Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Nieuw-West

Uitwerkingsbesluit Parkeerverordening 2009 stadsdeel Slotervaart

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Nieuw-West
Officiële naam regelingUitwerkingsbesluit Parkeerverordening 2009 stadsdeel Slotervaart
CiteertitelUitwerkingsbesluit Parkeerverordening stadsdeel Slotervaart 2009
Vastgesteld doorgedelegeerde functionaris
Onderwerp
Eigen onderwerpInfrastructuur, verkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

op grond van de Parkeerverordening 2009 vastgesteld bij besluit van 29 oktober 2008 van de gemeenteraad van Amsterdam (gepubliceerd in Gemeenteblad 2008, afd 3a), is het nodig nadere regels voor het stadsdeel vast te stellen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2013nieuwe regeling

01-01-2009

Westerpost, 3 december 2008

SLOV 2008/11162

Tekst van de regeling

inhoud

Artikel 1 Begripsbepalingen
  • 1. In dit uitwerkingsbesluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: de Parkeerverordening 2009;

    • b.

      Stadsdeel: het stadsdeel Slotervaart;

    • c.

      Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het stadsdeel Slotervaart;

  • 2. De begrippen in dit uitwerkingsbesluit worden in dezelfde betekenis gebruikt als in de Parkeerverordening 2009.

Artikel 2 Vergunninggebieden
  • In het stadsdeel  bestaan de volgende vergunninggebieden (zie ook bijgevoegde kaart):

    • a.

      Vergunninggebied Slotervaart 1  –  waarvan de buitengrenzen worden gevormd door: het midden van de Jan van Galenstraat tussen het spoorwegtalud en de Einsteinweg (A10), de Einsteinweg (A10), de noordzijde van de Jan Evertsenstraat, de westzijde van de Orteliuskade, het midden van de Westlandgracht, de noordzijde van de Henk Sneevlietweg, de Einsteinweg (A10) tot aan de Schinkelbrug, de ringspoordijk tot de Henk Sneevlietweg, het midden van de Henk Sneevlietweg, het midden van de Johan Huizingalaan, het midden van de Slotervaart tot aan het spoorwegtalud, het spoorwegtalud tussen de Slotervaart en het midden van de Jan van Galenstraat; 

    • b.

      Vergunninggebied Slotervaart 2 – waarvan de buitengrenzen worden gevormd door: de noordzijde van de Jan Evertsenstraat tussen de rotonde Oostoever en het spoorwegtalud, het spoorwegtalud, het middden van de Slotervaart, het midden van de Christoffel Plantijngracht, het midden van de Sloterplas; 

    • c.

      Vergunninggebied Slotervaart 3 – waarvan de buitengrenzen worden gevormd door: het midden van de Slotervaart tussen Vrije Geer en de Johan Huizingalaan, het midden van de Johan Huizingalaan, het midden van de Henk Sneevlietweg, de ringspoordijk tot aan de Schinkelbrug, het midden van de Nieuwe Meer, de noordzijde van de Ringvaart, de westzijde van sportpark Sloten, de oostzijde van Ditlaar, de oostzijde van Vrije Geer tot aan de Slotervaart.

Artikel 3 Deelvergunninggebieden
  • In stadsdeel Slotervaart zijn geen deelvergunninggebieden ingesteld.

Artikel 4 Vergunningenplafond per (deel)vergunninggebied.
  • Het  vergunningenplafond voor bewonersvergunningen en bedrijfsvergunningen gezamenlijk bedraagt:

    • a.

      voor vergunninggebied 1  7.000 vergunningen;

    • b.

      voor vergunninggebied 2         0 vergunningen;

    • c.

      voor vergunninggebied 3         0 vergunningen;

Artikel 5 Milieuparkeervergunningenplafond per vergunninggebied
  • Het milieuparkeervergunningenplafond voor milieuparkeervergunningen voor bewoners en milieuparkeervergunningen voor bedrijven gezamenlijk bedraagt: 350 vergunningen. Uitgifte van de milieuvergunningen begint pas effectief op het moment dat de voorwaarden voor een milieuparkeervergunning centraal stedelijk zijn vastgesteld.

    • a.

      voor vergunninggebied 1  350 vergunningen

    • b.

      voor vergunninggebied 2      0 vergunningen

    • c.

      voor vergunninggebied 3      0 vergunningen

Artikel 6 Meeverhuisregeling
  • 1. Het vergunningenplafond, dan wel milieuparkeervergunningenplafond wordt bij een aanvraag om een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, van een bewoner die op grond van artikel 34 lid 4 van de Parkeerverordening 2009 recht heeft op een parkeervergunning met één verhoogd;

  • 2. Na verlening van een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt het vergunningenplafond dan wel milieuparkeervergunningenplafond terstond met één verlaagd tot het oorspronkelijke niveau, zoals genoemd in artikel 4.

  • 3. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op een vergunninggebied, waar het vergunningenplafond, dan wel milieuparkeervergunningenplafond krachtens artikel 4 of artikel 5 op 0 (nul) is vastgesteld.

  • 4. De eerste drie leden van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing bij een aanvraag voor een bedrijfsvergunning, dan wel een milieuparkeervergunning voor bedrijven.

