Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Wieringermeer

Algemene subsidieverordening Wieringermeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Wieringermeer
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening Wieringermeer
CiteertitelAlgemene subsidieverordening Wieringermeer
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149, Algemene wet bestuursrecht, art. 4:23

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2012Nieuwe regeling

18-12-2008

Wieringermeerbode, 16-01-2009

2008-093 B

Tekst van de regeling

Raadsbesluit nr. 2008 093 B, agendapunt 6— De raad der gemeente Wieringermeer; gelezen het voorstel van het college van 7 oktober 2008; gelezen het advies van de Commissie Samenlevingszaken van 8 december 2008; besluit: onder intrekking van de Subsidieverordening gemeente Wieringermeer (versie 2.0) van 18 april 1996, vast te stellen de navolgende Algemene Subsidieverordening Wieringermeer.  

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    budgetsubsidie: een subsidie waarbij de Organisatie een bedrag krijgt toegewezen om een tevoren overeengekomen activiteitenpakket uit te voeren en verantwoording aflegt over de omvang en kwaliteit van het uitgevoerde activiteitenpakket;

  • 2.

    waarderingssubsidie: een stimuleringsbijdrage in één of meerdere activiteiten, ongeacht de feitelijke kosten van deze activiteiten;

  • 3.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • 4.

    legalisatiereserve: een reserve bedoeld voor het dekken van exploitatierisico’s;

  • 5.

    bestemmingsreserve: een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden;

  • 6.

    voorziening: een van het eigen vermogen afgescheiden gedeelte, gevormd om eventuele verplichtingen af te dekken;

  • 7.

    structurele subsidie: een van de subsidies, genoemd onder 1 of 2, die voor langere tijd (meer dan een subsidiejaar) wordt verstrekt;

  • 8.

    incidentele subsidie: een subsidie die ten behoeve van een bepaald eenmalig project of een eenmalige activiteit wordt verstrekt;

  • 9.

    het college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Rechtsbevoegdheid

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verleend aan organisaties indien zij volledige rechtsbevoegdheid bezitten dan wel ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het college, in afwijking van het gestelde in het eerste lid, subsidie verlenen aan organisaties zonder volledige rechtsbevoegdheid of natuurlijke personen.

Artikel 3 Om in aanmerking te komen

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de Organisatie: a. activiteiten te organiseren voor of voorzieningen tot stand te brengen of in stand te houden die in het belang zijn van de gehele of een deel van de plaatselijke gemeenschap; b. de behoefte aan deze activiteiten en/of voorzieningen aannemelijk te maken.

Artikel 4 Uitsluiting van subsidie

  • 1.

    Activiteiten met een partijpolitiek karakter, alsmede organisaties welke in hoofdzaak activiteiten ontplooien als vorenbedoeld, zijn uitgesloten van subsidiëring.

  • 2.

    Activiteiten met een levenbeschouwelijk karakter alsmede organisaties welke in hoofdzaak activiteiten ontplooien als vorenbedoeld kunnen worden uitgesloten van subsidiëring.

  • 3.

    Organisaties welke zich gezien de omvang van hun werkgebied onttrekken aan de beleidsinvloed van de gemeente kunnen worden uitgesloten van subsidiëring.

  • 4.

    Organisaties die commerciële belangen nastreven of die zijn opgezet vanuit commercieel oogpunt zijn uitgesloten van subsidiëring.

  • 5.

    Organisaties die bij het exploiteren van hun accommodatie respectievelijk een daartoe behorende kantine, of anderszins commerciële activiteiten uitvoeren of toestaan kunnen worden uitgesloten van subsidiëring.

  • 6.

    Organisaties die activiteiten ontplooien die naar het oordeel van het college reeds in voldoende mate in de gemeente Wieringermeer aanwezig zijn dan wel op andere wijze aan de inwoners van Wieringermeer worden aangeboden kunnen worden uitgesloten van subsidiëring.

  • 7.

    Organisaties van een bovenlokale omvang, die activiteiten aanbieden die reeds worden aangeboden door organisaties waarmee de gemeente Wieringermeer een subsidierelatie heeft, worden in beginsel uitgesloten van subsidiëring.

Artikel 5 Uitvoering

  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt mede in het nemen van besluiten op aanvragen, het aangaan van budgetsubsidieovereenkomsten, het nemen van verdagingsbesluiten, besluiten omtrent bevoorschotting en het intrekken en/of wijzigen van subsidiever lenings -en/of vaststellingsbesluiten.

  • 2.

    Verdagingsbesluiten worden schriftelijk meegedeeld aan de betrokken organisatie, onder vermelding van de reden; daarbij wordt de termijn gegeven waarbinnen de beslissing kan worden tegemoet gezien.

