Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hoogezand-Sappemeer

Reïntegratieverordening Hoogezand-Sappemeer 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hoogezand-Sappemeer
Officiële naam regelingReïntegratieverordening Hoogezand-Sappemeer 2009
CiteertitelReïntegratieverordening Hoogezand-Sappemeer 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

artikelen 7A en 11A geldig vanaf 01-04-2009

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 147 Gemeentewet, artikelen 7, 8 en 10, tweede lid, Wet werk en bijstand, artikelen 34, 35 en 36 Ioaw en artikelen 34, 35 en 36 Ioaz

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-200901-01-2012Nieuwe regeling

24-11-2009

Regiokrant

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Reïntegratieverordening Hoogezand-Sappemeer 2009.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      de Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      de Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      de Wsw: de Wet sociale werkvoorziening;

    • e.

      Wet Rea: de Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten;

    • f.

      de Anw: de Algemene nabestaandenwet;

    • g.

      het CWI: het Centrum voor Werk en Inkomen, zoals bedoeld in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • h.

      de belanghebbende: de persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • i.

      voorzieningen: de voorzieningen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a van de wet;

    • j.

      flankerende voorzieningen: de voorwaardenscheppende regelingen, welke het hoofddoel mogelijk maken, dan wel ondersteunen;

    • k.

      de bijstandsgerechtigde: de persoon, jonger dan 65 jaar, die bijstand ontvangt ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

    • l.

      de uitkeringsgerechtigde: de bijstandsgerechtigde, dan wel de gerechtigde tot een uitkering krachtens de Ioaw of de Ioaz;

    • m.

      de niet-uitkeringsgerechtigde: de persoon, bedoeld in artikel 6, aanhef en onder a van de wet;

    • n.

      algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk in het kader van de Wsw of werk dat gewetensbezwaren oproept;

    • o.

      duurzame arbeid: algemeen geaccepteerde arbeid, die gedurende ten minste zes maanden wordt verricht en die geen gesubsidieerde arbeid is;

    • p.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer;

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Ioaw, de Ioaz en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de persoon:

    • a.

      als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a van de wet;

    • b.

      als bedoeld in artikel 7, derde lid, tweede volzin van de wet;

    • c.

      gerechtigd tot een uitkering krachtens de Ioaw of de Ioaz.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op de persoon:

    • a.

      die geen uitkeringsgerechtigde is of die onderwijs of beroepsonderwijs volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000, dan wel het vierde hoofdstuk van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • b.

      die een kind is als bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a van de Algemene Kinderbijslagwet.

Artikel 3 Taak van de gemeente

  • 1. Het college draagt zorg voor het aanbieden van de naar zijn mening meest geschikte voorzieningen aan de belanghebbende, in het kader van de ondersteuning bij arbeidsinschakeling, gericht op de kortste weg naar duurzame arbeid, of, als dit doel niet haalbaar wordt geacht, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2. Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde zorgplicht stelt het college jaarlijks beleidsregels vast, waarin op basis van het beschikbare budget wordt aangegeven op welke wijze het komend jaar wordt voorzien in de ondersteuning bij arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie, alsmede welke voorzieningen daartoe in welke mate voor welke groepen belanghebbenden zullen worden ingezet.

  • 3. Het college bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor toetreding tot de arbeidsmarkt, dan wel tot zelfstandige maatschappelijke participatie, kunnen opheffen of verminderen.

  • 4. De voorzieningen die de gemeente in het kader van ondersteuning bij arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie inzet, worden toegekend door middel van een beschikking.

Artikel 4 Rechten en plichten van de belanghebbende

  • 1. De belanghebbende is verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden.

  • 2. De belanghebbende kan aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling ten behoeve van de realisatie van de naar het oordeel van het college kortste weg naar duurzame arbeid. Het college bepaalt hoe deze aanspraak wordt ingevuld.

  • 3. De belanghebbende, aan wie een voorziening als bedoeld in artikel 7 van deze verordening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 4. De belanghebbende, aan wie een medische keuring op basis van de Wet Rea of de Wsw wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 5. Onverminderd andere verplichtingen, voortvloeiend uit wet- of regelgeving, gelden voor de belanghebbende die deelneemt of heeft deelgenomen aan een voorziening de verplichtingen:

    • a.

      alle inlichtingen te verstrekken over de passendheid en voortgang van de voorziening, alsmede over de wijzigingen in zijn persoonlijke situatie, die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanspraak op ondersteuning en de noodzaak van voortzetting van de voorziening, daaronder in ieder geval begrepen wijzigingen met betrekking tot de woonplaats, de gezondheidssituatie dan wel arbeidshandicaps of nevenwerkzaamheden dan wel neveninkomsten;

    • b.

      medewerking te verlenen aan onderzoeken over de inhoud, passendheid, voortgang en uitvoering van de voorziening;

    • c.

      naar vermogen uitvoering te geven dan wel mee te werken aan de verschillende onderdelen van de voorziening;

    • d.

      alles na te laten wat de realisatie van het doel van de voorziening belemmert.

