Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

Vestigingsregeling voor bedrijven

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingVestigingsregeling voor bedrijven
CiteertitelVestigingsregeling voor bedrijven
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 31-12-1975 ( P.B. 1975, no. 267) is vastgesteld bij landsbesluiten van 30-11-1978 (P.B. 1978, no. 347), 26-2-1980 (P.B. 1980, no. 48), 12-4-1977 (P.B. 1977, no. 102), 25-5-1976(P.B. 1976, no. 125), 17-3-1983 (P.B. 1983, no. 47) en 13-2-1976 (P.B. 1976, no. 32) voor onderscheidenlijk

  • -

    Curaçao voor artikel 1, onder d, op 1-12-1978 en voor de artikelen 1, onder b en c, 4, 5, 6 en 7 op 1-4-1980;

  • -

    Aruba op 15-4-1977;

  • -

    Bonaire voor de artikelen 1, onder b, c en d, 5, 6 en 7 op 1-6-1976 en voor de artikelen 1, onder a, 2 en 3 op 1-4-1983;

  • -

    de Bovenwindse Eilanden op 14-2-1976.

De Vestigingsregeling voor bedrijven heeft bij de inwerkingtreding van de Overdrachtslandsverordening XVII de staat van eilandsverordening verkregen.

Voor Bonaire en St. Eustatius is - voor elk eilandgebied afzonderlijk - een gewijzigde "Vestigingsregeling voor bedrijven" vastgesteld.

Voor St. Maarten en Saba geldt de hier opgenomen tekst waarschijnlijk nog.

Onbekend is of deze regeling voor Curaçao is gewijzigd.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2001art. 9

03-08-2001

P.B. 2001 no. 80

Zitting 1999-2000-2336
01-12-1951art. 5, 16

28-11-1951

P.B. 1951, no. 164

onbekend
nieuwe regeling

 

P.B. 1946, 43

Tekst van de regeling

VESTIGINGSREGELING VOOR BEDRIJVEN

(geconsolideerde versie, geldend vanaf 1-12-2001)

Artikel 1

  • 1. Onder zaak verstaat deze landsverordening en de ter uitvoering daarvan uitgevaardigde besluiten, elke onderneming, waarin eenig bedrijf, door wien ook, wordt uitgeoefend.

  • 2. Naamlooze vennootschappen, bestuurders van Naamlooze vennootschappen, coöperatieve vereenigingen, importeurs, agenten, tusschenhandelaars, alsmede vennooten van een vennootschap onder een firma en van een vennootschap en commandito, met uitzondering evenwel van den commanditairen vennoot, worden steeds geacht een zaak in den zin dezer landsverordening te drijven.

  • 3. Filialen, bijkantoren en andere nederzettingen van zaken worden ten aanzien van de bepalingen dezer landsverordening als afzonderlijke zaken beschouwd.

  • 4. Een zaak wordt gevestigd, wanneer het bedrijf ten aanzien van het publiek aanvangt.

Artikel 2

Het is verboden:

  • a.

    een zaak te vestigen en te drijven of te doen drijven;

  • b.

    een zaak te doen vestigen en te drijven of te doen drijven;

  • c.

    een zaak over te nemen en te drijven of te doen drijven;

  • d.

    een zaak te doen overnemen en te drijven of te doen drijven;

  • e.

    een zaak voort te zetten of te doen voortzetten;

  • f.

    een zaak ten aanzien van het publiek te verplaatsen;

  • g.

    een zaak van aard te wijzigen,

zonder een daartoe strekkende vergunning van het Bestuurscollege.

