Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Nieuw-West

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Nieuw-West
Officiële naam regelingVerordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie
CiteertitelVerordening op het financieel beleid en beheer en de financiële organisatie van het stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld van de gemeente Amsterdam
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149, art. 212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200401-05-2010nieuwe regeling

01-01-2004

Westerpost, 26 november 2003

DB030442.MI

Tekst van de regeling

verordening

Artikel 1. Definities
  • In deze verordening worden de volgende begrippen gedefinieerd:

  • a. Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van relevante informatie met als doel het besturen, en beheren van de financiële middelen van het stadsdeel. Tevens heeft de administratie het afleggen van verantwoording tot doel.

  • b. Financiële organisatie:de financiële administratie maakt doel uit van de algehele administratie en heeft tot doel het zodanig vastleggen en verwerken van aantekeningen inzake de financiële gegevens van de organisatie van de stadsdelen (en eventueel onderdelen) het stadsdeel dat een goed inzicht mogelijk is in:

    • De financieel-economische positie;

    • Het beheer van vermogenswaarden;

    • De uitvoering van de begroting;

    • Het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • Het afleggen van verantwoording in de jaarrekening en tussentijdse rapportages;

  • c. Administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • d. Beheer van vermogenswaarden: het uitoefenen van bestuur en toezicht op het beheer van vermogenswaarden van het stadsdeel.

  • e. Rechtmatigheid: ontvangsten en bestedingen vinden plaats in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving, waaronder stadsdeel verordeningen, besluiten van het Dagelijks Bestuur en stadsdeelraad.

  • f. Doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • g. Doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • Hoofdstuk 1 Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-begroting
  • 1. De stadsdeelraad stelt tenminste bij de aanvang van de nieuwe stadsdeelraadsper iode een programma-indeling voor de stadsdeelraadsperiode vast.

  • 2. De stadsdeelraad stelt per programma vast:

    • De beoogde maatschappelijke effecten;

    • De te leveren prestaties;

    • De baten en lasten van het programma.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten, de te leveren prestaties en de bijbehorende activiteiten.

  • 4. De stadsdeelraad stelt de indicatoren, bedoeld in het vorige lid, vast.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties, de beoogde maatschappelijke effecten en de bijbehorende activiteiten, zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de stadsdeelraad, kan worden getoetst.

Artikel 3. Producten
  • 1. Bij iedere begroting en jaarverslag wordt inzicht gegeven welke producten uit de productenraming bij welke programma’s behoren.

  • 2. De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de stadsdeelraadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen, die dan bij de begroting expliciet zullen worden gemeld.

Artikel 4. Kaders begroting
  • 1. Het Dagelijks Bestuur biedt voor het zomerreces van het begrotingsjaar een kadernota aan over de kaders voor het komend begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. Deze nota sluit aan op de strategische conferentie van het Dagelijks Bestuur en Managementteam, en geeft de relevante ontwikkelingen en speerpunten die van belang zijn voor de uitvoering van de programma’s.

  • 2. De stadsdeelraad stelt voor het zomerreces deze nota vast.

Artikel 5. Uitvoering begroting
  • 1. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor regels die tot doel hebben dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat:

    • a.

      De lasten en baten in de financiële administratie eenduidig zijn toe te wijzen aan de producten van de door het Dagelijks Bestuur vastgestelde productraming;

    • b.

      De lasten van de programma’s niet worden overschreden. Indien lasten worden overschreden of baten worden onderschreden, stelt het bestuur de stadsdeelraad hiervan tijdig op de hoogte en legt aan de stadsdeelraad een begrotingswijziging voor.

Artikel 6. Interne controle
  • 1. Het Dagelijks Bestuur draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking waaronder de output en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt ze maatregelen tot herstel.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zorgt op basis van de resultaten van de interne toetsing genoemd in het vorige lid voor een plan tot herstel. Het Dagelijks Bestuur neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 3. De resultaten van de interne toetsing en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de stadsdeelraad aangeboden.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage
  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt tenminste twee maal per jaar de tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van het stadsdeel vast en legt deze rapportage ter kennisneming aan de stadsdeelraad voor. Indien de uitkomsten van de tussentijdse rapportage daartoe aanleiding geven dan zal een voorstel tot begrotingswijziging aan de stadsdeelraad worden voorgelegd.

