Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

Landsverordening op de winstbelasting 1940 (NFR)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLandsverordening op de winstbelasting 1940 (NFR)
CiteertitelLandsverordening op de winstbelasting 1940 (NFR)
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Niet alle gegevens over de ontstaansbron en de vermelde wijzigingen van de regeling zijn compleet. Mogelijk zijn ook wijzigingen niet vermeld.

Deze regeling is gewijzigd bij de regelingen geplaatst in P.B. 1942, no. 157, P.B. 1944, no. 157, P.B. 1945, no. 165, P.B. 1949, no. 47, P.B. 1951, no. 88, P.B. 1953, no. 9, P.B. 1955, no. 139, P.B. 1957, no. 59, P.B. 1957, no. 135, P.B. 1958, no. 134, P.B. 1958, no. 173, P.B. 1960, no. 215, P.B. 1963, no. 23, P.B. 1963, no. 191, P.B. 1963, no. 201, en P.B. 1965, no. 38, en bij de regelingen van 6-12-1967 (P.B. 1967, no. 203), 21-1-1971 (P.B. 1971, no. 15), 23-2-1971 (P.B. 1971, no. 29), 21-4-1971 (P.B. 1971, no. 37), 15-5-1972 (P.B. 1972, no. 98), 29-3-1974 (P.B. 1974, no. 41), 18-2-1975 (P.B. 1975, no. 29), 13-12-1976 (P.B. 1976, no. 264), 4-12-1981 (P.B. ,1981 no. 379), 12-7-1985 (P.B. 1985, no. 83, wijziging art. 9), 4-9-1985 (P.B. 1985, no. 109), 4-9-1985 (P.B. 1985, no. 110), 22-11-1985 (P.B. 1985, no. 147, inwerkingtreding geregeld bij P.B. 1985, no. 178), 22-11-1985 (P.B. 1985, no. 149), 31-12-1985 (P.B. 1985, no. 167), 7-9-1987 (P.B. 1987, no. 110), 21-12-1987 (P.B. 1987, no. 144), 4-12-1989 (P.B. 1989, no. 75, wijziging art. 2), 4-12-1989 (P.B. 1989, no. 76), 30-12-1991 (P.B. 1991, no. 123), 21-5-1992 (P.B. 1992, no. 67), 18-11-1996 (P.B. 1996, no. 163), 23-12-1996 (P.B. 1996, no. 209, wijziging art. 33, 34, 35, 36), 23-12-1996 (P.B. 1996, no. 210), 23-12-1997 (P.B. 1997, no. 323, wijziging art. 2), 23-12-1997 (P.B. 1997, no. 326), 14-9-1998 (P.B. 1998, no. 186, wijziging art. 2), 23-9-1999 (P.B. 1999, no. 144 (wijziging art. 8A, 8B, 10), en 29-12-1999 (P.B. 1999, no. 242, wijziging art. 1, 2). Andere wetshistorische gegevens van deze regelingen ontbreken.

Een doorlopende tekst van deze verordening is geplaatst in P.B. 1951, no. 150, P.B. 1955, no. 140, P.B. 1965, no. 58 en krachtens landsbesluit van 6-3-2002 in P.B. 2002, no. 54.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 11-9-1997 (P.B. 1997, no. 237) is vastgesteld bij landsbesluit van 25-11-1997 (P.B. 1997, no. 251).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 29-12-1999 (P.B. 1999, no. 244) is vastgesteld bij landsbesluit van 20-12-2001 (P.B. 2001, no. 146).

De wijzigingsverordening van 29-12-1999 (P.B. 1999, no. 244) is gewijzigd bij landsverordening van 20-12-2001 (P.B. 2001, no. 144).

In artikel 1, vijfde lid, wordt abusievelijk nog verwezen naar de tweede volzin van artikel 1, tweede lid, die is vervallen bij P.B. 2001, no. 89.

In artikel 1A, vierde lid, zoals opgenomen in de tekstplaatsing bij P.B. 2002, no. 54, wordt abusievelijk verwezen naar onderdeel g van het eerste lid, in plaats van naar onderdeel f. Hier is de juiste tekst opgenomen.

In artikel 2, eerste lid, zoals opgenomen in de tekstplaatsing bij P.B. 2002, no. 54, zijn abusievelijk de onderdelen j en k aangeduid als h en i. Hier is de juiste aanduiding gevolgd.

De artikelen 4A en 24C zijn ingevolge P.B. 2001, no. 146, niet in werking getreden; de inwerkingtreding is afhankelijk van de inwerkingtreding van de dividendbelasting.

De Landsverordening van de 23ste december 1996 tot wijziging van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58) (P.B. 1996, no. 209) bevat overgangsbepalingen met betrekking tot de daarbij in de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 aangebrachte wijzigingen. De wijzigingsverordening is in deze databank opgenomen.

De landsverordening van de 27ste oktober 1999 houdende wijziging van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 1956, no. 9) en de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58) (P.B. 1999, 207) bevat een overgangsregeling met betrekking tot de bij die verordening in artikel 15 van deze landsverordening aangebrachte wijziging.

De Landsverordening van de 29ste december 1999 tot wijziging van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58) (P.B. 1999, no. 244) bevat een overgangsregeling met betrekking tot de bij die verordening in deze landsverordening aangebrachte wijzigingen.

Voor off shore vennootschappen blijft ingevolge artikel VI, achtste lid, van de Landsverordening van de 29ste december 1999 tot wijziging van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58) (P.B. 1999, no. 244) de tekst van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940, zoals die luidde op 31-12-1999, van belang t/m het boekjaar dat aanvangt voor 1 juli 2019.

Abusievelijk is bij de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89) het opschrift van hoofdstuk III gewijzigd. Dat hoofdstuk was echter geschrapt bij de landsverordening van 29 december 1999 (P.B. 1999, no. 244). Die wijziging kon daarom niet worden doorgevoerd.

Abusievelijk wordt in het bij de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89) in deze regeling ingevoegde artikel 25 verwezen naar de artikelen 8A, 8B, 14A en 29C, die zijn geschrapt bij de landsverordening van 29 december 1999 (P.B. 1999, no. 244). Artikel 25 sluit niet aan bij artikel 15 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen. In beide artikelen wordt verwezen naar dezelfde bepalingen, in artikel 15 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen echter met de toevoeging: “zoals deze luidden op 31 december 1999”.

De bij de wijzigingsregeling van 3-8-2001 (P.B. 2001, no. 94) vastgestelde wijziging van artikel 2 van deze regeling is, anders dan de andere daarbij vastgestelde wijzigingen, in werking getreden met ingang van 1-1-2002.

In het wijzigingsoverzicht zijn enkel de wijzigingen opgenomen die verschenen zijn na de laatste tekstpublicatie in P.B. 2002, no. 54.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 16-2-2004 (P.B. 2004, no. 16 is vastgesteld bij landsbesluit van 19-2-2004 (P.B. 2004, no. 19).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Aanschrijving beleggingsinstelling vrijgestelde vennootschap

Aanschrijving inzake verzoeken om toepassing van investeringsaftrek overeenkomstig artikel 5A, lid 4, LWB 1940

Ministeriële beschikking standaardvoorwaarden fiscale eenheid (P.B. 2002, no. 151)

Ministeriële beschikking van de 6 oktober 2006 inzake rulingbeleid winstbelasting

Beleidsregels standaardvoorwaarden geruisloze bedrijfsfusie

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-200901-01-2009art. 11 en 12

17-12-2007

P.B. 2009, no.77

-
30-12-2006art. 20, 39, 42

11-12-2006

P.B. 2006, no. 98

2005-2006-3017
01-03-2004art. 1

16-02-2004

P.B. 2004, no. 16

2003-2004-2805
01-06-200216-03-2002aanhef, art. 1, 55

14-05-2002

P.B. 2002, no. 83

n.v.t.
01-05-1940Nieuwe regeling

 

P.B. 1940, no. 34

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Landsverordening op de winstbelasting 1940

Algemene Bepalingen

Artikel A

[vervallen bij P.B. 2001, no. 89]

HOOFDSTUK I

Voorwerp, bedrag en verschuldigdheid der belasting

Artikel 1
  • 1. Onder de naam van ,,winstbelasting” wordt een belasting geheven:

    • a.

      van de winst van binnen de Nederlandse Antillen gevestigde naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandelen, andere vennootschappen of verenigingen, waarbij het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappijen;

    • b.

      van de winst van binnen de Nederlandse Antillen gevestigde verenigingen, waarbij het kapitaal niet in aandelen is verdeeld, en stichtingen uit bedrijven, andere dan die uitsluitend ter behartiging van een algemeen maatschappelijk belang;

    • c.

      van de winst van niet binnen de Nederlandse Antillen gevestigde lichamen (met inbegrip van alle vennootschappen en verenigingen, waarbij het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld); uit bedrijven, die en voor zover zij door middel van een binnen de Nederlandse Antillen gevestigde vaste inrichting worden uitgeoefend, uit binnen de Nederlandse Antillen gelegen onroerende zaken of daarop betrekking hebbende rechten zomede uit buiten bedrijf gebezigde schuldvorderingen, welke, wat de hoofdsom betreft - verzekerd zijn door hypotheek, op zodanige goederen gevestigd. Binnen de Nederlandse Antillen gelegen onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen die behoren tot het vermogen van een bedrijf van een buiten de Nederlandse Antillen gevestigd lichaam, worden steeds geacht tot het vermogen van een binnen de Nederlandse Antillen gelegen vaste inrichting te behoren.

  • 2. Heeft op de oprichting of het instellen plaatsgevonden naar het recht van de Nederlandse Antillen, dan worden steeds de Nederlandse Antillen als land van vestiging beschouwd.

  • 3. Onder bedrijf wordt mede begrepen het verrichten van handelingen, werkzaamheden of diensten van elke aard.

  • 4. De lichamen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden geacht een bedrijf uit te oefenen met behulp van hun gehele vermogen.

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op een Vrijgestelde Vennootschap als bedoeld in artikel 1A, eerste lid, onderdeel f.

  • 6. Onder vaste inrichting wordt verstaan:

    • a.

      een duurzame inrichting waarin of met behulp waarvan de werkzaamheden van een lichaam geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend en omvat in het bijzonder:

      1°. een plaats waar leiding wordt gegeven;

      2°. een filiaal;

      3°. een kantoor;

      4°. een fabriek;

      5°. een werkplaats; en

      6°. een plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;

    • b.

      een vaste vertegenwoordiger.