Artikel 7 (Blok)tijden betaald parkeren.
  • Binnen het stadsdeel wordt parkeerbelasting geheven gedurende de volgende (blok)tijden:

    • a.

      In het stadsdeelgebied binnen de ring [tariefgebied 4 waarvan de buitengrenzen worden gevormd door: de noordzijde van de Jan Evertsenstraat tussen het viaduct A 10 en de westzijde van de Orteliuskade, de westzijde van de Orteliuskade, het midden van de Westlandgracht, de noordzijde van de Henk Sneevlietweg tot aan de westzijde van de A 10, de westzijde van A 10 tussen de oprit S 107 tot aan de noordkant van de Jan Evertsenstraat]  van maandag tot en met zaterdag van 9.00 uur tot 21.00 uur;

    • b.

      In het gebied van vergunninggebied 1 buiten de ring [tariefgebied 6 waarvan de buitengrenzen worden gevormd door: het midden van de Jan van Galenstraat tussen het spoorwegtalud en de Einsteinweg (A10), de Einsteinweg (A10) tot aan de Schinkelbrug, de ringspoordijk tot de Henk Sneevlietweg, het midden van de Henk Sneevlietweg, het midden van de Johan Huizingalaan, het midden van de Slotervaart en het spoorwegtalud] van maandag tot en met zaterdag van 9.00 uur tot 19.00 uur;

Artikel 8 Overloopgebieden.
  • Binnen het stadsdeel is geen vergunninggebied als overloopgebied aangewezen.

Artikel 9 Aantal te verlenen bewonersvergunningen en milieuparkeervergunningen voor bewoners
  • 1. Het aantal te verlenen bewonersvergunningen, dan wel milieuparkeervergunningen voor bewoners bedraagt in alle vergunninggebieden maximaal twee per zelfstandige woning.

  • 2. Het aantal bewonersvergunningen wordt verminderd met het aantal verleende milieuparkeervergunningen voor bewoners. (dit is vastgelegd in artikel 9, lid 5 van de Parkeerverordening)

  • 3. Het aantal milieuparkeervergunningen voor bewoners wordt verminderd met het aantal bewonersvergunningen (dit is vastgelegd in artikel 16, lid 4 van de Parkeerverordening)

  • 4. Indien binnen een vergunninggebied het vergunningenplafond is bereikt wordt per zelfstandige woning geen tweede bewonersvergunning, dan wel tweede milieuparkeervergunning voor bewoners verleend.

  • 5. Het aantal te verlenen bewonersvergunningen per zelfstandige woning, wordt verminderd met het aantal op hetzelfde adres verleende bedrijfsvergunningen en milieuparkeervergunningen voor bedrijven (dat geldt dan voor alle vergunninggebieden).

  • 6. Het aantal te verlenen bewonersvergunningen wordt verminderd met het aantal bij de woning behorende of zich op het grondgebied van de woning bevindende stallingplaatsen en / of belanghebbendenparkeerplaatsen, waaronder inbegrepen een gehandicapten parkeerplaats op kenteken.

Artikel 10 Aantal te verlenen bedrijfsvergunningen en milieuparkeervergunningen voor bedrijven
  • 1. Het aantal te verlenen bedrijfsvergunningen, dan wel milieuparkeervergunningen voor bedrijven bedraagt in alle vergunninggebieden maximaal één per vijf werknemers.

  • 2. Het aantal op basis van dit artikel te verlenen bedrijfsvergunningen wordt verminderd met het aantal verleende bedrijfsvergunningen op code, het aantal verleende hulpverlenervergunningen en het aantal verleende milieuparkeervergunningen voor bedrijven.

  • 3. Het aantal op basis van dit artikel te verlenen milieuparkeervergunningen voor bedrijven wordt verminderd met het aantal verleende bedrijfsvergunningen, het aantal verleende bedrijfsvergunningen op code en het aantal verleende hulpverlenervergunningen.

  • 4. Aan een bedrijf met 15 of minder werknemers in dienstverband worden additioneel maximaal drie bedrijfsvergunningen, dan wel milieuparkeervergunningen voor bedrijven verleend indien het bedrijfswagens met een grijs kenteken betreft.

  • 5. Het aantal per bedrijf te verlenen bedrijfsvergunningen en milieuparkeervergunningen voor bedrijven wordt verminderd met het aantal bij het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en/ of belanghebbendenparkeerplaatsen.

Artikel 11 Sportverenigingsvergunningen.
  • 1. Onverminderd het tweede lid van artikel 13 van de Verordening bedraagt het aantal te verlenen  sportverenigingsvergunningen in alle vergunninggebieden maximaal tien per sportorganisatie.

  • 2. Een sportverenigingsvergunning wordt op verzoek van de aanvrager op code verleend indien dat krachten art. 14 is geregeld.

  • 3. Het aantal te verlenen sportverenigingsvergunningen wordt verminderd met het aantal bij het terrein behorende of zich op het grondgebied van de sportvereniging bevindende stallingsplaatsen en/ of belanghebbendenparkeerplaatsen.