Artikel 6 Subsidieplafond

De gemeenteraad stelt jaarlijks, met het vaststellen van de gemeentebegroting, het subsidieplafond vast.

Hoofdstuk 2 Budgetsubsidie

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    Een budgetsubsidie kan voor een periode van maximaal vier jaar worden aangevraagd.

  • 2.

    Een aanvraag om budgetsubsidie dient v66r 1 april van het jaar voorafgaande aan het eerste subsidiejaar bij het college te worden ingediend.

  • 3.

    Bij de indiening van de aanvraag dienen te worden overgelegd:

a. een meerjarig activiteitenplan;

b. een meerjarige begroting per activiteit of cluster van activiteiten, waarbij alle kosten en opbreng sten aan de activiteit of cluster van activiteiten zijn toegerekend, inclusief personeelslasten en accommodatielasten;

c. een afschrift van de statuten van de organisatie indien er wijzigingen zijn doorgevoerd in de doelstellingen;

d. een balans en een staat van baten en lasten en een toelichting daarop van het voorgaande jaar.

4. Bij een eerste aanvraag legt de Organisatie tevens over:

a. een afschrift van de statuten van de Organisatie;

b. een beschrijving van de organisatievorm, voor zover deze niet reeds in de statuten is vervat;

c. een opgave van de bestuurssamenstelling.

5. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, moeten worden overgelegd.

6. Het college kan met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

7. Het college kan in bijzondere gevallen geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede en derde lid.

Artikel 8 Beslistermijn en toetsing aanvraag

  • 1.

    Het college beslist schriftelijk op de aanvraag op een zodanig tijdstip dat het zijn besluit bekend kan maken uiterlijk vóór 1 januari van het jaar waarvoor de subsidie geldt.

  • 2.

    Het college kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid uiterlijk zestien weken verdagen.

  • 3.

    Indien niet op een aanvraag is beslist vóór 1 januari van het jaar waarvoor de subsidie geldt is de aanvrager bevoegd uitgaven te doen tot ten hoogste een derde deel van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de laatst gegeven subsidiebeschikking zijn vastgesteld.

  • 4.

    Het college toetst de aanvraag aan:

a. deze verordening; b. het welzijnsbeleidsplan; c. het door de raad vastgestelde subsidieplafond.

Artikel 9 Besluit tot subsidieverlening

  • 1.

    Bij de verlening van subsidie wordt er rekening mee gehouden of en in hoeverre een Organisatie op andere wijze de beschikking heeft of kan krijgen over de voor haar activiteiten benodigde geldmiddelen.

  • 2.

    De beschikking tot subsidieverlening houdt een omschrijving in van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 3.

    De beschrijving van de activiteiten kan ook in de vorm van een bijlage aan de beschikking worden toegevoegd.

Artikel 9 Aanvullende overeenkomst

  • 1.

    Ter uitvoering van een subsidieverleningbesluit kan als privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomst tussen de gemeente en de Organisatie een aanvullende overeenkomst worden afgesloten. Per overeenkomst worden specifieke bepalingen opgenomen over de te leveren producten en prestaties, als mede financieel-technische aspecten.

  • 2.

    Overeenkomsten als bedoeld in het eerste lid kunnen voor een periode van maximaal vier jaar worden afgesloten.

Artikel 11 Subsidievaststelling

  • 1.

    Voorafgaand aan het vaststellen van de subsidie zendt de Organisatie jaarlijks vóór 1 april een financieel verslag over het daaraan voorafgaande jaar aan het college.

  • 2.

    Het financieel verslag bestaat uit:\

a. een rekening van baten en lasten, die op dezelfde wijze moet zijn ingericht als de bij de subsidie aanvraag overgelegde begroting, gerelateerd aan het jaar daarvoor;

b. een balans per 31 december van dat jaar en het jaar daarvoor;

c. een toelichting op de rekening van baten en lasten en de balans en een analyse van relevante verschillen tussen verschillende jaren en tussen begroting en uitkomst.

3. Het college stelt de subsidie vast véér 1januari van het jaar waarvoor de subsidie geldt.

4. Het college maakt de vaststelling bekend v66r 1 januari van het jaar waarvoor de subsidie geldt. De beschikking tot vaststelling vermeldt eventuele bijzonderheden omtrent de vaststelling.

5. Het college kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 12 Sancties

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, uitsluitend in gevallen waarin de Awb voorziet in de artikelen 4:48 en 4:50. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, uitsluitend in gevallen waarin de Awb voorziet in artikel 4:49.

  • 2.