  • 7. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of montagewerkzaamheden vormt alleen een vaste inrichting in de zin van het zesde lid indien de duur ervan twaalf maanden overschrijdt.

  • 8. Als het aanhouden van een vaste inrichting als bedoeld in het zesde lid wordt niet aangemerkt:

    • a.

      het uitsluitend voor opslag of uitstalling aanhouden van een voorraad goederen;

    • b.

      het aanhouden van een ruimte uitsluitend om voor het lichaam goederen aan te kopen;

    • c.

      het aanhouden van een ruimte uitsluitend voor het maken van reclame, voor het verstrekken en inwinnen van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek en voor soortgelijke werkzaamheden, indien de bedoelde verrichtingen voor het lichaam van voorbereidende aard zijn of hulpwerkzaamheden zijn.

  • 9. Een lichaam wordt niet geacht in de Nederlandse Antillen een vaste inrichting te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat het in de Nederlandse Antillen zaken doet door middel van een makelaar, comissionair, of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.

  • 10. Onder vaste vertegenwoordiger wordt verstaan een persoon die in het bezit is van een duurzame machtiging om names een lichaam overeenkomsten af te sluiten en daarvan gewoonlijk gebruik maakt in het betrokken land.

Artikel 1A
  • 1. In deze landsverordening wordt verstaan onder:

    • a.

      concern: de belastingplichtige tezamen met de lichamen:

    1°. waarin de belastingplichtige voor ten minste een derde gedeelte belang heeft;

    2°. die voor ten minste een derde gedeelte belang hebben in de belastingplichtige;

    3°. waarin een derde voor ten minste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige;

    • b.

      binnenlandse winst: de winst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c;

    • c.

      buitenlandse winst: hetgeen de belastingplichtige uit een ander land geniet als winst uit buitenlands bedrijf, zijnde een bedrijf of een gedeelte van een bedrijf dat, wordt gedreven met behulp van een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger binnen het gebied van het andere land; de binnen het gebied van het andere land gelegen onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen die behoren tot het vermogen van een bedrijf van de belastingplichtige, worden steeds geacht tot het vermogen van het buitenlands bedrijf te behoren;

    • d.

      dochtermaatschappij: een naar het recht van de Nederlandse Antillen, Nederland of Aruba opgerichte naamloze vennootschap of besloten vennootschap waarvan ten minste negenennegentig percent van alle aandelen in het bezit zijn van een ander lichaam;

    • e.

      moedermaatschappij: een naar het recht van de Nederlandse Antillen, Nederland of Aruba opgerichte naamloze vennootschap of besloten vennootschap die ten minste negenennegentig percent van alle aandelen van een ander lichaam bezit;

    • f.

      Vrijgestelde Vennootschap: een als zodanig door de Inspecteur op schriftelijk verzoek overeenkomstig het vijfde lid aangemerkte naar het recht van de Nederlandse Antillen opgerichte besloten vennootschap welke gedurende het boekjaar zonder onderbreking voldoet aan de volgende voorwaarden:

      1°. het bestuur van de vennootschap houdt een register bij waarin de namen en adressen van de uiteindelijke gerechtigden die een belang van tien percent of meer in de vennootschap hebben opgenomen;

      2°. het bestuur van de vennootschap bestaat uitsluitend uit één of meerdere op de Nederlandse Antillen wonende natuurlijke personen of op de Nederlandse Antillen gevestigde gecertificeerde trustbedrijven dan wel bestuurders van gecertificeerde trustbedrijven en overige bij deze trustbedrijven werkzamen personen;

      3°. het bestuur van de vennootschap maakt jaarlijks een jaarrekening op die door een door de algemene vergadering benoemde onafhankelijke deskundige wordt gecontroleerd en binnen twaalf maanden na afloop van het boekjaar van een goedkeurende verklaring wordt voorzien;

      4°. de statutaire doelstelling van de vennootschap en haar feitelijke werkzaamheden bestaan uitsluitende nagenoeg uitsluitend uit het verrichten van kredietuitzettingen, beleggingen in effecten en deposito's; en

      5°. de vennootschap is niet als een bank of andere financiële instellingen onderworpen aan het toezicht van de Bank van de Nederlandse Antillen.

    • g.

      dividend: uitdeling uit de volgens haar statutaire jaarrekening bepaalde winst dan wel winstreserve door een vennootschap, met een in aandelen verdeeld kapitaal, daaronder begrepen hetgeen wordt uitgekeerd op winstbewijzen, oprichtersbewijzen en soortgelijke rechten. Onder dividend wordt niet begrepen hetgeen door een vennootschap wordt betaald ter verkrijging van eigen aandelen, winst- en oprichtersbewijzen en soortgelijke rechten en hetgeen bij liquidatie door de vennootschap wordt uitgekeerd met betrekking tot zodanige aandelen, winst- en oprichtersbewijzen en soortgelijke rechten. Terugbetaling van gestort kapitaal - met inbegrip van stortingen van informeel kapitaal die statutair in de winst(reserves) zijn begrepen - in enige vorm en uit de uitreiking van bonusaandelen worden evenmin als dividend aangemerkt.

  • 2. Onder gecertificeerd trustbedrijf in het eerste lid, onderdeel f, onder 2º, wordt verstaan een trustbedrijf dat voldoet aan de door de Minister van Financiën te stellen voorwaarden.

  • 3. Onder bestuurders van gecertificeerde trustbedrijven en overige bij deze trustbedrivjen werkzame personen in het eerste lid, onderdeel f, onder 2°, wordt verstaan de bestuurders en personen die voldoen aan de door de Minister van Financiën te stellen voorwaarden.

  • 4. Indien de statuten van de vennootschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, bepalen dat de bestuurstaken worden verdeeld over een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur dan mag in afwijking van het eerste lid, onderdeel f, onder 2°, het algemene bestuur mede bestaan uit één of meerdere buiten de Nederlandse Antillen wonende natuurlijke personen mits deze personen, indien zij tot vertegenwoordiging van de vennootschap bevoegd zijn, daartoe slechts gezamenlijk met één of meer van de in het eerste lid, onderdeel f, onder 2°, bedoelde personen bevoegd zijn.

  • 5. De Inspecteur stelt de besloten vennootschap binnen twee maanden na ontvangst van het in het eerste lid, onderdeel f, bedoelde verzoek schriftelijk in kennis van zijn beslissing op het verzoek. Indien bedoelde kennisgeving niet binnen genoemde termijn wordt verzonden, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.

  • 6. Bij inwilliging van het verzoek, bedoeld in het vijfde lid, geldt zulks met ingang met het jaar volgend op het jaar waarin het verzoek is gedaan met dien verstande dat ingeval het verzoek is gedaan binnen drie maanden na de oprichting zulks met ingang van die datum. Indien echter een besloten vennootschap een Vrijgestelde Vennootschap is geweest en vervolgens een belaste vennootschap is geworden, kan de besloten vennootschap niet binnen zesendertig maanden nadat zij een belaste vennootschap is geworden opnieuw aangemerkt worden als een Vrijgestelde Vennootschap.

  • 7. Indien een besloten vennootschap schriftelijk aan de Inspecteur verzoekt niet meer aangemerkt te worden als een Vrijgestelde Vennootschap, wordt deze vennootschap een belaste vennootschap met ingang van het jaar volgend op het jaar waarin het verzoek is gedaan.

  • 8. Ingeval een besloten vennootschap niet meer aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, voldoet, wordt deze vennootschap een belaste vennootschap met ingang van het boekjaar waarin niet langer voldaan wordt aan evengenoemd lid.

  • 9. Een Vrijgestelde Vennootschap, die een beschikking als bedoeld in het dertiende lid heeft ontvangen, wordt een belaste vennootschap met ingang van het boekjaar volgend op het boekjaar, waarin die beschikking onherroepelijk is geworden.

  • 10. Indien door een Vrijstelde Vennootschap in enig boekjaar dividenden zijn ontvangen, welke zijn uitgekeerd op aandelen in een vennootschap, die niet binnen de Nederlandse Antillen, Aruba of Nederland is gevestigd, verstrekt de in het eerste lid, onderdeel f, onder 3°, genoemde onafhankelijke deskundige bij diens goedkeurende verklaring van de jaarrekening een verklaring ten behoeve van de Inspecteur inhoudende dat de vennootschap, die de dividenden heeft uitgekeerd, onderworpen is aan een belasting die aldaar in enige vorm naar de winst wordt geheven en vergelijkbaar is met de Nederlands-Antilliaanse winstbelasting. Een winstbelasting-regime dat voorziet in een belastingtarief, dat de helft bedraagt van het Nederlands-Antilliaanse winstbelastingtarief - zonder eilandelijke opcenten -, wordt in ieder geval geacht vergelijkbaar te zijn met de Nederlands-Antilliaanse winstbelasting.

  • 11 Bij ministeriële beschikking met algemene werking kunnen buitenlandse belastingregimes worden aangewezen, die voor de toepassing van dit artikel vergelijkbaar worden geacht met de Nederlands-Antilliaanse winstbelasting.

  • 12 De onafhankelijke deskundige doet een afschrift van de verklaring, bedoeld in het tiende lid, direct toekomen aan de Inspecteur gelijktijdig met de afgifte van diens goedkeurende verklaring als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, onder 3°, aan het bestuur van de vennootschap.

  • 13 Indien het bedrag dat Vrijgestelde Vennootschap netto ontvangt aan dividenden waarvoor de verklaring, bedoeld in het tiende lid, niet kan worden afgegeven meer bedraagt dan vijf procent van de som van de voordelen, behaald met de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, onder 4°, wordt door de onafhankelijke deskundige in voornoemde verklaring daarvan melding gemaakt ten behoeve van de Inspecteur. Na ontvangst van de verklaring met de melding, bedoeld in vorige volzin, stelt de Inspecteur de vennootschap onverwijld schriftelijk, bij voor bezwaar vatbare beschikking, in kennis dat de vennootschap niet meer voldoet aan de voorwaarden om als Vrijgestelde Vennootschap te worden aangemerkt.

