Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nijefurd

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nijefurd
Officiële naam regelingVerordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren
Citeertitel Parkeerverordening 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpGeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wegenverkeerswet 1994, art. 2a
  3. Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, art. 87

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-200801-01-2013Nieuwe regeling

04-03-2007

Friso, 18-03-2008

Geen

Tekst van de regeling

De raad van gemeente Nijefurd;

overwegende dat het noodzakelijk is gebleken om parkeerregulerende voorzieningen in te voeren in Workum, Stavoren en Hindeloopen;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990);

BESLUIT:

vast te stellen de verordening: “Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren (Parkeerverordening 2008)”

Afdeling 1 Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    brommobiel: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;

  • h.

    gehandicaptenparkeerplaats: een plaats die is aangeduid met bord E6 uit bijlage 1 van het RVV 1990. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de gehandicaptenparkeerkaart (GPK). Criteria voor de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten zijn opgenomen in de landelijke Regeling gehandicaptenparkeerkaart, Staatscourant 10 juli 2001, nr. 130.

  • i.

    parkeerschijfzone: een gebied dat is aangeduid met bord E10 uit bijlage I van het RVV 1990;

  • j.

    parkeerschijfzoneplaats: een parkeerplaats die is gelegen binnen een parkeerschijfzone en die is voorzien van een blauwe streep als bedoeld in RVV 1990;

  • k.

    parkeerverbodzone: een gebied dat is aangeduid met bord E1 uit bijlage I van het RVV 1990;

  • l.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

  • 1.

    is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

  • 2.

    gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • m.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig of een brommobiel te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur-, parkeerschijfzone- en/of belanghebbendenplaatsen en/of binnen een parkeerverbodzone;

  • n.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

Afdeling 2 Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2
  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3.1
  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen, parkeerschijfzoneplaatsen, parkeerapparatuurplaatsen of een ontheffing voor het parkeren in een parkeerverbodzone.

  • 2. De volgende vergunningen kunnen worden verleend:

    • a.

      Parkeervergunning voor de bewoner in dat gebied;

    • b.

      Parkeervergunning voor degene die een beroep of bedrijf uitoefent in dat gebied;

    • c.

      Parkeervergunning voor bezoekers van de bewoner in dat gebied, uitsluitend ten behoeve van diens bezoek;

    • d.

      Parkeervergunning voor specifieke beroepsbeoefenaren/bedrijven voor parkeren in de gehele gemeente;

    • e.

      Parkeervergunning voor degene die tijdelijk een beroep of bedrijf uitoefent in dat gebied.

  • 3. Het college kan aan een vergunning of ontheffing ook andere voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 3.2 Bewonersvergunning
  • 1. Een parkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3.1 onder 2a kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig of brommobiel die als bewoner in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op een adres staat ingeschreven en van wie het adres een zelfstandige woning betreft, gelegen binnen het gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerschijfzoneplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn of binnen het gebied van een parkeerverbodzone.

  • 2. Een parkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3.1 onder 2a kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig of brommobiel die volgens de kadastrale gegevens als eigenaar van een zelfstandige recreatiewoning is geregistreerd en van wie het adres een zelfstandige woning betreft, gelegen binnen het gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerschijfzoneplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn of binnen het gebied van een parkeerverbodzone.

Artikel 3.3 Bedrijvenvergunning
  • 1. Een parkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3.1 onder 2b kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig of brommobiel die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerzoneplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn of binnen het gebied van een parkeerverbodzone en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig of brommobiel te parkeren;

  • 2. Beroepen en bedrijven worden beschouwd als één bedrijf en als één beroep indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel sprake is van een juridische constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het één beroep of bedrijf betreft.

Artikel 3.4 Bezoekersvergunning
  • 1. Een parkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3.1 onder 2c kan worden verleend aan bewoners, uitsluitend ten behoeve van diens bezoek. Deze vergunning wordt alleen verstrekt aan bewoners, die als bewoner in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op een adres staat ingeschreven en van wie het adres een zelfstandige woning betreft, gelegen binnen het gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerschijfzoneplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn of binnen het gebied van een parkeerverbodzone.

