Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Niedorp

Afstemmingsverordening ISD-KNH 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Niedorp
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening ISD-KNH 2010
CiteertitelAfstemmingsverordening ISD-KNH 2010
Vastgesteld doorgedelegeerde functionaris
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Wet werk en bijstand
  3. Wet werk en bijstand
  4. Ioaw
  5. Ioaw
  6. Ioaz
  7. Wet investeren in jongeren (WIJ)
  8. WIJ
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-12-2010Onbekend

28-10-2010

10 december 2010, Gemeentenieuws Niedorp

Dagelijks bestuur, 28 oktober 2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Het algemeen bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de Kop van Noord-Holland,

- gelezen het advies van de Cliëntenraad WWB d.d. 12 oktober 2010

- gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur, d.d. 28 oktober 2010

gelet op

- de Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop

van Noord-Holland,

- artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet,

- de artikelen 8, eerste lid onderdeel b en 18, tweede lid van de Wet werk en bijstand (WWB),

- de artikelen 35 eerste lid onderdeel b en artikel 20 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (Ioaw)en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz),

- de artikelen 12 eerste lid onderdeel b en 41 , eerste lid van de Wet investeren in jongeren (WIJ),

overwegende dat

het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot:

  • 1.

    het verlagen van de algemene bijstand bedoeld, in artikel 18, tweede lid van de WWB;

  • 2.

    het weigeren en verlagen van de uitkering, bedoeld in artikel 20 van de Ioaw en de Ioaz;

  • 3.

    het verlagen van de inkomensvoorziening, bedoeld in artikel 41, eerste lid van de WIJ,

BESLUIT

- in te trekken de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord Holland en de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland

en

- vast te stellen de Afstemmingsverordening WWB, WIJ, Ioaw en Ioaz Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de WWB, de Ioaw, de Ioaz en de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb).

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de WWB: de Wet Werk en Bijstand;

  • b.

    de WIJ: de Wet investeren in jongeren;

  • c.

    de Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    de Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • e.

    de Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • f.

    de wet SUWI: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • g.

    de uitkeringsnorm:

    • -

      bijstandsnorm op grond van de WWB, inclusief gemeentelijke toeslagen en verlagingen

    • -

      en de vakantietoeslag;

    • -

      de op grond van de WIJ van toepassing zijnde norm inclusief gemeentelijke toeslagen

    • -

      en verlagingen en de vakantietoeslag;

    • -

      de grondslag op grond van de Ioaw en de Ioaz, inclusief vakantietoeslag;

  • h.

    de uitkering: uitkering op grond van de WWB, WIJ, Ioaw en Ioaz;

  • i.

    algemeen geaccepteerde arbeid: alle werkzaamheden die algemeen maatschappelijk aanvaard zijn, waaronder begrepen alle vormen van gesubsidieerde arbeid en arbeid als zelfstandige, met uitzondering van een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw);

  • j.

    re-integratie-instrumenten: instrumenten die het dagelijks bestuur ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de WWB en artikel 34 van de Ioaw en de Ioaz;

  • k.

    werkleeraanbod: het besluit van het dagelijks bestuur met daarin een omschrijving van de in het kader van het werkleeraanbod te verrichten activiteiten naar aard, omvang en plaats;

  • l.

    re-integratieovereenkomst; een overeenkomst, die tot doel heeft om binnen een bepaald tijdsbestek te komen tot arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie;

  • m.

    tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de voorziening van het bestaan: het verrichten van handelingen door belanghebbende dan wel het nalaten daarvan waardoor eerder een beroep op de WWB en Ioaz wordt gedaan dan wel de bijstandverlening langer voortduurt op grond van de WWB, Ioaw en Ioaz;

  • n.

    benadelingsbedrag: het netto of bruto bedrag aan uitkering dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend en dat op grond van een terugvorderingsbesluit wordt teruggevorderd;

Artikel 2 Het toepassen van een verlaging
  • 1.

    De uitkering wordt verlaagd als:

    • a.

      de belanghebbende, naar het oordeel van het dagelijks bestuur, de verplichtingen die de WWB, de WIJ, de Ioaw, Ioaz en de Wet SUWI aan het recht op uitkering verbinden, niet of niet voldoende nakomt;

    • b.

      de belanghebbende zich jegens het dagelijks bestuur zeer ernstig misdraagt, dan wel ndien de belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan.