Artikel 2
  • 1. Van de belasting is vrijgesteld:

    • a.

      de winst van in het eerste lid van artikel 1 onder c bedoelde lichamen, verkregen met het vervoer te water of door de lucht van personen en goederen tussen binnen en niet binnen de Nederlandse Antillen gelegen havens;

    • b.

      de winst van in het eerste lid van artikel 1 bedoelde lichamen, verkregen met de aankoop, verkoop, opslag en levering van aardolie en aardolieprodukten, indien en voor zover die aankoop, verkoop, opslag en levering wordt verricht door of door tussenkomst van een onderneming als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen (P.B. 1985, no. 146), waarvan op haar daartoe strekkend verzoek door de Gouverneur in overleg met het Bestuurscollege van het betrokken eilandgebied vrijstelling van de belasting is verleend;

    • c.

      de winst van in de Nederlandse Antillen gevestigde, rechtspersoonlijkheid bezittende pensioenfondsen, spaarfondsen, voorzieningsfondsen, begrafenisfondsen, ziekenfondsen en ondersteuningsfondsen, welke ten behoeve van personeel, gewezen personeel of deszelfs betrekkingen zijn ingesteld. Of een fonds aan de eisen voor vrijstelling voldoet, wordt voor zover nodig naar de omstandigheden beoordeeld;

    • d.

      de winst van een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap waarvan alle aandelen eigendom zijn van de rechtspersoon de Nederlandse Antillen en een eilandgebied, indien en voor zover deze winst behaald is met de winning en verkoop van petroleum;

    • e.

      het voordeel, verkregen uit de vrijstelling van de verschuldigde sociale lasten en de verplichting tot afdracht van ingehouden loonbelasting als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening ter bevordering van de werkgelegenheid voor jeugdige werkzoekenden (P.B. 1989, no. 74);

    • f.

      de winst van een lichaam als bedoeld in het eerste lid van artikel 1, verkregen door de exploitatie van een op 1 januari 1985 in de Nederlandse Antillen gevestigde olieraffinaderij, mits aan dat lichaam op haar daartoe strekkend verzoek door de Gouverneur in overleg met het Bestuurscollege van het betrokken eilandgebied vrijstelling van de belasting is verleend. Onder exploitatie, wordt mede begrepen het bezitten en verhuren;

    • g.

      de voordelen van een naamloze vennootschap verkregen uit kredietverstrekking aan in de Nederlandse Antillen gevestigde bedrijven voor de bouw van of de upgrading tot luxe gelegenheden tot verblijf en ontspanning in een of meer eilandgebieden van de Nederlandse Antillen;

    • h.

      [vervallen bij P.B. 1999, no. 147]

    • i.

      [vervallen bij P.B. 1999, no. 147]

    • j.

      de winst van een in de Nederlandse Antillen gevestigde naamloze vennootschap:

      1°. welke geheel of nagenoeg geheel ten doel heeft de economische ontwikkeling van de Nederlandse Antillen te bevorderen door middel van het deelnemen in alsmede het verstrekken van kredieten aan in de Nederlandse Antillen gevestigde bedrijven; en

      2°. waarvan de aandelen voor meer dan vijftig ten honderd worden gehouden door de rechtspersoon de Nederlandse Antillen of een of meer eilandgebieden.

    • k.

      de winst van een stichting die overeenkomstig haar statuten is ingericht als een particulier fonds.

  • 2. Het bepaalde in onderdeel g van het eerste lid is alleen van toepassing voorzover het een naamloze vennootschap betreft, waarvan de aandelen voor meer dan vijftig ten honderd worden gehouden door de rechtspersoon de Nederlandse Antillen of een of meer eilandgebieden, die ten minste zeventig ten honderd van haar financiële middelen verkregen uit uitgegeven obligatieleningen, aanwendt ter verstrekking van kredieten aan in dat onderdeel bedoelde bedrijven tegen een lagere vergoeding dan door de in de Nederlandse Antillen gevestigde kredietinstellingen wordt aangeboden.

  • 3. Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, wordt nader aangegeven onder welke voorwaarden de in het vorige lid bedoelde gelegenheden tot verblijf en ontspanning zijn aan te merken als luxe gelegenheden tot verblijf en ontspanning.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op:

    • a.

      naamloze vennootschappen en andere vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en waarin een werknemer of gewezen werknemer, zijn echtgenoot of partner, indien hij gedurende tenminste één jaar onafgebroken een gezamenlijke huishouding met zijn partner voert, een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, dan wel een van hun pleegkinderen al dan niet tezamen voor ten minste 10% van het nominaal gestort kapitaal, onmiddellijk of middellijk, aandeelhouder is;

    • b.

      andere dan de in onderdeel a bedoelde lichamen waarvan de werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan in de uitvoering van pensioenregelingen of van regelingen voor vervroegde uittreding van werknemers of gewezen werknemers van naamloze vennootschappen of andere vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld, en waarin deze werknemers of gewezen werknemers, hun echtgenoten of partners, indien zij gedurende tenminste één jaar onafgebroken een gezamenlijke huishouding met hun partners voeren, hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, dan wel hun pleegkinderen al dan niet tezamen voor ten minste 10% van het nominaal gestort kapitaal, onmiddellijk of middellijk, aandeelhouder zijn of op enig moment zijn geweest.

Artikel 3
  • 1. De belasting wordt geheven over het kalenderjaar. Onder boekjaar wordt verstaan het kalenderjaar.

  • 2. De in een boekjaar genoten winst wordt bepaald volgens goed koopmansgebruik, met inachtneming van een bestendige gedragslijn welke onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst en welke slechts gewijzigd kan worden indien goed koopmansgebruik dit rechtvaardigt.

  • 3. Het is lichamen niet toegestaan om een boekjaar te voeren dat niet gelijk is aan het kalenderjaar, met uitzondering van:

    • a.

      niet binnen de Nederlandse Antillen gevestigde lichamen;

    • b.

      lichamen waarop artikel VI van de Landsverordening van de 29ste december 1999 tot wijziging van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58) (P.B. 1999, no. 244) toepassing vindt of heeft gevonden;

    • c.

      lichamen die reeds vóór 1 januari 1997 een van het kalenderjaar afwijkend boekjaar hebben gevoerd;

    • d.

      andere lichamen aan wie onder door de Inspecteur te stellen voorwaarden toestemming is verleend een boekjaar te voeren dat afwijkt van het kalenderjaar.

  • 4. Indien op enig moment een vennootschap aan de voorwaarden, genoemd, in artikel 1A, eerste lid, onderdeel f, voldoet en als een Vrijgestelde vennootschap wordt aangemerkt, worden per ultimo van het boekjaar waarin het daarin bedoelde verzoek is ingediend, haar activa en passiva gestelde op de waarde in het economische verkeer.

  • 5. Indien op enig moment een vennootschap niet meer aan de voorwaarden, genoemd, in artikel 1A, eerste lid, onderdeel f, voldoet en aldus de status van Vrijgestelde Vennootschap verliest, worden per ultimo van het laatste boekjaar waarin de vennootschap die status geniet, haar activa en passiva gestelde op de waarde in het economische verkeer.

Artikel 4
  • 1. Onder winst wordt verstaan de som van de voordelen die onder welke naam en in welke vorm ook, zuiver worden verkregen uit bedrijf en uit buiten bedrijf gebezigd kapitaal.

  • 2. Tot deze voordelen wordt mede gerekend het voordeel uit vervreemding van zaken, die niet voor verkoop bestemd waren, en in het algemeen, elke met zodanige zaken - al ware het na staking van het bedrijf - verkregen voordeel.

  • 3. Voordelen uit bedrijf als bedoeld in het eerste lid welke niet reeds op grond van deze landsverordening in aanmerking zijn genomen, worden gerekend tot de winst van het kalenderjaar waarin de belastingplichtige ophoudt uit het bedrijf binnen de Nederlandse Antillen krachtens deze landsverordening belastbare winst te genieten.

  • 4. Het derde lid is eveneens van toepassing indien zaken aan een vaste inrichting in de Nederlandse Antillen worden onttrokken. Voor de toepassing van artikel 5A worden alsdan de bedrijfsmiddelen geacht aan het bedrijf te zijn onttrokken.

Artikel 4A

Tot de winst behoort niet het bedrag waarmee de af te dragen dividendbelasting ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Landsverordening op de dividendbelasting 2000 (P.B. 1999, no. 246) is verminderd.

Artikel 5
  • 1. Ter berekening van het zuiver bedrag der bij artikel 4 bedoelde voordelen wordt hun onzuiver bedrag verminderd met de kosten tot verwerving, inning en behoud dier voordelen, zomede met hetgeen volgens het tweede lid van dit artikel aan oprichtingskosten en kosten van uitbreiding van het kapitaal van het lichaam wordt toegelaten.

  • 2. Oprichtingskosten en kosten van uitbreiding van het kapitaal worden in mindering toegelaten overeenkomstig de aftrek volgens de boekhouding, met dien verstande, dat deze aftrek over de onderscheiden jaren in totaal niet meer zal bedragen dan het bedrag dier kosten.

  • 3. Van het bedrag der onzuivere voordelen uit bedrijf wordt voorts afgetrokken hetgeen wegens vermindering van de gebruikswaarde moet worden afgeschreven op zaken, die voor de uitoefening van het bedrijf worden gebezigd, zomede hetgeen wegens onverhaalbaarheid moet worden afgeschreven op schuldvorderingen, die tot het bedrijf betrekking hebben, een en ander volgens goed koopmansgebruik.

  • 4. 1°. In afwijking van het bepaalde in het derde lid kan een derde van de aanschaffingskosten van bedrijfsmiddelen, willekeurig, mits vervroegd, worden afgeschreven.

    2°. Met betrekking tot gebouwen, zeeschepen of luchtvaartuigen is deze afschrijving reeds mogelijk zodra ter zake van de verwerving of de verbetering verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt, met dien verstande dat voor ingebruikneming ter zake van aangegane verplichtingen niet meer vervroegd kan worden afgeschreven dan het bedrag dat ter zake van die verplichtingen is betaald. De Minister van Financiën kan in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken de hiervoor genoemde afschrijving in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen beperken of buiten toepassing stellen.

  • 5. Van het bedrag der onzuivere voordelen uit buiten bedrijf gebezigd kapitaal wordt afgetrokken hetgeen nodig mocht zijn voor afschrijving wegens het aflopen van rechten, die aan een termijn zijn gebonden.

Artikel 5A
  • 1.

    Ingeval in een boekjaar een bedrag van meer dan f. 5000,-- wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen wordt acht percent van het investeringsbedrag ten laste gebracht zowel van de winst van dat jaar als van de winst van het daaropvolgend boekjaar. Onder investeren wordt verstaan het aangaan van verplichtingen terzake van de aanschaffing of de verbetering van bedrijfsmiddelen, die voor de uitoefening van een onderneming binnen de Nederlandse Antillen worden gebezigd, zomede het maken van voortbrengingskosten daarvoor. Indien niet alle verplichtingen terzake op de belastingplichtige drukken, wordt slechts het bedrag dat wel op de belastingplichtige drukt in aanmerking genomen. Voorzover in een jaar in nieuwe gebouwen - de verbetering van bestaande gebouwen daaronder begrepen - wordt geïnvesteerd, wordt het percentage genoemd in de eerste zin van dit lid verhoogd tot 12 percent van het investeringsbedrag.

