Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Vlist

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering Bonrepas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Vlist
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering Bonrepas
CiteertitelVerordening baatbelasting riolering Bonrepas
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-03-200601-04-2011Nieuwe regeling

28-02-2006

De IJsselbode, 07-03-2006

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering Bonrepas

De raad van de gemeente Vlist, in zijn vergadering van 28 februari 2006,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 17 januari 2006,

gelet op artikelen 216 en 222 van de Gemeentewet en het “Kostenverhaalbesluit Bonrepas” vastgesteld bij raadsbesluit van 27 januari 2004,

BESLUIT

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN BAATBELASTING RIOLERING BONREPAS

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    een onroerende zaak:

    • a.

      een gebouwd eigendom;

    • b.

      een ongebouwd eigendom;

    • c.

      een samenstel van twee of meer aangrenzende gebouwde en/of ongebouwde eigendommen, voorzover voor die eigendommen éénzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt als belastingplichtige.

    • d.

      Onder een eigendom wordt verstaan: een perceel volgens kadastrale aanduiding.

  • 2.

    het bestemmingsplan:

    • a.

      het bestemmingsplan Landelijk gebied Vlist, vastgesteld door de raad van de gemeente Vlist in zijn vergadering van 2 juni 1977 en door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gedeeltelijk goedgekeurd op 31 oktober 1978 en gedeeltelijk op 7 juni 1983;

    • b.

      het bestemmingsplan Landelijk gebied Vlist 1e herziening, vastgesteld door de raad van de gemeente Vlist in zijn vergadering van 7 september 1987 en door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gedeeltelijk goedgekeurd op 12 april 1988 en gedeeltelijk op 30 januari 1991;

    • c.

      het bestemmingsplan Landelijk gebied Vlist 2e herziening, vastgesteld door de raad van de gemeente Vlist in zijn vergadering van 24 september 1990 en door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gedeeltelijk goedgekeurd op 19 maart 1991 en gedeeltelijk op 28 juli 1992;

  • 3.

    bestemming: de voor een onroerende zaak van toepassing zijnde bestemming op grond van het bestemmingsplan.

  • 4.

    peildatum: de in artikel 222, derde lid van de Gemeentewet bedoelde peildatum voor de baatbepaling, i.c. 1 november 2005.

  • 5.

    oppervlakte: het aantal volle vierkante meters van een onroerende zaak, voorzover deze vierkante meters zijn gelegen in een bestemming.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “baatbelasting riolering Bonrepas” wordt in de vorm van een heffing-ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de paarse omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, waarop op de peildatum van toepassing is een bestemming als vermeld in artikel 5, en die op de peildatum zijn gebaat door de in lid 2 genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in lid bedoelde voorzieningen omvatten:

    • a.

      het leggen van rioolleidingen;

    • b.

      het plaatsen van pompgemalen en putten;

    • c.

      het leveren en installeren van gemalen, voedingskasten, storingssignalering;

    • d.

      het verrichten van overige werken en werkzaamheden voor de onderdelen a, b en c.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2.1, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing danwel indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2.2, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf en heffing

  • 1.

    De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

  • 2.

    Indien in de periode gelegen tussen de peildatum en de datum van ingang van de heffing van deze verordening de eigendom, het bezit of beperkt recht van een gedeelte van een op de peildatum bestaande onroerende zaak is danwel wordt overgedragen, wordt voor de vaststelling van de belastingschuld voor de na de overdracht op de datum van ingang van heffing bestaande onroerende zaken uitgegaan van een vaststelling van de belastingschuld volgens de volgende formule:

A/B x C x € 1,00.

Voor deze formule geldt:

  • A.

    de oppervlakte met een bestemming als vermeld in van de na de overdracht op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaak;

  • B.

    de oppervlakte met een bestemming als vermeld in van de op de peildatum bestaande onroerende zaak;

  • C.

    de belasting zoals deze ingevolge zou gelden voor de op de peildatum bestaande onroerende zaak op de peildatum van heffing, indien geen gedeeltelijke overdracht zou hebben plaatsgevonden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. 1.De belasting bedraagt per onroerende zaak het bedrag dat in onderstaande tabel is opgenomen, waarop geheel of gedeeltelijk de bestemming zoals opgenomen in onderstaande tabel van toepassing is:

    Bestemming percelenBedrag in €
    Agrarische doeleinden, bestaand bouwperceel3.630
    WI en T: woondoeleinden en tuin1.815
    bNW: beschermd natuurgebied en waterstaatsdoeleinden: windmolen met bijbehorende woning1.815
    bNW: beschermd natuurgebied en waterstaatsdoeleinden waarvoor een bouwvergunning voor één zomerwoning is verleend1.815
    Aln(z): agrarische doeleinden zonder gebouwen waarvoor een bouwvergunning is verleend voor een agrarisch bedrijf met vrijstelling artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.3.630
  • 2. Indien voor een onroerende zaak meerdere bestemmingen zoals vermeld in de tabel in lid gelden, bedraagt de belasting het hoogste bedrag behorende bij de bestemmingen als vermeld in deze tabel die op de onroerende zaak toepassing zijn.