Artikel 12 De volkstuinvergunning.
  • Binnen het stadsdeel worden geen volkstuinvergunningen verleend.

Artikel 13 De maatschappelijke vergunning
  • 1. Het dagelijks bestuur verleent een maatschappelijke vergunning aan:

    • a.

      een zorginstelling;

    • b.

      een onderwijsinstelling behorende tot het basisonderwijs dan wel behorende tot het voortgezet onderwijs;

    • c.

      aan een bureau van de Politie Amsterdam-Amstelland.

  • 2. Het aantal te verlenen maatschappelijke vergunningen bedraagt per zorginstelling, onderwijsinstelling of een bureau van politie maximaal het aantal op basis van artikel 10 van de Verordening te verlenen bedrijfsvergunningen aan de zorginstelling, de onderwijsinstelling of het bureau van politie.

Artikel 14 Vergunningen op code.
  • Op verzoek van de aanvrager wordt, in plaats van op kenteken, op code verleend:

    • a.

      de hulpverlenersvergunning als bedoeld in artikel 15;

    • b.

      de bedrijfsvergunning als bedoeld in artikel 10 indien voldaan is aan het eerste lid onder a of b van artikel 11 van de Verordening;

    • c.

      de milieuparkeervergunning voor bedrijven als bedoeld in artikel 17, indien is voldaan aan het eerste lid onder a of b van artikel 18 van de Verordening;

    • d.

      de sportverenigingvergunning, als bedoeld in artikel 13 van de Verordening;

    • e.

      de maatschappelijke vergunning, als bedoeld in artikel 19 van de Verordening;

    • f.

      de autodeelvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Verordening;

Artikel 15 Ambulante handelaar.
  • De ambulante handelaar komt op basis van artikel 10 van de Verordening slechts voor een bedrijfsvergunning, dan wel een milieuparkeervergunning voor bedrijven in aanmerking indien hij minimaal drie dagen werkzaam is in het vergunninggebied waarvoor de bedrijfsvergunning wordt gevraagd.

Artikel 16 Beperking geldigheid parkeervergunningen
  • Een bewonersvergunning, een bedrijfsvergunning, een sportverenigingsvergunning, een maatschappelijke vergunning, een milieuparkeervergunning voor bewoners, een milieuparkeervergunning voor bedrijven, een autodeelvergunning en een mantelzorgvergunning en een kraskaartvergunningen zijn niet geldig in de volgende gebieden, gedurende de volgende tijden:

    • a.

      de parkeerterreinen aan de Voorburgstraat aan de kant van het Delflandplein van maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 uur en 19.00 uur;

    • b.

      het parkeerterrein aan de Rijswijkstraat tussen het A10-talud en het Delflandplein van maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 uur en 19.00 uur;

    • c.

      het parkeerterrein op het August Allebéplein van maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 uur en 19.00 uur;

    • d.

      de Jan Tooropstraat tussen de onderdoorgang Postjesweg en de Marius Bauerstraat tussen 9.00 uur en 19.00 uur;

    • e.

      het parkeerterrein Hageland van maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 uur en 19.00 uur;

    • f.

      de zuidkant van de Pieter Calandlaan tussen Jacques Veltmanstraat en Johan Huizingalaan en de westkant van de Johan Huizingalaan tussen de Pieter Calandlaan en Louis Bouwmeesterstraat van maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 uur en 19.00 uur.

Artikel 17  Parkeerduurbeperking
  • Binnen het stadsdeel geldt een parkeerduurbeperking als bedoeld in artikel 31 van de Verordening in de volgende gebieden, gedurende de volgende tijden:

    • a.

      de parkeerterreinen aan de Voorburgstraat aan de kant van het Delflandplein van maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 uur en 19.00 uur;

    • b.

      het parkeerterrein aan de Rijswijkstraat tussen het A10-talud en het Delflandplein van maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 uur en 19.00 uur;

    • c.

      het parkeerterrein op het August Allebéplein van maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 uur en 19.00 uur;

    • d.

      de Jan Tooropstraat tussen de onderdoorgang Postjesweg en de Marius Bauerstraat tussen 9.00 uur en 19.00 uur;

    • e.

      het parkeerterrein Hageland van maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 uur en 19.00 uur;

    • f.

      de zuidkant van de Pieter Calandlaan tussen Jacques Veltmanstraat en Johan Huizingalaan en de westkant van de Johan Huizingalaan tussen de Pieter Calandlaan en Louis Bouwmeesterstraat van maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 uur en 19.00 uur.

Artikel 18 Belanghebbendeparkeerplaatsen en vergunningen.
  • 1. Aan de huisarts wordt, met inachtneming van de overige leden van dit artikel, op aanvraag een belanghebbendenparkeerplaats toegekend in de directe nabijheid van het praktijkadres.

  • 2. Aan de verloskundige wordt, met inachtneming van de overige leden van dit artikel, op aanvraag een belanghebbendenparkeerplaats toegekend in de directe nabijheid van het praktijkadres of het huisadres.

