Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 22ste november 1985 tot heffing van een bijzonder invoerrecht op benzine in eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 22ste november 1985 tot heffing van een bijzonder invoerrecht op benzine in eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten
CiteertitelRegeling bijzonder invoerrecht op benzine Bovenwindse Eilanden
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van inwerkingtreding van de oorspronkelijke regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 21-01-1986 (P.B. 1986, no. 9).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 11-9-1997 (P.B. 1997, no. 237) is vastgesteld bij landsbesluit van 25-11-1997 (P.B. 1997, no. 251).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 8-11-2002 (P.B. 2002, no. 109) is vastgesteld bij landsbesluit van 6-12-2002 (P.B. 2002, no. 134).

Abusievelijk is bij P.B. 1997, no. 242, artikel 29 gewijzigd. Dat artikel was al vervallen ingevolge P.B. 1997, no. 237.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Ministeriële beschikking vaststelling model aangifte (P.B. 2003, no. 61)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-11-2006art. 19

02-10-2006

P.B. 2006, no. 82

2004-2005-2913
23-07-2005art. 1

12-07-2005

P.B. 2005, no. 73

onbekend
01-01-2003art. 1, 3a, 5, 6, 7, 8, 12, 13, 15, 18a, 19, 27

08-11-2002

P.B. 2002, no. 109

2001-2002-2511
01-04-2000art. 1

29-03-2000

P.B. 2000, no. 30

onbekend
01-01-2000art. 29

29-12-1999

P.B. 1999, no. 242

1998-1999-2223
01-10-1997art. 18, 23, 30. Art. 28, 29 en 31 vervallen

11-09-1997

P.B. 1997, no. 237

1996-1997-1926
24-04-1997art. 1, 4, 5, 6a, 7, 8

21-04-1997

P.B. 1997, no. 123

1996-1997-1921
01-01-1997art. 1

28-06-1996

P.B. 1996, no. 75

1995-1996-1822
01-01-1997art. 1

23-12-1996

P.B. 1996, no. 210

1996-1997-1909
01-01-1996art. 1, 1b, 2, 3, 4, 5, 6a, 7, 8, 13, 14, 15, 19, 22

28-12-1995

P.B. 1995, no. 231

1995-1996-1809
03-01-198701-02-1986art. 1, 4, 5

06-11-1986

P.B. 1986, no. 148

onbekend
01-02-1986Nieuwe regeling

22-11-1985

P.B. 1985, no. 151

1985-1986-35

Tekst van de regeling

§ 1. Grondslag en tarief

LANDSVERORDENING van de 22ste november 1985 tot heffing van een bijzonder invoerrecht op benzine in eilandgebieden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten

Artikel 1
  • 1. Van benzine die in één van de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten ingevoerd zal worden is, zodra zij daartoe binnen het tot een van die eilandgebieden behorende gebied van de Nederlandse Antillen wordt gebracht, een bijzonder invoerrecht verschuldigd.

  • 2. Van benzine die in een van de eilandgebieden Saba, St. Eustatius of Sint Maarten uit ruwe aardolie of andere grondstoffen wordt gewonnen en in het vrije verkeer wordt gebracht in een van deze eilandgebieden, is een bijzonder invoerrecht verschuldigd.

  • 3. Het bijzonder invoerrecht, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt NAF. 29,-- per hectoliter.

  • 4. Bij de berekening van het bijzonder invoerrecht op benzine wordt een deel van een hectoliter als heel gerekend.

Artikel 1a
  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan het tarief van het in artikel 1, derde lid, bedoeld bijzonder invoerrecht worden gewijzigd.

  • 2. Na afkondiging in het Publicatieblad van een krachtens het eerste lid vastgesteld landsbesluit wordt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen zes maanden een ontwerp-landsverordening tot regeling van het desbetreffende onderwerp aan de Staten aangeboden.

