Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 25ste juni 2004, tijdelijk regelende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 25ste juni 2004, tijdelijk regelende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten
CiteertitelTijdelijk havenbeveiligingsbesluit
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpverkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 24 is nog niet in werking getreden, het treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend; implementatie van Hoofdstuk XI-2 van de bijlage bij het SOLAS-Verdrag en de ISPS-Code

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-06-200418-06-2004Nieuwe regeling

25-06-2004

P.B. 2004, no. 51

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 25ste juni 2004, tijdelijk regelende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Minister:de Minister van Verkeer en Vervoer;

  • b.

    Directeur:de directeur Scheepvaart en Maritieme Zaken;

  • c.

    beheerder:de natuurlijke persoon of rechtspersoon belast met het beheer van een havenfaciliteit;

  • d.

    SOLAS-Verdrag:het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157);

  • e.

    Code :de Internationale Code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (International Ship and Port Facility Security Code) behorende bij Hoofdstuk XI-2 van de bijlage bij het SOLAS-Verdrag;

  • f.

    Voorschrift:een voorschrift opgenomen in Hoofdstuk XI-2 van de bijlage bij het SOLAS-Verdrag;

  • g.

    schip:een vaartuig, behorende tot een van de navolgende soorten, mits op internationale reis:

    • i.

      passagiersvaartuigen, waaronder mede begrepen hogesnelheidspassagiersvaartuigen [met een bruto tonnage van twintig kubieke meters of meer];

    • ii.

      schepen, waaronder mede begrepen hogesnelheids-vaartuigen, van 500 GT of meer en

    • iii.

      verplaatsbare offshore booreenheden voorzien van eigen middelen tot werktuiglijke voortstuwing;

  • h.

    havenfaciliteit :het in overeenstemming met Voorschrift 1.1.9 aangewezen gebied, waarin interactie tussen een schip en de haven plaatsvindt. Dit omvat onder meer ankerplaatsen, ligplaatsen en aanvaarroutes, naar gelang van toepassing;

  • i.

    interactie :het laden of lossen van goederen, het inschepen of ontschepen van passagiers en personen werkzaam aan boord en het verlenen respectievelijk gebruiken van havendiensten;

  • j.

    beveiligingscertificaat:een certificaat verleend aan een havenfaciliteit bij de goedkeuring, bedoeld in paragraaf 16, tweede lid, van Deel A, van de Code;

  • k.

    veiligheidsincident:elke gebeurtenis of situatie als gevolg van een opzettelijke ongeoorloofde actie die de veiligheid van een schip, of een havenfaciliteit, of enig contact tussen een schip en een havenfaciliteit, of enig contact tussen schepen onderling en van passagiers en lading, bedreigt;

  • l.

    beveiligingsniveau:de beoordeling van het risico dat een veiligheidsincident zich kan of zal voordoen;

  • m.

    beveiligingsniveau 1:het niveau waarop een minimale hoeveelheid adequate beveiligingsmaatregelen wordt gehandhaafd;

  • n.

    beveiligingsniveau 2 :het niveau waarop additionele adequate beveiligingsmaatregelen worden gehandhaafd gedurende een bepaalde periode waarin er een verhoogd risico is op een veiligheidsincident;

  • o.

    beveiligingsniveau 3:het niveau waarop verdere, specifieke beveiligingsmaatregelen worden gehandhaafd gedurende een beperkte periode waarin een veiligheidsincident waarschijnlijk is of ophanden is, maar waarbij het doelwit niet of niet met zekerheid kan worden vastgesteld.

Artikel 2
  • 1. De bepalingen gegeven bij dit landsbesluit zijn van toepassing op schepen met de hoedanigheid van Nederlands-Antilliaans schip, waar ter wereld zij zich ook bevinden.

  • 2. De bepalingen gegeven bij dit landsbesluit zijn van toepassing op de havenfaciliteiten gelegen in de Nederlandse Antillen die schepen bedienen, ongeacht dezer nationaliteit of hoedanigheid.

Artikel 3
  • 1. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden havenfaciliteiten aangewezen.

