inwerkingtreding van de Wet Werk en Bijstand. Voorts is de dienst belast met de uitvoering van algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsregelingen van de genoemde wetten, en andere gemeentelijke taken en bevoegdheden op het gebied van de sociale zekerheid.

  • 2. De taken en bevoegdheden genoemd onder lid 1 worden zoveel mogelijk uitgevoerd in samenwerking met het centrum voor werk en inkomen, organisaties van zorginstellingen en instanties die met de uitvoering van sociale zekerheidswetten zijn belast.

  • 3. De gemeenten verlenen hun medewerking aan de uitvoering van besluiten die het bestuur van de dienst neemt binnen de aan het bestuur toegekende bevoegdheden

Artikel 5b Taken en bevoegdheden

  • 1. Het bestuur van de dienst kan namens de gemeenten de opgedragen taken en bevoegdheden uitvoeren, als bedoeld in de Leerplichtwet 1969, de Wijzigingswet Wet voortgezet onderwijs c.a. inzake de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten, de Wet Inburgering en de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007.

  • 2. Het bestuur van de dienst kan namens de gemeenten de opgedragen taken en bevoegdheden uitvoeren, voor zover betrekking hebbend op het bevorderen, ontwikkelen, uitvoeren en coördineren van projectmatige en/of regionale samenwerking, gericht op of verband houdende met kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van jeugdzorg.

  • 3. De gemeenten verlenen hun medewerking aan de uitvoering van besluiten die het bestuur van de dienst neemt binnen de aan het bestuur toegekende bevoegdheden.

Artikel 6 Overige Dienstverlening

  • 1. De dienst is bevoegd tot het verrichten van diensten voor een of meer deelnemende gemeenten, voor gemeenten buiten het in artikel 2 lid 3 genoemde grondgebied en/of andere organisaties, indien deze daarom verzoeken en het algemeen bestuur dit verzoek inwilligt.

  • 2. De dienstverlening geschiedt in principe op basis van overeenkomst, offerte of verzoek tussen de dienst en de gemeente of gemeenten, danwel organisatie(s) die het aangaat. In deze overeenkomst wordt neergelegd welke prestaties de dienst zal leveren, de kosten die bij de gemeente, danwel de organisatie in rekening worden gebracht en de voorwaarden waaronder tot de dienstverlening wordt overgegaan.

Hoofdstuk 3 Het algemeen bestuur

Artikel 7 De samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit één lid per gemeente.

  • 2. De raden van de ingevolge artikel 5a deelnemende gemeenten wijzen één lid aan uit het college van burgemeester en wethouders. De raden wijzen tevens uit het college van burgemeester en wethouders één of meer personen aan die als plaatsvervangend lid kunnen optreden.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 4. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt.

  • 5. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 6. Het lid dat ophoudt lid van het college van burgemeester en wethouders te zijn van de gemeente waarvan de raad hem of haar als lid van het algemeen bestuur heeft aangewezen, houdt daarmee tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 7. Indien tussentijds door ontslag, overlijden of om andere reden een plaats van een lid van het algemeen bestuur openvalt, wijst de gemeenteraad die het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering of, indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna, een nieuw lid aan.

Artikel 8 Ontslag

  • 1. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur die ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aangewezen daarvan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk.

  • 3. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen behouden het lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4. Een gemeenteraad kan een door hem aangewezen lid ontslaan als dit lid niet meer het vertrouwen van de gemeenteraad bezit. Op een dergelijk ontslag zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Plaatsvervangende leden

  • 1. Elk lid van het algemeen bestuur heeft een plaatsvervanger.

  • 2. De artikelen 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervanger.

Artikel 10 De werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert minimaal twee maal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordelen, of wanneer een vijfde deel van de leden van het algemeen bestuur dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoekt. In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken na het gedane verzoek plaats.

  • 3. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 4. Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de oproep op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd, dit met

    uitzondering van stukken waaromtrent conform de wettelijke bepalingen geheimhouding is opgelegd.

  • 5. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 6. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 7. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of een besluit worden genomen over:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      het wijzigen van de regeling.

  • 8. De artikelen 20, 22, 26, 28, 29 en 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 De besluitvorming

  • 1. Elk lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering één stem.

  • 2. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen, tenzij anders in de regeling is bepaald. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Hoofdstuk 4 Het dagelijks bestuur

Artikel 12 De samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in zijn nieuwe samenstelling, volgend op de dag van aftreden van de leden van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het aanwijzen van de leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om andere reden openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na dat openvallen, of indien dit niet mogelijk is zo spoedig mogelijk daarna.

  • 4. In geval van langdurige afwezigheid kan een lid van het dagelijks bestuur worden vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur of een door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid.