  • 3. Per praktijkadres worden maximaal twee parkeerplaatsen gereserveerd voor de huisartsen c.q. verloskundigen. Per huisadres wordt maximaal één parkeerplaats gereserveerd voor verloskundigen.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur bepaalt hoeveel belanghebbendenparkeerplaatsen aan een autodeelorganisatie worden toegekend en op welke locaties.

  • 5. Per belanghebbendenparkeerplaats worden maximaal één belanghebbendenvergunning verleend.

Artikel 19 Ingangsdatum parkeervergunningen en bijzondere vergunningen              
  • De ingangsdatum van parkeervergunningen en bijzondere vergunningen is altijd de eerste van de maand.

Artikel 20 Hardheidsclausule.
  • Het dagelijks bestuur is bevoegd, in gevallen waarin toepassing van dit uitwerkingsbesluit naar zijn oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van het bepaalde in dit uitwerkingsbesluit.

Artikel 21 Inwerkingtreding.
  • Dit Uitwerkingsbesluit Parkeerverordening stadsdeel Slotervaart 2009 en de intrekking van het Uitwerkingsbesluit Parkeerverordening 2007 stadsdeel Slotervaart treden in werking op 1 januari 2009.

Artikel 22 Citeertitel.                                          
  • Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als Uitwerkingsbesluit Parkeerverordening stadsdeel Slotervaart 2009.  

toelichting

Algemeen

Op 29 oktober 2008 heeft de gemeenteraad van Amsterdam de Parkeerverordening 2009 vastgesteld.

De uitvoering van de Parkeerverordening ligt bij de stadsdelen en dat geldt dus ook voor allerlei beleidsregels die in de praktijk van de vergunningverlening ontstaan. Op tal van punten laat de Parkeerverordening de stadsdelen vrij om maatwerk te leveren voor het eigen gebied.

Door middel van de nadere regels die op basis van de Parkeerverordening vastgesteld moeten worden, wordt gestalte gegeven aan het parkeerbeleid binnen het eigen stadsdeel.

Hoofdstuk 2 van de Parkeerverordening 2009 bevat een limitatieve opsomming van onderwerpen die op basis van de Parkeerverordening bij het stadsdeel zijn gelegd. Het gaat om belangrijke zaken als het vaststellen van de vergunninggebieden en het aantal vergunningen dat binnen het stadsdeel verleend wordt. In dit Uitwerkingsbesluit is bij de indeling van de onderwerpen zoveel mogelijk de volgorde aangehouden van hoofdstuk * van de Parkeerverordening 2009.

De Parkeerverordening hangt samen met de Verordening Parkeerbelastingen. In de Verordening Parkeerbelastingen worden zaken geregeld als de betaling op straat, de tarieven en tariefgebieden.

Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1.

Artikel 1 van de Verordening bevat de begripsomschrijvingen. In dat artikel staan veel belangrijke begrippen die ook voor de uitvoering van dit uitwerkingsbesluit van belang zijn. Te denken valt aan de definitie van een “zelfstandige woning” of een “bedrijf”. In artikel 1 van de Verordening is bepaald: ”In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder”, gevolgd door een hele serie begrippen met omschrijving. Het is dan ook uitdrukkelijk de bedoeling geweest dat de begrippen in de nadere regelingen eenzelfde betekenis hebben.

Artikel 2.

In artikel 4 van de Verordening wordt gesteld dat de stadsdelen nadere regels moeten vaststellen aangaande de indeling in vergunninggebieden. De vergunninggebieden zijn de gebieden waar op basis van de Verordening Parkeerbelastingen parkeerbelasting geheven kan worden. Binnen het stadsdeel zijn er drie vergunninggebieden.

Artikel 3.

Niet van toepassing.

Artikel 4.

De vergunningenplafonds zijn vastgesteld met het oog op de bereikbaarheid voor het noodzakelijk autoverkeer. Op basis van artikel 4, lid 2 van de Verordening moet bij het vaststellen van het vergunningenplafond en het aantal te verlenen vergunningen in ieder geval rekening worden gehouden met minimaal 10% noodzakelijke leegstand overdag per vergunninggebied. Dat betekent dat minimaal 10% van het aantal bruikbare parkeerplaatsen op de openbare weg overdag beschikbaar moet zijn. Uit parkeertellingen blijkt dat in alle vergunninggebieden aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Op basis van bovenstaande uitgangspunten is het maximaal aantal te verstrekken vergunningen binnen vergunninggebied Slotervaart 1 gelijk gesteld aan het aantal parkeerplaatsen in het betreffende vergunninggebied. De huidige peildatum van het aantal parkeerplaatsen is januari 2007. De stedelijke vernieuwing kan in de toekomst gevolgen hebben voor het vergunningenplafond van dit vergunninggebied.

Als het vergunningenplafond is bereikt, worden nieuwe aanvragen voor een parkeervergunning op de wachtlijst geplaatst, totdat er -door opzegging, intrekking of niet-verlenging van bestaande vergunningen- weer ruimte is gekomen. Een en ander is geregeld in de artikelen 32 tot en met 38 van de Parkeerverordening 2009. De autodeelvergunning, mantelzorgvergunning, hulpverlenersvergunning, sportverenigingsvergunning, belanghebbendenvergunning en kraskaartvergunning worden onafhankelijk van een eventuele wachtlijst verleend.