  • 2. De gezaghebber van een eilandgebied is de bevoegde autoriteit, bedoeld in Voorschrift 1, eerste lid, onder 11, voor de uitvoering, respectievelijk toepassing van Voorschrift 10, tweede en derde lid, en de paragrafen 15 en 16 van Deel A van de Code.

Artikel 4

De Minister wijst het contactpunt aan, bedoeld in Voorschrift 7, tweede lid.

Artikel 5

Voor de krachtens dit landsbesluit af te geven certificaten worden de modellen gebruikt zoals opgenomen in de appendix van de delen A en B behorende bij de Code. De certificaten worden in het Engels en Nederlands gesteld.

Artikel 6

De gezaghebber draagt zorg voor het vóór 24 juni 2004 aanleveren aan de Directeur van de juiste en volledige gegevens, bedoeld in Voorschrift 13.

HOOFDSTUK 2

Beveiligingsniveaus

§2.1 Beveiligingsniveau havenfaciliteiten

Artikel 7
  • 1. De vaststelling en aanpassing van het beveiligingsniveau waarop een havenfaciliteit functioneert geschiedt in overeenstemming met paragraaf 14 van Deel A van de Code.

  • 2. Door of namens de Minister van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen kan, in overeenstemming met de Minister, het beveiligingsniveau van een of meer havenfaciliteiten worden verhoogd en, in het geval het is verhoogd, wederom worden verlaagd.

  • 3. De gezaghebber ziet toe op de juiste en tijdige uitvoering van de vastgestelde beveiligingsmaatregelen verbonden aan een bepaald beveiligingsniveau.

  • 4. Een verhoging respectievelijk verlaging van het beveiligingsniveau van een havenfaciliteit, wordt onverwijld aan de gezaghebber van het desbetreffende eilandgebied gemeld, alsmede aan de beveiligingsfunctionarissen van de desbetreffende havenfaciliteiten, opdat beveiligingsmaatregelen als bedoeld in het derde lid, kunnen worden uitgevoerd.

Artikel 8
  • 1.

    De verhoging respectievelijk verlaging van het beveiligingsniveau van een of meer havenfaciliteiten wordt onverwijld medegedeeld aan de schepen die zich in de territoriale zee van de Nederlandse Antillen bevinden of kennis hebben gegeven van het voornemen de territoriale zee binnen te zullen varen, onder vermelding van:

    • a.

      het op dat moment geldende beveiligingsniveau;

    • b.

      aanbevelingen ten aanzien van beveiligingsmaatregelen die het schip kan nemen ter bescherming tegen een mogelijk veiligheidsincident.

  • 2.

    Schepen als bedoeld in het eerste lid, kunnen alle informatie, gegevens en inlichtingen, als bedoeld in het eerste lid, melden bij en ontvangen van de door de Minister aangewezen instantie.

§2.2 Beveiligingsniveau schepen

Artikel 9
  • 1. De vaststelling en aanpassing van het beveiligingsniveau waarop een schip functioneert geschiedt in overeenstemming met paragraaf 7 van Deel A van de Code.

  • 2. Door of namens de Minister van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen kan, in overeenstemming met de Minister, het beveiligingsniveau van een of meer schepen worden verhoogd en, in het geval het is verhoogd, wederom worden verlaagd.

  • 3. Een schip bevestigt ontvangst van de instructies ter verhoging respectievelijk verlaging van het beveiligingsniveau.

  • 4. Indien het beveiligingsniveau van een havenfaciliteit buiten de Nederlandse Antillen waarin een schip is gelegen, hoger is dan het beveiligingsniveau waarop het schip op dat moment functioneert, dan draagt de scheepsbeheerder er zorg voor dat het schip voldoet aan de door de bevoegde autoriteit van de staat waarin de havenfaciliteit is gelegen, in verband met de beveiliging gestelde eisen.