  • 3. Indien de bestemming zoals omschreven in de tabel in lid van toepassing is op meerdere onroerende zaken waarvoor geldt dat voor die onroerende zaken niet éénzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt, zal de bijdrage worden berekend naar rato van het aantal onroerende zaken.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 5 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin, dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk te worden ingediend bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar.

  • 2.

    Het belastingjaar loopt van 1 april tot en met 31 maart.

  • 3.

    De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 5 jaren en een rentevoet van 5% per jaar.

  • 4.

    De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar, voorafgaand aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar waarop de afkoop betrekking heeft nog te verschijnen belastingbedragen, berekend naar een rentevoet van 5% per jaar.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag-ineens opgelegd voor de nog niet aangevangen belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk te worden ingediend bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar.

  • 6.

    Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt – voor de verdeling van de resterende belastingschuld – de maatstaf van heffing als bedoeld in voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet aangevangen belastingjaren. De vaststelling van de resterende belastingschuld zoals bedoeld in de vorige volzin, geschiedt op basis van de volgende formule:

A/B x C x € 1,00

Voor deze formule geldt:

A: de oppervlakte met een bestemming als vermeld in van de na de overdracht bestaande onroerende zaak;

B: de oppervlakte met een bestemming als vermeld in van de voor de overdracht bestaande onroerende zaak;

C: de resterende belastingschuld voor de op het moment van de overdracht nog niet aangevangen belastingjaren, zoals deze gold voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgende op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in lid gestelde termijn.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van Burgemeester en Wethouders

Het college van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de bekendmaking ervan.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 april 2006.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening baatbelasting riolering Bonrepas”.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 28 februari 2006.

De griffier, De voorzitter,

Mw. mr. K.T. Lambregtse mw. A.Z. Evenhuis-Meppelink

Toelichting behorende bij de "Verordening baatbelasting riolering Bonrepas"

 

1. Algemeen

De Wet milieubeheer geeft de gemeente de zorgplicht voor het doelmatig inzamelen en transpor­teren van afvalwater. De aanleg van deze riolering voorziet in de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan van de gemeente Vlist. Het rioleringsplan van de gemeente Vlist is door de gemeenteraad vastgesteld in zijn vergadering van 25 juni 2002. Voor de aanleg van de riolering in het buitengebied is een “Aansluitplan buitengebied” opgesteld. Dit aansluitplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 november 2002.

 

Ter uitvoering van het aansluitplan heeft gemeente Vlist een riool aangelegd in verschillende delen van het buitengebied van de gemeente.

 

Belangrijke vraag bij de uitvoering van de zorgplicht betreft de verhouding tussen de kosten van de aanleg van riolering in relatie tot het met de aanleg te bereiken milieuresultaat. Voor de onroerende zaken waarvoor de riolering door de gemeente Vlist is aangelegd, geldt in het algemeen dat gelet op het milieuresultaat de aanleg van riolering rendabel is. De Bonrepas is door de provincie Zuid-Holland in de beleidsnota ‘Rioleringsbeleid in het buitengebied’ van september 1998 aangewezen als ‘urgent te rioleren gebied’. De gemeente was derhalve verplicht riolering aan te leggen.

 

Een algemene regeling is dat indien niet is voorzien in een aansluitmogelijkheid op riolering binnen 40 meter van kadastrale grens, de rechthebbende van het eigendom uiterlijk op 1 januari 2005 dient zorg te dragen voor een eigen zuiveringsvoorziening.