  • 2.

    Ingeval in een jaar zaken, waarop het vorige lid toepassing heeft gevonden, worden vervreemd, wordt van de overdrachtsprijzen een gelijk percentage als terzake van de investering in die zaken op de voet van het eerste lid ten laste van de winst over de aldaar genoemde jaren in aftrek kan worden gebracht ten bate van zowel de winst van dat jaar als van de winst van het daaropvolgend jaar gebracht.

    Bijtelling heeft slechts plaats voor zover de vervreemding plaatsvindt binnen 6 jaar na de aanvang van het jaar waarin de investering heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat voor gebouwen de termijn wordt vastgesteld op 15 jaar.

    Bijtelling heeft plaats tot ten hoogste het bedrag waarvoor destijds aftrek is verleend.

  • 3.

    Tot de bedrijfsmiddelen worden niet gerekend:

    • a.

      gronden, daaronder begrepen de ondergrond van gebouwen;

    • b.

      woonhuizen daaronder begrepen tot bewoning dienende gedeelten van bedrijfspanden, tenzij verhuur van deze woonhuizen ligt in de lijn van de normale bedrijfsuitoefening;

    • c.

      personenautomobielen, tenzij deze personenautomobielen bestemd zijn voor het bedrijfsmatige personenvervoer;

    • d.

      pleziervaartuigen;

    • e.

      effecten, vorderingen en goodwill;

    • f.

      flessen, kisten en andere verpakkingsmiddelen;

    • g.

      voorwerpen van geringe waarde, voor zover die uitgaven gewoonlijk tot de dagelijkse onkosten van het bedrijf of beroep worden gerekend;

    • h.

      door de belastingplichtige aan te wijzen andere bedrijfsmiddelen.

  • 4.

    Buiten aanmerking blijven, tenzij de Minister van Financiën voor bepaalde gevallen het tegendeel bepaalt:

    • a.

      verplichtingen aangegaan ter zake van de verwerving van een onderneming of een gedeelte van de onderneming tegen uitreiking van aandelen;

    • b.

      verplichtingen aangegaan tussen degene die middellijk of onmiddellijk voor meer dan een vierde gedeelte gerechtigd is tot het nominaal gestorte kapitaal van een vennootschap en deze vennootschap;

    • c.

      verplichtingen aangegaan tussen vennootschappen op aandelen waarvan tenminste een aandeelhouder middellijk of onmiddellijk een aanmerkelijk belang bezit in de zin van artikel 11, lid een onder drie, van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943.

  • 5.

    Bij het onttrekken van een zaak aan de onderneming wordt de verkoopwaarde of, indien deze niet is te bepalen, de geldswaarde als de overdrachtsprijs in aanmerking genomen.

  • 6.

    In geval een investering ongedaan wordt gemaakt, dan wel met betrekking tot een investering, een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt genoten, geldt zulks als vervreemding van een zaak en het bedrag van die investering, vermindering, teruggaaf of vergoeding als overdrachtsprijs. Ingeval een vervreemding ongedaan wordt gemaakt, dan wel met betrekking tot een vervreemding, een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt verleend, geldt zulks als een investering en het bedrag van die vervreemding, vermindering, teruggaaf of vergoeding als investeringsbedrag.

  • 7.

    De Minister van Financiën kan in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken - met uitzondering voor de lichamen bedoeld in artikel 9A -:

    • a.

      de verminderingen in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen beperken;

    • b.

      de verminderingen in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen buiten toepassing stellen.

Artikel 5B
  • 1. Het bepaalde in de artikelen 5, vierde lid, 5A, eerste lid, 6, derde lid, 9A, zevende lid, en 10, tweede en vijfde lid, vindt slechts toepassing, indien door het lichaam een regelmatige boekhouding wordt gevoerd, met geregelde jaarlijkse afsluitingen. Houdt het lichaam op aldus boek te houden, dan worden de reserves volgens artikel 6, derde lid, en 9A, achtste lid, opgenomen in de winst van het laatste boekjaar over hetwelk een regelmatige boekhouding gevoerd is.

  • 2. Het bepaalde in de artikelen 5, vierde lid, en 5A, eerste lid, is niet van toepassing op ondernemingen in de zin van de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw (P.B. 1953, no. 194), de Landsverordening ter bevordering van grondontwikkeling (P.B. 1964, no. 77), de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen (P.B. 1985, no. 146) en de bedrijven, bedoeld in de Landsverordening Economische Zones 2000 (P.B. 2001, no. 18).

Artikel 6
  • 1.

    Uitgaven voor aankoop, stichting, verbetering of verandering van gronden, gebouwen, werktuigen, gereedschappen en andere zaken, die voor de uitoefening van het bedrijf worden gebezigd, uitgaven voor overneming, uitbreiding, verbetering of verandering van het bedrijf en andere uitgaven van dien aard, worden niet in mindering gebracht, tenzij die uitgaven zijn te beschouwen als gewone dagelijkse onkosten van het bedrijf.

  • 2.

    Geen aftrek is toegelaten:

    • a.

      ter zake van het vormen of vergroten van een reservefonds;

    • b.

      voor interest van eigen kapitaal;

    • c.

      voor renten van opgenomen gelden – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen – en vergoedingen voor het genot van in welke vorm ook ter gebruik of verbruik afgestane zaken, betaald aan een tot hetzelfde concern behorend lichaam dan wel een natuurlijk persoon die een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 11, eerste lid, onder 3º, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 in de belastingplichtige heeft, voor zover tussen het betalende lichaam en de genieter van het inkomen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen die afwijken van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke personen;

    • d.

      voor rente van opgenomen gelden – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen - wanneer die renten onmiddellijk of middellijk worden genoten door een tot hetzelfde concern behorende Vrijgestelde Vennootschap, voor zover gedurende het jaar het gemiddelde bedrag van de van deze Vrijgestelde Vennootschap opgenomen gelden meer is dan drie maal het eigen vermogen van de schuldenaar;

    • e.

      ter zake van winstbelasting, alsmede belastingen die buiten de Nederlandse Antillen in enige vorm naar de winst, al dan niet aan de bron, worden geheven voor zover voor de belastingplichtige te dier zake een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is. Bij de bepaling van de winst van een vaste inrichting die op grond van artikel 12, eerste lid, vrijgesteld is van winstbelasting, is de in het buitenland geheven belasting die betrekking heeft op deze winst in zijn geheel aftrekbaar;

    • f.

      ter zake van 10 percent van de afgedragen belasting op bedrijfsomzetten als bedoeld in de Landsverordening belasting op bedrijfsomzetten 1997 (P.B. 1996, no. 210);

    • g.

      voor de kosten van vaartuigen die worden gebruikt voor representatieve doeleinden;

    • h.

      voor geldboeten opgelegd door een strafrechter van de Nederlandse Antillen en geldsommen betaald aan het Land de Nederlandse Antillen dan wel een van de eilandgebieden ter voorkoming van strafvervolging in de Nederlandse Antillen of ter voldoening aan een voorwaarde verbonden aan een besluit tot gratieverlening alsmede voor door een overheidsinstelling op grond van een lands- of eilandsverordening opgelegde boeten en verhogingen;

    • i.

      voor kosten en lasten die verband houden met misdrijven ter zake waarvan de belastingplichtige door een strafrechter van de Nederlandse Antillen bij onherroepelijke uitspraak is veroordeeld, daaronder begrepen de misdrijven die zijn betrokken bij de bepaling van de hoogte van de opgelegde straf en ter zake waarvan het Openbaar Ministerie heeft verklaard te zullen afzien van strafvervolging;

    • j.

      voor kosten en lasten die verband houden met misdrijven ter zake waarvan de belastingplichtige ter voorkoming van strafvervolging in de Nederlandse Antillen aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan;

    • k.

      ter zake van twintig percent van de kosten en lasten die verband houden met:

      1°. giften en relatiegeschenken;

      2°. voedsel, drank en genotmiddelen, representatie – daaronder begrepen recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak – excursies, studiereizen en dergelijke; een en ander met inbegrip van de desbetreffende reizen en het desbetreffende verblijf;

      3°. cursussen, congressen, seminars, symposia en dergelijke, met inbegrip van de desbetreffende reizen en het desbetreffende verblijf;

  • l.

    ter zake van de kosten en lasten, met uitzondering van afschrijving, van een tot het vermogen van het lichaam behorende woning voor zover deze kosten en lasten meer bedragen dan het bedrag dat ter zake van dat gebruik voor de berekening van de loon- of inkomstenbelasting bij de gebruiker in aanmerking wordt genomen;

  • m.

    ter zake van steekpenningen;

  • n.

    ter zake van winstuitkeringen, met inbegrip van enig overschot van het bedrijf of van enig onderdeel van het bedrijf, onverschillig onder welke naam en in welke vorm zij worden gedaan en of zij verschuldigd zijn of niet, met uitzondering van:

    1º. aandelen in de winst aan commissarissen, gecommitteerden, bestuurders en het personeel toegekend ter zake van in het bedrijf verrichte arbeid;

    2º. aandelen in de winst, toekomende aan de gerechtigden tot schuldvorderingen welke niet aan oprichters, aandeelhouders, leden, deelnemers of deelgerechtigden als zodanig zijn opgekomen;

    3º. aandelen in de winst welke de tegenprestatie vormen voor het verlenen van een concessie of een licentie op een octrooi, of voor een andere, soortgelijke prestatie, zoals leveringen of aankopen, mits deze aandelen in de winst niet aan oprichters, aandeelhouders, leden, deelnemers of deelgerechtigden als zodanig zijn opgekomen;

    4º. aandelen in de winst van een verzekeringsmaatschappij welke aan verzekerden krachtens hun verzekering toekomen;

    5º. het gedeelte van de winst van een commanditaire vennootschap op aandelen dat toekomt aan de voor het geheel aansprakelijke vennoten als zodanig.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, letter a, kan ingeval vergoedingen wegens verlies of beschadiging van een niet in het slot van het eerste lid bedoeld bedrijfsmiddel of de opbrengst bij vervreemding van zodanig bedrijfsmiddel de boekwaarde van dat bedrijfsmiddel dan wel van het beschadigde gedeelte overtreffen, bij het bepalen van de in een boekjaar genoten winst in elk geval, indien en zolang het voornemen tot vervanging of herstel van het bedrijfsmiddel bestaat, het verschil gereserveerd worden en blijven tot vermindering van de in aanmerking te nemen kosten van vervanging of herstel. Het bepaalde in de vorige volzin vindt overeenkomstige toepassing ingeval aan het voornemen tot vervanging van het bedrijfsmiddel reeds vóór de vervreemding gevolg is gegeven. De reserve wordt, voor zover zij het verschil tussen de kosten van vervanging of herstel en de boekwaarde van het verloren gegane of vervreemde bedrijfsmiddel dan wel het beschadigde gedeelte daarvan overtreft, in de winst opgenomen.

  • 4.

    De op de voet van het derde lid gevormde reserve wordt uiterlijk in het vierde boekjaar volgende op dat waarin de reserve is ontstaan, in de winst opgenomen, tenzij voor de vervanging of het herstel een langer tijdvak vereist is dan wel de vervanging op [bedoeld zal zijn: 'of'] het herstel, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd

  • 5.

    Voor de toepassing van artikel 5, vierde lid, blijft de vermindering van de kosten van vervanging of herstel ingevolge het derde lid buiten aanmerking; het bedrag van die vermindering wordt geacht naar gelang van de op de voet van artikel 5, vierde lid, mogelijke afschrijvingen te zijn afgeschreven.

  • 6.

    Ingeval van liquidatie wordt de in het derde lid bedoelde reserve aangemerkt als een voordeel in de zin van artikel 4.

  • 7.

    Voor zover kosten en lasten die verband houden met een misdrijf bij het bepalen van de winst in aanmerking zijn genomen in een of meer van de vijf jaren voorafgaande aan het jaar waarin de veroordeling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel h, onherroepelijk is geworden, dan wel waarin aan de gestelde voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel i, is voldaan, wordt het bedrag ter grootte van de som van deze kosten en lasten gerekend tot de positieve voordelen van de winst uit bedrijf van het laatstbedoelde jaar.

  • 8.

    Voor toepassing van het tweede lid, onderdelen h en i, wordt met de belastingplichtige gelijk gesteld degene die ten behoeve van de belastingplichtige opdracht heeft gegeven tot het misdrijf dan wel aan het misdrijf feitelijk leiding heeft gegeven.

  • 9.

    Het tweede lid, onderdeel k, is niet van toepassing met betrekking tot die kosten en lasten voor zover de onderneming direct is gericht op het vervaardigen of het verhandelen van de aldaar bedoelde goederen dan wel op het verrichten van daarmee verband houdende diensten en deze deel uitmaken van de omzet.

Artikel 6A
  • 1. Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek renten – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen – ter zake van geldleningen verschuldigd aan een tot hetzelfde concern behorend lichaam voor zover de geldlening verband houdt met één van de volgende rechtshandelingen:

    • a.

      een winstuitdeling of een teruggaaf van gestort kapitaal door de belastingplichtige;

    • b.

      een verwerving van – daaronder begrepen storting op – aandelen, bewijzen van deelgerechtigdheid of lidmaatschapsrechten in een reeds tot hetzelfde concern behorend lichaam dat gevestigd is in een van de andere landen van het Koninkrijk dan wel een land waarmee de Nederlandse Antillen een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, behoudens voor zover een wijziging wordt aangebracht in het uiteindelijke belang dan wel de uiteindelijke zeggenschap in dat lichaam;

    • c.

      een kapitaalstorting of een andere vorm van aanwending van vermogen door de belastingplichtige in het lichaam aan welk de geldlening verschuldigd is.

  • 2. Het eerste lid vindt geen toepassing indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat:

    • a.

      aan de schuldverhouding in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen; of

    • b.

      degene aan wie de rente is verschuldigd onderworpen is aan een belasting naar de winst of het inkomen welke naar Nederlands-Antilliaanse maatstaven redelijk is.

  • 3. Schuldverhoudingen waarop dit artikel van toepassing is, worden bij de toepassing van artikel 6, tweede lid, onderdeel d, buiten beschouwing gelaten.

  • 4. Het bepaalde in dit artikel is slechts van toepassing op schuldverhoudingen die op of na het laatste van de volgende tijdstippen zijn ontstaan:

    • a.

      1 januari 2001;

    • b.

      het tijdstip waarop de belastingplicht hier te lande een aanvang neemt;

    • c.

      het tijdstip waarop de Landsverordening op de winstbelasting 1940, zoals deze luidde op 31 december 1999, ingevolge artikel VI van de Landsverordening van de 29ste december 1999 tot wijziging van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58), ophoudt op de belastingplichtige van toepassing te zijn.

Artikel 6B
  • 1. Bij het bepalen van de winst behaald met het opnemen van gelden en het doorlenen van gelden van, onderscheidenlijk aan, een tot hetzelfde concern behorend lichaam dan wel een natuurlijke persoon, die een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 11, derde lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 in de belastingplichtige heeft, blijven buiten aanmerking de door de belastingplichtige van, onderscheidenlijk aan, dat lichaam of die natuurlijke persoon ontvangen en betaalde vergoedingen terzake van direct of indirect samenhangende geldleningen, indien de belastingplichtige met betrekking tot die geldleningen per saldo geen reële risico's loopt.

  • 2. Bij het bepalen van de winst behaald met het verkrijgen en verlenen van gebruiksrechten van bedrijfsmiddelen van, onderscheidenlijk aan, een tot hetzelfde concern behorend lichaam dan een natuurlijke persoon, die een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 11, derde lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 in de belastingplichtige heeft, blijven buiten aanmerking de door de belastingplichtige aan, onderscheidenlijk van, dat lichaam of die natuurlijke persoon betaalde en ontvangen vergoedingen ter zake van direct of indirect samenhangende rechtsverhoudingen, indien de belastingplichtige met betrekking tot rechtsverhoudingen per saldo geen reële risico's loopt.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt tot de winst van de belastingplichtige gerekend de zakelijke vergoeding voor de door de belastingplichtige uitgeoefende functies, die betrekking hebben op de samenhangende geldleningen of rechtsverhoudingen.

Artikel 7
  • 1. Van de winst zijn aftrekbaar door een lichaam bedoeld in het eerste lid van artikel 1, gedane giften aan binnen de Nederlandse Antillen gevestigde kerkelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke en het algemeen nut beogende instellingen. De giften moeten met schriftelijke bewijsstukken worden aangetoond.

  • 2. Voor de in het vorige lid bedoelde aftrek komen giften slechts in aanmerking indien en voor zover zij in totaal een ten honderd van de winst, met uitzondering van winstuitkeringen ingevolge artikel 11, nadat die winst is verminderd met het nog onverrekende verlies bedoeld in artikel 10, en tevens f. 100,-- te boven gaan. De aftrek beloopt ten hoogste drie ten honderd van de op de voet van de vorige zin verminderde winst.

  • 3. Als giften worden voor de toepassing van het onderhavige artikel uitsluitend aangemerkt bevoordelingen uit vrijgevigheid en niet-verplichte bijdragen, indien en voor zover aan deze bevoordelingen en bijdragen geen op geld waardeerbare aanspraak wordt ontleend.

Artikel 8
  • 1. De winst van een lichaam, als bedoeld in het eerste lid van artikel 1, onder a of b, dat het verzekeringsbedrijf uitoefent, wordt, indien dit bij de aangifte wordt verzocht, telkens voor een periode van vijf jaren, voor een levensverzekeringsbedrijf gesteld op tien ten honderd en overigens op twintig ten honderd van hetgeen in enig jaar aan premies en kapitaal is ontvangen, met dien verstande dat door een lichaam - anders dan door middel van een in het buitenland gevestigde vaste inrichting, zoals bedoeld in artikel 12 - ontvangen premies en kapitaal ter zake van buiten de Nederlandse Antillen lopend gevaar, voor een levensverzekeringsbedrijf gesteld wordt op vijf ten honderd en overigens op tien ten honderd.

  • 2. De winst van een lichaam, als bedoeld in het eerste lid van artikel 1 onder c, dat het verzekeringsbedrijf door middel van een vaste inrichting zowel in de Nederlandse Antillen als daarbuiten uitoefent, wordt door het hier te lande uitgeoefende bedrijf gesteld, wat het levensverzekeringsbedrijf betreft op tien ten honderd en overigens op twintig ten honderd van:

    • a.

      het bedrag dat aan premiën en kapitaal is ontvangen van de in de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde verzekerden of voor de in de Nederlandse Antillen lopend gevaar, vermeerderd met

    • b.

      het niet onder a begrepen bedrag dat door de in de Nederlandse Antillen gevestigde vaste inrichting is ontvangen te zake van door haar afgesloten verzekeringen.

  • 3. Een lichaam als bedoeld in het tweede lid wordt geacht het verzekeringsbedrijf in de Nederlandse Antillen uit te oefenen door middel van een vaste inrichting, indien het hier te lande verzekeringscontracten afsluit of doet afsluiten en de daarop verschuldigde premies int of doet innen.

  • 4. In de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid wordt ter zake van courtages, provisiën, rabatten, herverzekering of andere kosten geen aftrek toegelaten.

  • 5. In afwijking van het tweede lid wordt, indien dit bij de aangifte is verzocht, de winst, telkens voor een periode van vijf jaren, gesteld op de som, welke tot de gehele winst uit het verzekeringsbedrijf in dezelfde verhouding staat als het in hetzelfde jaar aan premiën en kapitaal, als bedoeld in het tweede lid, ontvangen bedrag tot het gehele bedrag, dat in dat jaar aan premiën en kapitaal van verzekerden is ontvangen, mits de voor de regeling van de aanslag benodigde gegevens bij de aangifte zijn verstrekt en de juistheid van die gegevens desgevraagd, door overlegging van bewijsstukken wordt gestaafd.

  • 6. Voor de toepassing van het vorige lid wordt de gehele winst bepaald volgens de artikelen 4 tot en met 7.

  • 7. De in de leden 1 en 5 genoemde periode van vijf jaren heeft betrekking op het jaar van aangifte en de vier daarop volgende jaren.