  • 3. Indien de ontwerp-landsverordening niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn wordt ingediend alsmede indien de ontwerplandsverordening wordt ingetrokken, vervalt het in het eerste lid bedoelde landsbesluit van rechtswege met ingang van de dag na het verstrijken van bedoelde termijn onderscheidenlijk van die na de intrekking. Indien de Staten de ontwerp-landsverordening niet goedkeuren, wordt het landsbesluit onverwijld ingetrokken. Wordt het ontwerp tot landsverordening verheven, dan wordt het landsbesluit ingetrokken op het tijdstip van het inwerking treden van die landsverordening.

§ 2. Algemene bepalingen

Artikel 2
  • 1. Onder benzine wordt in deze landsverordening hetzelfde verstaan als in de Verordening van den 1ste november 1932, tot heffing van een bijzonder invoerrecht op benzine (P.B. 1932, no. 107, zoals gewijzigd).

  • 2. Onder “Inspecteur” wordt in deze landsverordening en de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen verstaan de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen.

Artikel 2a

De Minister van Financiën stelt de modellen vast van de aangiften en overige documenten, krachtens deze verordening op te maken.

§ 3. Vrijdom van het invoerrecht

Artikel 3
  • 1. Van het bijzonder invoerrecht geniet vrijdom de benzine die uitsluitend dient voor het eigen gebruik van het schip waarmede zij wordt ingevoerd of van de tot dat schip behorende boten.

  • 2. Mede geniet vrijdom de benzine:

    • a.

      die in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten door zeeschepen voor eigen gebruik of dat van de ertoe behorende boten wordt ingeladen;

    • b.

      die in een van de genoemde eilandgebieden door luchtvaartuigen voor eigen gebruik wordt ingeladen;

    • c.

      die in een van de genoemde eilandgebieden gebruikt wordt bij het schoonmaken van tankschepen;

    • d.

      die in een van de genoemde eilandgebieden voor oorlogsvaartuigen of daartoe bij een landsbesluit, als bedoeld in artikel 3 onder letter d van de Landsverordening van den 1ste november 1932, tot heffing van een bijzonder invoerrecht op benzine (PB. 1932, no. 107, zoals gewijzigd), gelijkgestelde vaartuigen voor eigen gebruik wordt ingeladen;

    • e.

      die de inrichtingen, waarin benzine wordt gewonnen uit ruwe aardolie of andere grondstoffen in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten, nodig hebben voor het in bedrijf houden van hun inrichting en voor de vervoermiddelen die uitsluitend op het fabrieksterrein in gebruik zijn.

  • 3. De in het voorgaande lid bedoelde vrijdom wordt geldend gemaakt doordat voor de in het artikellid genoemde bestemmingen benzine geleverd wordt tegen een prijs waarin het bijzondere invoerrecht niet is doorberekend.

§ 3a. Boekhouding en inzage

Artikel 3a
  • 1. De ondernemers, bestuurders of beheerders van inrichtingen als bedoeld in artikel 3, 2de lid, onderdeel e, of hun gemachtigden, zijn gehouden in de Nederlandse Antillen een bedrijfsboekhouding aan te houden, die zodanig is ingericht, dat die op overzichtelijke en volledige wijze inzicht geeft in de hoeveelheden benzine die uit het bedrijf zijn gewonnen of van elders zijn aangevoerd en die zijn uitgevoerd, doorgevoerd of in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten in het vrije verkeer zijn gebracht of gebruikt worden voor doeleinden genoemd in artikel 3. Het voorgaande is tevens van toepassing op vervoerders en opslaghouders.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde personen zijn voorts gehouden aan de Inspecteur of aan de door deze aangewezen ambtenaren van de belastingdienst, desgevraagd volledige inzage te geven in de boeken, bescheiden en andere informatiedragers en hen tevens inlichtingen te verstrekken, welke voor de controle op het bedrag van het krachtens artikel 1 verschuldigde bijzondere invoerrecht nodig is.

