Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Nieuw-West

Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van het stadsdeel Slotervaart/overtoomse Veld

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Nieuw-West
Officiële naam regelingVerordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van het stadsdeel Slotervaart/overtoomse Veld
CiteertitelVerordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van het stadsdeel Slotervaart/overtoomse Veld
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpAmbtelijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is met ingang van 1 mei 2010 van rechtswege vervallen (op grond van artikel 12 van de Bijzondere verordening stadsdeelherindeling 2010). Met ingang van 1 mei 2010 is Slotervaart, samen met Geuzenveld-Slotermeer en Osdorp, opgegaan in het nieuwe stadsdeel Nieuw-West.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 213a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200401-05-2010nieuwe regeling

01-01-2004

Westerpost

"-"

Tekst van de regeling

verordening

Artikel 1 Definities
  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      ) Doelmatigheid

    • De mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

    • b

      )  Doeltreffendheid

    • De mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

Artikel 2 Onderzoeksfrequentie
  • Het dagelijks bestuur onderzoekt en toetst jaarlijks de doelmatigheid en/of de doeltreffendheid van minimaal twee (delen van) programma’s en paragrafen. 

Artikel 3 Onderzoeksplan
  • 1. Het dagelijks bestuur zendt ieder jaar uiterlijk voor 15 november een onderzoeksplan naar de stadsdeelraad voor de in het erop volgende jaar te verrichten interne onderzoeken naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid.

  • 2. In het onderzoeksplan wordt per intern onderzoek globaal aangegeven:

    • a.

      het object van onderzoek;

    • b.

      de reikwijdte van het onderzoek;

    • c.

      de onderzoeksmethode;

    • d.

      de doorlooptijd van het onderzoek;

    • e.

      de wijze van uitvoering.

  • 3. In het onderzoeksplan wordt aangegeven welke budgetten in de begroting zijn opgenomen voor de uitvoering van de onderzoeken.

Artikel 4 Voortgang onderzoeken
  • Het dagelijks bestuur rapporteert in de bedrijfsvoeringparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid.

Artikel 5 Rapportage en gevolgtrekking
  • 1. De uitkomsten van een onderzoek worden vastgelegd in een rapportage. Elke rapportage bevat tenminste een analyse van de onderzoeksresultaten en aanbevelingen voor verbeteringen.

  • 2. Op basis van de resultaten van ieder onderzoek geeft het dagelijks bestuur gemotiveerd aan, welke aanbevelingen het wel of niet overneemt. Het dagelijks bestuur neemt op basis van deze aanbevelingen organisatorische maatregelen.  De rapportage, de aanbevelingen en de getroffen maatregelen worden ter kennisgeving aan de stadsdeelraad aangeboden.

Artikel 6 Inwerkingtreding
  • Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Artikel 7 Citeertitel
  • Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van het stadsdeel Slotervaart/overtoomse Veld”.

Artikelsgewijze toelichting verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van het stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld

Artikel 2. Onderzoeksfrequentie
  • In artikel 2 wordt het dagelijks bestuur opgedragen onderzoek te doen naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Er worden door de stadsdeelraad een minimaal aantal uit te voeren interne onderzoeken per jaar van het dagelijks bestuur geëist. Hierbij wordt een scheiding aangebracht tussen onderzoeken naar de doelmatigheid en onderzoeken naar de doeltreffendheid.

  • De onderzoeken naar de doelmatigheid betreffen onderzoeken naar de uitvoering van het beleid en het beheer van middelen. De uitvoering wordt gedaan door ten eerste de stadsdeelorganisatie, zodat deze onderzoeken zich ten eerste richten op de organisatie-eenheden van het stadsdeel. Een tweede ingang voor de doelmatigheidsonderzoeken is de procesgang. Hiervoor kan men kijken naar de stadsdeeltaken. Het voordeel hiervan is dat ook de doelmatigheid van de uitvoering van gemeentelijk beleid en het beheer van middelen door derden wordt onderzocht.

  • De onderzoeken naar de doeltreffendheid vinden plaats op basis van het in de programma’s of paragrafen van de begroting geformuleerde beleid. Dit beleid kan gehele begrotingsprogramma’s omvatten of delen daarvan. Ook kunnen dergelijke onderzoeken paragrafen van de begroting en jaarstukken of delen daarvan omvatten.

Artikel 3. Onderzoeksplan
  • De beslissing wat te onderzoeken is aan het dagelijks bestuur. Vanzelfsprekend zal de stadsdeelraad willen weten wat de plannen zijn, en ook gelegenheid willen hebben om deze te bespreken en als de stadsdeelraad dat nodig acht, invloed uit te oefenen. Hierin voorziet het onderzoeksplan.

  • Het onderzoeksplan moet een volledig beeld geven van de voorgenomen onderzoeken, zij het uiteraard nog globaal. De onderzoeken in het onderzoeksplan worden per onderzoek uitgewerkt. Het onderzoeksplan wordt aangeboden aan de stadsdeelraad en de stadsdeelraad kan het ter bespreking agenderen, maar het wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld. In de verordening kan worden aangegeven, wat in een onderzoeksplan in ieder geval moet worden opgenomen.

  • De onderwerpen genoemd in het tweede lid kunnen als volgt worden toegelicht:

    • a.

      Het object van een onderzoek wordt dusdanig omschreven, dat duidelijk aangegeven is, wat de afbakening van het onderzoek is. Daarbij worden bij de doelmatigheidonderzoeken duidelijk de scheidslijnen aangegeven ten aanzien van de te onderzoeken procedures, instrumenten en gemeentelijke taken. Bij de doeltreffendheidonderzoeken worden duidelijk de scheidslijnen met andere beleidsvelden aangegeven.

    • b.

      De reikwijdte van ieder onderzoek strekt zich in beginsel uit over alle organen (stadsdeelraad, dagelijks bestuur), organisatie-eenheden en instellingen, waarvoor het stadsdeel bestuurlijk verantwoordelijk is of waarvan de activiteiten geheel of in belangrijke mate door het stadsdeel worden bekostigd. De reikwijdte kan in het onderzoeksplan worden ingeperkt door het aangeven van het te onderzoeken tijdsvak en de te onderzoeken organen, organisatie-eenheden en instellingen. De reikwijdte van onderzoeken moet van tevoren duidelijk worden aangegeven. Aangegeven moet worden, welk tijdvak wordt onderzocht en welke organisatie-eenheden en niet gemeentelijke instellingen bij het onderzoek worden betrokken.

    • c.

      Bij de onderzoeksmethode wordt aangegeven welke methoden gebruikt zullen worden (benchmarking, enquête, enzovoorts).

    • d.

      De doorlooptijd geeft een inschatting van de duur van het onderzoek, eventueel onderverdeeld in fasen.

    • e.

      Onderzoeken kunnen in opdracht van het dagelijks bestuur worden uitgevoerd door het ambtelijke apparaat (al of niet met inbreng van deskundigheid van derden) of door derden. Indien de ambtelijke organisatie de onderzoeken uitvoert, zullen in de onderzoeksopzet waarborgen dienen te worden ingebouwd, waarmee de onafhankelijkheid van de analyse en/of adviezen ter verbeteringen wordt gegarandeerd. Dat betekent, dat het onderzoek wel mag worden uitgevoerd door functionarissen die in hun dagelijks werk betrokken zijn bij het onderzoeksobject. De analyse en de aanbevelingen tot verbetering echter moeten zoveel mogelijk onafhankelijk tot stand komen en uitgevoerd worden door functionarissen die niet in hun dagelijks werk betrokken zijn bij het onderzoeksobject.

Artikel 4. Voortgang onderzoek
  • De bedrijfsvoeringparagraaf van de begroting en jaarstukken dient inzicht te geven in de beleidsvoornemens en de stand van zaken en omtrent de bedrijfsvoering. Daarbij dient een relatie te worden gelegd met inhoud van de programma’s van de begroting en jaarstukken. Het ligt voor de hand om in deze paragaaf eveneens te rapporteren over de stand van zaken bij de interne onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur.

Artikel 5. Rapportage en gevolgtrekking
  • Met de instelling van de onderzoeken beoogt het stadsdeel de transparantie van gemeentelijk handelen te vergroten en de publieke verantwoording daarover te versterken. De bevindingen van de onderzoeken worden dan ook neergelegd in rapporten voor de stadsdeelraad, zoals voorgeschreven in artikel 213a, tweede lid van de Gemeentewet. De rapporten dienen volgens artikel 197 tweede lid van de Gemeentewet te worden gevoegd bij de jaarrekening en het jaarverslag. Dat betreft uiteraard de verslagen die lopende het verslagjaar zijn afgerond. Dat sluit echter geenszins uit dat de stadsdeelraad, als hij dat wenst, de rapporten ontvangt, zodra ze zijn vastgesteld.

  • Systematische aandacht voor doelmatigheid en doeltreffendheid impliceert ook het doel om te leren, om na te denken over en te streven naar verbetering. Daarom is in deze verordening opgenomen, dat evaluatie en aanbevelingen voor verbetering onderdeel zijn van de rapportage en dat zo het dagelijks bestuur gemotiveerd aangeeft welke van deze aanbevelingen leiden tot het vervolgtraject met verbetermaatregelen. De bedrijfsvoering is een zaak van het dagelijks bestuur. Het is dan ook het dagelijks bestuur, dat maatregelen moet nemen tot verbetering. De motivatie van het dagelijks bestuur en de getroffen maatregelen worden uiteraard ook ter kennisgeving aan de stadsdeelraad gestuurd. 

Artikel 6. Inwerkingtreding
  • Volgens de Gemeentewet moet deze verordening per 7 maart 2003 zijn vastgesteld. De gemeente Amsterdam heeft deze datum verschoven tot 1 januari 2004. 

Artikel 7. Citeertitel
  • In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee naar deze verordening kan worden verwezen.