    Intrekking of wijziging op grond van de vorige twee leden van dit artikel betreft zowel de beschikking(en) als een aanvullende overeenkomst en geschiedt zodanig dat de Organisatie wordt gehoord en dat zij de verplichtingen naar behoren kan beëindigen die zij in redelijkheid is aangegaan op grond van een verleende subsidie in het licht van haar doelstellingen.

  • 3.

    In geval van intrekking, wijziging of lagere vaststelling kan het college reeds betaalde voorschotten terugvorderen.

Artikel 13 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Ten einde invloed op de rekening van baten en lasten door de mogelijk jaarlijks wisselende onderhoudskosten van eigen gebouwen en installaties te beperken is het toegestaan ten laste van de exploitatie een reservering voor onderhoud te doen treffen, waarbij de werkelijke onderhoudskosten in de eerste plaats ten laste worden gebracht van deze voorziening.

  • 2.

    Een reservering die niet valt onder het eerste lid kan alleen plaatsvinden met toestemming van het college. De bestemming van de reserve dient te passen binnen de doelstelling van de Organisatie.

  • 3.

    Beschikking over de reserve kan niet plaatsvinden zonder daartoe van het college verkregen toe stemming, behoudens het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

  • 4.

    Indien het eigen vermogen van een organisatie meer bedraagt dan redelijkerwijs voor het verrichten der werkzaamheden noodzakelijk is te achten kan de subsidie op een lager bedrag worden vastgesteld dan waarop normaliter aanspraak kan worden gemaakt.

Artikel 14 Liquidatiesaldo

  • 1.

    De bestemming van een eventueel batig liquidatiesaldo bij ontbinding van een subsidieontvanger behoeft de voorafgaande goedkeuring van het college. Het college houdt daarbij rekening met de herkomst en samenstelling van het liquidatiesaldo.

  • 2.

    Het college neemt een besluit binnen acht weken na ontvangst van het voorstel van de Organisatie.

  • 3.

    Indien het college het voorstel van de organisatie afwijst geeft het tevens een aanwijzing met betrekking tot de gewenste bestemming.

  • 4.

    Indien de Organisatie binnen een door het college te bepalen termijn geen gevolg geeft aan de aan wijzing kan het college bepalen dat gehele of gedeeltelijke storting in de gemeentekas plaatsvindt.

  • 5.

    Bij het vaststellen of wijzigen van de statuten van de Organisatie wordt rekening gehouden met het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 15 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht tot het verrichten van de in de beschikking vermelde activiteiten.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht v66r 1 april na afloop van het subsidiejaar een jaarverslag in te dienen waaruit blijkt dat de activiteiten zijn uitgevoerd.

  • 3.

    Het college kan nadere eisen stellen met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie.

Hoofdstuk 3 Waarderingssubsidie

Artikel 16 Aanvraag

  • 1.

    Een waarderingssubsidie kan voor een periode van maximaal vier jaar worden aangevraagd.

  • 2.

    Een aanvraag om waarderingssubsidie dient v66r 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft bij het college te worden ingediend.

  • 3.

    Bij de indiening van de aanvraag dienen te worden overgelegd:

a. een activiteitenplan;

b. een begroting voor het komende jaar;

c. een afschrift van de statuten van de organisatie indien er zich wijzigingen hebben voorgedaan in de doelstellingen;

d. een balans en een staat van baten en lasten met een toelichting daarop over het voorgaande jaar.

4. Bij een eerste aanvraag legt de organisatie tevens over:

a. een afschrift van de statuten van de Organisatie;

b. een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds in de statuten is vervat;

c. een opgave van de bestuurssamenstelling.

5. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

6. Het college kan met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

7. Het college kan geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede en derde lid.

Artikel 17 Beslistermijn en toetsing aanvraag

  • 1.

    Het college beslist schriftelijk op de aanvraag op een zodanig tijdstip dat het zijn besluit bekend kan maken véér 1 januari van het jaar waarvoor de subsidie geldt.

  • 2.

    Het college kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid uiterlijk zestien weken verdagen.

  • 3.

    Het college toetst de aanvraag aan:

a. deze verordening;

b. het welzijnsbeleidsplan; c. het door de raad vastgestelde subsidieplafond.

Artikel 18 Subsidievaststelling

  • 1.

    Voorafgaand aan het vaststellen van de subsidie zendt de organisatie jaarlijks v66r 1 april een financieel verslag over het daaraan voorafgaande jaar aan het college.

  • 2.