  • 2. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3. De rapportages gaan op hoofdlijnen in op afwijkingen van baten en lasten, de geleverde prestaties en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten.

Artikel 8. Jaarrekening
  • 1. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de prestaties naar de productenrealisatie en naar de programma verantwoording.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur legt verantwoording af over de programma’s inzake de realisatie van de beoogde maatschappelijke effecten, de geleverde prestaties en de bijbehorende baten en lasten alsmede hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 3. De stadsdeelraad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s bijstelling behoeven.

  • Hoofdstuk 2 Financiële positie

Artikel 9. Tussentijdse informatieplicht
  • 1. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor verwerking van het beleid waartoe de stadsdeelraad heeft besloten in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur informeert in ieder geval vooraf de stadsdeelraad en neemt pas een besluit nadat de stadsdeelraad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het Dagelijks Bestuur te kunnen uiten voor zover het betreft het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden met ingrijpende gevolgen voor het stadsdeel.

  • 3. De stadsdeelraad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.Het Dagelijks Bestuur informeert in ieder geval vooraf de stadsdeelraad en neemt pas een besluit, nadat de stadsdeelraad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het Dagelijks Bestuur te kunnen uiten voor zover het betreft niet bij de begroting vastgestelde verplichtingen inzake:Investeringen groter dan € 500.000;Aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 250.000;Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000;Nieuwe meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 250.000;Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen
  • Het Dagelijks Bestuur zal in de begroting en jaarlijks bij het opmaken van de rekening rapporteren over de ontwikkeling van de reserves en voorzieningen.

Artikel 11. Waardering en afschrijving vaste activa
  • 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling worden lineair in 4 jaar afgeschreven.

  • 2. De materiele activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden overeenkomstig hun economische levensduur lineair afgeschreven.

  • 3. Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, wordt verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van waterwegen, waterbouwkundige werken, permanente terreinwerken, wegen, straten, fietspaden, voetpaden, bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair, recon structie openbare ruimte, parken en overig openbaar groen;

  • 4. Investeringen met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden en eventuele bestemmingsreserves bij voorkeur direct ten laste van de exploitatie gebracht. Op grond van budgettaire overwegingen kan de investering worden geactiveerd.

Artikel 12. Waardering debiteuren en overige vorderingen
  • Voor de totale post inzake openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd, op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid..

Artikel 13. Kostprijsberekening
  • Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van het stadsdeel wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd; waarbij directe en indirecte kosten worden toegerekend.

Artikel 14. Registratie bezittingen en activa
  • 1. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de registratie van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd.

  • 3. Bij afwijkingen neemt het Dagelijks Bestuur maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en een (eventueel) plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de stadsdeelraad aangeboden.

  • Hoofdstuk 3 Paragrafen

Artikel 15. Lokale heffingen
  • 1. Het Dagelijks Bestuur zal eens in de vier jaar in de begroting of in een kaderstellende nota aandacht besteden aan lokale heffingen op stadsdeelniveau. Daarnaast zal in de begroting of jaarrekening dit onderwerp, indien noodzakelijk, nader worden uitgewerkt en geactualiseerd. Hierbij zal aandacht worden besteed aan de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen, de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden, de kostendekkendheid van de heffingen, de druk van de lokale belastingen en heffingen, het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid. Verder bevat de nota een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. Daarnaast zal in de begroting of jaarrekening dit onderwerp, indien noodzakelijk, nader worden uitgewerkt en geactualiseerd. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor een actueel overzicht van tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.

  • 2. Voor het vaststellen van de hoogte van de stadsdeel tarieven, heffingen en prijzen door de stadsdeelraad verstrekt het Dagelijks Bestuur aan de stadsdeelraad per verordening waarin deze tarieven, heffingen en prijzen worden vastgelegd, de actueel geraamde hoeveelheden per door het stadsdeel verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht en per verordening het totaal van de geraamde kosten van de door het stadsdeel verstrekte diensten.

  • 3. Bij de begroting en jaarstukken doet het Dagelijks Bestuur in de paragraaf lokale heffingen verslag van de opbrengsten per lokale heffing, het volume en bedrag aan kwijtscheldingen, de kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing, de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk.