Artikel 3b
  • 1. Indien de in artikel 3a, eerste lid, bedoelde personen hun verplichtingen niet nakomen, is de Inspecteur bevoegd te bepalen, dat de in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten gewonnen benzine, die bestemd is voor het vrije verkeer, overeenkomstig door deze te stellen voorwaarden, afzonderlijk opgeslagen zal worden in opslagplaatsen, die, tenzij de Inspecteur toestemming heeft gegeven om voor het doel kleinere opslagplaatsen te gebruiken, tenminste 500.000 liter benzine kunnen bevatten.

  • 2. In het geval het eerste lid toepassing vindt, is het de betrokken inrichting verboden om benzine, in de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten gewonnen, in het vrije verkeer te brengen uit andere opslagplaatsen dan die, welke zijn bedoeld in het eerste lid. De controle hierop zal moeten voldoen aan door de Inspecteur te geven voorschriften.

  • 3. Van de beslissingen, bedoeld in het eerste lid en van de controlevoorschriften, bedoeld in het tweede lid, staat binnen een maand beroep open bij de Raad van Beroep voor belastingzaken.

§ 4. Betaling en restitutie

Artikel 4

De vervoerder die zich verbonden heeft benzine waarvoor nog niet eerder een door de Nederlandse Antillen geheven invoerrecht is betaald in een van de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten in een schip vanuit een buiten, deze eilanden gelegen gebied te vervoeren, verwittigt tijdig voordat het schip de tot de Nederlandse Antillen behorende territoriale zee zal binnenvaren de Inspecteur dat hij voornemens is een lading benzine binnen te brengen. Het bericht van de vervoerder bevat tevens een zo nauwkeurig mogelijke opgave van de tijd van aankomst van het schip bij Sint Maarten en van de gegevens die voor de berekening van het voor de vervoerde benzine verschuldigde invoerrecht nodig zijn.

Artikel 5

1.In afwijking van het bepaalde in artikel 12 van de Algemene Verordening I.U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62) dient de kapitein van een schip geladen met benzine bij aankomst in Sint Maarten, Saba of Sint Eustatius het schip terstond in te klaren, bij de douaneautoriteiten.

De artikelen 11 tot en met 30 van de Algemene Verordening I.U. en D. 1908 zijn van overeenkomstige toepassing.

2.Overeenkomstig artikel 27 van de Algemene Verordening I.U. en D. 1908 dient de kapitein of diens gemachtigde vóór met de lossing aan te vangen, een aangifte bijzonder invoerrecht benzine bij de douaneautoriteiten in te dienen en te betalen.

Artikel 5a
  • 1. In afwijking van artikel 5 kunnen ondernemers, bestuurders of beheerders die de aangevoerde benzine in opslag nemen de aangifteverplichtingen van de kapitein overnemen, mits zij de verantwoordelijkheid voor de aanzuivering overnemen.

  • 2. Zij kunnen volstaan met het indienen van een onvolledige aangifte, indien hun administratie voldoet aan de eisen van de douaneautoriteiten en voldoende zekerheid is gesteld.

  • 3. Op deze ondernemers is artikel 3a van overeenkomstige toepassing. Op de wijze waarop de zekerheid kan worden gesteld, zijn de artikelen 190 tot en met 194 van Algemene Verordening I.U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62) van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Binnen twee dagen nadat met de lossing is aangevangen wordt definitieve aangifte gedaan en betaald.

  • 5. Bij het niet, niet tijdig, of niet volledig doen van aangifte is artikel 122 van de Algemene Verordening I.U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62) van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5b

Voor benzine die met de bestemming doorvoer in tijdelijke opslag in het eilandgebied Sint Eustatius is opgeslagen, zijn de artikelen 5 en 5a, vierde lid, niet van toepassing.