    Het financieel verslag bestaat uit:

a. een rekening van baten en lasten, die op dezelfde wijze moet zijn ingericht als de bij de subsidie aanvraag overgelegde begroting, gerelateerd aan het jaar daarvoor;

b. een balans per 31 december van dat jaar en het jaar daarvoor;

c. een toelichting op de rekening van baten en lasten en de balans en een analyse van relevante verschillen tussen verschillende jaren en tussen begroting en uitkomst.

3. Het college stelt de subsidie vast vóór 1januari van het jaar waarvoor de subsidie geldt.

4. Het college maakt de vaststelling bekend véér 1 januari van het jaar waarvoor de subsidie geldt. De beschikking tot vaststelling vermeldt eventuele bijzonderheden omtrent de vaststelling.

5. Het college kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 19 Subsidievaststelling ineens

Het college kan, bijvoorbeeld indien de hoogte van de subsidie zich daartoe leent, op een aanvraag voor een waarderingssubsidie meteen een besluit tot subsidievaststelling nemen.

Artikel 20 Sancties

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, uitsluitend in gevallen waarin de Awb voorziet in artikelen 4:48 en 4:50.

  • 2.

    Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, uitsluitend in gevallen waarin de Awb voorziet in artikel 4:49.

  • 3.

    Intrekking of wijziging op grond van de vorige twee leden van dit artikel geschiedt zodanig dat de Organisatie wordt gehoord en dat zij de verplichtingen naar behoren kan beëindigen die zij in redelijkheid is aangegaan op grond van een verleende subsidie in het licht van haar doelstellingen.

  • 4.

    In geval van intrekking, wijziging of lagere vaststelling kan het college reeds betaalde voorschotten terugvorderen.

Hoofdstuk 4 Incidentele subsidie

Artikel 21 Aanvraag

  • 1.

    Een incidentele subsidie wordt eenmalig verleend en heeft een maximale looptijd van vier jaar.

  • 2.

    Een aanvraag voor een incidentele subsidie dient uiterlijk twaalf weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de voorgenomen activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd te worden ingediend.

  • 3.

    De aanvraag dient vergezeld te gaan van:

a. een beschrijving van de geplande activiteiten;

b. een gespecificeerde begroting met toelichting; c. wanneer subsidie is aangevraagd bij één of meer andere bestuursorganen en/of fondsen een ko pie van de subsidieaanvraag of beschikkin

Artikel 22 Beslistermijn en toetsing aanvraag

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een incidentele subsidie binnen uiterlijk tien weken na ont vangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid uiterlijk vijf weken verdagen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de aard en de hoogte van de incidentele subsidie.

  • 4.

    Het college toetst deze aanvraag aan:

a. deze verordening;

b. het welzijnsbeleidsplan; c. het door de raad vastgestelde subsidieplafond.

Artikel 23 Besluit tot subsidieverlening

  • 1.

    Bij de verlening van subsidie wordt er rekening mee gehouden of en in hoeverre een Organisatie op andere wijze de beschikking heeft dan wel kan krijgen over de voor haar activiteiten benodigde geldmiddelen.

  • 2.

    De beschikking tot subsidieverlening houdt een omschrijving in van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 24 Subsidievaststelling

  • 1.

    Binnen tien weken nadat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend hebben plaatsgevonden zendt de Organisatie een financieel verslag over het daaraan voorafgaande jaar aan het college.

  • 2.

    Het financieel verslag bestaat uit:

a. een rekening van baten en lasten, die op dezelfde wijze moet zijn ingericht als de bij de subsidie aanvraag overgelegde begroting, gerelateerd aan het jaar daarvoor;

b. een balans per 31 december van dat jaar en het jaar daarvoor; c. een toelichting op de rekening van baten en lasten en de balans en een analyse van relevante verschillen tussen verschillende jaren en tussen begroting en uitkomst.

3. Het college maakt de vaststelling bekend binnen tien weken na het indienen van het financieel ver slag. De beschikking tot vaststelling vermeldt eventuele bijzonderheden omtrent de vaststelling.

Artikel 25 Subsidievaststelling ineens

Het college kan, bijvoorbeeld indien de hoogte van de subsidie zich daartoe leent, op een aanvraag voor een incidentele subsidie direct een besluit tot subsidievaststelling nemen.

Artikel 26 Sancties

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, uitsluitend in gevallen waarin de Awb voorziet in artikelen 4:48 en 4:50.

  • 2.

    Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, uitsluitend in gevallen waarin de Awb voorziet in artikel 4:49.

  • 3.

    Intrekking of wijziging op grond van de vorige twee leden van dit artikel geschiedt zodanig dat de organisatie wordt gehoord en dat zij de verplichtingen naar behoren kan beëindigen die zij in redelijkheid is aangegaan op grond van een verleende subsidie in het licht van haar doelstellingen.