Artikel 16. Weerstandsvermogen
  • 1. Het Dagelijks Bestuur zal eens in de vier jaar in de begroting of in een kaderstellende nota aandacht besteden aan het weerstandsvermogen. Daarnaast zal dit onderwerp, indien noodzakelijk, in de begro ting, of jaarrekening nader worden uitgewerkt en geactualiseerd. Hierbij wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandsvermogen bepaald. Daarnaast zal dit onderwerp, indien noodzakelijk, in de begroting, of jaarrekening nader worden uitgewerkt en geactualiseerd.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang met enige kwantificatie van risico. Het Dagelijks Bestuur brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’ s genoemd in de nota bedoeld in lid 1.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur geeft aan in de paragraaf weerstandsvemogen van de begr oting en jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schaden en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met het weerstandsvermogen kunnen worden opgevangen.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen
  • 1. Het Dagelijks Bestuur zal eens in de vier jaar in de begroting of in een kaderstellende nota aandacht besteden aan onderhoud kapitaalgoederen. Hierbij wordt het kader weergegeven voor de inrichting van het onderhoud en beoogde onderhoudsniveau voor de openbare ruimte en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. Daarnaast zal dit onderwerp, indien noodzakelijk, in de begroting, de voor- en najaarsrapportage en de jaarrekening nader worden uitgewerkt en geactualiseerd.

  • 2. Ook zal het Dagelijks Bestuur eens in de vier jaar in de begroting of in een kaderstellende nota aandacht besteden aan onderhoud gebouwen. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en bijbehorende kosten aan de stadsdeel gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. Daarnaast zal dit in de begroting, de voor- en najaarsrapportage en de jaarrekening, indien noodzakelijk, nader worden uitgewerkt en geactualiseerd.

  • 3. Bij de begroting en jaarverslag doet het Dagelijks Bestuur in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallige onderhoud aan openbare ruimte en gebouwen.Het Dagelijks Bestuur zal eens in de vier jaar in de begroting of in een kaderstellende nota aandacht besteden aan onderhoud kapitaalgoederen. Daarnaast zal dit onderwerp, indien noodzakelijk, in de begroting of jaarrekening nader worden uitgewerkt en geactualiseerd.

Artikel 18. Bedrijfsvoering
  • 1. Inzake het thema bedrijfsvoering zal tenminste eens in de vier jaar in de begroting of in een kaderstellende nota de algemene kaders worden weergegeven. In de begroting, de voor- en najaarsrapportage en de jaarrekening zal deze nota verder worden uitgewerkt en geactualiseerd.

  • 2. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen. Inzake het thema bedrijfsvoering zal tenminste eens in de vier jaar in de begroting of in een kaderstellende nota de algemene kaders worden weergegeven. In de begroting of jaarrekening zal deze nota verder worden uitgewerkt en geactualiseerd. Hierbij wordt speciale aandacht besteed aan de relatie tussen het stadsdeel apparaat en de inwoners van het stadsdeel.In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

Artikel 19. Verbonden partijen
  • Het Dagelijks Bestuur zal eens in de vier jaar in de begroting of in een kaderstellende nota aandacht besteden aan verbonden partijen. Daarnaast zal dit onderwerp, indien noodzakelijk, in de begroting of jaarrekening nader worden uitgewerkt en geactualiseerd. De kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties met name ten aanzien van hoe het publiek belang is gediend met de verbonden partijen, de taken, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden parti jen en de financiële condities.

Artikel 20. Grondbeleid
  • 1. Inzake het grondbeleid is het stadsdeel in sterke mate afhankelijk van de kaders van het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, en in die zin is de bewegingsvrijheid beperkt.

  • 2. Binnen deze kaders zal het Dagelijks Bestuur in de begroting aandacht besteden aan het grondbeleid. Hierbij kunnen de volgende onderwerpen aan de orde komen:

    • De relaties met de programma’s van de begroting;

    • De strategische visie van het toekomstig grondbeleid van het stadsdeel;

    • De te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • De voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • De uitgiften van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.

  • 3. In de paragraaf grondbeleid van het jaarverslag wordt ingegaan op de uitvoering van het in de begroting voorgenomen grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen, zoals winstverwachtingen, de verwerving van gronden e.d. en de relaties van het grondbeleid met de programma’s.