  • 6. Indien de belanghebbende zijn verplichtingen, voortvloeiend uit het derde of het vijfde lid, niet nakomt, kan het college besluiten dat zijn aanspraak op verdere voorzieningen vervalt.

Artikel 5 Afstemmingsverordening voor niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers

  • 1. Indien de niet-uitkeringsgerechtigde, dan wel de persoon met een uitkering krachtens de Anw, zich naar de mening van het college onvoldoende inzet of zich niet houdt aan de verplichtingen die aan hem in het kader van de re-integratie zijn gesteld, kan het college de geëigende afstemming krachtens het bepaalde in de Afstemmingsverordening 2007 toepassen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten gedurende een door het college te bepalen periode geen nieuwe voorzieningen aan te bieden.

Artikel 6 Criteria voor ontheffing van de arbeidsplicht

Het college stelt met inachtneming van artikel 9, tweede lid van de wet, artikel 37a van de Ioaw en artikel 37a van de Ioaz in beleidsregels de criteria vast voor de bepaling of aan de belanghebbende tijdelijk gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichtingen, bedoeld in artikel 4, eerste en derde lid van deze verordening, wordt verleend.

Artikel 7 Voorzieningen

  • 1. Het college kan de belanghebbende als bedoeld in artikel 2 begeleiden of laten begeleiden bij het zoeken naar en verwerven van arbeid, alsmede bij het wegnemen van belemmeringen voor arbeidsinschakeling, mits de belanghebbende bij het CWI als werkzoekende staat ingeschreven. Het college geeft in beleidsregels verdere uitwerking aan de soorten voorzieningen en aan de per soort voorziening geldende criteria. Bij deze uitwerking wordt in elk geval aandacht besteed aan de doelgroep per voorziening, aan het doel en de duur per soort voorziening en aan de verplichtingen van de aan de voorziening deelnemende belanghebbende.

  • 2. De voorzieningen zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:

    • a.

      diagnostische instrumenten

    • b.

      motivatie- en activeringsgesprekken

    • c.

      kortdurende ondersteuning bij de arbeidsinschakeling;

    • d.

      langdurige ondersteuning bij de arbeidsondersteuning;

    • e.

      gesubsidieerde arbeid;

    • f.

      werken met behoud van uitkering, daaronder mede verstaan vrijwilligerswerk;

    • g.

      sociale activering.

  • 3. Het college kan ter uitvoering van dit artikel met een belanghebbende als bedoeld in artikel 2 een arbeidsovereenkomst aangaan als bedoeld in artikel 610, eerste lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Op deze arbeidsovereenkomst zijn de bepaling van artikel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

  • 4. Het doel van de inzet van voorzieningen is de bevordering van de arbeidsinschakeling, onder andere door middel van het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie en de bevordering van sociale en zelfredzaamheid.

  • 5. Scholing kan deel uitmaken van de voorzieningen bedoeld in het tweede lid. Het college kan scholing ook als zelfstandige voorziening aanbieden.

  • 6. Het college kan voor de uitvoering van de voorzieningen afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven.

Artikel 7a Startkwalificatie en additionele arbeid

Voor zover belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie, wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden overeenkomstig artikel 10a van de wet, door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 8 Afweging

  • 1. Bij de bepaling van de geschiktheid van de voorzieningen voor de diverse belanghebbenden worden hun mogelijkheden en belemmeringen, alsmede de belangen van de gemeente, tegen elkaar afgewogen. Daarbij houdt het college onder meer rekening met de zorgtaken van alleenstaande ouders jegens hun kinderen en met de situatie op de arbeidsmarkt.

  • 2. De alleenstaande ouder met een kind jonger dan twaalf jaar kan, wanneer de zorgtaak als belemmering wordt ervaren, pas deelnemen aan een voorziening als bedoeld in artikel 7 van deze verordening, indien een kinderopvangvoorziening aanwezig is.

  • 3. Er is geen recht op een voorziening, indien er sprake is van een voorliggende voorziening die naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie op de arbeidsmarkt.

  • 4. Het college kiest de goedkoopst-adequate, beschikbare voorziening.

Artikel 9 Handhaving

  • 1. Als de bijstandsgerechtigde belanghebbende zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 niet nakomt of niet is nagekomen, verlaagt het college de uikering conform het bepaalde in de Afstemmingsverordening 2007.

  • 2. Als de belanghebbende die een uitkering krachtens de Ioaw of de Ioaz ontvangt zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 niet nakomt of niet is nagekomen, verlaagt het college de uitkering conform het bepaalde in artikel 20 van de Ioaw, dan wel artikel 20 van de Ioaz.