Het vergunningenplafond voor vergunninggebied Slotervaart 2 en vergunninggebied Slotervaart 3 bedraagt 0, aangezien hier pas in een tweede fase betaald parkeren ingevoerd wordt. Te zijner tijd zal het vergunningenplafond nader vastgesteld worden.

Artikel 5.

In het kader van de verbetering luchtkwaliteit is een van de maatregelen het instellen van een milieuparkeervergunning. Personenauto’s (van bewoners en bedrijven) die aan de gestelde eisen voldoen komen in aanmerking voor een milieuparkeervergunning. In totaal moet minimaal 5% van het totale vergunningenplafond van artikel 4 voor milieuparkeervergunningen beschikbaar zijn. Een en ander is geregeld in artikel 4, lid 3 van de Parkeerverordening.

Artikel 6.

Dit artikel regelt de wijze van omgaan met wachtlijsten bij verhuizingen. Indien iemand al een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners heeft en naar een ander vergunninggebied verhuist kan de vergunning niet “meeverhuizen” . Een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners is immers op grond van artikel 28 alleen geldig in het vergunninggebied waarvoor ze is verleend. Op basis van lid 4 wordt evenwel rekening gehouden met de tijd waarover de bewoner voorafgaande aan zijn verhuizing reeds over een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners beschikte of reeds op de wachtlijst staat voor een bewonersvergunning. In een dergelijk geval is niet alleen de datum van ontvangst van de volledige aanvraag bepalend voor de plaats op de wachtlijst, doch tevens de datum waarop de bewoner een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners is verleend voor het vergunninggebied waar hij eerst woonde of de datum waarop de aanvrager op de wachtlijst is geplaatst voor een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners in het vergunninggebied waar hij vandaan komt. Met “de vorige bewonersvergunning” wordt dan ook bedoeld de bewonersvergunning die de bewoner direct voorafgaande zijn verhuizing bezat en met “de datum van eerdere plaatsing op de wachtlijst” is bedoeld de datum van plaatsing op de wachtlijst voor een bewonersvergunning in het vorige woongebied.

Ten opzichte van de Parkeerverordening 2007 is toegevoegd dat iemand die wachttijd meeverhuist en daardoor bovenaan de wachtlijst terecht komt, terstond een vergunning krijgt. Dit voorkomt dat er nog een periode gewacht moet worden op het vrijkomen van een parkeervergunning in het vergunninggebied. Overigens kan geen beroep gedaan worden op deze regeling, indien op basis van artikel 9 geen vergunning wordt toegekend, als gevolg van het (kunnen) beschikken over een stallingsplaats en/of belanghebbendenparkeerplaats.

In Slotervaart vergunninggebied 1 is nog geen sprake van een wachtlijst.

Artikel 7.

Op basis van artikel 3, lid 1 en 2 van de Verordening wordt in dit Uitwerkingsbesluit vastgesteld gedurende welke (blok)tijden er voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven. Indien parkeerbelasting geheven wordt geldt (op grond van artikel 3 van de Verordening) een minimale periode van maandag tot en met zaterdag van 9.00 uur tot 19.00 uur voor gebieden buiten de ring. In gebieden binnen de ring geldt een minimale bloktijd van maandag tot en met zaterdag van 9.00 tot 21.00 uur.  

Artikel 8.

Binnen een stadsdeel kunnen grote verschillen in parkeerdruk ontstaan tussen verschillende

vergunninggebieden. Hierdoor worden aanvragen voor een parkeervergunning in het ene vergunninggebied op de wachtlijst geplaatst, terwijl er in het aangrenzende vergunninggebied nog voldoende ruimte beschikbaar kunnen zijn. De lengte van de wachtlijsten voor parkeervergunningen wordt in Amsterdam door bewoners en bedrijven als een probleem beschouwd. Dit probleem wordt verzacht door de mogelijkheid van een overloopvergunning..

Middels een overloopvergunning kunnen automobilisten -die binnen hun eigen vergunninggebied op de wachtlijst staan- in een aangrenzend vergunninggebied (waar nog vrije parkeerruimte is) parkeren. De instelling van overloopgebieden beidt kortom de mogelijkheid  tot een betere benutting van de parkeerruimte binnen het stadsdeel.

Het is de verwachting dat bij invoering van betaald parkeren vooralsnog geen wachtlijsten of grote verschillen in parkeerdruk gaan ontstaan. Het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Slotervaart heeft dan ook besloten om vooralsnog geen overloopgebieden aan te wijzen.

Artikel 9.

Lid 1. Het aantal bewonersvergunningen dan wel milieuparkeervergunningen dat per zelfstandige woning wordt verleend is vastgelegd in dit artikel. Onder een zelfstandige woning wordt volgens de Verordening verstaan: woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning. Onder een woning wordt mede verstaan: woonwagen op een daartoe aangewezen centrum en woonboot op een reguliere of gedoogde ligplaats.