Artikel 21. Verstrekking subsidies
  • Het kader voor de verstrekking van stadsdeel subsidies is vastgelegd in de subsidieverordeningen van het stadsdeel. Indien het kader van de subsidieverstrekking actualisatie behoeft, dan is een aanpassing van de subsidieverordening vereist. Het Dagelijks Bestuur zal zorgdragen voor een dergelijke actualisatie van de subsidieverordening.

  • Hoofdstuk 4 Financiële organisatie en administratie

Artikel 22. Financiële administratie
  • Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat:

    • a.

      De inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

    • b.

      De vereiste informatie verstrekt wordt aan de gemeente Amsterdam, het Rijk, de Provincies en de Europese Unie alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan stadsdelen.

Artikel 23. Administratie
  • De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in het stadsdeel als geheel;

    • b.

      Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden en schulden;

    • c.

      Het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      Het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e.

      Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 24. Financiële organisatie
  • Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast:

    • a.

      Een eenduidige indeling van de stadsdeel organisatie;

    • b.

      Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • c.

      De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

    • d.

      De regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van interne leveringen.

Artikel 25. Inkoop
  • Het Dagelijks Bestuur draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels voor de inkoop van goederen en diensten en het aanbesteden van werken, alsmede de algemene inkoopvoorwaarden van het stadsdeel en de voorwaarden voor aanbesteding van werken van het stadsdeel.

  • Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 26. Inwerkingtreding
  • Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2004.

Artikel 27. Citeertitel
  • Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Verordening op het financieel beleid en beheer en de financiële organisatie van het stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld van de gemeente Amsterdam"

artikelsgewijze toelichting

Artikel 19 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. In de begroting of in een nota wordt eens in de vier jaar ingegaan op de kaders voor het toekomstig beleid. Stadsdelen met niet al te veel verbonden partijen kunnen er voor kiezen niet in de begroting of in een nota de kaders weer te geven voor de verbonden partijen. Deze stadsdelen kunnen ervoor kiezen alles in de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken aan de stadsdeelraad te verantwoorden. Citeertitel

Artikel 2. Programmabegroting

Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de stadsdeelraad tot uiting komt. De stadsdeelraad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de stadsdeelraad wil sturen en controleren.

In het Besluit comptabiliteitsvoorschriften 1995 was de indeling van de begroting in functies verplicht voorgeschreven. In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is dat niet meer zo. Het stadsdeel bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de programma's van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Zo kan een stadsdeel programma's indelen naar doelgroepen of indelen volgens de pijlers van het grote stedenbeleid. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s, stelt de stadsdeelraad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele stadsdeelraadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de stadsdeelraad de indeling wijzigen.

Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de stadsdeelraad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de stadsdeelraad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen. In het dualistisch bestel moet de stadsdeelraad de w-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het Dagelijks Bestuur en/of de ambtelijke organisatie.

Artikel 3. Producten

De stadsdeelraad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het Dagelijks Bestuur - zoals geregeld in het Besluit begroting en verantwoording - een productraming op. Het Dagelijks Bestuur is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productraming is in de systematiek van het besluit geen onderdeel van de begroting. De stadsdeelraad kan van oordeel zijn dat hij bij de programmabegroting en verantwoording een overzicht wil hebben van welke producten er bij de programma’s horen. Dit wordt geregeld in het eerste lid.

Artikel 4. Kaders begroting

De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over het meerjarige budgettaire kader. Dat vormt, zoals in de meeste gemeenten gebruikelijk is, de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de stadsdeelraad, is het logisch dat de stadsdeelraad expliciet een budgettair kader vaststelt. Overigens wordt er naar gestreefd om de in dit artikel vermelde kadernota in april/mei uit te brengen in plaats van de uiterlijke datum voor het zomerreces.

Artikel 5. Uitvoering begroting

In artikel 5 legt de stadsdeelraad het Dagelijks Bestuur een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het Dagelijks Bestuur de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming. In het duale stelsel geeft de stadsdeelraad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het Dagelijks Bestuur.