Artikel 6
  • 1. De douaneautoriteiten kunnen met een vervoerder van benzine en een ondernemer als bedoeld in artikel 5, derde lid, een andere wijze van betaling overeenkomen dan bedoeld in artikel 5, tweede en vierde lid.

  • 2. De douaneautoriteiten kunnen zekerheid laten stellen voor de rechten die verschuldigd zijn of kunnen worden bij het in het vrije verkeer brengen van benzine.

  • 3. De douaneautoriteiten kunnen bepalen dat de zekerheid doorlopend moet worden gesteld.

  • 4. Op de zekerheidstelling zijn de bepalingen van de artikelen 190 tot en met 194 van de Algemene Verordening I.U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62) of die welke daarvoor in de plaats zullen treden van toepassing.

  • 5. Onder betaling van het verschuldigde invoerrecht wordt in het vervolg van deze landsverordening mede verstaan de totstandkoming van een betalingsregeling als in dit artikel bedoeld.

Artikel 6a
  • 1. De wijze waarop de aangifte, de vaststelling van het verschuldigde invoerrecht en de betaling daarvan geschieden en de verplichtingen die in verband daarmede aan de vervoerder en/of aan anderen worden opgelegd, ingeval benzine anders dan in een schip in een van de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten binnengebracht wordt, worden geregeld bij landsbesluit houdende algemene maatregelen.

  • 2. De vervolgings- en strafbepalingen van § 5 van deze landsverordening zijn bij overtreding van de voorschriften, vervat in het landsbesluit bedoeld in het eerste lid, toepasselijk, met dien verstande dat artikel 19, eerste lid, toepassing vindt op de gezagvoerder van een luchtvaartuig en de bestuurder van een voertuig en dat de in het artikellid voorkomende uitdrukking “een haven doen binnenlopen” geacht wordt het doen landen op een luchthaven en het doen overgaan van de landsgrens mede te omvatten.

  • 3. Het landsbesluit, bedoeld in het eerste lid, wordt binnen zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding bij landsverordening bekrachtigd. Indien de bekrachtiging niet binnen de gestelde termijn is geschied, vervalt het landsbesluit met ingang van de eerste dag na het verloop van de termijn.

Artikel 7
  • 1. Behoudens in het geval van vrijdom ingevolge artikel 3, eerste lid, is het verboden benzine in een van de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten binnen te brengen, voordat aan de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 5 is voldaan.

  • 2. Onder het binnenbrengen wordt voor de toepassing van deze landsverordening mede verstaan het gebruik maken van een inrichting of voorziening waardoor binnen het rechtsgebied van de Nederlandse Antillen benzine uit een schip aan land of op een ander schip kan worden gebracht.

Artikel 8

Er bestaat aanspraak op betaling of terugbetaling door de rechtspersoon De Nederlandse Antillen van het op benzine geheven invoerrecht, indien de benzine aan derden geleverd wordt en daarbij aan de navolgende voorwaarden is voldaan:

1°. de levering geschiedt rechtstreeks voor een van de bestemmingen, bedoeld in artikel 3, tweede lid;

2°. de levering geschiedt in een van de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten of in de om deze eilanden liggende tot de Nederlandse Antillen behorende territoriale zee;

3°. het invoerrecht wordt in generlei vorm aan de afnemers die de benzine voor een van de in artikel 3, tweede lid bedoelde bestemmingen aanwenden doorberekend.

Artikel 9

De betaling of terugbetaling, bedoeld in het voorgaande artikel, geschiedt door de Landsontvanger op het eiland Sint Maarten aan het bedrijf dat de benzine aan de in dat artikel bedoelde afnemers geleverd heeft op vertoon van zodanige bescheiden, dat daaruit ten genoegen van de Landsontvanger blijkt:

  • 1.

    dat het betrokken bedrijf hetzij zelf het invoerrecht heeft voldaan, hetzij bij de aankoop van de geleverde benzine een prijs heeft betaald waarin het invoerrecht ten volle was doorberekend;

  • 2.

    dat bij de levering van de benzine aan de in het voorgaande artikel gestelde voorwaarden voldaan is.