Artikel 10 Beëindiging van de voorziening

  • 1. Het college kan de voorziening beëindigen, indien:

    • a.

      de aan de voorziening deelnemende belanghebbende zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 van deze verordening of artikel 9 van de wet niet langer nakomt;

    • b.

      de aan de voorziening deelnemende belanghebbende niet meer tot de doelgroep als bedoeld in artikel 2 van deze verordening behoort;

    • c.

      het college de aan de voorziening deelnemende belanghebbende een andere voorziening aanbiedt;

    • d.

      de aan de voorziening deelnemende belanghebbende neveninkomsten heeft, die naar het oordeel van het college betekenen dat hij in staat is om zonder voorziening een plaats op de arbeidsmarkt te vinden, dan wel te behouden.

  • 2. Onder beëindiging van de voorziening wordt tevens verstaan de opzegging van de dienstbetrekking als bedoeld in artikel 14, eerste lid van deze verordening en de beëindiging van de subsidie als bedoeld in artikel 14, tweede lid van deze verordening.

  • 3. Na de beëindiging van een voorziening die naar het oordeel van het college niet het beoogde doel heeft gehad, kan het college besluiten enige tijd geen nieuwe voorziening aan de belanghebbende aan te bieden.

Artikel 11 Premies, onkostenvergoedingen en vrijlating

  • 1. Het college kan premies verstrekken die tot doel hebben de arbeidsinschakeling te bevorderen.

  • 2. Het college stelt nadere regels met betrekking tot de premies als bedoeld in het eerste lid. Hierbij wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de activiteiten waarvoor de premies kunnen worden verstrekt;

    • b.

      de belanghebbenden of instanties aan wie de premies kunnen worden verstrekt;

    • c.

      de hoogten van de premies, dan wel de wijzen waarop deze hoogten worden bepaald;

    • d.

      de wijze van aanvragen van de premies en de besluitvorming daaromtrent;

    • e.

      de voorwaarden voor verstrekking van de premies;

    • f.

      de gronden voor weigering van de premies;

    • g.

      de verplichtingen voor de ontvangers van de premies;

    • h.

      de vaststelling van de premies;

    • i.

      andere naar het oordeel van het college relevante uitvoeringsaspecten.

  • 3. Het college stelt nadere regels met betrekking tot de verstrekking van onkostenvergoedingen in verband met deelname aan een voorziening.

  • 4. Het college kan ten aanzien van de bijstandsgerechtigde, conform het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder o van de wet, besluiten tot vrijlating van 25 % van de inkomsten uit arbeid, gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden, met een maximum van het periodiek door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dienaangaande te publiceren bedrag, mits de arbeid naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

Artikel 11a Premie additionele arbeid

  • 1. Het college verstrekt aan uitkeringsgerechtigden die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten conform artikel 10a, zesde lid van de wet een premie van telkens € 300,00 per zes maanden.

  • 2. Als de in het vorige lid bedoelde werkzaamheden minder is dan 20 uur per week bedraagt de premie de helft van het in het eerste lid genoemd bedrag.

  • 3. Het recht op premie wordt telkens na 6 maanden beoordeeld.

  • 4. De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden.

  • 5. Onverminderd het eerste lid komen ook personen als bedoeld in art. 7, derde lid van de wet voor een premie in aanmerking indien zij aan alle voorwaarden voldoen.

Artikel 11b Bijdrage inlener

  • 1. Indien belanghebbende 18 maanden of meer additionele werkzaamheden heeft verricht kan het college van degene in opdracht van wie hij deze werkzaamheden uitvoert een halfjaarlijkse bijdrage verlangen.

  • 2. De bijdrage is gelijk aan de premie als bedoeld in art. 11a van deze verordening.

  • 3. De bijdrage wordt enkel verlangt voor zover aan belanghebbende de premie als bedoeld in het vorige lid is uitgekeerd.

Artikel 12 Betaling

  • 1. De betaling kan geschieden anders dan op rekening van de schuldeiser.

  • 2. De betaling kan geschieden aan anderen dan de schuldeiser.

Artikel 13 Terugvordering

  • 1.

    • Het college kan een onverschuldigd betaalde premie of voorziening terugvorderen.

  • 2. Het college kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

  • 3. Het college kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde premie/voorziening-ontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak.

  • 4. Terugvordering van een onverschuldigd betaalde premie, voorziening of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de voorziening is vastgesteld, dan wel de handeling, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.

  • 5. In geval het recht op een verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. In de gevallen waarin toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegend aard, kan het college besluiten tot afwijking van de bepaling in deze verordening.

Artikel 15 Overgangsbepaling

Op een verplichting tot betaling van een geldsom aan of door een bestuursorgaan, die is vastgesteld of ontstaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.

Artikel 16 Verslag

Het college zendt aan de raad periodiek een verslag met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 17 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Re-integratieverordening Hoogezand-Sappemeer 2009”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 december 2009 en de artikelen 7A en 11A met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2009

  • 3. Per gelijke datum wordt ingetrokken de Reïntegratieverordening 2009.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 november 2009.

    De Raad voornoemd,

    mevrouw Y.P. van Mastrigt, voorzitter.

    mevrouw C.A.M. Bodewes, raadsgriffier.