  • 2.

    Het percentage van de verlaging zoals genoemd in deze verordening is afgestemd op de ernst van de verplichting die niet is nagekomen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan het percentage van de verlaging – bedoeld in lid 2 van dit artikel - hoger of lager vaststellen door rekening te met:

    - de mate waarin de belanghebbende een verwijt kan worden gemaakt en

- de omstandigheden waarin hij verkeert.

Toelichting

Bij lid 2.

In de verordening is vastgelegd hoe hoog de verlaging is voor het niet nakomen van een bepaalde verplichting. Dus is het van belang om zorgvuldig vast te stellen om welke verplichting het gaat. Vervolgens kan het percentage verlaagd of verhoogd worden in verband met de mate van verwijtbaarheid. De mate van verwijtbaarheid heeft betrekking op de mate waarin de belanghebbende verwijt kan worden gemaakt voor het niet nakomen van de verplichting. Er kunnen omstandigheden zijn waarin hij verkeert of verkeerde – gelegen in hemzelf of daarbuiten – waardoor het niet nakomen van de verplichting meer of minder verwijtbaar is.

Bij de “omstandigheden waarin hij verkeert” moet met name gedacht worden aan de gevolgen die de verlaging van de uitkering heeft voor de belanghebbende en zijn gezin. In de rapportage en in de afweging is het goed om deze drie stappen (het feit, de verwijtbaarheid, de omstandigheden) te benoemen en wel in deze volgorde. Ook in het besluit moeten deze drie stappen terugkomen (zie artikel 4 onder e).

Artikel 3 Berekeningsgrondslag
  • 1. De verlaging wordt toegepast op de uitkeringsnorm (zie begripsomschrijving artikel 1 onder g).

  • 2. De verlaging kan niet meer bedragen dan de uitkering waarop belanghebbende recht zou hebben gehad over de periode waarop de verlaging betrekking heeft.

  • 3. In afwijking van het eerste lid van dit artikel wordt de verlaging ook

    toegepast op de bijzondere bijstand indien aan de belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de WWB (aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud aan personen van 18, 19 en 20 jaar).

Artikel 4 Het besluit tot toepassen van een verlaging

Het besluit waarmee de uitkering wordt verlaagd vermeldt in ieder geval:

  • a.

    de reden van de verlaging;

  • b.

    de duur van de verlaging;

  • c.

    het percentage en/of het bedrag van de verlaging;

  • d.

    indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging;

  • e.

    dat de verlaging is afgestemd op de ernst van de verplichting die niet is nagekomen, de mate waarin belanghebbende een verwijt kan worden gemaakt en de omstandigheden van belanghebbende die van invloed zijn op de hoogte van de verlaging.

Artikel 5 Schriftelijke waarschuwing
  • 1. Een schriftelijke waarschuwing – in plaats van de verlaging van de uitkering – is slechts mogelijk in de gevallen waarin dat in deze verordening is bepaald.

  • 2. Een schriftelijke waarschuwing wordt in een beschikking bekend gemaakt aan belanghebbende.

Artikel 6 Horen van belanghebbende

Voordat een besluit om de uitkering te verlagen wordt genomen, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

Toelichting

Uit het oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding van het besluit is belangrijk dat de belanghebbende in de gelegenheid gesteld wordt om zijn mening te geven. Hij is niet verplicht om er gebruik van te maken. In dat geval zal de standaard verlaging worden toegepast en wordt er geen

rekening gehouden met de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 7 Ingangsdatum, tijdvak en recidive
  • 1. De uitkering wordt verlaagd met ingang van de eerste van de kalendermaand waarover nog geen betaling heeft plaats gevonden.

  • 2. Het besluit waarmee de uitkering wordt verlaagd moet tenminste een week voor de datum waarop gebruikelijk betaald wordt, verzonden zijn.

  • 3. In afwijking van lid 1 kan de uitkering worden verlaagd met ingang van een datum in de toekomst, wanneer dit de effectiviteit van de verlaging ten goede komt.