Artikel 13 De werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig oordelen.

  • 2. In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelen de leden van het dagelijks bestuur onderling de werkzaamheden alsmede de onderlinge plaatsvervanging. De taakverdeling wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan de deelnemende gemeenten

  • 3. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen. Wanneer zo’n reglement wordt vastgesteld, wordt dit ter kennisneming aan het algemeen bestuur overgelegd.

Artikel 14 Taken en bevoegdheden

De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur zijn:

  • a.

    het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd;

  • b.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

  • c.

    het behartigen van de belangen van de dienst bij andere overheden, instellingen, bedrijven of personen, waarmee contact voor de dienst van belang is.

  • d.

    het houden van toezicht op het functioneren van de dienst.

Hoofdstuk 5 De voorzitter

Artikel 15 De aanwijzing en vervanging

  • 1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door het dagelijks bestuur aan te wijzen.

Artikel 16 Taken en bevoegdheden van de voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

Hoofdstuk 6 Commissies

Artikel 17 Commissies van advies

  • 1. Het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, zulks met in achtneming van artikel 24 van de wet.

  • 2. De gemeenschappelijke Regeling kan de externe klachtbehandeling opdragen aan een ombudsman of ombudscommissie, zulks met inachtneming van artikel 10 lid 4 van de wet.

Artikel 18 Bestuurscommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt, met inachtneming van artikel 25 van de wet, hun bevoegdheden en samenstelling.

Hoofdstuk 7 De directeur en het personeel

Artikel 19 De taken en bevoegdheden van de directeur

  • 1. De bestuursorganen van de dienst worden bijgestaan door een directeur, die in de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur een adviserende stem heeft. Hij vervult de functie van secretaris van het algemeen en het dagelijks bestuur.

  • 2. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur.

  • 3. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de dienst.

  • 4. De directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur worden vastgelegd in een statuut. Het statuut wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 6. De directeur is verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

Artikel 20 Het personeel

  • 1. De dienst kan personeel aanstellen.

  • 2. De overige ambtenaren van de dienst alsmede het personeel werkzaam op grond van een arbeidsovereenkomst, worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 3. De dienst draagt zorg voor eigen regels met betrekking tot de rechtspositie en de bezoldiging van het personeel.

Hoofdstuk 8 Informatie en verantwoording

Artikel 21 Informatie- en verantwoordingsplicht van het algemeen bestuur en zijn leden

  • 1. Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van de raden worden gevraagd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt de gemeenteraad die hem als lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van die raad worden gevraagd.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur is aan de gemeenteraad die hem als lid heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid. Het afleggen van verantwoordelijkheid geschiedt volgens de door de betrokken gemeenteraad geregelde wijze.

Artikel 22 Informatie- en verantwoordingsplicht van het dagelijks bestuur en zijn leden

  • 1. Het dagelijks bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van de raden worden gevraagd.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn voor het in dat bestuur gevoerde beleid tezamen en ieder afzonderlijk verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval is het bepaalde in artikel 49 en volgende van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 9 Visie en beleid

Artikel 23 Strategische visie, plan en verslag

  • 1. Het algemeen bestuur stelt periodiek een notitie met betrekking tot de strategische visie van de dienst vast op basis van landelijke en regionale ontwikkelingen, die zich voordoen op het gebied van de aan de regeling opgedragen taken en bevoegdheden als genoemd in de artikelen 5a en 5b.

  • 2. Periodiek stelt het algemeen bestuur een beleidsplan vast met concrete beleidsvoornemens.

  • 3. Jaarlijks stelt het algemeen bestuur een verslag vast met betrekking tot de beleids- en bedrijfsvoering over het voorgaande kalenderjaar.

  • 4. De strategische visie, het beleidsplan en het verslag worden vóór vaststelling door het algemeen bestuur ter kennisneming aan de raden van de gemeenten voorgelegd.

Hoofdstuk 10 Financiële bepalingen

Artikel 24 Financiën en bedrijfsvoering

Met betrekking tot het financiële beleid, het financiële beheer, de inrichting van de financiële organisatie, de opzet van de administratieve organisatie en de werking van de interne controle, de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle en periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid zijn de artikelen 212, 213 en 213a van de Gemeentewet van toepassing.

Artikel 25 Begrotingsprocedure

  • 1. De begroting wordt uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten,

  • 3. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190, tweede en derde lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken.

  • 5. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de gevoelens van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 6. Na vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten die terzake gedeputeerde staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

  • 7. Het dagelijks bestuur zendt de begroting terstond na de vaststelling aan gedeputeerde staten overeenkomstig artikel 191 van de Gemeentewet

  • 8. Het eerste tot en met het zevende lid is van overeenkomstige toepassing op de besluiten tot wijziging van de begroting ingevolge artikel 192 van de Gemeentewet.