  • 4.

    In geval van intrekking, wijziging of lagere vaststelling kan het college reeds betaalde voorschotten terugvorderen.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 27 Weigeringsgronden

De subsidieverstrekking kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat: a. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente Wieringermeer of niet aan wijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente; b. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld; c. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het al gemeen belang of de openbare orde; d. de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente Wieringermeer; e. de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, het zij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.  

Artikel 28 Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming

  • 1.

    In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, Awb legt het college een vergoedingsplicht op.

  • 2.

    In het geval dat het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming die uitgaat boven hetgeen als maximale egalisatiereserve is vastgelegd is de subsidieontvanger daarover eveneens een vergoeding verschuldigd.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat de subsidieontvanger als schadevergoeding ontvangt.

  • 4.

    Indien het onroerende zaken betreft geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin een derde de activiteiten voorzet en activa en passiva met toestemming van het college tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

Artikel 29 Voorschotten

  • 1.

    Het college kan voorschotten op de subsidie verlenen.

  • 2.

    Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties en overige vorderingen op een organisatie rechtstreeks met voorschotten verrekenen.

  • 3.

    Voorschotten worden bij de vaststelling van de subsidie verrekend. Op aanzegging van het college stort een organisatie te veel ontvangen voorschotten terug in de gemeentekas.

  • 4.

    Indien blijkt dat meer aan voorschotten is verleend dan waarop de Organisatie ingevolge de vaststelling recht heeft kan het college vooruitlopend op de subsidievaststelling:

  • 5.

    bepalen dat het verschil wordt teruggestort in de gemeentekas;

  • 6.

    het verschil in mindering brengen op te verstrekken voorschotten op andere subsidies.

  • 7.

    Het college verleent geen voorschotten op de subsidie zodra het kennis heeft genomen van het ontbinden van een organisatie, conservatoir beslag op (een deel van) het vermogen van een Organisatie, een ten aanzien in een Organisatie verleende surséance van betaling dan wel uitgesproken faillissement.

  • 8.

    Het college kan het verlenen van voorschotten opschorten indien een organisatie naar zijn oordeel niet in voldoende mate de aan de toekenning van de subsidie verbonden verplichtingen nakomt.

Artikel 30 Gelieerde rechtspersonen

  • 1.

    Bij een subsidieaanvraag als bedoeld in de artikelen 7, 16 en 21 wordt een opgave gedaan van de met de Organisatie gelieerde rechtspersonen, alsmede van de aard van de betrekkingen met die rechtspersonen.

  • 2.

    Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:

a. rechtspersonen waaraan de organisatie in het verleden ~om niet’ een bedrag van meer dan € 500,--ter beschikking heeft gesteld en waarover de organisatie op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

b. rechtspersonen ten aanzien waarvan de organisatie een beslissende invloed heeft op de beste ding van middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van een of meer bestuursleden; c. rechtspersonen ten aanzien waarvan statutair is bepaald dat deze (mede) ten doel hebben de organisatie financieel te ondersteunen.

Artikel 31 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

Een Organisatie die een subsidie heeft aangevraagd of waaraan een subsidie is verleend doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 32 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

  • 1.

    De Organisatie beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade

  • 2.

    De Organisatie is verplicht haar roerende en onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen de schade van brand, storm en inbraak.

  • 3.

    De Organisatie is verplicht het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat dezen voor haar werkzaam zijn te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

  • 4.

    Het college kan vrijstelling verlenen van het gestelde in het tweede en derde lid indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Artikel 33 Tegengaan vervreemdingen

  • 1.

    Het is een subsidieontvangende organisatie, behoudens vooraf verkregen toestemming van het col lege, niet toegestaan om jaarlijks bedragen van meer dan € 500,--‘om niet’ aan derden ter beschikking te stellen.

  • 2.

    Het college kan voorwaarden verbinden aan de in het eerste lid bedoelde toestemming.

Artikel 34 Levering van goederen en diensten aan derden

  • 1.

    Een subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn

  • 2.

    Het college kan ook andere gevallen aanwijzen waarin deze bepaling niet geldt.

Artikel 35 Medewerking aan onderzoek door gemeente

Een subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de gemeente ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 36 Betaling

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na bekendmaking betaald, tenzij het college in het besluit een andere termijn heeft aangegeven.

  • 2.

    Het college hanteert een minimum subsidiebedrag van € 100,--.

  • 3.

    Subsidiebedragen tot € 5.000,--worden in één keer uitbetaald, tenzij het college in het besluit anders aangeeft.

  • 4.

    Subsidiebedragen boven € 5.000,--worden in vier termijnen om de drie maanden uitbetaald, tenzij het college in het besluit anders aangeeft.