  • 4. De uitkering wordt verlaagd:

    • a.

      voor de duur van één maand wanneer een verplichting voor de eerste keer niet wordt nagekomen;

    • b.

      voor de duur van twee maanden wanneer er binnen een jaar voor de tweede keer sprake is van het niet nakomen van een verplichting waarvoor een zelfde of een hogere verlaging van toepassing is op grond van deze verordening;

    • c.

      voor meer dan twee maanden of voor onbepaalde duur als er sprake is van het meer dan twee keer binnen een jaar niet nakomen van verplichtingen en ook als de ernst van de situatie en de verwijtbaarheid, daarvoor aanleiding geven.

      5.Het dagelijks bestuur overweegt het besluit als bedoeld onder c van dit artikel op grond van de WWB en de WIJ binnen een termijn van ten hoogste drie maanden.

  • 5. Het dagelijks bestuur overweegt het besluit als bedoeld onder c van dit artikel op grond van de WWB en de WIJ binnen een termijn van ten hoogste drie maanden.

    Toelichting lid 4

    Er is geen sprake van recidive na een waarschuwing. De verdubbeling van de duur van de verlaging is alleen van toepassing als er eerder sprake was van een verlaging van de uitkering.

    Toelichting lid 5

    De verplichting om het besluit te heroverwegen is opgenomen in artikel 18 lid 3 van de WWB en artikel 41 lid 3 van de WIJ. Bij de heroverweging moet gekeken worden naar het gedrag en de omstandigheden van belanghebbende. Voor werkwijze zie Handboek Schulinck hoofdstuk 5

    (verplichtingen en afstemming) paragraaf 9 (afstemming (maatregelen)) onderdeel 11 (heroverweging). Voor wat betreft de WIJ zal een langdurige maatregel minder vaak voorkomen. Bij herhaald en ernstig niet nakomen van de verplichtingen zal er eerder gekozen worden voor het

    intrekken van het werkleeraanbod, waardoor het recht op de inkomensvoorziening komt te vervallen.

    De Ioaw en Ioaz zijn niet genoemd in dit lid, omdat in de wetten zelf gesproken wordt van het blijvend of tijdelijk weigeren van de uitkering. Uitgewerkt in een schema ziet het er als volgt uit:

     Verlagen van de uitkeringBlijvend of tijdelijk weigeren
    Ioaw- schending inlichtingenplicht - arbeidsverplichting artikel 37, uitgezonderd aanvaarden arbeid - misdragen jegens college- verwijtbaar werkloos tijdens uitkering - niet aanvaarden of niet krijgen arbeid
    Ioaz- schenden inlichtingenplicht - arbeidsverplichting artikel 37, uitgezonderd aanvaarden arbeid - te kort schietende verantwoordelijkheid vooraf en tijdens uitkering - misdragen jegens college- verwijtbaar werkloos tijdens uitkering

    In ernstige gevallen is het dus mogelijk om bij het niet nakomen van bepaalde verplichtingen de uitkering blijvend te weigeren. Dat zal gezien de populatie niet of nauwelijks voorkomen. Voor andere verplichtingen is dat niet mogelijk en geldt dus ook daarvoor dat de verlaging voor onbepaalde duur kan worden opgelegd. Een heroverweging hoeft dan echter niet gedaan te worden, omdat de wet het niet voorschrijft.

Artikel 8 Afzien van het toepassen van een verlaging
  • 1.

    Het dagelijks bestuur ziet af van het toepassen van een verlaging indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

    • b.

      het niet nakomen van de verplichting meer dan drie maanden vóór constatering heeft plaats gevonden, tenzij het gaat om schending van de inlichtingenplicht en er als gevolg daarvan te veel uitkering is betaald.

  • 2.

    Voor de Ioaw- en Ioaz-gerechtigde wordt het niet voeren van verweer of het instemmen met de beëindiging van de dienstbetrekking op verzoek van de werkgever niet als verwijtbaar aangemerkt (artikel 20 lid 4 van de Ioaw en Ioaz).

Toelichting

Als er afgezien wordt van het verlagen van de uitkering dan wordt er geen besluit verstuurd. Het is namelijk geen beslissing in de zin van de Awb, omdat er geen rechtsgevolg is. Als het belangrijk is om de belanghebbende wel te laten weten dat er bepaalde verplichtingen niet zijn nagekomen dan kan daarover een brief worden gemaakt en verstuurd.