Artikel 3.5 Specifieke beroepen
  • 1. Een parkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3.1 onder 2d kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig of brommobiel, wanneer deze aantoont als beroepsbeoefenaar praktiserend te zijn in de gemeente Nijefurd in één van de volgende beroepen:

    • a.

      Huisarts;

    • b.

      Verloskundige;

    • c.

      Kraamverzorger;

    • d.

      Medewerker thuiszorg;

    • e.

      Medewerker uitvaartverzorging.

  • 2. Deze parkeervergunning kan geldig zijn in zowel Hindeloopen, Stavoren als Workum.

Artikel 3.6 Tijdelijke bedrijvenvergunningen

Een parkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3.1 onder 2e kan worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig of brommobiel, wanneer deze in verband met de tijdelijke uitoefening van zijn beroep of bedrijf in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerschijfzoneplaatsen of parkeerapparatuur aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig of een brommobiel te parkeren.

Artikel 4
  • 1. Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste 4 weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5
  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste 3 jaren verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      het kenteken van het motorvoertuig of brommobiel waarvoor de vergunning is verleend of de naam van de vergunninghouder.

Artikel 6

Het college kan een vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, mettertijd verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Artikel 6.2 Diefstal, verlies of vermissing
  • 1. In geval van verlies of vermissing van een vergunning op naam wordt geen duplicaatvergunning Verstrekt;

  • 2. In geval van verlies of vermissing van een vergunning op kenteken kan een duplicaatvergunning worden verstrekt;

  • 3. In geval van diefstal van vergunning wordt slechts een duplicaat verstrekt indien van de diefstal aangifte is gedaan bij de politie en tegen overlegging van het proces-verbaal;

  • 4. Alle kosten, verbonden aan de afgifte van duplicaatvergunningen, zijn voor rekening van de vergunninghouder.

Afdeling 3 Verbodsbepalingen

Artikel 7
  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen en te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een parkeerschijfzoneplaats;

    • c.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8
  • 1. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 2. Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een motorvoertuig of brommobiel te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorvoertuig of brommobiel geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken;

  • 3. Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig of brommobiel een vergunning  of ontheffing is verleend voor het parkeren op de betreffende parkeerapparatuurplaatsen, de vergunning op een zichtbare en leesbare plaats achter de voorruit van het voertuig heeft geplaatst en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden;

  • 4. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor een houder van een motorvoertuig of brommobiel die in het bezit is van een geldige gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en deze op een zichtbare en leesbare plaats achter de voorruit van het voertuig heeft gelegd.

  • 5. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 9
  • 1. De verbodsbepalingen van een parkeerschijfzoneplaats zijn in overeenstemming met artikel 25 van het RVV 1990;

  • 2. Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig of brommobiel een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende parkeerschijfzoneplaatsen, de vergunning op een zichtbare en leesbare plaats achter de voorruit van het voertuig heeft geplaatst en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden;

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een houder van een motorvoertuig of een brommobiel die in het bezit is van een geldige gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en deze op een zichtbare en leesbare plaats achter de voorruit van het voertuig heeft gelegd.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 10
  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig of een brommobiel te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder een geldige vergunning voor deze betreffende belanghebbendenplaats;

    • b.

      zonder dat de vergunning op een zichtbare en leesbare plaats achter de voorruit van het voertuig is geplaatst;

    • c.

      in strijd wordt gehandeld met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een houder van een motorvoertuig of een brommobiel die in het bezit is van een geldige gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en deze op een zichtbare en leesbare plaats achter de voorruit van het voertuig heeft gelegd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling 4 Strafbepaling

Artikel 11

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van de tweede categorie (artikel. 154 van de gemeentewet).

Afdeling 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de Regiopolitie Friesland

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 13
  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2008.

  • 2. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de “parkeerverordening 1994”, vastgesteld op 31 mei 1994.

  • 3. Vergunningen welke zijn verleend krachtens de “parkeerverordening 1994”, vastgesteld op 31 mei 1994, blijven geldig tot 1 mei 2008.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als: ’parkeerverordening 2008’.