Hoofdstuk 1 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 37 Zaken waarin deze verordening niet voorziet

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 38 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken indien toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 39 Overgangsbepaljng

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de overgangssituatie tussen de huidige procedurele verwerking en de inwerkingtreding van de nieuwe subsidieverordening.

Artikel 40 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 41 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als Algemene Subsidieverordening Wieringermeer.

Ondertekening

Wieringerwerf, 18 december 2008

De raad voornoemd,  

S. Kromkamp, griffier P.F. Leegwater, voorzitter

1 Algemene toelichting Algemene Subsidieverordening Wieringermeer

Inleiding In juli 2007 is de 4C tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangenomen door de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel ligt thans bij de Eerste Kamer. Het is de bedoeling dat de 4’ tranche Awb op 1 juli 2008 van kracht wordt. De 4’ tranche Awb heeft grote consequenties voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk. Deze tranche bevat onder meer ~‘Titel 4.2 Subsidies”, waarin algemene regels zijn opgenomen over subsidiëring, die uiteraard ook voor de gemeentelijke overheid gelden. De subsidietitel bevat:

1 dwingende regels, waarvan niet mag worden afgeweken; 2 gangbare regels, die voor normale gevallen de beste regeling geven. De bepalingen maken een af wijkende regeling mogelijk door toevoeging van de clausule: tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald”; 3 aanvullende regels, die normen geven voor de gevallen dat de bijzondere wetgever (bijvoorbeeld de gemeente) zelf geen regel heeft vastgesteld; 4 facultatieve regels, die niet uit zichzelf gelden, maar in een wet, verordening of besluit van toepassing moeten worden verklaard. De Awb geldt ten opzichte van gemeentelijke bepalingen als hogere regelgeving. De raad kan dus geen regels vaststellen die in strijd zijn met de betreffende regels. Ook het letterlijk overnemen van dwingende Awb-bepalingen is niet mogelijk. Ingevolge artikel 122 van de Gemeentewet vervallen de bepalingen van een gemeentelijke verordening van rechtswege wanneer in het onderwerp van die verordening door een wet wordt voorzien.

Noodzaak van een wettelijke grondslag De hoofdregel van de subsidietitel in de Awb is dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift. Voor gemeenten is dat voorschrift een gemeentelijke verordening. Deze regel komt voort uit de wens de rechtzekerheid van de subsidieaanvrager en de subsidieontvanger te verbeteren. Tevens streeft de wetgever verbetering van de doelmatigheid van de overheidsuitgaven na. Onzorgvuldig of willekeurig handelen is beter te toetsen aan de hand van een subsidieverordening dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit. Voor de gemeenten bevat de Awb drie uitzonderingen op de hoofdregel: subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost, de incidentele subsidieverstrekking en het verstrekken van subsidie in afwachting van de totstandkoming van een verordening, de spoedshalve subsidie. Ook de uitzonderingen zijn in de Awb zodanig geregeld dat aan de eisen van rechtszekerheid en de wens tot doelmatigheid wordt voldaan. Volgens de Memorie van Toelichting op de Awb moet de subsidieverordening voldoen aan een tweetal minimumeisen. Allereerst wordt een omschrijving verlangd van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend. In de tweede plaats moet de verordening een grondslag bieden voor de verplichtingen die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden, voor zover die grondslag niet reeds in de Awb zelf is neergelegd. Terminologie De in gemeentelijke regelgeving gehanteerde terminologie moet overeenkomen met die van de Awb. Dat betekent ondermeer dat niet meer gesproken kan worden over toekenning, afwijzing en definitieve vast stelling van subsidies. Voortaan worden de volgende begrippen gebruikt: a. verlening (voorheen toekenning): dit is het besluit, waarbij de aanvrager aanspraak krijgt op een bepaald subsidiebedrag; b. weigering (voorheen afwijzing): dit is het besluit waarbij een bepaalde activiteit niet subsidiabel wordt verklaard c.q. geen subsidie wordt verleend; c. vaststelling (voorheen definitieve vaststelling): volgt in de regel na de subsidieverlening op grond van onder meer een verslag en rekening van baten en lasten, ingediend door de subsidieontvanger; d. verstrekking: omvat het proces van subsidieverlening en -vaststelling.