Artikel 9 Samenloop van gedragingen
  • 1. Indien belanghebbende een aantal verplichtingen tegelijkertijd niet nakomt dan worden de verlagingen ook tegelijkertijd toegepast.

  • 2. Ook in dit geval kan de verlaging niet meer bedragen dan de uitkering waarop belanghebbende recht zou hebben gehad over de periode waarop de verlaging betrekking heeft.

Hoofdstuk 2 Niet en/of onvoldoende nakomen van de verplichting op grond artikel 9 van de WWB

Artikel 10 Percentage van de verlaging

Het percentage van de verlaging voor het niet nakomen van de verplichtingen bedraagt voor:

  • a.

    De eerste categorie 5% van de uitkeringsnorm of een waarschuwing als daar aanleiding voor is;

  • b.

    de tweede categorie 10% van de uitkeringsnorm of een waarschuwing als daar aanleiding voor is;

  • c.

    de derde categorie 20% van de uitkeringsnorm;

  • d.

    de vierde categorie 100% van de uitkeringsnorm.

Toelichting

Er wordt een waarschuwing gegeven als daar aanleiding voor is. De hoofdregel is dus dat de uitkering wordt verlaagd, maar er kan een waarschuwing worden gegeven.

Eerste categorie:

Het zich niet op tijd laten registreren als werkzoekende of het niet op tijd laten verlengen van de registratie bij het UWV-WERKbedrijf

Tweede categorie

a. Het gedurende een periode van zes maanden regelmatig niet reageren op

uitnodigingen voor een gesprek dat noodzakelijk is met de klantmanager of het re-integratiebedrijf;

b. het niet actief zoeken naar werk;

c. het niet ondertekenen van de trajectovereenkomst;

d. het niet meewerken aan schuldhulpverlening, terwijl dit noodzakelijk is voor de reïntegratie of participatie;

e.het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de

mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, arbeids(on)geschiktheid, scholing of

opleiding dan wel het niet of onvoldoende verstrekken van informatie die hiervoor van belang is.

Toelichting

Sub a

In de “Beleidsregel toepassing en werkwijze bij opschorting en het stellen van termijnen bij niet nakomen arbeidsverplichting” is opgenomen dat het recht op uitkering wordt opgeschort als belanghebbende niet op een afspraak verschijnt. Dit is effectiever dan het verlagen van de uitkering

voor het niet reageren. Om toch de mogelijkheid te hebben om de uitkering te verlagen als belanghebbende zeer regelmatig niet reageert, is het onderhavige onderdeel in de verordening opgenomen. Overigens is het besef aanwezig dat het bijstellen van gedrag in een aantal situaties

beter bereikt wordt met een gesprek dan met verlaging van de uitkering. Het is maatwerk.

Sub b

Het niet nakomen van de verplichting om actief naar werk te zoeken heeft een relatie met het gestelde onder a bij de derde categorie: Het zich zo gedragen in contacten met mogelijke werkgevers dat de kans op het krijgen van werk wordt belemmerd. En dat heeft weer een relatie met het gestelde onder b van de vierde categorie: Het niet aanvaarden van werk. Het zijn verplichtingen die in zwaarte een drietrapsraket zijn.

  • 1.

    De lichtste verplichting is voldoende solliciteren;

  • 2.

    de middelzware verplichting het “kansrijk” opstellen in een gesprek;

  • 3.

    de zwaarste verplichting het aanvaarden van werk.

Als er tijdens een gesprek met een werkgever werk wordt aangeboden en dat wordt geweigerd valt het niet nakomen van de verplichting in de vierde categorie. De vierde categorie is dus alleen van toepassing als er daadwerkelijk sprake is van een aanbod van werk.

Derde categorie

a.Het zich zo gedragen in contacten met potentiële werkgevers en/of uitzendbureaus dat de kans op het krijgen van werk wordt belemmerd;

b.het zich niet onderwerpen aan een medische behandeling, terwijl dit noodzakelijk is voor de reïntegratie of participatie;

c.het niet of onvoldoende meewerken aan de uitvoering van de trajectovereenkomst zonder dat dit heeft geleid tot beëindiging van de gestarte activiteit.