HOOFDSTUK 3

Beveiliging havenfaciliteiten

§3.1 Beveiligingscertificaten

Artikel 10
  • 1. Elke havenfaciliteit gelegen in de Nederlandse Antillen voldoet aan Voorschrift 10, eerste lid, en beschikt over een geldig beveiligingscertificaat, dat door de gezaghebber wordt verleend. Een beveiligingscertificaat heeft een geldigheidsduur van maximaal vijf jaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan de gezaghebber ontheffing verlenen van de verplichting te beschikken over een beveiligingscertificaat, mits de havenfaciliteit beschikt over een gelijkwaardige beveiligingsvoorziening waarmee hij heeft ingestemd.

  • 3. Goederen worden alleen overgeslagen van een schip in een ankerplaats of een redegebied, gelegen binnen de wateren onder jurisdictie van een eilandgebied, indien de gezaghebber heeft ingestemd met een gelijkwaardige beveiligingsvoorziening.

  • 4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op het aan of van boord doen gaan van passagiers.

  • 5. Onder een gelijkwaardige beveiligingsvoorziening wordt in dit artikel verstaan een gelijkwaardige voorziening als bedoeld in Voorschrift 12, tweede lid.

  • 6. Het is de beheerder van een havenfaciliteit niet toegestaan een activiteit als bedoeld in Voorschrift 1.1.8 in zijn havenfaciliteit te verrichten of toe te laten dat deze wordt verricht, indien de beheerder niet in het bezit is van een geldig beveiligingscertificaat of een ontheffing.

Artikel 11
  • 1. In elk eilandgebied kan een commissie inzake havenbeveiliging worden ingesteld.

  • 2. De commissie, bedoeld in het eerste lid, is belast met het adviseren aan de gezaghebber over:

    • a.

      de aanvragen voor een beveiligingscertificaat of de wijziging daarvan;

    • b.

      de uitvoering van de Code door de beheerders van de havenfaciliteiten gelegen in het eilandgebied.

Artikel 12
  • 1. De aanvraag voor een beveiligingscertificaat of de wijziging van beveiligingscertificaat dat reeds is verleend, wordt door de beheerder ingediend bij de gezaghebber van het eilandgebied waarin de havenfaciliteit is gelegen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, draagt het desbetreffende bestuurscollege er zorg voor dat de gegevens en informatie, bedoeld in artikel 13 aan de gezaghebber ter beschikking worden gesteld, indien het beheer van een havenfaciliteit behoort tot de zorg van het eilandgebied.

Artikel 13
  • 1. De aanvraag voor de afgifte of wijziging van een beveiligingscertificaat omvat in elk geval:

    • a.

      een risico-analyse voor de havenfaciliteit;

    • b.

      een voorstel voor een beveiligingsplan.

  • 2. De risico-analyse en het beveiligingsplan, bedoeld in het eerste lid, worden opgesteld in overeenstemming met paragraaf 15 respectievelijk paragraaf 16, van Deel A van de Code met inachtneming van de paragrafen 15 tot en met 18, van Deel B van de Code.

  • 3. Een beveiligingsplan als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan:

    • a.

      betrekking hebben op meer dan één havenfaciliteit, indien wordt voldaan aan paragraaf 16.9 van Deel A van de Code, of kan

    • b.

      deel uitmaken van een reeds bestaand rampenbestrijdingsplan, mits de geheimhouding van het beveiligingsplan is gewaarborgd.

Artikel 14
  • 1. Een beveiligingscertificaat wordt in elk geval geweigerd, indien het voorgestelde beveiligingsplan niet voldoet aan paragraaf 16.3 van Deel A van de Code.

  • 2. Een beveiligingscertificaat kan worden geweigerd, indien naar het oordeel van de gezaghebber het voorgestelde beveiligingsplan in samenhang met geconstateerde relevante informatie, onvoldoende garantie biedt voor een afdoende beveiliging van de havenfaciliteit en de schepen die haar aandoen.

Artikel 15
  • 1. Een beveiligingscertificaat wordt door de gezaghebber ingetrokken, indien bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van de juiste en volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag zou hebben geleid.

  • 2. De gezaghebber kan een beveiligingscertificaat intrekken, indien de beheerder heeft gehandeld in strijd met het beveiligingsplan of heeft nagelaten te handelen in overeenstemming met dit plan.