Artikel 8A

[vervallen bij P.B. 1999, no.144]

Artikel 8B

[vervallen bij P.B. 1999, no. 144]

Artikel 9

[vervallen bij P.B. 1985, no. 83]

Artikel 9A
  • 1. Onder de voorwaarden, in het derde, vierde en vijfde lid van dit artikel gesteld, wordt met betrekking tot in het eerste lid van artikel 1 onder a bedoelde lichamen, welke ten doel hebben de uitoefening van het zeescheepvaartbedrijf of het luchtvaartbedrijf - het verhuren en vervrachten van zeeschepen of luchtvaartuigen daaronder begrepen - van de met de bedoelde bedrijfsuitoefening behaalde en volgens de bepalingen van deze landsverordening vastgestelde winst (met uitzondering van winst, behaald met het vervoer tussen havens, gelegen in de Nederlandse Antillen) tachtig ten honderd geacht te zijn van buiten de Nederlandse Antillen verkregen winst.

  • 2. Van de in het voorgaande lid bedoelde van buiten de Nederlandse Antillen verkregen winst wordt de belasting geheven naar reden van een tiende van het in artikel 15 genoemde tarief.

  • 3. Het eerste en tweede lid van dit artikel zullen slechts toepassing vinden ten aanzien van een lichaam dat:

    • a.

      naar het recht van de Nederlandse Antillen is opgericht en,

    • b.

      zijn statutaire zetel binnen de Nederlandse Antillen heeft, terwijl voorts

    • c.

      voor zover het lichaam zelve vervoeren verricht, de dagelijkse leiding over die vervoeren binnen de Nederlandse Antillen wordt uitgeoefend.

  • 4. Het eerste en tweede lid van dit artikel zullen voorts slechts toepassing vinden indien en zolang de tot het bedrijf van het betrokken lichaam behorende luchtvaartuigen binnen het Koninkrijk der Nederlanden zijn geregistreerd.

  • 5. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel kan op verzoek van een betrokken lichaam bij landsbesluit worden bepaald, dat een tot het bedrijf van dat lichaam behorend, niet binnen het Koninkrijk der Nederlanden geregistreerd luchtvaartuig wordt aangemerkt als een binnen het Koninkrijk der Nederlanden geregistreerd luchtvaartuig. Het Landsbesluit kan zulks slechts bepalen, wanneer de voorschriften inzake veiligheid en de zorg voor de bemanningen in het land van registratie tenminste gelijkwaardig geacht kunnen worden aan die, welke in de Nederlandse Antillen van kracht zijn.

  • 6. Dit artikel verstaat onder zeeschepen: de schepen bedoeld in artikel 2 van het Curaçaose Zeebrievenbesluit 1933; en onder luchtvaartuigen: de luchtvaartuigen bedoeld in artikel 1 van het Curaçaose Luchtvaartbesluit 1935.

  • 7. Bij het bepalen van de jaarlijkse winst kan worden gereserveerd tot gelijkmatige verdeling van kosten en lasten en tot dekking van risico’s welke plegen te worden verzekerd, doch niet verzekerd zijn, een en ander voor zover die kosten en lasten en die risico’s betrekking hebben op zeeschepen en luchtvaartuigen.

  • 8. In afwijking van de artikelen of artikelonderdelen van deze landsverordening welke betrekking hebben op de bepaling van de winst, wordt op verzoek van de belastingplichtige de winst uit de uitoefening van het zeescheepvaartbedrijf bepaald op grond van de Landsverordening op de Scheepstonnagebelasting, voorzover de winst is behaald met behulp van schepen die in het register, bedoeld in artikel 8 van die landsverordening, zijn opgenomen en tevens voldaan wordt aan de overige voorwaarden van de Landsverordening op de Scheepstonnagebelasting.

Artikel 10
  • 1. Indien de berekening van de belastbare winst of van de binnenlandse winst leidt tot een negatief bedrag, wordt dit aangemerkt als een verlies. Een verlies wordt verrekend met de belastbare winst, onderscheidenlijk de binnenlandse winst, van de volgende tien jaren. Deze verrekening geschiedt in de volgorde waarin de verliezen zijn ontstaan en de winsten zijn genoten.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, komen, wanneer bij toepassing van de regelen omtrent de bepaling van de winst over enig boekjaar van een onderneming welke aan de in de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen (P.B. 1985, no. 146) of in de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw (P.B. 1953, no. 194, zoals gewijzigd) gestelde bepalingen en voorwaarden voldoen een verlies wordt becijferd, verliezen gemaakt in de eerste vier jaren na de inbedrijfstelling van die onderneming in mindering van de winst, te beginnen bij het eerste jaar waarin winst wordt gemaakt.

  • 3. De verrekening van het verlies met latere winst, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt geen toepassing indien de activiteiten van de naamloze vennootschap geheel of nagenoeg geheel zijn gestaakt, tenzij de latere winst hoofdzakelijk ten goede kan komen aan de natuurlijke personen die daartoe ook onmiddellijk of middellijk gerechtigd waren op het tijdstip dat de activiteiten werden gestaakt.

  • 4. De Minister kan bij toepassing van het derde lid tegemoet komen aan onbillijkheden van overwegende aard.

  • 5. Het bepaalde in het tweede lid vindt overeenkomstige toepassing met betrekking tot verliezen geleden gedurende de eerste zes jaren sedert het ontstaan van de belastingplicht van lichamen als bedoeld in artikel 9A.

Artikel 11
  • 1. Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking voordelen uit hoofde van een deelneming, alsmede kosten – daaronder begrepen voordelen als gevolg van wijzigingen in valutaverhoudingen – welke direct of indirect verband houden met een deelneming, behoudens voor zover blijkt dat deze kosten middellijk dienstbaar zijn aan het behalen van de in de Nederlandse Antillen belastbare winst. Het vorenstaande is eveneens van toepassing met betrekking tot voordelen uit rechtshandelingen welke strekken tot het afdekken van het valutarisico dat met een deelneming wordt gelopen.

  • 2. Van een deelneming is sprake indien de belastingplichtige:

    • a.

      voor ten minste vijf percent van het gestorte kapitaal aandeelhouder is van dan wel tenminste vijf percent van het stemrecht bezit in een vennootschap welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld; of

    • b.

      lid is van een coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij

  • 3. Onder een deelneming als bedoeld in het tweede lid wordt mede begrepen een daarmee verband houdend bezit aan winstbewijzen. Met een deelneming wordt gelijkgesteld een aandelenbezit, dat geen deelneming vertegenwoordigd omdat dat bezit minder bedraagt dan de in het tweede lid bedoelde vijf procent, indien de kostprijs van dat bezit op het moment van verwerving tezamen met de kostprijs van de reeds in het bezit van de belastingplichtige zijnde aandelen ten minste NAF. 890.000 bedraagt.

  • 4. In afwijking in zoverre van het eerste lid blijven bij het bepalen van de winst dividenden uit hoofde van een deelneming als bedoeld in het tweede en derde lid slechts voor zeventig procent buiten aanmerking indien:

    • a.

      de bruto inkomsten van die deelneming voor meer dan 50% bestaan uit buiten het kader van een door haar gedreven of verworven onderneming ontvangen dividenden, rente of royalties; en

    • b.

      die deelneming niet is onderworpen aan een belasting die in enige vorm naar de winst wordt geheven waarvan het nominale tarief ten minste 10% bedraagt.

  • 5. Het is belanghebbende toegestaan de onderdelen a en b van het vierde lid toe te passen op de geconsolideerde bruto inkomsten onderscheidenlijk de geconsolideerde winst van de aldaar bedoelde vennootschap. Voor zover die deelneming op haar beurt deelnemingen heft die niet geconsolideerd worden in de statutaire jaarrekening, is het de belanghebbende toegestaan de bepalingen van het vierde lid toe te passen als ware die deelnemingen fiscaal transparant.

  • 6. Op verzoek van belanghebbende vinden de onderdelen a en b van het vierde lid toepassing op het gemiddelde bedrag van de bruto inkomsten onderscheidenlijk de belastbare winst van het jaar van de aangifte en de daaraan voorafgaande twee jaren. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op het vijfde lid.

  • 7. Het vierde lid is niet van toepassing op dividenden uit hoofde van een deelneming in een lichaam waarvan de bezittingen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend, onmiddellijk of middellijk, bestaan uit onroerende zaken.

Artikel 11A
  • 1. Voor zover een vordering op een lichaam dat tot hetzelfde concern behoort als de belastingplichtige, is afgewaardeerd ten laste van de in de Nederlandse Antillen belastbare winst van de belastingplichtige, en wordt omgezet, vervreemd of overgebracht als bedoeld in het derde lid, wordt vijfennegentig percent van het bedrag van de afwaardering in het jaar van de omzetting, vervreemding of overbrenging tot de belastbare winst gerekend.

  • 2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk wordt prijsgegeven, is genoemd lid ter zake van dit prijsgeven van overeenkomstige toepassing voor zover dit prijsgeven bij de debitrice van de vordering niet heeft geleid tot realisatie van winst die onderworpen is aan winstbelasting of een buitenlandse belasting naar de winst. Het eerste lid is voorts van overeenkomstige toepassing indien het bedrijf of een gedeelte van het bedrijf van het in dat lid bedoelde lichaam ofwel de debitrice van de vordering, wordt vervreemd aan een tot hetzelfde concern behorend lichaam of een natuurlijk persoon die een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 11, eerste lid, onder 3º, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 in de belastingplichtige heeft.

  • 3. Een omzetting, vervreemding of overbrenging als bedoeld in het eerste en tweede lid doet zich onderscheidenlijk voor indien de afgewaardeerde vordering wordt:

    • a.

      aangewend tot storting op aandelen, bewijzen van deelgerechtigdheid of lidmaatschapsrechten in de debitrice van de vordering;

    • b.

      wordt vervreemd aan een tot hetzelfde concern behorend lichaam of een natuurlijk persoon die een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 11, eerste lid, onder 3º, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 in de belastingplichtige heeft;

    • c.

      overgebracht naar het vermogen van een buiten de Nederlandse Antillen gedreven bedrijf, dan wel naar het vermogen van een buiten de Nederlandse Antillen gedreven gedeelte van een bedrijf op de winst waarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is.

  • 4. Ter zake van een vervreemding als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, kan de Minister van Financiën ingeval de vordering gaat behoren tot het vermogen van een in de Nederlandse Antillen gedreven bedrijf of van het in de Nederlandse Antillen gedreven gedeelte van een bedrijf afwijken van het eerste lid indien de verkrijger aan de door hem te stellen voorwaarden voldoet.