Artikel 10

Indien het bedrijf dat de benzine aan de in artikel 8 bedoelde afnemers levert hetzij uit eigen hoofde hetzij als vertegenwoordiger of agent van een vervoerder tot de betaling van invoerrecht op benzine gehouden is of pleegt gehouden te zijn, wordt het bedrag van de betaling of terugbetaling waarop het aanspraak maakt verrekend met door het bedrijf nog niet voldane heffingen.

Artikel 11

Ter uitvoering van de artikelen 4, 5, 8 en 9 kunnen door de Minister van Financiën nadere voorschriften worden vastgesteld. Deze voorschriften worden bekendgemaakt in het blad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.

Artikel 12

Teruggaaf wordt verleend overeenkomstig hetgeen ten aanzien van de teruggaaf van invoerrechten in de Landsverordening tarief van invoerrechten is bepaald.

Artikel 13
  • 1. Degene, die bezwaar heeft tegen de toepassing van het bijzonder invoerrecht kan binnen zes weken na de dagtekening van de in artikel 5 bedoelde definitieve aangifte, een bezwaarschrift indienen bij de douaneautoriteiten.

  • 2. De Inspecteur brengt zijn beslissing in afschrift ter kennis van belanghebbende bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs. Zijn beslissing is met redenen omkleed.

  • 3. Tegen de beslissing van de Inspecteur staat binnen één maand nadat zij ingevolge het voorgaande lid ter post is bezorgd of tegen ontvangstbewijs is uitgereikt, beroep open bij de Raad van Beroep voor belastingzaken.

  • 4. De Inspecteur is belast met de uitvoering van de beslissing van de Raad van Beroep.

Artikel 14

Voor de betaling van het bijzonder invoerrecht op benzine en de krachtens deze landsverordening opgelegde boeten zijn tegenover de rechtspersoon De Nederlandse Antillen de vervoerder van de aan het invoerrecht onderhevige benzine en diens vertegenwoordiger of agent in de Nederlandse Antillen, alsmede de personen, bedoeld in artikel 3a, hoofdelijk aansprakelijk.

Artikel 15

In alle gevallen waarin het bijzonder invoerrecht niet of niet geheel is voldaan, dienen, onverminderd de strafvervolging wegens overtreding van de bij deze landsverordening gestelde voorschriften, het niet betaalde bedrag en de gemaakte kosten te worden voldaan. De inzake de invordering van invoerrechten en zekerheidsstellingen geldende bepalingen van de Algemene Verordening I.U. en D. 1908 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16

Terzake van de feiten, strafbaar gesteld bij artikel 23 van deze landsverordening kan de verdachte door vanwege de Directeur der Belastingen tot transactie worden toegelaten.

Artikel 17

De inzake invoerrechten en accijnzen geldende bepalingen voor het geval van wanbetaling van geldboete zijn voor de toepassing van deze landsverordening van kracht.

§ 5. Vervolgings- en strafbepalingen

Artikel 18

De bepalingen van de tweede afdeling van hoofdstuk IX van de Algemene Verordening I.U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62) zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18a
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst en de bij landsbesluit, bedoeld in artikel 5, derde lid, aangewezen ambtenaren. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak rederlijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

    • d.

      met inachtneming van de ter plaatse bestaande veiligheidsvoorschriften, alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hem aangewezen personen;

    • e.

      vaartuigen, stilstaande voertuigen en de lading daarvan te onderzoeken.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren.

  • 5. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 19
  • 1. De kapitein die een schip geladen met benzine binnenbrengt in een van de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten en opzettelijk niet voldoet aan de hem bij artikel 5, eerste en tweede lid, opgelegde verplichtingen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en geldboete van ten hoogste tweehonderdvijftigduizend gulden, of één van voormelde straffen.