 

2. Kostenverhaalsbesluit

Teneinde het verhaal van de kosten van de aanleg van de riolering te kunnen realiseren, heeft de gemeenteraad van Vlist in zijn vergadering van 27 januari 2004 het “Kostenverhaalsbesluit Bonrepas” vastgesteld. Het kostenverhaalsbesluit is gebaseerd op de Exploitatieverordening gemeente Vlist 2002 en voorziet in de mogelijkheid van privaatrechtelijk kostenverhaal in de vorm van exploitatieovereenkomsten. Het kostenverhaalsbesluit voldoet echter tevens aan de voorwaar­den van een bekostigingsbesluit als bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet. Het bekostigings­besluit voorziet in kostenverhaal op publiekrechtelijke grondslag: een baatbelasting. Dit betekent dat een kostenverhaalsbesluit tevens voorziet in de mogelijkheid om toepassing te geven aan baatbelasting. Het is dan ook voor een gebied niet nodig om naast het kostenverhaalsbesluit alsnog een bekostigingsbesluit door de gemeenteraad te laten vaststellen.

 

In het kostenverhaalsbesluit heeft de gemeenteraad de onroerende zaken aangeduid die baat ondervinden van de aanleg van de riolering. Uitgangspunt voor het afbakenen van dit gebied is de aard van de te treffen voorziening: de aanleg van de riolering.

 

Daarnaast heeft de gemeenteraad aangegeven dat de kosten van deze voorzieningen worden verhaald tot een bedrag van € 80.000,–. In het kostenverhaalsbesluit is in het kader van de baatbelasting een indicatieve begroting van de kosten opgenomen. Tevens is ten aanzien van de baatbelasting vermeld dat de definitieve omvang en verdeling van de kosten over de gebate onroerende zaken worden geregeld in de later vast te stellen baatbelastingverordening. Uitsluitend de kosten die zijn gemaakt voor de gebate onroerende zaken die in deze verordening zijn aangeduid, zijn betrokken in de omslag over de gebate onroerende zaken.

 

Het kostenverhaalsbesluit is gepubliceerd in het plaatselijke weekblad ‘De IJsselbode’ van 3 februari 2004 en is op 3 februari 2004 opgenomen in het belastingregister. De aanleg van de riolering in het gebied is blijkens de opdrachtbrief aan Aannemingsbedrijf Lindeloof BV aangevangen op 6 mei 2004. Volgens het proces-verbaal van opneming zijn de werkzaam­heden afgerond op 1 december 2004.

 

De gemeente Vlist verhaalt de kosten van de aanleg van de riolering zowel via het sluiten van overeenkomsten als via de baatbelasting. Voor die gebate onroerende zaken waarvoor geen overeenkomst is gesloten, verhaalt de gemeente Vlist de kosten via de heffing van een baat­belasting.

 

3. Bestemmingsplan

De onroerende zaken die een aansluitmogelijkheid krijgen op de nieuwe riolering en dus baat ondervinden, zijn gelegen in het bestemmingsplan Landelijk gebied Vlist, Landelijk gebied Vlist 1e herziening, en Landelijk gebied Vlist 2e herziening. In deze bestemmingsplannen zijn bestemmingen opgenomen, waarin de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden die voor een onroerende zaak gelden in concrete en objectieve zin zijn vastgelegd. De bestemming van een onroerende zaak op de peildatum voor de baatbepaling zoals bedoeld in artikel 222, derde lid Gemeentewet, t.w. 1 november 2005, is van belang voor de beoordeling van de vraag of de onroerende zaak is gebaat en het verschuldigd zijn van het bedrag voor de aanleg van de riolering. De bestemmingen die voor de beoordeling van de aanwezigheid en de mate van baat van de aangelegde riolering van belang zijn, bieden de mogelijk­heid om op de onroerende zaak bebouwing op te richten. In het kader van de onderhavige belasting zijn alleen die bestemmingen relevant, op grond waarvan bebouwing mogelijk is voor die functies waarvoor het van belang is dat wordt voorzien in de aanleg van riolering, zoals woonfuncties, bedrijfsdoeleinden etc. De bestemmingen waarvoor dit geldt, zijn opgenomen in de tabel in artikel 5, lid 1.

 

4. Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Met betrekking tot de afbakening van het belastingobject is uitgegaan van een op de peildatum gebouwd of ongebouwd kadastraal perceel danwel een samenstel van meerdere aangrenzende percelen, voorzover voor die kadastrale percelen éénzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht als belastingplichtige wordt aangemerkt.

 

Lid 2 bepaalt wat verstaan dient te worden onder bestemmingsplan.

 

Lid 3 verwijst naar de bestemmingen die op de onroerende zaken van toepassing zijn, zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Deze bestemmingen zijn onder andere van belang voor de vaststelling van de objectieve gebruiksmogelijkheden (zie artikelen 4 en 5).