Artikel 3

Geen vergunning is vereischt voor één of meer van bovengenoemde handelingen ten aanzien van zaken:

  • a.

    toebehoorende aan publiekrechtelijke lichamen;

  • b.

    welke uitsluitend uitgeoefend worden in of op openbare markten of als straatventerij op den openbare weg;

  • c.

    waarbij het bedrijf van land-, tuinbouw, veeteelt of visscherij uitgeoefend wordt al of niet samengaande met den verkoop van de producten in dat bedrijf voortgebracht, gewonnen of gevangen;

  • d.

    toebehoorende aan ambachtslieden, tenzij deze uitgeoefend worden met meer arbeiders dan voor elk bedrijf door het Bestuurscollege bij besluit zal worden bepaald;

  • e.

    toebehoorende aan kleine handelslieden, die bij besluit van het Bestuurscollege daarvan zijn vrijgesteld.

Artikel 4

  • 1. Het verzoekschrift tot het verkrijgen eener vergunning, houdt zooveel mogelijk en zoo nauwkeurig mogelijk in, de opgaven, vermeld in de artikelen 5 tot en met 12 van de landsverordening van den 6den November 1944 regelende de instelling van een handelsregister in Curaçao (P.B. 1944, no. 203).

  • 2. Indien inlichtingen in het buitenland moeten worden ingewonnen, komen de daarop vallende kosten ten laste van den aanvrager der vergunning en is deze desverlangd verplicht tot dat einde het bedrag van 15,-- voor te schieten.

Artikel 5

De vergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde en de publieke rust en voorts indien, naar het oordeel van het Bestuurscollege het algemeen belang van het eiland, waarvoor de vergunning gevraagd is, zulks vordert.

Artikel 6

Bij het verleenen eener vergunning is het Bestuurscollege bevoegd, daaraan voorwaarden te verbinden, betreffende den aard en de plaats van de zaak, alsmede betreffende de credietwaardigheid van den aanvrager en de financiering der zaak.

Artikel 7

  • 1. De vergunning kan door hem, die haar verleende worden ingetrokken:

    • a.

      in het belang van de openbare orde en de publieke rust;

    • b.

      indien de persoon of personen, aan wie(n) de vergunning is verleend, niet kan (kunnen) aantoonen, dat de voor de vergunning gestelde voorwaarden worden nageleefd;

    • c.

      indien zij verkregen werd door het opzettelijk verschaffen van een onjuiste of onvolledige opgaaf, zooals bedoeld in artikel 4;

    • d.

      indien gedurende drie achtereenvolgende maanden of langer de vergunninghouder zijn zaak voor het publiek heeft gesloten.

    • e.

      indien de persoon of personen aan wie(n) deze is verleend zich in het buitenland vestigt(en). Een afwezigheid buiten Curaçao gedurende een periode van langer dan 12 achtereenvolgende maanden, al dan niet tusschentijds onderbroken door een tijdelijk verblijf binnen Curaçao van korter dan twee maanden, heft van rechtswege de vergunning op. Aan de personen, voor wie de bepalingen van deze letter gelden, wordt een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van deze lands-verordening gegund om de rekening houdende met de bepalingen daarvan, zich wederom in Curaçao te vestigen, respectievelijk daarheen terug te keeren.

  • 2. Behoudens in gevallen, waarbij de vergunning werd verkregen door opzettelijk onjuiste of onvolledig verschafte gegevens, in welk geval intrekking van de vergunning plaats vindt nadat een veroordeling terzake van het misdrijf genoemd in artikel 10 lid 3, in kracht van gewijsde is gegaan, zal de bevoegde autoriteit aan de intrekking der vergunning een redelijken termijn verbinden, waarbinnen de vergunninghouder zijn zaak zal kunnen liquideeren. Na het verstrijken van dezen termijn wordt de betrokken persoon niet geacht in het bezit eener vergunning te zijn.

Artikel 8

Verleening, weigering of intrekking eener vergunning, heeft niet plaats, dan nadat de Kamer van Koophandel en Nijverheid daarop is gehoord, indien er op het betrokken eiland een dergelijke Kamer is. De kamer van Koophandel en Nijverheid is alsdan verplicht het advies zoo spoedig mogelijk te verstrekken.