Sub a

Zie toelichting bij sub b van de tweede categorie

Vierde categorie

a.Het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid of het niet behouden van een inkomensvoorziening die op grond van de WWB als een passende voorliggende voorziening in de kosten van levensonderhoud wordt aangemerkt;

b.het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid vanaf het moment van melding bij het UWV-WERKbedrijf en tijdens de uitkering;

c.het niet of onvoldoende meewerken aan de start van een noodzakelijke activiteit met als gevolg dat die activiteit niet wordt gestart;

d.het niet of onvoldoende meewerken aan de uitvoering van de activiteit waardoor deze voortijdig wordt beëindigd.

Toelichting

Sub a

Ten opzichte van de verordening per 1 januari 2007 is de omschrijving uitgebreid. Het niet behouden van een voorliggende inkomensvoorziening – anders dan werk – is gelijk gesteld met het door eigen toedoen verliezen van werk. De aanspraak op bijstand was te voorkomen.

Sub b

Zie toelichting bij sub b van de tweede categorie

De opmerking “vanaf het moment van melding bij UWV-WERKbedrijf” sluit aan bij het idee dat werk boven een uitkering gaat.

Hoofdstuk 3 Niet en/of onvoldoende nakomen van de verplichting op grond artikel 45 van de WIJ

Artikel 11 Percentage van de verlaging

Het percentage van de verlaging voor het niet nakomen van de verplichtingen bedraagt

voor:

  • a.

    De eerste categorie 5% van de uitkeringsnorm of een waarschuwing als daar aanleiding voor is;

  • b.

    de tweede categorie 10% van de uitkeringsnorm of een waarschuwing als daar aanleiding voor is;

  • c.

    de derde categorie 20% van de uitkeringsnorm;

  • d.

    de vierde categorie 100% van de uitkeringsnorm.

Eerste categorie

Het zich niet op tijd laten registreren of het niet op tijd laten verlengen van de registratie als werkzoekende bij het UWV-WERKbedrijf .

Tweede categorie

  • a.

    Het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud van of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

  • b.

    het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling waaronder in ieder geval wordt verstaan:

    • -

      het gedurende een periode van zes maanden regelmatig niet reageren op uitnodigingen voor een gesprek dat noodzakelijk is met de klantmanager of het re-integratiebedrijf;

    • -

      het niet actief zoeken naar werk;

    • -

      het niet meewerken aan schuldhulpverlening, terwijl dit noodzakelijk is voor de reïntegratie of participatie.

Toelichting

Voor toelichting bij niet reageren op oproepen zie toelichting tweede categorie sub a bij hoofdstuk 2 over de WWB.

Het actief zoeken naar werk (tweede categorie sub b) en het niet “kansrijk” opstellen in contacten met werkgevers (derde categorie sub a) moet in de WIJ ook met name beoordeeld worden in het kader van het stellen van (on)redelijke eisen. Dit is een aandachtspunt bij de toeleiding naar werk en het onderzoek voor een maatregel.

Derde categorie

a.Het zich zo gedragen in contacten met potentiële werkgevers en/of uitzendbureaus dat de kans op het krijgen van werk wordt belemmerd;

b.het zich niet onderwerpen aan een medische behandeling, terwijl dit noodzakelijk is voor de reïntegratie of participatie;

c.het niet of onvoldoende meewerken aan de uitvoering van het werkleeraanbod zonder dat dit heeft geleid tot een besluit om het werkleeraanbod in te trekken op grond van artikel 21 onderdeel b van de WIJ.

Vierde categorie

Het stellen van onredelijke eisen in verband met te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of krijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren.

Toelichting

Het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid is een verplichting die niet in de WIJ wordt genoemd. Het niet aanvaarden van het werkleeraanbod is wel een verplichting. Als het werkleeraanbod niet geaccepteerd wordt dan bestaat er ook geen recht op een inkomensvoorziening.