Artikel 26 Bijdragen van de gemeenten

  • 1. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemende gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van de dienst. In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemende gemeente voor dat jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage in de kosten, voortvloeiende uit de gemeenschappelijke regeling. Deze bijdrage wordt voor de ingevolge artikel 5a deelnemende gemeenten bepaald zoals omschreven in de artikelen 25 tot en met 28. De bijdrage voor de ingevolge artikel 5b deelnemende gemeenten wordt bepaald volgens een door het algemeen bestuur vastgestelde verdeelsleutel waarbij rekening gehouden wordt met eventuele verschillen in deelname van de deelnemende gemeenten aan de aan het samenwerkingsorgaan opgedragen taken. Op de gemeentelijke bijdrage wordt de vergoeding voor diensten van de gemeente aan de dienst in mindering gebracht.

  • 2. De kosten die de dienst aan de gemeenten toerekent, bestaan uit directe en indirecte kosten.

Artikel 27 De vaste kosten

  • 1. De vaste kosten zijn de kosten die worden toegerekend aan de deelnemende gemeenten en waartoe behoren: kosten juridische zaken, huisvestingskosten, kosten ICT, facilitaire kosten, kosten financiën, kosten dienstverlening derden en overige kosten.

  • 2. Bij de toerekening van de vaste kosten aan de deelnemende gemeenten wordt de verdeelsleutel het aantal inwoners toegepast.

  • 3. De bovengenoemde verdeelsleutel van de toerekening van de vaste kosten aan de deelnemende gemeenten is van toepassing op zowel de begroting als de jaarrekening.

Artikel 28 De variabele, cliëntgerelateerde kosten

  • 1. De variabele, cliëntgerichte kosten (exclusief participatie) zijn de kosten die worden toegerekend aan de deelnemende gemeenten en waartoe behoren: uitkeringskosten (exclusief bijzondere bijstand),, salariskosten en doorberekende kosten betreffende personeel en organisatie.

  • 2. Bij de toerekening van de variabele, cliëntgerichte kosten aan de deelnemende gemeenten wordt de verdeelsleutel het aantal cliënten toegepast.

  • 3. De bovengenoemde verdeelsleutel van de toerekening van de variabele, cliëntgerichte kosten aan de deelnemende gemeenten is van toepassing op zowel de begroting als de jaarrekening.

  • 4. Bij de toerekening van de lasten participatiebudget (exclusief Educatie) aan de deelnemende gemeenten wordt als verdeelsleutel het participatiebudget (exclusief Educatie) van een gemeente plus de overige baten in verhouding tot het participatiebudget (exclusief Educatie) en overige baten van al de deelnemende gemeenten toegepast.

Artikel 29 Kosten bijzondere bijstand en verdeling tekorten/overschotten inkomensdeel

De kosten met betrekking tot de uitvoering van taken waarvoor de deelnemende gemeente zelf beleidsmatig verantwoordelijk blijven worden aan de deelnemende gemeenten toegerekend op basis van de werkelijke kosten.

Artikel 30 Financiering en garantstelling

  • 1. Voorschotten worden voor de aanvang van elk kwartaal aan de gemeenten gefactureerd. De basis hiervoor vormt de begroting van het betreffende jaar.

  • 2. De kosten die voortvloeien uit artikel 27 worden achteraf per kwartaal in rekening gebracht bij de deelnemende gemeenten.

  • 3. De deelnemende gemeenten zorgen er voor dat de intergemeentelijke sociale dienst over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.

  • 4. Indien het algemeen bestuur constateert dat een deelnemende gemeente weigert voldoende middelen op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onmiddellijk aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot overeenkomstige toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 31 De jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur legt jaarlijks voor 1 mei verantwoording af overeenkomstig artikel 197 van de Gemeentewet over het gevoerde beleid, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag en biedt deze ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

  • 2. De jaarrekening gaat vergezeld van de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen dat de accountant op grond van het onderzoek naar de getrouwheid en de rechtmatigheid heeft uitgevoerd overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet. De jaarrekening en de toelichting erop wordt gelijktijdig met de aanbieding aan het algemeen bestuur ook aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen 6 weken nadat de jaarrekening is toegezonden, hun visie hierover bij het algemeen bestuur kenbaar maken.

  • 4. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening en stelt haar vast uiterlijk 1 juli, volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft overeenkomstig artikel 198 van de Gemeentewet.