In artikel 9 van de Verordening is aangegeven wie in aanmerking komt voor een bewonersvergunning of milieuparkeervergunning. Indien een aanvrager niet aan alle voorwaarden voldoet, wordt de vergunning geweigerd op basis van artikel 32 van de Verordening. Ook kan het zijn dat het vergunningplafond van het betreffende gebied is bereikt. In een dergelijk geval wordt de vergunning eveneens geweigerd maar wordt de aanvrager wel op de wachtlijst geplaatst (zie artikel 34 van de Verordening).

Onderzoek heeft uitgewezen dat de hoge parkeerdruk voor een belangrijk deel veroorzaakt wordt door voertuigen van buiten het stadsdeel. Mede omdat het autobezit in delen van het stadsdeel (nog) relatief laag is, kunnen bewoners per zelfstandige woning vooralsnog twee parkeervergunningen aanvragen. Met de stedelijke vernieuwings- en verdichtingsopgave waar het stadsdeel voor staat kan dit de komende jaren veranderen.

Lid 2.  In artikel 9, lid 5 van de Parkeerverordening is geregeld dat het aantal bewonersvergunningen wordt verminderd met het aantal milieuparkeervergunningen. Het totaal aantal uitgegeven vergunningen per woning mag nooit boven de twee in totaal uitkomen.

Lid 3.  In artikel 16 lid 4 van de Parkeerverordening is tevens geregeld dat het aantal milieuparkeervergunningen wordt verminderd met het aantal bewonersvergunningen. 

Lid 4. In afwijking van bovenstaand lid wordt in een vergunninggebied geen tweede vergunning verleend indien het vergunningenplafond bereikt is. In dat geval zullen alleen aanvragen voor een eerste vergunning op de wachtlijst geplaatst worden.

Lid 5. Het kan zijn dat een bewoner een bedrijf aan huis heeft. In dat geval is het op basis van de Verordening mogelijk dat de bewoner zowel een bewonersvergunning als een bedrijfsvergunning of een milieuparkeervergunning aanvraagt. De bewoner heeft -indien zowel aan artikel 9 als aan artikel 10 van de Verordening wordt voldaan en het vergunningenplafond nog niet is bereikt- recht op een bewonersvergunning of een bedrijfsvergunning of een milieuparkeervergunning, maar niet op allemaal. Als het vergunningplafond wel is bereikt -en zowel aan de voorwaarden van artikel 9 als artikel 10 is voldaan- kan, overeenkomstig de systematiek van de verordening, ofwel de aanvraag voor een bewonersvergunning ofwel een aanvraag voor een bedrijfsvergunning op de wachtlijst worden geplaatst, maar niet beide. In alle vergunninggebieden is er dan ook voor gekozen om gebruik te maken van het bepaalde in artikel 9, lid 4 van de Verordening.

Lid 6. Op basis van het eerste lid van artikel 9 van de Verordening kan een bewoner slechts in aanmerking kan komen voor een bewonersvergunning of een milieuparkeervergunning indien de bewoner niet beschikt of niet kan beschikken over een stallingsplaats of een belanghebbendenparkeerplaats in het desbetreffende vergunninggebied. Bij de beoordeling van de vraag of een bewoner over een stallingsplaats     of een belanghebbenden beschikt of kan beschikken, moet uitgegaan worden van een ruime interpretatie. Indien men bijvoorbeeld de beschikking heeft (op grond van huur of koop) over een individuele garage of een parkeerplek bij of in de buurt van de woning, dan moet ervan worden uitgegaan dat men kan beschikken over een stallingsplaats.

Indien een bewoner een stallingsplaats niet als zodanig in gebruik heeft of niet als zodanig gerealiseerd heeft, komt dit voor risico van de bewoner. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld de situatie dat een woning beschikt of behoort te beschikken over een garage of een parkeerplek doch deze voor andere doeleinden wordt gebruikt. Dat laatste geldt even wel niet indien bijvoorbeeld een garage op legale wijze (bijvoorbeeld door middel van een vrijstelling van het bestemmingsplan) voor andere doeleinden in gebruik is.

Artikel 10.

Lid 1. In dit artikel is geregeld hoeveel bedrijfsvergunningen dan wel milieuparkeervergunningen per bedrijf worden verleend. Wat onder een bedrijf wordt verstaan, is te lezen in artikel 1, onder b van de Verordening. De bevoegdheid om een bedrijfsvergunning te verlenen is neergelegd in artikel 10, lid 6 van de Verordening. Indien een aanvrager niet aan alle voorwaarden voldoet, wordt de vergunning geweigerd op basis van artikel 32 van de Verordening. Ook kan het zijn dat het vergunningplafond van het betreffende gebied is bereikt. In een dergelijk geval wordt de vergunning eveneens geweigerd, maar wordt de aanvrager wel op de wachtlijst geplaatst (zie artikel 34 van de Verordening).

Lid 2.  Conform Parkeerverordening artikel 10, lid 6 is vastgelegd dat het aantal te verlenen bedrijfsvergunningen wordt vermindert met het aantal andere soorten vergunningen die zijn verstrekt.

Lid 3.  Conform Parkeerverordening art. 17, lid 4 is hier geregeld dat het aantal te verlenen milieuparkeervergunningen wordt verminderd met het aantal andere soorten vergunningen. 