Op dat moment is de jongere dus feitelijk uit beeld. Hij kan opnieuw een verzoek doen voor het werkleeraanbod, maar het initiatief ligt dan bij de jongere. In de plaats van het intrekken van het werkleeraanbod is er de mogelijkheid om de inkomensvoorziening voor een maand te verlagen met

100%. Het is bedoeld om druk op de jongere uit te oefenen als hij onredelijke eisen stelt waardoor het aanvaarden of krijgen van werk wordt belemmerd. De jongere moet niet zodanige eisen aan de arbeid stellen dat hierdoor het krijgen of houden van werk wordt belemmerd. Hij moet zich zo opstellen dat hij algemeen geaccepteerde arbeid kan en wil aanvaarden. Deze verlaging kan dus ook toegepast worden op het moment dat er bij de aanvraag algemeen geaccepteerde arbeid beschikbaar is, maar de jongere die arbeid vanwege onredelijke eisen niet wil accepteren. Als het werkleeraanbod wel wordt geaccepteerd, kan de inkomensvoorziening ambtshalve worden toegekend, maar over de eerste maand zal deze niet uitbetaald worden.

Hoofdstuk 4 Niet en/of onvoldoende nakomen van de verplichting op grond artikel 37 van de Ioaw en Ioaz, rekening houdend met artikel 20 van de Ioaw en Ioaz

Artikel 12 Percentage van de verlaging

Het percentage van de verlaging voor het niet nakomen van de verplichtingen bedraagt voor:

  • a.

    De eerste categorie 5% van de uitkeringsnorm of een waarschuwing als daar aanleiding voor is;

  • b.

    de tweede categorie 10% van de uitkeringsnorm of een waarschuwing als daar aanleiding voor is;

  • c.

    de derde categorie 20% van de uitkeringsnorm;

  • d.

    de vierde categorie 100% van de uitkeringsnorm.

Eerste categorie

Het zich niet op tijd laten registreren als werkzoekende bij het UWV werkbedrijf of het niet op tijd laten verlengen van de registratie als werkzoekende bij het UWVWERKbedrijf.

Tweede categorie

  • a.

    Het gedurende een periode van zes maanden regelmatig niet reageren op uitnodigingen voor een gesprek dat noodzakelijk is met de klantmanager of het re-integratiebedrijf;

  • b.

    het niet actief zoeken naar werk;

  • c.

    het niet ondertekenen van de trajectovereenkomst;

  • d.

    het niet meewerken aan schuldhulpverlening, terwijl dit noodzakelijk is voor de reïntegratie of participatie;

  • e.

    het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, arbeids(on)geschiktheid, scholing of opleiding dan wel het niet of onvoldoende verstrekken van informatie die hiervoor van belang is.

Toelichting

Sub a. Zie tweede categorie sub a van hoofdstuk 2 WWB

Sub b. Zie tweede categorie sub b van hoofdstuk 2 WWB. Met die opmerking dat aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid niet geldt voor de Ioaz.

Derde categorie

  • a.

    Het zich zo gedragen in contacten met potentiële werkgevers en/of uitzendbureaus dat de kans op het krijgen van werk wordt belemmerd;

  • b.

    het niet of onvoldoende meewerken aan de uitvoering van de trajectovereenkomst zonder dat dit heeft geleid tot beëindiging van de gestarte activiteit.

  • c.

    het niet of onvoldoende meewerken aan de uitvoering van de trajectovereenkomst zonder dat dit heeft geleid tot beëindiging van de gestarte activiteit.

Toelichting

Zie verwijzing bij tweede categorie.

Vierde categorie

  • a.

    Het tijdens de uitkering verliezen van inkomen uit of in verband met arbeid en

    • -

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel

    • -

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd;

  • b.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid vanaf het moment van melding bij het UWV-WERKbedrijf en tijdens de uitkering door de Ioaw-gerechtigde;

  • c.

    het niet of onvoldoende meewerken aan de start van een noodzakelijke activiteit met als gevolg dat die activiteit niet wordt gestart;

  • d.

    het niet of onvoldoende meewerken aan de uitvoering van de activiteit waardoor deze voortijdig wordt beëindigd.

Toelichting

De categorie onder a is overgenomen uit artikel 37 van de Ioaw/z. Dat gaat dus over het verliezen van werk tijdens de uitkering. Alleen voor de Ioaw-er kan de uitkering worden verlaagd voor het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid. In de Ioaz is de verplichting om algemeen

geaccepteerde arbeid te aanvaarden wel opgenomen, maar per abuis is vergeten om in artikel 20 Ioaz op te nemen dat de uitkering daarvoor kan worden verlaagd.