 

Lid 4 bepaalt de peildatum voor het meten van de baat zoals bedoeld in artikel 222, derde lid Gemeentewet. In dit artikel is het tijdstip van gebaat zijn opgenomen. Op grond van artikel 222, derde lid van de Gemeentewet mag dit tijdstip liggen uiterlijk één jaar nadat de voorzieningen geheel zijn voltooid. De gemeente moet dit tijdstip in de verordening vermelden. De aanleg van de riolering is gestart op 6 mei 2004 en geheel voltooid op 1 december 2004. Dit betekent dat de peil­datum uiterlijk ligt op 1 december 2005. Nu de peildatum in dit lid is gesteld op 1 november 2005, wordt voldaan het gestelde in artikel 222, lid 3 van de Gemeentewet.

 

Artikel 2: Belastbaar feit

Door middel van dit artikel maakt de kaart waarop de gebate onroerende zaken zijn aangegeven, deel uit van de belastingverordening. De gebate onroerende zaken zijn gelegen binnen de paarse omlijning zoals deze op de kaart is aangegeven.

 

In dit artikel is het tijdstip van ‘gebaat zijn’ opgenomen. Voor een nadere uitleg hiervan wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1, lid 4.

 

Voor de vraag of een onroerende zaak is gebaat, geldt dat er binnen 40 meter van de onroerende zaak een aansluitmogelijkheid op de riolering dient te zijn. Het criterium van 40 meter is gebaseerd op het arrest van het Gerechtshof Arnhem d.d. 14 juni 2001, zaaknummer 99/30. Voor de aanwezigheid van baat is tevens de bestemming die voor een onroerende zaak geldt van belang; een en ander is uitgelegd in deze toelichting in paragraaf 3 Bestemmingsplan. Is er op 1 november 2005 sprake van een gebate onroerende zaak, dan wordt deze in de omslag betrokken; ongeacht of er later sprake is van een gewijzigde bestemming of van een splitsing van de gebate onroerende zaak in verschillende eigendommen.

 

Als heffingmaatstaf wordt uitgegaan van een vast bedrag per onroerende zaak. Bij het bepalen van het tarief per onroerende zaak is uitgegaan van het aantal onroerende zaken op de in artikel 2 genoemde peildatum. Een latere splitsing van een op de peildatum bestaande onroerende zaak heeft niet tot gevolg dat tweemaal het oorspronkelijke bedrag per nieuw ontstane onroerende zaak aan belasting wordt geheven. Dit zou er immers toe leiden dat, in geval van splitsing, de belasting­opbrengst meer zou kunnen bedragen dan de gemaakte kosten of het maximale bedrag aan te verhalen kosten zoals dat in het kostenverhaalsbesluit is vermeld, hetgeen niet is toegestaan. Voor de vaststelling van de belasting op de peildatum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaak wordt uitgegaan van een verdeling van de belastingschuld zoals deze geldt voor de op 1 november 2005 bestaande onroerende zaak, over de op de datum van ingang heffing bestaande nieuwe onroerende zaken. De heffings­maatstaf legt een nadrukkelijke relatie met de planologische situatie die op de peildatum 1 november 2005 op een onroerende zaak van toepassing is.

 

Het hanteren van deze maatstaven leidt er niet toe dat het bedrag dat in het kostenverhaalsbesluit als totaal aan bijdragen is vermeld, wordt overschreden. Dit is immers niet toegestaan.

 

Kosten

De kosten van de aanleg van de riolering in de onderhavige cluster zijn als volgt:

Kosten werken 199.927,00
Voorbereiding, directievoering en toezicht94.666,00
Vestiging zakelijk rechten52.442,00
Totale kosten 347.035,00

Bedragen in €

 

Voor de aanleg van riolering in Bonrepas ontvangt de gemeente de volgende subsidies:

Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, €   81.680,00

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, €   25.182,00

Totaal aan subsidies  € 106.862,00

 

De kosten voor de gemeente bedragen dus € 240.173,00.

 

Huisaansluitingen

In dit kostenoverzicht zijn de kosten van de huisaansluitingen niet opgenomen. Onder huis­aansluiting wordt verstaan de kosten van de aanleg van de aansluiting voor een individuele onroerende zaak. Aangezien de riolering met bijbehorende pompputten zijn gesitueerd binnen de begrenzing van een onroerende zaak, bestaan de kosten van de huisaansluiting uit de kosten vanaf de pompput van de persleiding (hoofdtracé) tot aan de gevel van de aan te sluiten pand(en) op de desbetreffende onroerende zaak.