Artikel 16
  • 1. Indien de gezaghebber constateert dat een havenfaciliteit niet voldoet aan het daarvoor vastgestelde beveiligingsplan, dan wordt de beheerder in de gelegenheid gesteld om binnen een door de gezaghebber vastgestelde termijn, de situatie in die havenfaciliteit wederom in overeenstemming te brengen met het beveiligingsplan.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, draagt de gezaghebber er zorg voor dat de beveiligingsfunctionaris, bedoeld in artikel 18, de situatie in de havenfaciliteit wederom in overeenstemming met het beveiligingsplan brengt, indien de havenfaciliteit in beheer is van het eilandgebied.

  • 3. Het bestuurscollege draagt er zorg voor dat de beveiligingsfunctionaris in staat wordt gesteld te voldoen aan het tweede lid.

Artikel 17

De gezaghebber meldt onverwijld aan de Minister, door tussenkomst van de Directeur:

  • a.

    de afgifte, wijziging en intrekking van een beveiligingscertificaat;

  • b.

    de toepassing van artikel 15;

  • c.

    de namen en contactgegevens van beveiligingsfunctionarissen.

    • 2.

      De Minister draagt, door tussenkomst van de Minister van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen, er zorg voor dat de informatie, bedoeld in Voorschrift 13, aan de Internationale Maritieme Organisatie wordt gezonden met inachtneming van de daarvoor binnen het Koninkrijk geldende procedures.

§3.2 Havenbeveiligingsfunctionaris

Artikel 18
  • 1. Elke havenfaciliteit gelegen in een eilandgebied beschikt over een havenbeveiligingsfunctionaris die door de beheerder van de havenfaciliteit wordt aangewezen.

  • 2. De gezaghebber wordt onverwijld in kennis gesteld van de aanwijzing.

  • 3. De beheerder stelt de havenbeveiligingsfunctionaris in staat en verschaft hem de middelen noodzakelijk voor het juist en tijdig vervullen van zijn taken en bevoegdheden ingevolge dit landsbesluit.

Artikel 19
  • 1. Een havenbeveiligingsfunctionaris is in elk geval belast met de uitvoering van paragraaf 17, onderdeel 2 en paragraaf 18 van Deel A van de Code.

  • 2. De havenbeveiligingsfunctionaris constateert na overleg met de officier belast met de beveiliging van een schip, op welk beveiligingsniveau het schip en de havenfaciliteit zich bevinden en of het beveiligingsniveau van de havenfaciliteit moet worden verhoogd.

  • 3. De havenbeveiligingsfunctionaris treedt onverwijld in overleg met de gezaghebber, indien naar zijn oordeel het beveiligingsniveau van een havenfaciliteit moet worden verhoogd.

Artikel 20
  • 1. De havenbeveiligingsfunctionaris is bevoegd maatregelen als bedoeld in paragraaf 14, onderdeel 6, van Deel A van de Code, toe te passen, indien dit naar zijn oordeel en gelet op de veiligheid van de havenfaciliteit, geen uitstel duldt.

  • 2. De gezaghebber en de Directeur worden door de havenbeveiligingsfunctionaris onverwijld geïnformeerd over de getroffen maatregelen.

Artikel 21
  • 1. De beheerder is bevoegd van een ieder die om toegang tot een havenfaciliteit verzoekt, te eisen dat hij zich identificeert door middel van een geldig identiteitsbewijs. Een gelijke bevoegdheid bestaat ten aanzien van degene die zich in een havenfaciliteit bevindt.

  • 2. De beheerder is, indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat, bevoegd van een ieder die zich in de havenfaciliteit bevindt, te eisen dat hij zich onderwerpt aan een onderzoek aan de kleding, en dat hij toestaat dat zijn persoonlijke bezittingen onderzocht worden. Indien mede toelating gevraagd wordt voor een voertuig, is de beheerder bevoegd dit eveneens te onderzoeken.