Artikel 6. Interne controle

De stadsdeelraad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de stadsdeelraad de zekerheid dat het Dagelijks Bestuur aan de eisen genoemd in met name artikel 5, eerste lid zal kunnen voldoen. Deze verordening geeft in het eerste lid aan het Dagelijks Bestuur de opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functiescheiding. Voor een goede interne controle zijn echter aanvullende onderzoeken nodig.

Het tweede en derde lid regelen dat het Dagelijks Bestuur op grond van de uitkomsten van de onderzoeken bij tekortkomingen maatregelen tot herstel treft en dat de stadsdeelraad over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen tot herstel op de hoogte wordt gebracht.

De genoemde onderzoeken in dit artikel  omvatten niet de interne onderzoeken van het Dagelijks Bestuur naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage

Artikel 7 regelt wanneer het Dagelijks Bestuur tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd. In dit artikel is gekozen om de periodiciteit aan elk stadsdeel afzonderlijk over te laten, vanwege verschillende informatiebehoeften. Door het vastleggen van de datum in het artikel kan het Dagelijks Bestuur een maximale termijn vastleggen, waarbinnen de tussenrapportages moeten worden samengesteld en opgeleverd.

In het derde tweede lid van het artikel worden kaders gegeven voor de inrichting van de tussenrapportages. In het vierde derde lid geeft het Dagelijks Bestuur aan waarover hij in elk geval in de tussenrapportages wil worden geïnformeerd. Om de stadsdeel organisatie niet op te zadelen met een rapportagecircus is het natuurlijk wel zaak, dat de tussenrapportages niet te uitgebreid en overzichtelijk zijn.

Artikel 8. Jaarrekening

Artikel 8 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het Dagelijks Bestuur, cq. de controle van de stadsdeelraad daarop. Basis daarvoor is de productrealisatie. In het eerste lid wordt daarvoor een kwaliteitseis gesteld. Het tweede lid is de tegenpool van artikel 2, lid 2.

Artikel 9. Tussentijdse informatieplicht

Dit artikel gaat niet om het mandateren van bevoegdheid tot het doen van (extra) uitgaven1 door de stadsdeelraad aan het dagelijks bestuur , maar om de informatie die het dagelijks bestuur moet verstrekken op basis van haar bestaande bevoegdheid op basis van art. 160 van de gemeentewet (o.a. het aangaan van overeenkomsten). Deze informatieplicht is vastgelegd in art. 169 lid 4 van de gemeentewet. In dit artikel is vastgelegd dat het college de raad vooraf inlichtingen verstrekt indien het uitoefenen van bevoegdheden ingrijpende gevolgen voor het stadsdeel kan hebben. Indien de raad daarom verzoekt verstrekt het college deze inlichtingen ook in andere voorkomende gevallen.

De stadsdeelraad en het dagelijks bestuur zullen steeds moeten afwegen de kosten die aan de informatievoorziening zijn verbonden versus het nut, de toegevoegde waarde ervan.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een stadsdeel. Het eigen vermogen van een stadseel bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico's op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de stadsdeelraad. Artikel 10 bepaalt, dat het Dagelijks Bestuur bij de begroting of jaarlijks bij het opmaken van de rekening kritisch kijkt naar de ontwikkeling van de reserves en voorzieningen. Het Dagelijks Bestuur kan bijvoorbeeld in haar rekeningcirculaire beleid ontwikkelen ten aanzien van het instandhouden en vrijvallen van reserves en voorzieningen. Bij het opmaken van de jaarrekening dient dan te worden gecontroleerd of de in de rekeningcirculaire voorgeschreven beleid wordt nageleefd.

Artikel 11. Waardering & afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de ' regels voor waardering en afschrijving activa'. Artikel 11 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa betreffen de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald. De materele vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa met economisch nut en materiele vaste activa met alleen maatschappelijk nu.

Het eerste lid bepaalt, dat het saldo van agio en disagio en dat de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief lineair worden afgeschreven in 4 jaar. Deze immateriële activa mogen volgens het "Besluit begroting en verantwoording gemeenten en provincies" ook ineens ten laste van het resultaat worden gebracht. Er geldt een maximale afschrijvingstermijn van 5 jaar voor de kosten van onderzoek en ontwikkeling. en een maximale afschrijvingstermijn voor de kosten voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio gelijk aan de looptijd van de lening. De stadsdeelraad kan de afschrijvingstermijn en wijze op deze plaats in de verordening vastleggen.Het tweede lid bepaalt, dat de kosten voor het afsluiten van geldleningen ineens ten laste van het resultaat worden gebracht. De stadsdeelraad kan de afschrijvingstermijn en wijze op deze plaats in de verordening vastleggen.