Lid 4. Met dit lid wordt de mogelijkheid geopend om maximaal drie extra bedrijfs­vergunningen dan wel milieuparkeervergunningen te verlenen aan kleine (ambachtelijke en/of servicegerichte) bedrijven, die voor de bedrijfsuitoefening meer auto’s nodig hebben dan waarvoor zij op grond van de norm uit het eerste lid aanspraak kunnen maken. In deze categorie vallen onder andere kleine bouwnijverheids­bedrijven, loodgieters, installatiebedrijven. Door de beperking tot bedrijfsvoertuigen die onder de grijs kentekenregeling vallen zijn bedrijven, waar het slechts om het afleggen van bezoeken aan klanten gaat (adviesbureaus, accountantskantoren, advocaten) niet in deze regeling opgenomen. Bij die bedrijven gaat het doorgaans immers niet om het moeten vervoeren van materialen waarvoor bedrijfsbusjes nodig zijn. Deze regeling is conform het gestelde in artikel 10, lid 6, van de Verordening.

Lid 5. Deze bepaling is in de Verordening opgenomen in verband met de schaarste aan parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Zie ook toelichting bij artikel 6, lid 4.

Artikel 11.

De sportorganisaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 13 van de Verordening kunnen in aanmerking komen voor een sportverenigingvergunning. Dit is van belang omdat sportverenigingen in belangrijke mate afhankelijk zijn van de inzet van vrijwilligers (kantinepersoneel, scheidsrechters, materiaalmensen, enzovoort). Het aantal vergunningen per sportorganisatie is afhankelijk van het aantal leden en van het gebied waar de club gevestigd is. Voor stadsdeel Slotervaart zou dat betekenen dat een sportverenging voor één op de vijf leden een vergunning zou kunnen aanvragen. Dit zou een enorme vraag aan parkeerplaatsen met zich meebrengen.

Daarom is ervoor gekozen in alle vergunninggebieden om het maximale aantal vergunningen per sportclub te beperken tot maximaal 10 vergunningen. De reden is dat met tien vergunningen, die eventueel op code kunnen worden verstrekt, in voldoende mate aan de belangen van de sportverenigingen tegemoet wordt gekomen.

Artikel 12.

Artikel 14 van de Verordening biedt het stadsdeel de mogelijkheid om parkeervergunningen te verstrekken aan volkstuinvereningingen. Voorwaarde voor toepassing van artikel 14 is dat in de nadere regels expliciet is bepaald dat binnen een stadsdeel dergelijke vergunningen verleend worden. In het stadsdeel is ervoor gekozen om dit type vergunning vooralsnog niet op te nemen in dit Uitwerkingsbesluit.   

Artikel 13.

Lid 1. Artikel 15 van de Verordening biedt het stadsdeel de mogelijkheid om extra parkeervergunningen te verstrekken aan zorginstellingen, onderwijsinstellingen en bureaus van politie. Voor de maatschappelijke vergunning geldt dat ze alleen verleend kan worden indien de nadere regels van het stadsdeel daarin voorzien. Door opname van dit artikel is het dagelijks bestuur bevoegd om maatschappelijke vergunningen te verlenen.

Lid 2. In artikel 19, lid 2 van de Verordening is bepaald dat het aantal maatschappelijke vergunningen per zorg- of onderwijsinstelling of per bureau van politie maximaal het aantal bedrijfsvergunningen bedraagt waarop de zorg- of onderwijsinstelling of het bureau van politie recht heeft op basis van artikel 10 van de Verordening.  De maatschappelijke vergunningen kunnen beschouwd worden als extra “bedrijfsvergunningen”. De maatschappelijke vergunning heeft echter als voordeel dat ze niet geweigerd kan worden indien het vergunningenplafond van het betreffende vergunninggebied is bereikt. Dit in tegenstelling tot een bedrijfsvergunning (zie artikel 32 van de Verordening).

Artikel 14.

Uitgangspunt van de Verordening is dat parkeervergunningen, belanghebbendenvergunningen en milieuparkeervergunningen op kenteken worden verleend, tenzij in de nadere regels van het stadsdeel bepaald is dat een vergunning op code wordt verleend. Op basis van dit artikel is het mogelijk om alle in artikel 14 genoemde vergunningen op code te verlenen. Een vergunning wordt alleen op code verleend indien de aanvrager daarom verzoekt en tevens voldoet aan het gestelde in artikel 11 of artikel 18 van de Verordening.

Artikel 15

Ambulante handelaren (marktkooplieden e.d.) kunnen op basis van artikel 10, lid 10 van de Verordening in beginsel in aanmerking komen voor een bedrijfsvergunning. Omdat ambulante handelaren soms maar één of twee dagen werkzaam zijn in een vergunninggebied (en deze vergunningen wel meetellen bij het bereiken van het vergunningenplafond) biedt de Verordening de stadsdelen de mogelijkheid om aan de ambulante handelaren als extra voorwaarde te stellen dat ze minimaal drie dagen werkzaam zijn in het vergunninggebied. Door opname van dit artikel in het Uitwerkingsbesluit, geldt deze extra voorwaarde ook binnen stadsdeel Slotervaart

Onder een ambulante handelaar wordt volgens artikel 1 van de Verordening verstaan: hij die beroepsmatig ambulante handel uitoefent in de zin van de vigerende verordening op de straathandel.