  • 3. De beheerder is bevoegd de toegang tot een havenfaciliteit te weigeren of daarvan kunnen laten verwijderen, degene die de veiligheid van de havenfaciliteit zou kunnen bedreigen dan wel niet voldoet aan een vordering als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.

  • 4. De beheerder is bevoegd degene die zich in een havenfaciliteit bevindt, de verdere aanwezigheid aldaar te ontzeggen, indien deze weigert te voldoen aan een vordering als bedoeld in de tweede volzin van het eerste lid of het tweede lid.

HOOFDSTUK 4

Beveiliging schepen

Artikel 22

De scheepsbeveiligingsofficier verstrekt gegevens als bedoeld in de Voorschriften 9.2.1 en 9.2.3 aan de havenbeveiligingsfunctionaris alsmede alle informatie die de havenbeveiligingsfunctionaris noodzakelijk acht ter beoordeling van de noodzaak van het nemen van veiligheidsmaatregelen.

Artikel 23

De scheepsbeheerder draagt er zorg voor dat de scheepsbeveiligingsofficier en de beveiligingsfunctionarissen in de gelegenheid worden gesteld en over voldoende middelen beschikken om de taken en bevoegdheden als omschreven in dit hoofdstuk te kunnen volbrengen.

Artikel 24
  • 1. De scheepsbeheerder draagt ervoor zorg dat de bemanning daarvan in de uitoefening van zijn functie te allen tijde beschikt over een identiteitsdocument, dat op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek wordt verstrekt door de Minister.

  • 2. Het identiteitsdocument is in ieder geval voorzien van een recente, goedlijkende foto van het aangezicht van de betrokkene en, zo mogelijk, van een of meer biometrische gegevens van betrokkene.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op het bemanningslid dat beschikt over een machinaal leesbaar paspoort met biometrische kenmerken.

Artikel 25
  • 1.

    Een scheepsbeheerder draagt ervoor zorg dat een scheepsbeveiligingsofficier deel uit maakt van de bemanning van een schip waarover hij het beheer voert.

  • 2.

    Een scheepsbeveiligingsofficier is in elk geval belast met de uitvoering van paragraaf 12, van Deel A, van de Code.

  • 3.

    Een scheepsbeveiligingsofficier draagt zorg voor de toepassing van paragraaf 13.4, van Deel A, van de Code.

  • 4.

    Bij de uitvoering van zijn taken neemt de scheepsbeveiligingsofficier de paragrafen 8, 9 en 13, van Deel B, van de Code, in acht.

§4.2 Bedrijfsbeveiligingsfunctionaris (CSO)

Artikel 26
  • 1. Een scheepsbeheerder stelt één of meer bedrijfsbeveiligingsfunctionarissen aan, afhankelijk van het aantal en het type schepen waarover de scheepsbeheerder het beheer voert.

  • 2. Een bedrijfsbeveiligingsfunctionaris is onder meer belast met de uitvoering van paragraaf 11.2, van Deel A, van de Code, voor één of meer nader omschreven schepen.

  • 3. Bij de uitvoering van zijn taken neemt de bedrijfsbeveiligingsfunctionaris de paragrafen 8, 9 en 13, van Deel B, van de Code, in acht.

HOOFDSTUK 5

Toezicht

Artikel 27
  • 1. Indien de medewerking van de eilandgebieden wordt gevorderd, wordt het toezicht op de naleving van de bepalingen, gegeven bij dit landsbesluit, opgedragen aan bij eilandsbesluit aangewezen ambtenaren.

  • 2. De Directeur is belast met het toezicht op:

    • a.

      de naleving van het bepaalde in hoofdstuk 4;

    • b.

      het tijdig verzamelen van de juiste en volledige informatie en gegevens, bedoeld in Voorschrift 13.

HOOFDSTUK 6

Slotbepalingen

Artikel 28

Dit landsbesluit treedt in werking op de dag na de uitgifte van het Publicatieblad waarin het geplaatst is en werkt terug tot en met 18 juni 2004, met uitzondering van artikel 24, dat in werking treedt op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

Artikel 29

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Tijdelijk havenbeveiligingsbesluit.