Het tweede lid geeft een richtlijn voor de afschrijvingstermijnen van de materiele vaste activa met economisch nut. De afschrijvingswijze van deze activa is lineair. De afschrijvingstermijnen kunnen worden afgestemd op de specifieke stadsdeel situatie.

De maat voor de afschrijvingstermijnen is natuurlijk de economische levensduur. Zeker voor riolering kan deze per stadsdeel sterk afwijken van wat in deze kapstokverordening als voorbeeld is gegeven.

Het derde lid geeft een opsomming van de activa van het stadsdeel, welke slechts een maatschappelijk en geen economisch nut hebben. Investeringen in vaste activa met alleen maatschappelijk nut mogen ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze investeringen genereren geen inkomsten en brengen bij verkoop geen geld op. Activering van deze activa geeft een opwaartse vertekening van het eigen vermogen.

Het is de bedoeling dat de verordening een limitatieve opsomming geeft. Hierbij dient opgemerkt te worden dat alleen investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut geactiveerd mogen worden. Er moet namelijk in de praktijk een (h)erkenbaar criterium zijn voor de onderscheiding van activa met alleen een maatschappelijk nut. In lid 3 is er voor gekozen om aan te geven welke soorten van activa het betreft. Meer gedetailleerd gaat het dan om de zaken als waterwegen, waterbouwkundige werken, permanente terreinwerken, wegen, straten, fietspaden, voetpaden, bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair, reconstructie openbare ruimten, parken en overig groen.

Het vierde lid bepaalt, dat activa met alleen maatschappelijk nut onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves direct ten laste van de exploitatie worden gebracht. Slechts bij uitzondering mogen dergelijke investeringen met toestemming van de stadsdeelraad worden geactiveerd. Dit kan nodig zijn ingeval een stadsdeel een (aantal) zeer grote investering in de openbare ruimte wil uitvoeren. Een stadsdeel kan bij een dergelijk (meerjarige) investering de begroting mogelijk niet sluitend krijgen. Dit is echter wel verplicht. Artikel 189 Gemeentewet bepaalt namelijk, dat de begroting in enig jaar in evenwicht is, dan wel evenwicht in de eerstvolgende jaren tot stand wordt gebracht. In een dergelijk geval kan activering van deze investeringen bij wijze van uitzondering uitkomst bieden.

Artikel 12. Waardering oninbare vorderingen

Artikel 12 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Hierbij is gekozen om een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is.

Artikel 13. Kostprijsberekening

In artikel 13 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de stadsdeelraad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden wordt het uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Artikel 13 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die rechtstreeks samenhangen met de vervaardiging van het product, worden meegenomen voor de kostprijsbepaling. De salariskosten van de stadsdeelvoorzitter hoeven dus niet worden meegenomen voor de kostprijsberekening van de rioolrechten. Het toe te rekenen deel van de overhead van de sector van het stadsdeel waaronder het rioolbeheer valt moet dus wel worden meegenomen in de kostprijsberekening.

Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. Veel gemeenten hanteren daarnaast het mechanisme van rentetoerekening over de reserves en de voorzieningen aan in gebruik zijnde kapitaalgoederen.

Artikel 14. Registratie bezittingen en activa

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het Dagelijks Bestuur opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikel 15. Lokale heffingen

Het nieuwe artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de verordening 212 Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In dit artikel is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financieel beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren. Zo zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale belastingen.

Het eerste lid van artikel 15 regelt, dat het Dagelijks Bestuur eens in de vier jaar in de begroting of in een kaderstellende nota aandacht besteden aan de lokale heffingen.

De nota of paragraaf in de begroting bevat onder andere een overzicht van de overige verordeningen, waarin heffingen, tarieven en prijzen zijn vastgelegd. Zo kan de stadsdeelraad op grond van de nota ook de actualisatie van deze verordeningen agenderen.

Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer stellen echter randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft de stadsdeelraad dus de geraamde kostprijs per tarief c.q. heffing nodig.

In afwijking van de voorgaande alinea is bij meer producten en diensten opgenomen in één verordening het mogelijk dat een bepaald product hoger wordt geprijsd dan de geraamde kostprijs zolang het totaal van de geraamde opbrengst de totale kosten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening.

Voor inzicht in de hoogte van de baten in begrotingstechnische zin heeft de stadsdeelraad ook informatie nodig over de geraamde afzet in hoeveelheid. Het tweede lid regelt, dat het Dagelijks Bestuur de geraamde kostprijs per verordening en de geraamde hoeveelheden per product/dienst aan de stadsdeelraad verstrekt voor vaststelling van de heffingen, tarieven en prijzen.

Het derde lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de stadsdeelraad in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. Hier kan de stadsdeelraad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de lokale lasten en heffingen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft de minimumeisen voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:

  • a. de geraamde inkomsten;

  • b. het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • c. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

  • d. een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • e. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Daarnaast kan men bijvoorbeeld opnemen:

  • f. de kostendekkendheid van de rioolrechten, reinigingsheffing en afvalstoffenheffing;

  • g. de lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudens, meerpersoonshuishoudens en bedrijven;

  • h. het aantal en het bedrag aan kwijtscheldingen;

  • i. de waardeontwikkeling van onroerende zaken in het stadsdeel.

Artikel 16. Weerstandsvermogen

Een stadsdeel loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een stadsdeel zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd, of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren. De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak voor een stadsdeel, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten van risico’s is echter niet mogelijk. Waar gewerkt wordt vallen spaanders. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet het stadsdeel opgevangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting.

Het eerste lid van artikel 17 eist dat het Dagelijks Bestuur eens in de vier jaar of in de begroting of in een nota uiteenzet hoe het Dagelijks Bestuur omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s. Dit zijn bijvoorbeeld regels over welke bezittingen van het stadsdeel moeten worden verzekerd en welke procedures hiervoor gelden.

Een ander voorbeeld van een regel voor de beheersing van risico’s is, dat er jaarlijks een rentevisie wordt gemaakt, waarmee het stadsdeel het renterisico op haar leningportefeuille op een aanvaardbaar niveau houdt. Ieder Dagelijks Bestuur kan zelf invulling geven hoever hij met deze regels wil gaan. Ten tweede moet het Dagelijks Bestuur in deze nota de risico’s kwantificeren en aan de hand ervan het gewenste weerstandscapaciteit bepalen.Het tweede lid regelt over welke risico’s en hun financiële consequenties de stadsdeelraad in de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd. Het "Besluit begroting en verantwoording provincies en g emeenten" verplicht een aantal zaken op te nemen in de paragraaf, namelijk:

  • a.

    een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

  • b.

    een inventarisatie van de risico’s;

  • c.

    het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s;

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

In artikel 17 stelt de stadsdeelraad regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de stadsdeelraad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste en het tweede lid regelen, dat er of in de begroting of in nota’s in wordt gegaan op het onderhoud van de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierbij kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de stadsdeelraad de kaders voor het toekomstig beleid uiteenzetten.

Sommige stadsdelen hebben voor bepaalde categorieën onderhoud kapitaalgoederen niet al te hoge uitgaven. Deze stadsdelen kunnen er voor kiezen om voor de diverse soorten kapitaalgoederen geen afzonderlijke nota op te stellen, maar deze soorten kapitaalgoederen te bundelen in één nota.

Artikel 17, derde lid, regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de stadsdeelraad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt. Hier kan de stadsdeelraad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het onderhoud kapitaalgoederen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft enige feiten voor, die in de paragraaf moeten worden vermeld. Namelijk het beleidskader, de daaruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling daarvan in de begroting van het onderhoud wegen, het onderhoud riolering, het onderhoud water, het onderhoud groen en het onderhoud gebouwen.

Artikel 18. Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het Dagelijks Bestuur. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het Dagelijks Bestuur. Hierover wordt de stadsdeelraad niet apart over geïnformeerd. Het tweede lid regelt verder over welke feiten aangaande het financieel beheer van de bedrijfsvoering de stadsdeelraad in de verplichte paragraaf bedrijfsvoering geïnformeerd wordt.

In dit artikel kan de stadsdeelraad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de middelen bedrijfsvoering. Men kan hiervoor bijvoorbeeld opnemen:

  • a.

    aantal personeelsleden in dienst onderverdeeld naar leeftijd en beloningsschaal;

  • b.

    de instroom, uitstroom en het percentage ziekteverzuim van personeel;

  • c.

    de directe loonkosten;

  • d.

    de personeelskosten

  • e.

    de kosten inleenkrachten;

  • f.

    de kosten van ingehuurde externen;

  • g.

    de huisvestingskosten;

  • h.

    de automatiseringskosten;

  • i.

    vernieuwing, uitbreiding, herstructurering, reorganisatie en inkrimping van de ambtelijke organisatie, de gemeentelijke huisvesting, het gemeentelijk materieel en de gemeentelijke automatiseringssystemen.

Artikel 19. Verbonden partijen

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van het stadsdeel schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, hetgeen in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van het stadsdeel aantast. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s. Ingevolge het Besluit begroting en verantwoording dient een lijst van verbonden partijen te worden bijgehouden.

Artikel 20. Grondbeleid

Een belangrijke taak van een stadsdeel is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een stadsdeel door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. In de begroting of in een kaderstellende nota wordt worden hiertoe de kaders bepaald voor het toekomstig grondbeleid.

Het derde lid van artikel 20 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover in elk geval in de verplichte paragraaf grondbeleid wordt gerapporteerd. Dit naast de verplichtingen die het Besluit begroting en verantwoording voorschrijft. Het besluit schrijft voor:

  • a.

    een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma´s die zijn opgenomen in de begroting;

  • b.

    een aanduiding van de wijze waarop het stadsdeel het grondbeleid uitvoert;

  • c.

    een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie:

  • d.

    een onderbouwing van de geraamde winstneming:

  • e.

    de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico`s van de grondzaken.

Daarnaast kan men denken aan:

  • a.

    huidige vastgoedpositie

  • b.

    de aan- en verkoop van vastgoed;

  • c.

    de deelname in PPS-constructies;

  • d.

    de geraamde kosten en opbrengsten per in ontwikkeling genomen project;

  • e.

    in erfpacht uitgegeven gronden;

  • f.

    inkomsten erfpacht en bijstelling erfpachtvergoedingen.

Daar de begroting, jaarstukken en nota's openbare stukken zijn,  kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van het stadsdeel schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het opnemen van de financiële onderhandelingsruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van het stadsdeel aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota´s.

Artikel 21. Verstrekking subsidies

Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de stadsdeelraad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Hiervoor is geen paragraaf bij de begroting en de jaarstukken opgenomen. Artikel 4.23 Algemene wet bestuursrecht vereist dat een subsidie slechts door een bestuursorgaan kan worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. Het voorschrift moet regelen voor welke activiteiten subsidies kunnen worden verstrekt. Voor incidentele gevallen met een subsidieduur van ten hoogste vier jaar geldt het bovengenoemde vereiste niet.

Stadsdeelraden hebben in de regel op grond van deze wettelijke bepaling een subsidieverordening vastgesteld. In dit artikel is dit dan ook vastgelegd.

Artikel 22. Financiële Administratieadministratie

In artikel 22 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van het stadsdeel. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het Dagelijks Bestuur. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Een en ander geldt ook voor artikel 23, 24 en 25.

Artikel 23. Financiële administratieAdministratie

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de stadsdeelraad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 24. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het Dagelijks Bestuur bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het Dagelijks Bestuur, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van het stadsdeel en de toewijzing van functies aan functionarissen. In het onderdeel c worden eisen gesteld aan de volmacht en mandaat daarover.

Artikel 25. Inkoop

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben.

Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 25 legt aan het Dagelijks Bestuur de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en in koop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij na geleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van het oude artikel 212 Gemeentewet opgestelde verordening. De wetgever heeft bepaald, dat de nieuwe verordening artikel 212 Gemeentewet bij alle gemeenten op het begrotingsjaar 2004 van toepassing moet zijn. De oude verordening blijft nog van kracht op de begroting en jaarrekening van 2003.

Artikel 27.

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.