Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hoogezand-Sappemeer

Maatregelenverordening wet investeren in jongeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hoogezand-Sappemeer
Officiële naam regelingMaatregelenverordening wet investeren in jongeren
CiteertitelMaatregelenverordening wet investeren in jongeren
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 147, eerste lid Gemeentewet en artikel 12, eerste lid onderdeel b en artikel 41, eerste lid Wet investeren in jongeren

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200901-01-2012nieuwe regeling

29-09-2009

Regiokrant, 07-10-2009

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren

De raad van de gemeente Hoogezand-Sappemeer,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.4 augustus 2009,

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel b en 41, eerste lid, van de Wet investeren in jongeren;

overwegende dat het noodzakelijk is het verlagen van uitkeringen van jongeren van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar bij wijze van sanctie bij verordening te regelen;

BESLUIT

vast te stellen de volgende Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

    • b.

      WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

    • c.

      maatregel: de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ;

    • d.

      benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomensvoorziening of werkleeraanbod op grond van de wet;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer.

  • 2. In deze verordening wordt mede verstaan onder benadelingsbedrag: de kosten van het werkleeraanbod.

  • 3. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet investering in jongeren en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Afstemming

  • 1. Onverminderd artikel 42 van de wet, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

  • 1. De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

  • 2. De verlaging wordt toegepast op de norm geldend in de maand van effectuering van de maatregel.

Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de periode waarover deze wordt toegepast, het percentage waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om naar boven of naar beneden af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5. Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Onverminderd artikel 41, tweede lid, van de wet, ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien:

    a: de gedraging volgens het college niet verwijtbaar is;

    b: tussen de verwijtbare gedraging en de constatering hiervan meer dan 12 maanden zijn verstreken, tenzij het betreft de verstrekking van onjuiste of onvolledige inlichtingen en hierdoor ten onrechte een werkleeraanbod is gedaan en/of een inkomensvoorziening is verstrekt, in het laatste geval geldt een termijn van 60 maanden;

    c.sprake is van een dringende reden.

  • 2. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de jongere daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6. Ingangsdatum

  • 1. De maatregel gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop het besluit tot verlaging bekend is gemaakt.

  • 2. Voor zover de inkomensvoorziening nog niet is betaald, kan de maatregel in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid toegepast worden op een nog uit te betalen periode uit het verleden.

  • 3. Indien de maatregel helemaal niet meer kan worden toegepast op een nog uit te betalen periode, kan deze worden opgelegd over de periode waarin de gedraging plaatsvond of aanving.

  • 4. Indien aan één van de vorige leden geen toepassing gegeven kan worden omdat de inkomensvoorziening is beëindigd en niet herstart, kan de maatregel worden toegepast dan wel gecontinueerd over een toekomstige periode, mits binnen drie maanden na de beëindiging een nieuwe inkomensvoorziening ingevolge de WIJ aanvangt.

Artikel 7. Samenloop

Indien er sprake is van meerdere verwijtbare gedragingen, die voortvloeien uit hetzelfde handelen of

nalaten, wordt in beginsel de verlaging toegepast geldend voor de zwaarste verwijtbare gedraging.

Artikel 8 Recidive

  • 1. Indien binnen een periode van twaalf maanden na verzending van het besluit tot oplegging van een verlaging opnieuw een verwijtbare gedraging plaatsvindt, waarvoor in deze verordening minimaal dezelfde standaardverlaging geldt, verdubbelt het college de duur van de verlaging.

  • 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid tellen de beschikkingen tot het afzien van een verlaging en oplegging van een waarschuwing mee.

Artikel 9 Waarschuwing

  • 1. Het college kan volstaan met een waarschuwing in plaats van een verlaging in de situaties, bedoeld in:

    a: artikel 11, tenzij het traject, de scholing of de andere vorm van arbeidsinschakeling door de verwijtbare gedraging is geschaad;

    b: artikel 13, lid 1 en lid 4

  • 2. Indien binnen een periode van 24 maanden voorafgaande aan de verzending van het besluit houdende een waarschuwing al eerder een verlaging is opgelegd, dan wel een waarschuwing is gegeven, dan wel een beschikking inhoudende het afzien van een maatregel is verzonden, kan in beginsel niet volstaan worden met een waarschuwing.

HOOFDSTUK 2. Het niet nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet

Artikel 10. Indeling in categorieën

Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. Eerste categorie:

  • a.

    het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

  • b.

    het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

2. Tweede categorie:

  • a.

    het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

  • b.

    het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

  • c.

    het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling;

  • d.

    het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

Artikel 11. De hoogte en duur van de maatregel

De maatregel wordt vastgesteld op:

  • a.

    10 procent van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b.

    20 procent van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie.

HOOFDSTUK 3. NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT

Artikel 12 Niet of niet tijdig nakomen van de inlichtingenplicht

  • 1. Indien naar het oordeel van het college de belanghebbende niet tijdig de verplichting als bedoeld in artikel 44 van de wet is nagekomen, verlaagt het college de norm met 5 % gedurende een maand, voor zover de belanghebbende volhardt in het niet tijdig nakomen van de verplichting.

  • 2. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 44 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte verstrekken of teveel verstrekken van de inkomensvoorziening en/of ten onrechte toekennen of uitvoeren van een werkleeraanbod, wordt de verlaging van de norm als volgt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,--, 10 % van de norm gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,-- tot € 2.000,--, 25 % van de norm gedurende een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,-- tot € 4.000,--, 50 % van de norm gedurende een maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag vanaf € 4.000,--, 100 % van de norm gedurende een maand.

  • 3. Indien aangifte wordt gedaan en het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaat, wordt geen verlaging toegepast.

  • 4. Voor zover er geen sprake is van een benadelingsbedrag verlaagt het college de norm met 5 % gedurende een maand als het college van oordeel is dat het niet nakomen van de inlichtingenplicht een maatregel noodzakelijk maakt.

HOOFDSTUK 4. ZEER ERNSTIGE MISDRAGINGEN

Artikel 13. Zeer ernstige misdragingen

Indien de jongere zich tegenover het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 41, eerste lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd van maximaal 30% van de WIJ-norm gedurende maximaal 3 maanden.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 14. Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze niet verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 september 2009.

De Raad voornoemd,

Mevr. Y.P. van Mastrigt, voorzitter.

Mevr. C.A.M. Bodewes, raadsgriffier.