  • 5. De jaarrekening wordt, overeenkomstig artikel 200 van de Gemeentewet, binnen twee weken na vaststelling met alle bijbehorende stukken aan Gedeputeerde Staten aangeboden. Het dagelijks bestuur doet van de vaststelling mededeling aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 6. Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur overeenkomstig artikel 199 van de Gemeentewet tot decharge behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

  • 7. In de jaarrekening wordt het werkelijke bedrag opgenomen dat elk van de deelnemende gemeenten verschuldigd is.

Artikel 32 Reserve- en voorzieningenbeleid

  • 1. Voor de ingevolge artikel 5a deelnemende gemeenten geldt dat tekorten op het inkomensdeel (WWB) worden onttrokken aan de bestemmingsreserve inkomensdeel WWB. Tekorten op participatiebudget worden onttrokken aan de voorziening van derden verkregen middelen.

  • 2. Voor de ingevolge artikel 5a deelnemende gemeenten geldt dat overschotten op het inkomensdeel (WWB) worden toegevoegd aan de bestemmingsreserve inkomensdeel WWB tot maximaal 10 procent van het jaarvolume inkomensdeel WWB. Overschotten op het participatiebudget worden toegevoegd aan de voorziening van derden verkregen middelen.

  • 3. Ten aanzien van de apparaatskosten (vaste en variabele kosten) geldt dat positieve resultaten op de uitvoeringslasten bij de jaarrekening worden toegevoegd aan de algemene reserve. De algemene reserve is bestemd voor dekking van incidentele lasten vanuit de bedrijfsvoering. De hoogte is 2,5%-5% van de begroting voor de uitvoeringslasten.

Artikel 33 Vergoedingen

Reis- en verblijfskosten gemaakt als bestuurslid van de dienst, worden door de gemeente die het lid vertegenwoordigt vergoed, op basis van de reis en verblijfskosten regeling van toepassing in die gemeente.

Hoofdstuk 11 Het archief

Artikel 34 Het archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de dienst overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling, die aan Gedeputeerde Staten moet worden meegedeeld.

  • 2. Gedeputeerde Staten oefenen toezicht uit op de krachtens het eerste lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 33 van de Archiefwet 1995.

  • 3. De directeur van de dienst is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

  • 4. Het algemeen bestuur wijst een archivaris van één van de deelnemende gemeente aan die toezicht uitoefent op het in het derde lid genoemde beheer.

  • 5. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de dienst is aangewezen de archiefbewaarplaats van één van de deelnemende gemeenten., zie lid 4. Deze archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van één van de deelnemende gemeenten, zie lid 4.

  • 6. Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de archiefbescheiden van de dienst overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de betrokken gemeente waartoe de bescheiden behoren.

Hoofdstuk 12 Toetreding, uittreding, wijziging, geschillen en opheffing

Artikel 35 Toetreding

  • 1. Het bestuur van de gemeente die wenst toe te treden, richt een verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen drie maanden door aan de besturen van de deelnemende gemeenten onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3. Toetreding tot de regeling door een andere gemeente kan plaatsvinden indien de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van tenminste twee derde van de deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 4. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan de toetreding bepaalde voorwaarden verbinden.

Artikel 36 Uittreding

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het besluit tot uittreding van een gemeente aan de raden van de overige deelnemende gemeenten.

  • 3. Tenzij het algemeen bestuur een kortere termijn bepaalt, vindt de uittreding niet eerder plaats dan op 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur van het besluit tot uittreden in kennis is gesteld.

  • 4. De financiële schade die door de uittreding aan de dienst is toegebracht, wordt, inclusief de hierdoor ontstane wachtgeldverplichtingen, aan de uittredende gemeente in rekening gebracht.

  • 5. De dienst en de uittredende gemeente vragen gezamenlijk advies aan een onafhankelijke externe deskundige voor de vaststelling van de financiële schade als bedoeld in het vierde lid. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

Artikel 37 Wijziging

  • 1. Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2. De regeling kan worden gewijzigd bij een zodanig besluit van de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van twee derde van deelnemende gemeenten.

Artikel 38 Geschillen

  • 1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid wordt aangewezen door de betrokken gemeente of gemeenten. Deze twee leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens als voorzitter van de commissie optreedt.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

Artikel 39 Opheffing

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij een daartoe strekkend besluit van de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van twee derde van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Ingeval van opheffing van de regeling regelt het algemeen bestuur de financiële gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 6. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7. De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen

Artikel 40 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op 1 mei 2007.

Artikel 41 Mededeling van wijzingen aan Gedeputeerde Staten

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Anna Paulowna draagt zorg voor de in artikel 26, eerste lid van de wet voorgeschreven toezending van de regeling aan gedeputeerde

staten.

Artikel 42 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 43 Citeertitel

De regeling kan worden aangehaald als de ‘Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland’.

Ondertekening

De integrale tekst gewaarmerkt door burgemeester en wethouders van de gemeente Anna Paulowna;