  • 2. Degene die benzine in het vrije verkeer brengt dan wel doet brengen in een van de eilandgebieden Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten, zonder dat de verschuldigde bijzondere invoerrechten zijn voldaan, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een jaar een geldboete van ten hoogste vijftigduizend gulden, of één van voormelde straffen.

  • 3. Degene die het in het tweede lid omschreven feit opzettelijk begaat, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en geldboete van ten hoogste tweehonderdvijftigduizend gulden, of één van voormelde straffen.

Artikel 19a

Degene die de in artikel 3a bedoelde verplichtingen overtreedt, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.

Artikel 19b

Degene die de bepaling, ingevolge een beslissing, krachtens artikel 3b, eerste lid, genomen en het verbod, bedoeld in artikel 3b, tweede lid, overtreedt, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.

Artikel 19c

Degene die een voorschrift, krachtens artikel 3b, tweede lid, gegeven, niet naleeft, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste duizend gulden.

Artikel 20

De vervoerder die het in artikel 7 gestelde verbod overtreedt wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste eenhonderdduizend gulden.

Artikel 21

Hij die opzettelijk benzine koopt, inruilt, in pand neemt, als geschenk aanneemt of uit winstbejag verkoopt, verruilt, in pand geeft, bewaart of verbergt, of uit de opbrengst daarvan voordeel trekt, wetende dat over die benzine het verschuldigd invoerrecht niet is betaald, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.

Artikel 22

Hij aan wiens schuld te wijten is dat een door hem verrichte handeling of voordeeltrekking als bedoeld in het voorgaande artikel benzine betreft waarover het verschuldigde invoerrecht niet is betaald, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.

Artikel 23

Hij die opzettelijk een of meerdere valse of vervalste boeken, bescheiden of andere informatiedragers ter inzage aanbiedt of een valse verklaring aflegt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of met een geldboete van ten hoogste twintigduizend gulden.

Artikel 24

De in de artikelen 19, 20, 21 en 23 strafbaar gestelde feiten en het in artikel 22 strafbaar gestelde feit, voor zover daarop gevangenisstraf is gesteld, worden als misdrijven beschouwd, en het in artikel 22 strafbaar gestelde feit, voor zover daarop geen gevangenisstraf is gesteld, als overtreding.

Artikel 25

De in artikelen 19, 20, 21, 22 en 23 bepaalde gevangenisstraf kan met een derde worden verhoogd, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige hetzij een tegen hem wegens een van de in die artikelen omschreven misdrijven uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan, of sedert die straf hem geheel is kwijtgescholden; of indien tijdens het plegen van het misdrijf het recht tot uitvoering van die straf nog niet is verjaard, dan wel indien de schuldige een gewoonte maakt van het plegen van het misdrijf.

Artikel 26

Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 19, 20, 21 22 en 23 omschreven misdrijven kan omzetting van de in artikel 32, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen genoemde rechten worden uitgesproken.

Artikel 27

Wanneer blijkt dat een strafbaar feit als bedoeld in artikel 23 betrekking heeft op een lading benzine waarvan de opgegeven hoeveelheid meer dan een tiende gedeelte lager is dan die waarover het bijzondere invoerrecht verschuldigd is, wordt aan de vervoerder bovendien een boete van driemaal het over het te weinig opgegeven gedeelte verschuldigde invoerrecht opgelegd.

Artikel 28

[vervallen]

Artikel 29

[vervallen]

Artikel 30
  • 1. Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst en de bij landsbesluit, bedoeld in artikel 5, derde lid, aangewezen ambtenaren. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren dienen te voldoen.

Artikel 31

[vervallen]

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 32.
  • 1. De landsverordening kan worden aangeduid als “Regeling bijzonder invoerrechten op benzine bovenwindse Eilanden”.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van een nader bij landsbesluit te bepalen dag.