Huidige verordening De huidige subsidieverordening, de Subsidieverordening Gemeente Wieringermeer, is vastgesteld bij raadsbesluit van 18 april 1996. Inmiddels ligt een nieuw Welzijnsbeleidsplan aan de raad ter vaststelling voor, dat nieuwe kaders schept voor subsidieverstrekking. Derhalve wordt een nieuwe, voor de gehele gemeente omvattende Algemene Subsidieverordening (ASV) voorgelegd. Bevoegdhedenverdeling Het uitgangspunt waarop de bevoegdhedenverdeling in de nieuwe ASV is gebaseerd is dat de raad op hoofdlijnen stuurt en het college zorgt voor de uitvoering hiervan. De raad zet de algemene beleidslijnen uit, stelt de prioriteiten en stelt bij begroting de gelden ter beschikking die per beleidsveld voor subsidie ring in enig jaar beschikbaar zijn. Het college is binnen deze door de raad vastgestelde grenzen verantwoordelijk voor de uitvoering, dat wil zeggen voor de verlening, bevoorschotting, vaststelling en betaling van de subsidies. Ook is het college bevoegd om toezicht en controle uit te oefenen op de naleving van de subsidieafspraken. Daarnaast is het college bevoegd om een subsidie in te trekken, als niet (meer) aan de in de verordening gestelde re gels wordt voldaan. Rechtsbescherming De rechtsbescherming is volledig geregeld in het eerste hoofdstuk van de Awb. Voor een subsidieaanvrager staat de mogelijkheid open om tegen alle besluiten bezwaar aan te tekenen bij het bestuursorgaan dat de beslissing heeft genomen. Tegen een besluit is verder, in tweede instantie, beroep mogelijk bij de rechtbank, sector Bestuursrecht. Procedurele eisen in relatie tot Afdeling 4.2.8 van de Awb Afdeling 4.2.8 van de Awb bevat een facultatieve standaardregeling voor structurele subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Dat wil zeggen dat gemeenten ervoor kunnen kiezen om deze afdeling voor die categorie van toepassing te verklaren. In de nieuwe ASV is daar niet voor gekozen omdat de aan de verschillende subsidievormen te stellen procedurele eisen verschillen en soms ook wat afwijken van of verder gaan dan de eisen geformuleerd in deze af deling. In de nieuwe ASV zijn per subsidievorm, voor zover aan de orde, de voorschriften met betrekking tot de subsidieaanvraag, subsidieverlening, subsidievaststelling en aanvullende verplichtingen geformuleerd. Dat heeft als voordeel dat per subsidievorm een overzichtelijk beeld ontstaat. Voor het totaaloverzicht belangrijke voorschriften in de Awb De ASV heeft de Awb als kader. Zoals hiervoor reeds geschetst hangt het van de aard van de regels in de Awb af (dwingend, gangbaar, aanvullend of facultatief) of deze rechtstreeks gelden voor de gemeente of dat de gemeente kan aanvullen dan wel afwijken. Voor het totaaloverzicht is het in ieder geval vaak nodig om de met de verschillende onderwerpen verband houdende Awb-artikelen te kennen. Er is daarom voor gekozen om in de artikelsgewijze toelichting tevens per artikel de relevante artikelen uit de Awb weer te geven. Ter onderscheiding zijn deze cursief geplaatst. Diverse Awb-artikelen komen in dat verband niet ter sprake, terwijl zij wel van groot belang zijn in verband met de rechtstreekse geldigheid. Het betreft bepalingen over de subsidieaanvraag, de subsidieverlening, de subsidievaststelling, intrekking en wijziging. Voor een goed overzicht worden de algemeen geldende bepalingen hier, eveneens in cursief, vermeld en voor zover nodig met enige toelichting voorzien. Inleidende bepalingen Artikel 4:21 1. Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. 2. Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake: a. belastingen,; b. de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering sociale verzekeringen, of c. de heffing van een inkomensafhankelijke bijdrage dan wel een bijdragevervangende belasting ingevolge de Zorgverzekeringswet. 3. Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. 4. Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

De subsidieaanvraag lngevolge artikel 4:2 van de Awb dient de subsidieaanvraag volledig te zijn om in behandeling te kunnen worden genomen. Indien dit niet het geval is heeft het college op grond van artikel 4:5 de bevoegdheid om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Artikel 4:2

1. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de aanvrager; b. de dagtekening; c. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Artikel 4:5 1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien: a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag; of b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aan vraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeftgehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan ge5telde termijn aan te vullen. 1 Indien de aanvraag of één van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen. 2 Indien de aanvraag of één van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of in gewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen. 3 Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