Artikel 16

Parkeervergunningen, behalve de hulpverlenersvergunning, zijn niet geldig in een aantal winkelstraten. Dit is gebeurd om in de drukke winkelstraten tijdens de winkeltijden voldoende parkeerruimte beschikbaar te houden voor bezoekers die zijn aangewezen op losse kaartjes uit de parkeerautomaat. Deze parkeerbeperking geldt van maandag tot zaterdag van 9.00 uur tot 19.00 uur.

Artikel 17

De parkeerdruk in winkelstraten, bij begraafplaatsen en bij sportvoorzieningen kan binnen bepaalde tijden zeer hoog zijn. Een snelle doorstroming van de parkeerplaatsen is dan van groot belang. Stadsdelen zijn daarom bevoegd om op basis van dit artikel een zogenoemde fiscale parkeerduurbeperking in te voeren (´10 cent-zones´).

Een fiscale parkeerduurbeperking houdt in dat maar voor bepaalde blokken betaald kan worden en de normale geldigheid van de vergunningen en de kaarten niet van toepassing is. In hoeverre van dit artikel gebruik wordt gemaakt, moet blijken uit de nadere regels zoals vastgelegd in dit Uitwerkingsbesluit.

Gedurende de fiscale parkeerduurbeperking zijn alleen de kaartjes geldig die gekocht zijn in de betreffende straat of straten, tenzij aangegeven is dat ook op andere wijze betaald kan worden. Door het instellen van een fiscale parkeerduurbeperking is de normale geldigheid van bepaalde parkeervergunningen of bepaalde parkeerkaarten niet van toepassing (de geldigheid van de hulpverlenervergunning en de gehandicaptenvergunning kan niet worden beperkt).

Artikel 18.

Blijkens artikel 1 van de Parkeerverordening is een belanghebbendenparkeerplaats een parkeerplaats die is aangeduid door bord E9 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990, al dan niet voorzien van een onderbord. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd dergelijke plaatsen aan te wijzen op basis van de verkeerswetgeving.

Een belanghebbendenparkeerplaats is in artikel 39 van de Verordening aangewezen als een parkeerplaats niet zijnde parkeerapparatuurplaats. Voor die plek wordt geen parkeerbelasting geheven en hoeft dus geen parkeergeld te worden betaald (behoudens daartoe aangewezen tijden op het onderbord bij de belanghebbendenparkeerplaats).

Indien men beschikt over een belanghebbendenvergunning is men gerechtigd te parkeren op de in de vergunning omschreven belanghebbendenparkeerplaats. Op grond van artikel 25 van de Verordening wordt een belanghebbendenvergunning verleend aan de belanghebbende vermeld op de in het vierde lid van artikel genoemde lijst. Binnen het stadsdeel betekent dit dat de belanghebbendenvergunningen worden verleend aan de volgende categorieën: huisartsen, verloskundigen en autodeelorganisaties.

De voorziening voor huisartsen houdt in dat huisartsen uitsluitend aanspraak kunnen maken op een aangeduide parkeerplaats bij hun praktijkadres. De verloskundigen hebben de keuze tussen een gereserveerde parkeerplaats in de nabijheid van hun praktijkadres of woonadres in het stadsdeel. Dus één van beide. Deze keuzemogelijkheid voor verloskundigen heeft te maken met de aard van hun werkzaamheden. Verloskundigen werken relatief veel vanuit huis.

Ten aanzien van de standplaatsen voor autodeelorganisaties is in het vierde lid bepaald, dat het Dagelijks Bestuur een besluit neemt over het aantal en de locaties van de standplaatsen. Het stadsdeel is dus niet gehouden om alle aanvragen en alle aangevraagde locaties zonder meer te honoreren, maar kan deze per aanvraag en per plaats beoordelen.

Ten aanzien van de overige – individueel toegekende – belanghebbendenparkeerplaatsen wordt in de desbetreffende belanghebbendenvergunning omschreven aan welke nadere voorwaarden het gebruik van de belanghebbendenparkeerplaats is gebonden.

Het is niet de bedoeling, dat het stadsdeel gehouden is ongelimiteerd aan alle aanvragen van erkende belanghebbenden tegemoet te komen. Aangezien de aanvragers van belanghebbendenvergunningen potentieel uit nogal uiteenlopende kring kunnen komen, is het van belang dat de mogelijkheid van een individuele beoordeling blijft bestaan.

Het stadsdeel heft leges, op grond van de Legesverordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Voor de aanleg en inrichting van een belanghebbendenparkeerplaats kan door het stadsdeel eenmalig een bedrag in rekening worden gebracht, te vergelijken met de aanleg en inrichting van een gehandicaptenparkeerplaats.

Artikel 20.

Dit artikel maakt het mogelijk om, in gevallen waarin toepassing van dit Uitwerkingsbesluit (gegeven het doel en de strekking van dit Uitwerkingsbesluit en de Verordening) een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, een onderdeel van dit Uitwerkingsbesluit buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken.