Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Oostflakkee

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Oostflakkee 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Oostflakkee
Officiële naam regelingBeheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Oostflakkee 2004
CiteertitelBeheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Oostflakkee 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpgraven

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaatsen in de gemeente Oostflakkee vastgesteld op 14 januari 1988.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de lijkbezorging, art. 35
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-08-2004nieuwe regeling

09-07-2004

Ons Eiland, Eilandennieuws 15-07-2004

2004-VII-7
26-08-200401-01-2012nieuwe regeling

09-07-2004

Ons Eiland, Eilandennieuws 15-07-2004

2004-VII-7

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Oostflakkee;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, d.d. 28 juni 2004;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Oostflakkee 2004 

Hoofdstuk 1 Nieuw Hoofdstuk

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats(en): de begraafplaatsen te Den Bommel, Ooltgensplaat en Oude-Tonge;

  • b.

    eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:1. het doen begraven en begraven houden van lijken;2. het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;3. het doen verstrooien van as.

  • c.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • d.

    eigen urnengraf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:1. het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;2. het doen verstrooien van as.

  • e.

    algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • f.

    eigen urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • g.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • h.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • i.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • j.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, een verstrooiingsplaats of gedenkplaats;

  • k.

    gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken;

  • l.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • m.

    rechthebbende: de rechthebbende op een eigen graf.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'eigen graf’ mede verstaan: eigen urnengraf, eigen urnennis en eigen gedenkplaats.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaats(en) is (zijn) voor eenieder dagelijks toegankelijk van één uur na zonsopgang tot één uur voor zonsondergang;

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1.

    Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten.

  • 2.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:a. elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;b. sneller dan 10 km per uur.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid en onder a van het tweede lid.

  • 4.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5.

    Degene die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk III Voorschriften lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder en aan de afdeling Burgerzaken van taakgebied Burger, Bestuur, Communicatie en Organisatie. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het lijk dient bij aankomst op de begraafplaats te zijn voorzien van een identiteitskenmerk.

  • 3.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 Gebouwen

  • 1.

    Het gebruik van de aula moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1.

    Begraving mag slecht geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 17, tweede lid.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5.

    De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is:op werkdagen van 8:30 tot 16:00 uur;op zaterdag van 8:30 tot 15:00 uur;

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte der graven

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:a. eigen graven en eigen urnengraven;b. eigen plaatsen in urnenmuur;c. eigen gedenkplaatsen.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven. Zij bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 12 Aantal overledenen in algemene graven

  • 1.

    In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

Artikel 13 Volgorde van uitgifte

  • 1.

    De eigen graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 14 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15 Termijnen eigen graven

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van dertig jaar het recht op een eigen graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaar, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht van eigen graven, uitgegeven voor de inwerkingtreding van de verordening d.d. 9 februari 1970, wordt op aanvraag van de rechthebbende, om niet, verlengd telkens met een termijn van 10 jaren.

  • 4.

    Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 7, eerste lid. Verlenging van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 16 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 17 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de voornoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 18 Einde grafrechten

  • 1.

    De grafrechten vervallen:a. door het verlopen van de termijn;b. indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;c. indien een van de begraafplaatsen wordt opgeheven;

  • 2.

    Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:a. indien de betaling van de onderhoudskosten van het graf of een verlenging van het grafrecht – ondanks een aanmaning – niet binnen 3 maanden na aanvang van die termijn is geschied;b. indien de rechthebbende of gebruiker – ondanks een aanmaning – in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;c. indien de rechthebbende of gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

  • 3.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, en in het tweede lid vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudskosten of eventuele andere kosten.

  • 4.

    Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende één maand voor het vervallen van het grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

Hoofdstuk V Grafbedekking

Artikel 19 Vergunning grafbedekking

  • 1.

    Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2.

    De rechthebbende van een eigen graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3.

    Op algemene graven kan slechts een grafbedekking worden aangebracht, indien het graf vol is met uitzondering van algemene kindergraven.

  • 4.

    Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 6.

    Het college kan de vergunning weigeren indien:a. niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;b. de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;c. de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;d. de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 7.

    Het bepaalde in artikel 21, lid 4, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 21 Verwijdering grafbedekking

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een op het graf te plaatsen bordje door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maakt zij aan hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief hun voornemen bekend.

  • 3.

    Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 18 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:a. geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend, is verstreken;b. de grafbedekking niet binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

Artikel 22 Onderhoud door de rechthebbende

  • 1.

    De rechthebbende is verplicht de grafbedekking in behoorlijk staat te houden en deze zo nodig te herstellen.

  • 2.

    Indien hij nalaat de grafbedekking in behoorlijk staat te houden en of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproep geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4.

    Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

Artikel 23 Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het schoonhouden en het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken en in de zorg voor de winterharde beplantingen.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden door middel van een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen gekend is. In dat geval deelt zij mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maakt zij uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.

  • 2.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde, afgesloten gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 3.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 4.

    De rechthebbende op een eigen graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk VII Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 25 Lijst

  • 1.

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk VIII Inrichting register

Artikel 26 Voorschriften

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door of namens het college.

Hoofdstuk IX Slotbepalingen

Artikel 27 Intrekking oude regeling

De verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaatsen in de gemeente Oostflakkee, vastgesteld op 14 januari 1988, wordt ingetrokken.

Artikel 28 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de vorige verordening gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de vorige verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 29 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikel 3, lid 3 en artikel 4, lid 2 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 30 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van bekendmaking.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Oostflakkee 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oostflakkee, gehouden op 8 juli 2004.

de voorzitter

 

de griffier

Uitvoeringsbesluit graven, asbezorging en gedenkplaatsen 1

Burgemeester en Wethouders van Oostflakkee, gelet op artikel 11, tweede lid, van de Beheersverordening begraafplaatsen, besluiten vast te stellen de volgende Nadere regels voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen.

Artikel 1 BegripsomschrijvingenDeze nadere regels verstaan onder:

  • a.

    eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:1. het doen begraven en begraven houden van lijken;2. het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;3. het doen verstrooien van as;

  • b.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer, waarin aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • c.

    eigen urnengraf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • d.

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • e.

    het doen verstrooien van as;

  • f.

    algemeen urnengraf: een urnengraf bij de gemeente in beheer, waarin aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • g.

    eigen urnennis: een nis, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • h.

    algemene verstrooiingsplaats: een plaats bij de gemeente in beheer waarvoor aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen verstrooien van as;

  • i.

    eigen gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • j.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • k.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene.

Artikel 2 Indeling en uitgifte der graven

  • 1.

    De algemene graven worden onderverdeeld in:a. graven waarin gelegenheid wordt gegeven om lijken te begraven voor de tijd van 20 jaren;

  • 2.

    De eigen graven worden onderverdeeld in:a. graven uitgegeven voor de tijd van 30 jaren, bestemd voor het begraven van ten hoogste 2 lijken dan wel het plaatsen van 2 asbussen met of zonder urnen.

Artikel 3 De bezorging van as

  • 1.

    De algemene urnengraven worden onderverdeeld in:a. urnengraven waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen voor de tijd van 20 jaren;

  • 2.

    De eigen urnengraven worden onderverdeeld in:a. urnengraven uitgegeven voor de tijd van 30 jaren, bestemd voor het daarin bijzetten van ten hoogste 2 asbus(sen), met of zonder urn(en), dan wel het doen verstrooien van as daarin of daarop van 2 overledenen;

  • 3.

    De eigen urnennissen worden onderverdeeld in:a. urnennissen uitgegeven voor de tijd van 30 jaren, bestemd voor de bijzetting van ten hoogste twee asbussen met urnen;

  • 4.

    De algemene verstrooiingsplaatsen worden onderverdeeld in:a. verstrooiingsplaatsen waar gelegenheid wordt gegeven tot het doen verstrooien van as;

Artikel 4 GedenkplaatsenDe eigen gedenkplaatsen worden onderverdeeld in:a. gedenkplaatsen uitgegeven voor de tijd van 30 jaren;

Artikel 5 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op ...

  • 2.

    Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Regels voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen.

Uitvoeringsbesluit voor de grafbedekkingen 2

Burgemeester en Wethouders van Oostflakkee,gelet op artikel 19, derde lid van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Oostflakkee 2004;besluiten vast te stellen de volgendeNadere regels voor grafbedekkingen op de gemeentelijke begraafplaats.

Artikel 1 InleidingDe verordening verstaat onder:

  • a.

    grafbedekking: gedenkteken en winterharde grafbeplanting;

  • b.

    gedenkteken: voorwerp op het graf voor het aanbrengen van opschriften of figuren, daaronder begrepen kettingen en hekwerken;

  • c.

    grafbeplanting: winterharde beplanting welke door de rechthebbende en/of de gemeente op een graf wordt aangebracht

Artikel 2 Aanvraag vergunning

  • 1.

    Bij de schriftelijke aanvraag voor vergunning tot het hebben van een gedenkteken behoort een werktekening te worden ingediend.

  • 2.

    Op deze werktekening dienen ten minste voor te komen:a. een boven-, voor- en zijaanzicht met alle hoogte-, breedte-, dikte- en lengtematen;b. de soort, kleur en bewerking van het te gebruiken materiaal;c. de vermelding of de letters etc. ingehakt, opgehakt of van metaal zijn;d. de woordindeling van het opschrift en de plaats van figuratie(s);e. het materiaal van de fundering en de wijze van bevestiging van het gedenkteken daarop.

Artikel 3 BeslissingDe beslissing op de aanvraag wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk medegedeeld.

Artikel 4 Gedenkteken

  • 1.

    Voor de gedenktekens mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt, zoals natuursteen, metaal, keramiek, duurzame kunststoffen of een verduurzaamde houtsoort.

  • 2.

    Op een eigen graf en op huurgraven, uitgegeven voor de inwerkingtreding van de verordening van 1988 is toegestaan: een staande en/of liggende steen, grafplaat, grafranden op betonplaat en marmer- of steenslag op betonplaat met omlijsting met de maximale buitenwerkse afmeting van 0.80 x 1.80 m.Voor een staande steen zijn de maximale maten: hoogte 1.00 m. boven maaiveld en breedte 0.80 m. Op een algemeen graf is voor de eerst begravene een staande steen toegestaan met de maximale maten: hoogte 1.00 m. boven maaiveld en breedte 0.80 m. en voor de laatst begravene een zerk met de maximale maten van 0.40 x 0.60 m., hoogte 0.20 m. boven maaiveld. De onderlinge afstand tussen de staande steen en de zerk dient 1.00 m. te bedragen.

  • 3.

    Op algemene kindergraven is een staande steen toegestaan met de maximale maten van 0.60 x 0.50 m. of een zerkje met de maximale maten van 0.50 x 0.40, hoogte 0.20 m. boven maaiveld.

  • 4.

    Een staande steen dient te worden geplaatst op een paalfundering van tenminste drie palen met een lengte van 1.60 m. lengte of 2 liggende betonbalken met een lengte van 1.30 m. aan beide zijden voorzien van een tegel van 0.30 x 0.30 m.Een liggende steen, grafplaat, grafranden op betonplaat of marmer c.q. steenslag met omlijsting op betonplaat dient te worden geplaatst op een paalfundering van tenminste vier palen met een lengte van 1.60 m. of een fundering van 2 liggende betonbalken met een lengte van 1.60 m., aan beide zijden voorzien van een tegel van 0.30 x 0.30 m.

Artikel 5 Losse bloemen en plantenOp een graf kunnen potplanten en bloemen in vazen worden geplaatst. Het is toegestaan op een graf losse bloemen te leggen.

Artikel 6 Laagblijvende beplantingOp een eigen graf mogen worden geplaatst: éénjarige beplanting, bollen en knollen met een maximale hoogte van 30 cm. De beplanting mag de beschikbare oppervlakte niet overschrijden of moet door besnoeiing binnen de oppervlakte worden gehouden.

Artikel 7 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op ....

  • 2.

    Zij kunnen worden aangehaald als: Regels grafbedekkingen.