Hoofdstuk 5 Niet nakomen van de inlichtingenplicht (artikel 17 van de WWB, artikel 44 van de WIJ en artikel 13 Ioaw en Ioaz) uitgezonderd de verplichting om mededelingen te doen in verband met de arbeidsverplichting.

Artikel 13 Toepassen van een verlaging bij geen, onjuiste of onvolledige inlichtingen met financieel gevolg

  • 1.

    Indien het niet, onjuist of onvolledig nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    De verlaging op de uitkeringsnorm wordt met inachtneming van artikel 2 lid 2 van deze verordening op de volgende wijze vastgesteld:

  • a.

    bij een benadelingsbedrag van € 1,00 tot € 500,00: 5% gedurende één maand;

  • b.

    bij een benadelingsbedrag van € 500,00 tot € 2.000,00: 10% gedurende één maand:

  • c.

    bij een benadelingsbedrag van € 2.000,00 tot € 4.000,00: 20% gedurende één maand;

  • d.

    bij een benadelingsbedrag van € 4.000,00 tot € 10.000,00: 50% gedurende één maand;

  • e.

    bij een benadelingsbedrag van € 10.000,00 of meer: 100% gedurende één maand in het geval er aangifte gedaan is en het Open Ministerie tot seponering is overgegaan.

Toelichting

Sub a

Het laagste benadelingsbedrag is op € 1,00 gezet. Hoermee is inherent bepaald dat de zogenaamde nulfraude niet tot verlaging van de uitkering leidt. Zie ook artikel 14 en de toelichting

Artikel 14 Toepassen van verlaging bij niet, niet tijdig reageren op verzoeken om inlichtingen te verstrekken zonder financieel gevolg

  • 1.

    Het dagelijks bestuur verlaagt de uitkering met 10% gedurende één maand indien belanghebbende gedurende een periode van zes maanden regelmatig geen gehoor geeft aan verzoeken om bepaalde gegevens te leveren en/of niet reageert op uitnodigingen voor een gesprek.

  • 2.

    De uitkering wordt eveneens verlaagd met 10% gedurende één maand indien belanghebbende onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek naar het recht op uitkering bij de aanvraag door meerdere keren te laat te reageren of terughoudend te zijn in het verstrekken van informatie. Dit is eveneens van toepassing bij de ambtshalve vaststelling van het recht op de inkomensvoorziening op grond van de WIJ.

Toelichting

Lid 1

De afstemmingsverordening biedt niet de mogelijkheid om de uitkering te verlagen als belanghebbende de inlichtingenplicht niet nakomt, terwijl het geen financieel gevolg heeft. Deze verlaging is niet effectief. Om toch de mogelijkheid te hebben om de uitkering te verlagen als belanghebbende zeer regelmatig niet reageert, is het onderhavige lid in de verordening opgenomen.

Overigens is het besef aanwezig dat het bijstellen van gedrag in een aantal situaties beter bereikt wordt met een gesprek dan met verlaging van de uitkering. Het is maatwerk.

Lid 2

Er zijn situaties waarin de aanvrager niet meewerkt aan het onderzoek door bijvoorbeeld bij herhaling informatie te verstrekken die niet volledig is en weer nieuwe vragen oproept. In een aantal gevallen leidt het tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag (of afwijzing bij de WIJ) en af en toe komt het voor dat er daarna weer een nieuwe aanvraag ingediend wordt. Dit gedrag strookt niet alleen niet met de inlichtingen- en medewerkingsverplichting van de materiewetten, maar ook veroorzaakt het

onnodige belasting voor de ISD-KNH.

Hoofdstuk 6 Toepassen verlaging voor overige redenen

Artikel 15 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid op grond van de WWB
  • 1.

    Het dagelijks bestuur verlaagt de uitkering voor het onverantwoord interen van vermogen voorafgaand aan het beroep op een uitkering voor levensonderhoud.

  • 2.