 

Opbrengsten

De tarieven die de gemeente hanteert bij de toepassing van baatbelasting, zijn gelijk aan de bedragen die gemeente hanteert bij het verhalen van kosten via het sluiten van exploitatie­overeenkomsten. In het beleid dat de gemeente heeft vastgesteld, is tevens opgenomen dat de tarieven van toepassing zijn in alle gebieden die worden voorzien van een riolering. Op basis van dit beleid bedragen de opbrengsten voor het cluster Bonrepas als volgt:

12 onroerende zaken met een tarief van € 1.815,00 is        € 21.780,00

11 onroerende zaken met een tarief van € 3.630,00 is:       € 39.930,00

0 onroerende zaken met een tarief van € 5.445,00 is:         €         0,00

Totaal aan opbrengsten         € 61.710,00

 

In het Kostenverhaalsbesluit Bonrepas is bepaald dat een bedrag ter grootte van € 80.000,00 zal worden verhaald op de gebate onroerende zaken. Uit bovenstaande overzicht blijkt dat dit bedrag niet zal worden overschreden.

 

De voorzieningen die baat opleveren voor de onroerende zaken zoals deze zijn aangeduid op de kaart, zijn in lid 2 van dit artikel verwoord.

 

Artikel 3: Belastingplicht

Ingevolge artikel 222, eerste lid Gemeentewet zijn belastingplichtig de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de door de gemeente getroffen voorzieningen. Niet relevant is of de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht ook geldt als (feitelijke) gebruiker van de gebate onroerende zaak. Voor de vaststelling van de genothebbende wordt uitgegaan van de gegevens zoals deze blijken uit de kadastrale registratie, tenzij blijkt dat deze (rechts)persoon op de desbetreffende onroerende zaak geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

 

Indien de kosten die zijn verbonden aan het treffen van de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid door de belastingplichtige krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van de betreffende onroerende zaak niet geheven.

 

Artikel 4: Maatstaf van heffing

De gemeente is in beginsel vrij in het bepalen van de heffingsmaatstaf, mits het bedrag van de gemeentelijke belastingen niet afhankelijk wordt gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.

 

Gekozen is voor een maatstaf van een bedrag per onroerende zaak. Het vaste bedrag is gekoppeld aan een bestemming die op de onroerende zaak van toepassing is.

 

In lid 2 is vermeld dat in eerste instantie de belastingschuld is gerelateerd aan de situatie zoals deze voor een onroerende zaak geldt per peildatum van het meten van de baat: 1 november 2005. In het geval een gedeelte van de onroerende zaak na de peildatum is vervreemd, wordt de aldus vastgestelde belastingschuld vervolgens verdeeld over de uit deze onroerende zaak (nieuw) ontstane onroerende zaken op de datum van ingang van de heffing (i.c. 1 april 2006). De verdeling geschiedt naar rato van de oppervlakte van de op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaken. Hierbij wordt de oppervlakte bepaald door het aantal volle vierkante meters van de onroerende zaken, voorzover deze vierkante meters zijn gelegen in de bestemmingen die in artikel 5 zijn vermeld.

 

Artikel 5: Belastingtarief

Lid 1.

De belasting per onroerende zaak is afgestemd op de bestemming die op een onroerende zaak op de peildatum van toepassing is. De bestemming bepaalt in objectieve zin de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de onroerende zaak. In het kader van de onderhavige belasting zijn alleen die bestemmingen relevant, op grond waarvan bebouwing mogelijk is voor die functies waarvoor het van belang is dat wordt voorzien in de aanleg van riolering. Voor de bestemmingen die in dit lid zijn opgenomen, geldt dat het oprichten van gebouwen is toegestaan, zoals woningen, bedrijfsgebouwen, recreatiebebouwing, etc.

 

De omslag van kosten.

Zoals hiervoor is vermeld, worden de kosten omgeslagen overeenkomstig het gestelde in dit artikel. Deze wijze van omslag van de kosten leidt ertoe dat de gemeente Vlist niet meer kosten omslaat dan zij heeft bepaald in het kostenverhaalsbesluit. Uit het financieel overzicht bij de toelichting op artikel 2 blijkt dat aan deze voorwaarde is voldaan.