De subsidieverlening Twee belangrijke momenten in het proces van subsidiëring zijn de subsidieverlening en de subsidievast stelling. De subsidieverlening vestigt een rechtens afdwingbare, zij het voorwaardelijke, aanspraak op f1nanciële middelen, veelal voor een bepaald tijdvak. Wanneer de activiteiten zijn verricht en ook aan de overige verplichtingen is voldaan wordt de subsidie in beginsel overeenkomstig de verlening vastgesteld. De subsidievaststelling is het besluit, waarbij wordt bepaald welk bedrag daadwerkelijk wordt uitbetaald. De mogelijkheid bestaat om af te zien van subsidieverlening en direct tot vaststelling over te gaan indien een verlening vooraf, gelet op de subsidievorm en de hoogte van het subsidiebedrag, niet nodig dan wel te omslachtig is. De artikelen 4:30 tot en met 4:32 van de Awb geven onder meer aan welke eisen worden gesteld aan de beschikking tot subsidieverlening. Artikel 4:29 Tenzij bij wettelijk voor5chrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een be schikking omtrent subsidieverlening worden gegeven indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteiten of het tijdvak waaivoor de subsidie wordt gevraagd. Artikel 4:30 1 De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsi die wordt verleend. 2 De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:31 1 De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald. 2 Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voor schrift anders is bepaald.

Artikel 4:32 Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld. Vaststelling De Awb gaat ervan uit dat de subsidieontvanger de aanvraag tot subsidievaststelling indient. Bij verordening kan daarvoor een termijn worden gesteld. Dit is voor de verschillende subsidievormen in de desbetreffende hoofdstukken gedaan. Artikel 4:44 van de Awb geeft de uitzonderingen op het principe dat de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling indient. In dit verband wijzen wij op de bevoegdheid die het college op grond van artikel 4:47 heeft om de subsidie ambtshalve vast te stellen. Artikel 4:42 De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7. Artikel 4:44 1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij: a. de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a, ambtshalve wordt vastgesteld; b. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of c. de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.

1 Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bil de subsidieverlening te bepalen termijn. 2 Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend. 3 Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

De hoofdregel luidt dat de subsidie overeenkomstig de verlening wordt vastgesteld. Lagere vaststelling is alleen toegestaan in de in artikel 4:46 van de Awb genoemde gevallen. Artikel 4:46 1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast. 2. De subsidieverlening kan lager worden vastgesteld indien: a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden; b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot sub5idieverlening zou hebben geleid, of d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten. 3. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bil de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Ambtshalve vaststelling houdt in, dat het college overgaat tot subsidievaststelling, zonder dat daartoe een aanvraag is ingediend. De subsidie wordt dan vastgesteld op basis van de op dat moment beschikbare gegevens. Het kan bijvoorbeeld voorkomen, dat een subsidieontvanger de termijn ongebruikt laat ver strijken of dat de subsidieverlening wordt ingetrokken. In dat laatste geval kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend. Artikel 4:47 Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien: a. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld; b. toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of c. de be5chikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Artikel 4:45 gaat over de verantwoording van de activiteiten door de subsidieaanvrager. De gemeente kan op dit vlak nadere eisen stellen in de verordening. In de nieuwe ASV is dit voor de verschillende subsidievormen gedaan. Artikel 4:45 1 Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld. 2 Bi/ de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Intrekking en wijziging In de verordening zijn geen bepalingen opgenomen over de intrekking en wijziging van subsidies. De mogelijkheden daartoe zijn geregeld in de artikelen 4:48 tot en met 4:51 van de Awb. Voor een goed overzicht is het belangrijk deze artikelen te kennen. In een beperkt aantal gevallen kan de subsidieverlening met terugwerkende kracht worden ingetrokken. Deze maatregel moet worden gezien als een aanvulling op de mogelijkheid om een subsidie lager of op nul euro vast te stellen. Er hoeft dus in bepaalde in artikel 4:48 genoemde gevallen niet gewacht te worden met ingrijpen tot het moment van subsidievaststelling.

Artikel 4:48 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen indien: a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden; b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid; d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of e. met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald. Intrekking wegens feiten of omstandigheden die zich na de vaststelling hebben voorgedaan of die het bestuursorgaan ten tijde van de vaststelling niet bekend konden zijn is in artikel 4:49 geregeld. Hieraan is een limiet van vijf jaar gesteld. Artikel 4:49 1. Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen: a. op grond van feiten en omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijker wijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld; b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of c. indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

1 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald. 2 De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten worden voldaan.

Artikel 4:50 handelt over intrekking of wijziging van de subsidieverlening voor de toekomst. Artikel 4:50 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met macht neming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen: a. voor zover de subsidieverlening onjuist is; b. voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of c. in andere bil wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:51

1. Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aan-sluitend tijdvak op de grond dat veranderende omstandigheden of gewijzigde in-zichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie ver-zetten slechts met inachtneming van een redelijke termijn.2. Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25 eerste lid.