    Er is sprake van onverantwoord interen van vermogen als belanghebbende redelijkerwijs kon weten dat hij binnen een jaar een beroep op een WWB-uitkering moest doen en in dat jaar meer dan 1.5 maal de voor hem van toepassing zijnde norm inclusief vakantiegeld heeft besteed.

  • 3.

    Voor een onverantwoord ingeteerd bedrag van meer dan € 5.000,-- boven de interingsnorm wordt de uitkering gedurende 10 maanden verlaagd met 10% van de uitkeringsnorm.

  • 4.

    Voor een onverantwoord ingeteerd bedrag van minder dan € 5.000,-- boven de interingsnorm wordt de uitkering gedurende 5 maanden verlaagd met 10% van de uitkeringsnorm.

  • 5.

    Voor de niet in de afstemmingsverordening genoemde situaties die aan te merken zijn als een tekort schietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, wordt de uitkering verlaagd op zodanige wijze dat het zich redelijk verhoudt met de ernst van de situatie en de financiële gevolgen. Voor zover er sprake is van een situatie dat er als gevolg van het tekortschietend besef van verantwoordelijk meer aan uitkering moet worden betaald, is het bepaalde onder lid 3 en 4 van dit artikel richtinggevend.

Toelichting lid 3 en 4

Bij de norm voor de verlaging is een vergelijking gemaakt met het door eigen toedoen werkloos worden waardoor er een onnodig beroep op de bijstand wordt gedaan. Er is gekozen voor het uitsmeren van de verlaging over 10 respectievelijk 5 maanden om enerzijds uitdrukking te geven aan

de ernst van de situatie en anderzijds belanghebbende, wiens vermogen tot nul is ingeteerd, niet een maand zonder inkomen te laten zitten.

Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen

Indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het dagelijks bestuur of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB, de Ioaw en de Ioaz, wordt, onverminderd artikel 2, tweede lid, en artikel 3,derde lid, een verlaging toegepast van 100% procent van de uitkering gedurende één maand.

Toelichting

Het verlagen van de uitkering voor het ernstig misdragen is – bij uitstek – maatwerk . Meer nog dan bij andere verlagingen is het van belang de effectiviteit in het oog te houden. Er zijn situaties dat het aanbeveling verdient om de uitkering juist niet te verlagen maar het agressieprotocol toe te passen. In alle gevallen is het van belang dat er een gesprek gehouden wordt met belanghebbende waarin hij geconfronteerd wordt met het onwenselijk effect van zijn gedrag. Dit gesprek zal en kan niet alleen

door de betrokken consulent of klantmanager gedaan worden maar zal gedaan moeten worden door de leidinggevende of coördinator, al dan niet in aanwezigheid van consulent of klantmanager. Per situatie zal naar de best passende vorm gezocht moeten worden.

Bij het toepassen van de verlaging moet bedacht worden dat het aan het bestuur is om aan aannemelijk te maken dat er sprake is geweest van agressie. In de rapportage moet dus een duidelijk verslag van het gebeurde worden opgenomen. Verder kan de uitkering niet worden verlaagd als er aangifte bij de politie wordt gedaan.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de Afstemmingsverordening ISD-KNH 2010.

Artikel 19 Inwerkingtreding en overgangsrecht
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van publicatie.

  • 2.

    De Afstemmingsverordening WWB ISD-KNH en de Maatregelverordening WIJ ISDKNH zijn van toepassing voorzover de datum van het niet nakomen van de verplichting of de periode waarover de verplichting niet is nagekomen, ligt voor de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening en de toepassing van de onderhavige verordening nadeliger is voor belanghebbende.

Toelichting

Bij lid 2

De datum of periode van het niet nakomen van de verplichting is bepalend. Het rechtszekerheidsbeginsel brengt met zich dat belanghebbende nooit slechter af mag zijn dan in het geval de regels die golden ten tijde van het niet nakomen van de verplichting, zouden zijn toegepast.

In het geval de Afstemmingsverordening WWB of de Maatregelverordening WIJ een lichtere verlaging kende, moet de verlaging gematigd worden tot het niveau van die lichtere verlaging.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 28 oktober 2010.

Drs. M.J. Scheltema de Heere, voorzitter

J.W.M. Schrevel-Blokhuizen, secretaris