 

In lid 3 is bepaald dat indien binnen de bestemming meerdere onroerende zaken zijn gelegen, de bijdrage over deze onroerende zaken naar rato van het aantal onroerende zaken wordt verdeeld. Op deze wijze wordt bereikt dat alle bestemmingen op een gelijke wijze worden behandeld en dat de toevalligheid dat binnen een bestemming meerdere onroerende zaken aanwezig zijn tot gevolg heeft dat de totale hoogte van de bijdrage gelijk blijft; slechts de verdeling wordt afgestemd op het aantal onroerende zaken. Hiermee wordt tevens voorkomen dat vanwege het feit dat er meerdere onroerende zaken zijn gelegen binnen een bestemming, het totaal van de bijdragen wordt verhoogd en daardoor het maximale bedrag aan bijdragen wordt overschreden.

 

Artikel 6: Regeling inzake de heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

Op verzoek van de belastingplichtige kan de baatbelasting in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende maximaal 30 jaren worden geheven. De gemeente is verplicht daarvoor een regeling te treffen in de verordening.

 

De gemeente is van mening dat 5 jaar een redelijke termijn is voor het hanteren van een jaarlijkse belasting. Hierbij is rekening gehouden met de hoogte van de aanslag-ineens. Voor de bepaling van de hoogte van de jaarlijkse belasting wordt uitgegaan van de annuïteit van het bedrag van de heffing-ineens, uitgaande van een periode van 5 jaren en een rente van 5%. Deze rente is gebaseerd op de in de exploitatieovereenkomsten, voor de aanleg van drukriolering in de Bonrepas, gehanteerde rente.

 

In het geval van een jaarlijkse belasting geschiedt de bepaling van de annuïteit op het beginsel van ‘prenumerandoannuïteit’. Dit betekent dat de annuïteit wordt bepaald op basis van het uitgangspunt dat rente is verschuldigd vanaf het moment dat de jaarlijkse belasting verschuldigd is.

 

Nu de maatstaf van heffing is bepaald op een bedrag per onroerende zaak, is een nadere regeling nodig voor de verdeling van de belastingschuld in geval van tussentijdse splitsing. Wordt een nadere regeling achterwege gelaten, dan zou dit betekenen dat voor de oorspronkelijk voor de onroerende zaak (voordat de splitsing plaatsvond) vastgestelde belastingschuld, een hernieuwde belastingschuld in de plaats komt voor iedere nieuw ontstane onroerende zaak bepaald op de wijze zoals bedoeld in artikel 5. Een en ander kan betekenen dat de totale opbrengst het totaal van de gemaakte kosten overschrijdt, nu er in feite sprake is van een tussentijdse toename van het aantal onroerende zaken. De opgenomen nadere regeling voorziet erin dat de oorspronkelijk vastgestelde belastingschuld wordt verdeeld over de nieuw ontstane onroerende zaken naar rato van de opper­vlakte. Ook hiervoor geldt dat de oppervlakte wordt bepaald door het aantal volle vierkante meters van de onroerende zaken, voorzover deze vierkante meters zijn gelegen in de bestemmingen die in artikel 5 zijn vermeld.

 

Artikel 7: Wijze van heffing

Geen toelichting.

 

 

Artikel 8: Termijn van betaling

Geen toelichting.

 

Artikel 9: Kwijtschelding

De reden van dit artikel is dat het heffen van baatbelasting is aan te merken als een betaling voor de aanleg van bepaalde voorzieningen van de gemeente.

 

Artikel 10: Nadere regels voor het college van Burgemeester en Wethouders

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd voor de heffing en invordering nadere regels te stellen. Hierbij kan gedacht worden aan regels over de berekening van de invorderingsrente.

 

Artikel 11: Inwerkingtreding en citeertitel

Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moeten gemeenten de besluiten tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van de belastingverordeningen bekendmaken. Dit geschiedt door plaatsing van de integrale tekst van het besluit in het gemeenteblad danwel bij gebreke daaraan, in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave.

Op grond van artikel 142 van de Gemeentewet treedt het bekendgemaakte besluit in werking met ingang van de achtste dag na de dag van de bekendmaking, tenzij in de verordening een ander tijdstip is aangegeven. Het feit dat de belastingverordening eerst in werking treedt na bekend­making, houdt slechts in dat de gemeente voor dat tijdstip geen belastingaanslagen kan opleggen of bedragen kan vorderen. De aanslagen of gevorderde bedragen kunnen echter wel betrekking hebben op de periode van de datum van ingang van de heffing.

 

Als datum van de ingang is gehanteerd 1 april 2006.

 

Behoort bij besluit van de gemeenteraad van Vlist van 28 februari 2006.

 

Mij bekend,

de griffier,

 

 

 

 

Mw. mr. K.T. Lambregtse