  • 5. Voor de toepassing van de laatste volzin van het tweede lid en het derde lid, onderdeel b, wordt, bij vervreemding aan een niet in de Nederlandse Antillen gevestigd lichaam of een niet in de Nederlandse Antillen wonend natuurlijk persoon, dat lichaam onderscheidenlijk die natuurlijke persoon geacht een tot hetzelfde concern behorend lichaam, onderscheidenlijk een houder van een aanmerkelijk belang in de belastingplichtige te zijn, tenzij de belastingplichtige het tegendeel aannemelijk maakt.

Artikel 12
  • 1. Een lichaam als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b, is vrijgesteld van winstbelasting die betrekking heeft op het bedrag van hetgeen dit lichaam geniet als buitenlandse winst.

  • 2. Indien een buitenlands bedrijf dat voordien door de belastingplichtige werd gedreven, wordt omgezet in een zelfstandige lichaam is artikel 4, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13
  • 1. Ingeval de belastingplichtige zijn bedrijf of een zelfstandig onderdeel daarvan in het kader van een bedrijfsfusie overdraagt aan een ander lichaam dat reeds belastingplichtig is of door de overname belastingplichtig wordt en dat andere lichaam niet op de voet van artikel 10 aanspraak kan maken op verrekening van verliezen, blijft, voor zover latere heffing is verzekerd, winst behaald met of bij de overdracht buiten aanmerking, mits de verkregen aandelen, bewijzen van deelgerechtigdheid of het verkregen lidmaatschap niet binnen drie jaren na de overdracht worden vervreemd en mits voor het bepalen van de winst bij beide belastingplichtigen dezelfde bepalingen van toepassing zijn. De Minister van Financiën kan ontheffing verlenen van het in de vorige volzin bedoelde vervreemdingsverbod.

  • 2. Met betrekking tot bedrijfsmiddelen, die op de voet van het eerste lid zijn overgedragen, treedt voor de toepassing van de artikelen 5, vierde lid, 5A, eerste en tweede lid, en 9A, achtste, negende en tiende lid, de belastingplichtige aan wie die bedrijfsmiddelen zijn overgedragen in de plaats van de belastingplichtige die zijn bedrijf of een zelfstandig onderdeel daarvan heeft overgedragen.

  • 3. Een bedrijfsfusie wordt aanwezig geacht indien een lichaam uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tegen uitreiking van eigen aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid of tegen toekenning van een lidmaatschap een bedrijf of een zelfstandig onderdeel van een bedrijf van een ander lichaam verwerft.

  • 4. Bestaat er voor de overnemende belastingplichtige aanspraak op verrekening van verliezen of kan de belastingheffing uit andere hoofde alleen met behulp van nadere voorwaarden worden verzekerd, dan kan de Minister van Financiën op een gezamenlijk verzoek van de belastingplichtigen onder door hem nader te stellen voorwaarden de winst behaald met of bij de overdracht geheel of ten dele buiten aanmerking laten. Het verzoek wordt vóór de overdracht gedaan.

  • 5. Het eerste en tweede lid zijn uitsluitend van toepassing indien het overnemende lichaam is opgericht of ingesteld naar het recht van de Nederlandse Antillen, Nederland of Aruba en niet voor de toepassing van een Rijkswet of een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting als inwoner van een ander land dan de Nederlandse Antillen wordt aangemerkt.

  • 6. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien het overnemende lichaam een Vrijgestelde Vennootschap is.

  • 7. De in het vierde lid bedoelde voorwaarden mogen slechts strekken ter verzekering van de heffing en de invordering van de belasting, welke verschuldigd zou zijn of zou worden ingeval het vierde lid buiten toepassing zou blijven. Onder die voorwaarden worden mede begrepen voorwaarden die betrekking kunnen hebben op het bepalen van de in een jaar genoten winst van de overnemende belastingplichtige, de toelaatbare reserves, de verrekening van verliezen, de vervreemding van de verkregen aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid en de overdracht van het toegekende lidmaatschap in de overnemende belastingplichtige.

Artikel 14
  • 1. Zolang alle aandelen van een, naar de omstandigheden beoordeeld, binnen de Nederlandse Antillen gevestigde dochtermaatschappij in het bezit zijn van een, naar de omstandigheden beoordeeld, binnen de Nederlandse Antillen gevestigde moedermaatschappij, wordt, op verzoek van beide belastingplichtigen en ten vroegste met ingang van het jaar waarin het verzoek is ingediend, de belasting geheven alsof de dochtermaatschappij in de moedermaatschappij is opgegaan. Onverminderd het bepaalde in de vorige volzin wordt met betrekking tot het jaar 2001 de belasting geheven alsof de dochtermaatschappij in de moedermaatschappij is opgegaan indien het verzoek daartoe door beide belastingplichtigen wordt ingediend binnen drie maanden na afloop van het boekjaar dat in het jaar 2001 aanvangt.

  • 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts ingewilligd indien de tijdvakken waarover de belasting wordt geheven voor beide belastingplichtigen samenvallen en voorts indien de door de Minister van Financiën nader te stellen voorwaarden zijn vervuld.

  • 3. Het eerste lid vindt geen toepassing ingeval voor het bepalen van de winst niet bij beide belastingplichtigen dezelfde bepalingen van toepassing zijn, tenzij de Minister van Financiën anders bepaalt.

  • 4. De in het tweede lid bedoelde voorwaarden mogen slechts strekken ter verzekering van de heffing en de invordering van de belasting met het oog op de omstandigheid dat de in het eerste lid bedoelde lichamen uitsluitend voor de toepassing van deze landsverordening een eenheid vormen en in geval deze eenheid beëindigd wordt, worden onder die voorwaarden mede begrepen voorwaarden die betrekking kunnen hebben op het bepalen van de in een jaar genoten winst, de toelaatbare reserves, de verrekening van verliezen en de vervreemding van de in het eerste lid bedoelde aandelen.

  • 5. Indien ingevolge het eerste lid de belasting van een dochtermaatschappij wordt geheven alsof deze is opgegaan in de moedermaatschappij komen renten – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen – ter zake van geldleningen welke rechtens dan wel in feite direct of indirect zijn verschuldigd aan een tot hetzelfde concern behorend lichaam en welke verband houden met de verwerving van aandelen in die dochtermaatschappij slechts in aftrek tot het bedrag dat de winst van de maatschappij die de geldlening heeft opgenomen zou hebben belopen zonder toepassing van het eerste lid en zonder rekening te houden met de hiervoor bedoelde renten.

  • 6. De Minister van Financiën kan nadere regels stellen met betrekking tot het bepalen van het bedrag, bedoeld in het vijfde lid, dat de winst zou hebben belopen.

  • 7. Voor zover in een jaar renten ingevolge het vijfde lid niet in aftrek zijn gekomen, worden deze aangemerkt als renten die verband houden met de verwerving van aandelen in de desbetreffende dochtermaatschappij van het volgende jaar.

  • 8. Het bepaalde in het vijfde lid vindt met betrekking tot geldleningen die verband houden met de verwerving van aandelen geen toepassing:

    • a.

      voor zover blijkt dat het lichaam waaraan de geldlening is verschuldigd, of een ander tot het concern behorend lichaam, met het oog op de verwerving van de aandelen vermogen uit hoofde van geldlening heeft aangetrokken van een niet tot het concern behorend lichaam;

    • b.

      indien de moedermaatschappij aantoont dat het uiteindelijke belang in de dochtermaatschappij in belangrijke mate is gewijzigd; of

    • c.

      indien de moedermaatschappij aantoont dat aan de geldlening en de daarmee verband houdende rechtshandeling niet het ontgaan van Nederlands-Antilliaanse belasting ten grondslag ligt.

Artikel 14A

[vervallen bij P.B. 1999, no. 244]

Artikel 15
  • 1. De belasting bedraagt dertig percent van het belastbare bedrag of van de binnenlandse winst verminderd met de op de voet van artikel 10 te verrekenen verliezen.

  • 2. Een aanvullende belasting is verschuldigd ter zake van dividenden als bedoeld in artikel 11, derde lid, eerste volzin, van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, die in het jaar 2001 zijn genoten en waarop op de voet van dat artikel Nederlandse belasting is ingehouden.

  • 3. De aanvullende belasting, bedoeld in het tweede lid, wordt geheven over het bruto uitgekeerde dividend.

  • 4. Het tarief van de aanvullende belasting, bedoeld in het tweede lid, bedraagt acht tiende percent.

Artikel 15A
  • 1. Aan een lichaam, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b, wordt ter verrekening van vanwege een ander land dan de Nederlandse Antillen geheven belasting, een vermindering van winstbelasting verleend voor in de winst, met uitzondering van de in artikel 12 bedoelde buitenlandse winst en het gedeelte van de op grond van artikel 11 buiten aanmerking te laten voordelen, begrepen inkomsten welke zijn onderworpen aan een belasting naar het inkomen, die vanwege dat land, al dan niet aan de bron, wordt geheven.

  • 2. Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is het laagste van de volgende bedragen:

    • a.

      het bedrag van de in het desbetreffende jaar vanwege andere landen dan de Nederlandse Antillen geheven belasting, dat betrekking heeft op een periode na 31 december 2000, vermeerderd met zodanige in de tien voorafgaande jaren, doch niet liggend vóór het in artikel 6A, vierde lid, bedoelde tijdstip, geheven belasting voor zover deze niet eerder tot een vermindering heeft geleid;

    • b.

      het bedrag dat tot de belasting welke in het desbetreffende jaar volgens deze landsverordening verschuldigd zou zijn zonder toepassing van artikel 12 en dit artikel in dezelfde verhouding staat als het bedrag van de in dat jaar ingevolge het eerste lid in aanmerking te nemen inkomsten verminderd met de daarop rechtstreeks drukkende kosten, staat tot de winst, verminderd met de op de voet van artikel 10 van deze landsverordening te verrekenen verliezen.

  • 3. Op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige blijft met betrekking tot de in een jaar genoten inkomsten, bedoeld in het eerste lid, en de daarover vanwege andere landen dan de Nederlandse Antillen geheven belasting het eerste en tweede lid buiten toepassing. Het verzoek wordt jaarlijks voor elk jaar afzonderlijk bij de aangifte gedaan.

Artikel 16
  • 1. De belasting is verschuldigd door het lichaam.

  • 2. De bestuurders en beherende vennoten, zomede de vertegenwoordigers binnen de Nederlandse Antillen zijn hoofdelijk daarvoor aansprakelijk. Bij ontbinding of vereffening zijn bovendien de met de vereffening belaste personen en hun vertegenwoordigers binnen de Nederlandse Antillen hoofdelijk daarvoor aansprakelijk. De aansprakelijkheid houdt op wanneer de genoemde personen, tot betaling aangesproken, ten genoegen van de Inspecteur aantonen, dat zij in de onmogelijkheid zijn geweest in hun hoedanigheid voor de betaling te zorgen.