Artikel 9

[vervallen]

Artikel 10

  • 1. Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste vijf honderd gulden wordt gestraft; hij, die het verbod, gesteld bij artikel 2, overtreedt.

  • 2. Indien tijdens het plegen van het feit nog geen twee jaren zijn verloopen sedert een vroegere veroordeeling van den schuldige wegens een overtreding van een of meer bepalingen dezer landsverordening onherroepelijk is geworden, kan hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden worden opgelegd.

  • 3. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste twee duizend gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een onjuiste of onvolledige opgaaf doet ter verkrijging van een vergunning, als bedoeld in artikel 2.

  • 4. De feiten, strafbaar gesteld in dit artikel, worden beschouwd als misdrijven.

Artikel 11

  • 1. Indien de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten worden begaan door of vanwege een rechtspersoon, wordt de strafvervolging ingesteld en de straf uitgesproken tegen de bestuurders en/of commissarissen, en bij afwezigheid en ontstentenis van deze personen, tegen den vertegenwoordiger van den rechtspersoon in Curaçao.

  • 2. Het bepaalde bij het vorige lid vindt overeenkomstige toepassing ten opzichte van rechtspersonen, optredende als bestuurders of vertegenwoordigers van een anderen rechtspersoon.

  • 3. Geen strafvervolging wordt ingesteld en geen straf uitgesproken, tegen den bestuurder en/of commissaris, buiten wiens toedoen het feit begaan is.

Artikel 12

Met het opsporen van de bij deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de ambtenaren, die in het algemeen belast zijn met het opsporen van strafbare feiten, mede belast zij, die door het Bestuurscollege daartoe worden aangewezen.

Artikel 13

  • 1. De hierboven bedoelde opsporingsambtenaren hebben te allen tijde toegang tot alle plaatsen waar redelijkerwijs vermoed kan worden, dat een bij deze regeling strafbaar gesteld feit wordt gepleegd. Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich dien, desnoods met inroeping van den sterken arm, ondanks de bewoners, gebruikers of eigenaars.

  • 2. Is de plaats tevens eene woning, of alleen door eene woning toegankelijk, dan treden zij tegen den wil des bewoners niet binnen dan in tegenwoordigheid van den betrokken ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij het Gerecht in Eersten Aanleg.

Artikel 14

Bij Besluit van het Bestuurscollege kunnen verdere regelen in het belang van een goede uitvoering van deze landsverordening worden gegeven.

Artikel 15

Het Bestuurscollege doet een zaak sluiten, welke zonder vergunning gedreven wordt.

Artikel 16

Het bepaalde in artikel 2, sub e, is niet van toepassing ten aanzien van zaken, die bij het inwerkingtreden dezer landsverordening wettelijk werden gedreven. Voor het voortzetten dezer zaken wordt, zonder dat zij een vergunning behoeven aan te vragen, door de autoriteit aangewezen in artikel 2, een vergunning als daar bedoeld uitgereikt.

Artikel 17

  • 1. Deze landsverordening is niet van toepassing op de in de Nederlandse Antillen geboren Nederlanders, die de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt.

  • 2. Voor zover betreft het eilandgebied de Bovenwindse Eilanden worden de bevoegdheden, die overeenkomstig deze landsverordening aan de eilandsraad onderscheidenlijk het bestuurscollege toekomen, uitgeoefend door de afdeling ieder voor het eiland door hetwelk haar leden gekozen zijn onderscheidenlijk door de Gezaghebber c.q. de Administrateur en de gedeputeerden, gekozen door de betrokken afdeling, ieder voor zijn eigen eiland.

Artikel 18

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van den dag na dien harer afkondiging; tegelijkertijd vervalt de verordening van den 29sten Juli 1936 (P.B. 1937, 58) houdende eenige bepalingen betreffende ondernemingen, waarin een bedrijf wordt uitgeoefend. Deze landsverordening kan worden aangeduid als "Vestigingsregeling voor bedrijven".