  • 3. De aantoning wordt schriftelijk gedaan en ingediend bij de Inspecteur.

  • 4. De beschikking van de Inspecteur is met redenen omkleed, indien zij afwijzend is.

  • 5. Afschrift der beschikking wordt aangetekend per post aan de belanghebbende gezonden.

  • 6. Van die beschikking kan binnen twee maanden, nadat het afschrift is verzonden, in beroep worden gekomen bij de Raad van Beroep voor belastingzaken.

  • 7. De invordering der belasting wordt ten aanzien van hem, te wiens behoeve een aantoning als bedoeld bij het derde lid is ingediend, geschorst:

    • a.

      na die indiening, totdat door de Inspecteur terzake zal zijn beschikt, en bij afwijzende beschikking gedurende de bij het zesde lid bedoelde termijn van twee maanden, tenzij binnen die termijn door belanghebbende schriftelijk aan de Inspecteur is verklaard, dat hij van de beschikking niet in beroep zal komen;

    • b.

      ingeval van beroep, totdat door de Raad van Beroep voor belastingzaken terzake zal zijn beschikt; een en ander echter onder voorbehoud dat de Inspecteur, met opheffing in zover van de schorsing, machtiging kan verlenen om de maatregelen voor de invordering van de verschuldigde belasting, voorzover en op zodanige wijze als door hem nodig wordt geacht, voortgang te doen vinden, indien naar zijn oordeel de schorsing door belanghebbende wordt misbruikt tot het verrichten van handelingen, welke de mogelijkheid van het verhaal der belasting in gevaar brengen.

  • 8. Onder de in het tweede lid genoemde bestuurders, beherende vennoten, vereffenaren en vertegenwoordigers zijn begrepen allen, die bij of na het ontstaan der belastingschuld bestuurders, beherende vennoten, vereffenaren en vertegenwoordigers waren, ook voor zover zij zijn af- of uitgetreden, rekening hebben gedaan of décharge hebben bekomen.

Artikel 16A

[vervallen bij P.B. 2001, no.94]

Hoofdstuk II

Voldoening op aangifte, naheffing en vermindering

Artikel 17

De belasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 18

[vervallen bij P.B. 2001, no. 89]

Artikel 19

Bij de definitieve aangifte moeten worden gevoegd:

  • a.

    een door het bestuur van het lichaam gewaarmerkt afschrift van de balans met bijbehorende winst- en verliesrekening en het aan aandeelhouders, leden of andere belanghebbende uitgebrachte jaarverslag van het lichaam over het jaar, waarover de belasting geheven wordt;

  • b.

    afschrift van de akten van oprichting en van wijziging daarvan tenzij deze reeds bij een vorige aangifte zijn overgelegd.

Artikel 20

[vervallen bij P.B. 2006, no. 98]

Artikel 21 t/m 24A

[vervallen bij P.B. 2001, no. 89]

Artikel 24B
  • 1. De belastingplichtige die in meer dan één eilandgebied een vaste inrichting heeft, is gehouden in elk eilandgebied afzonderlijk over de aldaar behaalde winst aangifte te doen en de verschuldigde belasting te voldoen. Daarbij wordt, behoudens ingeval van een beschikking als bedoeld in het tweede lid, slechts rekening gehouden met het in elk eilandgebied afzonderlijk behaalde resultaat over het belastingjaar.

  • 2. Indien voor de vaste inrichting in een van de eilandgebieden over het belastingjaar een verlies wordt becijferd, of indien op grond van artikel 10 een compensabel verlies van een voorafgaand jaar bestaat, stelt de Inspecteur van het eilandgebied waar de hoofdvestiging is gelegen bij beschikking vast tot welk bedrag dat verlies bij elk der eilandgebieden in aanmerking kan worden genomen.

  • 3. In afwachting van de in het tweede lid bedoelde beschikking kan de belastingplichtige ten behoeve van de vaste inrichting in elk eilandgebied bij de betrokken Inspecteur een verzoek doen om slechts het bedrag aan belasting te mogen aangeven dat na verliescompensatie vermoedelijk verschuldigd zal zijn.

  • 4. De Inspecteur beslist binnen 15 dagen na ontvangst schriftelijk op het verzoek. Een afwijzing van het verzoek wordt gemotiveerd.

  • 5. Indien de Inspecteur niet binnen vijftien dagen afwijzend heeft beslist, is het verzoek gegrond. Indien een beslissing wordt genomen, geldt als datum van de beslissing de datum waarop het afschrift ter post wordt bezorgd.

  • 6. Indien uit de beschikking blijkt dat ten aanzien van een eilandgebied minder is aangegeven dan hetgeen is verschuldigd terwijl ten aanzien van een ander eilandgebied eenzelfde bedrag meer is aangegeven dan hetgeen daar is verschuldigd, dan wordt een naheffingsaanslag opgelegd zonder verhoging voor het te weinig betaalde bedrag.

  • 7. Voor de toepassing van dit artikel worden meerdere vaste inrichtingen in eenzelfde eilandgebied te zamen aangemerkt als één vaste inrichting.

Artikel 24C
  • 1. Als voorheffing wordt aangewezen de krachtens de Landsverordening op de dividendbelasting 2000 geheven dividendbelasting die betrekking heeft op bestanddelen van de winst en van de binnenlandse winst, met uitsluiting van de bij naheffing eventueel toegepaste verhoging.

  • 2. Verrekening van dividendbelasting blijft achterwege tenzij de belastingplichtige binnen de in artikel 19, tweede lid, en eventueel binnen de ingevolge artikel 20, tweede en vierde lid, verlengde termijn een definitieve aangifte heeft gedaan.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, bedraagt de te verrekenen dividendbelasting ter zake van dividenden waarop artikel 4, vierde lid, onderdelen c en f, van de Landsverordening op de dividendbelasting 2000 van toepassing zijn nimmer meer dan de over die dividenden, na aftrek van daarop rechtstreeks drukkende kosten, verschuldigde belasting.

  • 4. De Minister van Financiën kan nadere regels geven en voorwaarden stellen voor de toepassing van het eerste lid met betrekking tot toezicht- en opsporingsactiviteiten bij kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen c en d, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 (P.B. 1994, no. 4) alsmede gecertificeerde trustbedrijven als bedoeld in artikel 1A, tweede lid.

HOOFDSTUK III

[vervallen]

Artikel 25

[vervallen bij P.B. 1999, no. 244]

Artikel 26 t/m 29B

[vervallen bij P.B. 2001, no. 89]

Artikel 29C

[vervallen bij P.B. 1999, no. 244]

HOOFDSTUK IV

[vervallen]

Artikel 30 t/m 32

[vervallen bij P.B. 2001, no. 89]

HOOFDSTUK V

[vervallen]

Artikel 33 t/m 36

[vervallen bij P.B. 1996, no. 209]

HOOFDSTUK VI

Invordering

Artikel 37 en 38

[vervallen bij P.B. 2001, no. 89]

Artikel 39
  • 1. Indien op basis van een aanslag een bedrag aan belasting aan de belastingplichtige wordt terug betaald, wordt een rente vergoed van 6% per jaar, te rekenen vanaf de in artikel 15, tweede of vierde lid, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89) bedoelde datum dan wel die van de latere betaling en te rekenen tot de dagtekening van de aanslag of de beschikking waaruit het recht op terugbetaling blijkt. De vergoeding wordt echter maximaal berekend over 25% van het bij voorlopige aangifte aangegeven bedrag.

  • 2. De Minister is bevoegd voor het percentage van de rentevoet, bedoeld in het eerste lid, een ander in de plaats te stellen. Artikel 42, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VII

Bijzondere bepalingen

Artikel 40

Een niet binnen de Nederlandse Antillen gevestigd lichaam dat binnen de Nederlandse Antillen geen vaste inrichting heeft, is gehouden aan de Inspecteur schriftelijk de naam en het adres van een binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde vertegenwoordiger op te geven.

Artikel 41
  • 1. Ieder, die hier te lande in dienst is van - of werkzaam is ten behoeve van - vennootschappen, verenigingen, maatschappijen, stichtingen of lichamen, als bedoeld bij artikel 1, of bij ontbinding of vereffening, van de met de vereffening belaste personen, kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld om van zijn bezwaren te doen blijken, door de Directeur der Belastingen worden aangewezen als hun vertegenwoordiger in de zin van de Algemene landsverordening Landsbelastingen.

  • 2. Wanneer worden aangewezen andere personen dan die, genoemd in artikel 16, doch te wier aanzien moet worden aangenomen dat zij uit hoofde van hun verhouding tot de vennootschap, de vereniging, de maatschappij, de stichting of het lichaam voor de betaling van de verschuldigde belasting kunnen of hebben kunnen zorgen, worden zij daarmede bij die aanwijzing in kennis gesteld en worden daardoor tevens de bepalingen van deze landsverordening omtrent de aansprakelijkheid op hen toepasselijk.

Artikel 41A

[vervallen bij P.B. 2001, no. 89]

Artikel 42
  • 1. Bij ministeriële beschikking met algemene werking kunnen nadere regels ter uitvoering van deze landsverordening worden vastgesteld, tenzij bij landsverordening anders is bepaald.

  • 2. Een ministeriële beschikking als bedoeld in het eerste lid wordt in het Publicatieblad geplaatst.

Artikel 43 t/m 45

[vervallen bij P.B. 2001, no. 89]

HOOFDSTUK VIIa

Verplichtingen ten dienste van de belastingheffing

[vervallen]

Artikel 45A t/m 45G

[vervallen bij P.B. 2001, no. 89]

HOOFDSTUK VIII

Strafrechtelijke bepalingen

[vervallen]

Artikel 46 t/m 51

[vervallen bij P.B. 2001, no. 89]

HOOFDSTUK IX

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 52 en 53

[vervallen bij P.B. 2001, no. 94]

Artikel 54

De stukken betreffende toepassing van deze landsverordening of daaruit voortvloeiende, zijn vrij van zegel en worden, voorzover aan de formaliteit van registratie onderworpen, kosteloos geregistreerd.

Artikel 55
  • 1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van 1 mei 1940.

  • 2. Zij kan worden aangehaald als: ,,Landsverordening op de winstbelasting 1940”.