Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Nieuw-West

Legesverordening Stadsdeel Osdorp 1998

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Nieuw-West
Officiële naam regelingLegesverordening Stadsdeel Osdorp 1998
CiteertitelLegesverordening Stadsdeel Osdorp 1998
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpBelastingen, retributies en heffingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Legesverordening Stadsdeel Osdorp 1998 is ingetrokken met ingang van 7 oktober 2010 en vervangen door de Legesverordening Stadsdeel Nieuw-West 2010. De Legesverordening Stadsdeel Osdorp 1998 blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor 7 oktober 2010 hebben voorgedaan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artt. 216 en 229

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-199807-10-2010nieuwe regeling

01-01-1998

Westerpost - Haarlemmermeers weekblad, editie 3, 26 november 1997

Westerpost - Haarlemmermeers weekblad, editie 3, 26 november 1997

Tekst van de regeling

Legesverordening Stadsdeel Osdorp 1998

Artikel 1 Belastbaar feit
  • Onder de naam leges worden rechten geheven ter zake van door of vanwege de stadsdeelraad verstrekte diensten, vermeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen
  • In deze verordening worden onder afschriften, uittreksels en kopieën verstaan die afschriften, uittreksels en kopieën die geheel of gedeeltelijk met de hand zijn geschreven, getekend of gekleurd, dan wel door middel van een tekstverwerker, een dupliceerapparaat of een soortgelijk middel, anders dan een drukpers, zijn gemaakt of bewerkt.

Artikel 3 Tarieven
  • 1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel en bijlage.

  • 2. De leges worden verhoogd met de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag medegedeelde kosten van zegel, registratie, briefport en andere rechten.

  • 3. Tenzij in de bij de verordening behorende tabel met betrekking tot een bepaalde rubriek anders is vermeld, wordt van de leges geen teruggaaf verleend.

  • 4. Tenzij in de bij de verordening behorende tabel met betrekking tot een bepaalde rubriek anders is vermeld, wordt voor de berekening van de leges een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.

Artikel 4 Vrijstellingen
  • De leges worden niet geheven voor:

    • a.

      stukken die ter voldoening aan wettelijke voorschriften kosteloos moeten worden afgegeven;

    • b.

      hulp bij het raadplegen van de onder de stadsdeelraad berustende kadastrale stukken door rijks- en provinciale ambtenaren, in de uitoefening van hun functie;

    • c.

      stukken, vereist voor vrijwillige militaire dienstneming;

    • d.

      attestaties de vita, vereist voor de uitbetaling van pensioenen, gagementen, wachtgelden, riddersoldijen of lijfrente;

    • e.

      stukken, inlichtingen of nasporingen, andere dan die bedoeld onder 3.3.2.2 en onder 4.1.1 tot en met 4.1.4 van de bij deze verordening behorende tabel verstrekt, gedaan of uitgevoerd ten behoeve van onvermogenden in hun persoonlijk belang, indien het onvermogen wordt bewezen door de verklaring, afgegeven door de burgemeester van hun woonplaats.

Artikel 5 Belastingplicht
  • 1. De leges worden geheven van degene op wiens aanvraag, dan wel ten behoeve van wie een in deze verordening omschreven dienst wordt verricht of een hierin genoemd stuk wordt afgegeven.

  • 2. Tenzij in deze verordening anders bepaald, vangt, in afwijking van het gestelde ter zake in de Algemene wet bestuursrecht, het moment van het in behandeling nemen van een aanvraag aan op het moment dat de aanvraag door de gemeente feitelijk is ontvangen.

Artikel 6 Wijze van heffing
  • De leges worden geheven door middel van:

    • -

      een van een datum voorziene stempelafdruk van een kasregister dan wel een van een doorlopend volgnummer voorzien zegel voor stukken die zonder nader onderzoek worden verstrekt;

    • -

      een mondelinge of schriftelijke kennisgeving, nota of andere schriftuur;

    • -

      een aanslag.

Artikel 7 Termijnen van betaling
  • 1. In afwijking van het bepaalde in art. 250, lid 1, van de Gemeentewet zijn de leges die bij wege van aanslag worden geheven invorderbaar na één termijn. Deze termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. Ingevolge het bepaalde in art. 251, lid 2, van de Gemeentewet moeten de leges ingeval de kennisgevingen als bedoeld in art. 6, lid 1, onder a en b:

    • -

      mondeling wordt gedaan: worden betaald op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • -

      schriftelijk wordt gedaan: worden betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving.

  • 3. Ingeval de kennisgevingen als bedoeld in art. 6, lid 1, onder a en b, worden toegezonden, dienen de leges te worden betaald binnen dertig dagen na de dagtekening daarvan.

Artikel 8 Kwijtschelding
  • Van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur
  • Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1. De Legesverordening 1997, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 1996, nr. 765 (Gemeenteblad, afd. 3, volgnr. 111) blijft van toepassing op belastbare feiten die zich hebben voorgedaan voor 1 januari 1998.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 1998.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Legesverordening Stadsdeel Osdorp 1998'.

Toelichting

A. Algemeen 
1 Wettelijke basis

Vanaf 1 januari 1995 komt het begrip 'leges' niet meer voor in de Gemeentewet. De reden hiervoor is, dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen leges en andere rechten. Het begrip 'rechten' in artikel 229 van de Gemeentewet omvat mede de leges. De leges worden vanaf 1 januari 1995 geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet.

In de verordening is ervoor gekozen de rechten 'leges' te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Bovendien gaat het in vrijwel alle gevallen om het in behandeling nemen van aanvragen en vergunningen e.d. en om het verstrekken van documenten.

2 Opzet

De legesverordening bestaat uit drie gedeelten, namelijk een tekstueel deel, een uitgebreide tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten en de tarieven en een bijlage die van belang is voor de door de Milieudienst verstrekte vergunningen op grond van de Wet milieubeheer (de Standaard Bedrijfsindelingenlijst).

Voordeel van het hanteren van een tarieventabel is dat wijzigingen van tarieven op eenvoudige wijze in de tarieventabel zijn te verwerken zonder dat de onderlinge samenhang van de artikelen in de verordening verloren gaat. 

3 Het begrip 'dienst'

3.1 Inleiding

Ingevolge artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet en artikel 28 eerste lid van de Verordening op de stadsdelen, kan het stadsdeel onder andere rechten heffen voor het genot van door of namens het stadsdeelbestuur verstrekte diensten.  

Leges kunnen dus uitsluitend geheven worden voor door of namens het stadsdeelbestuur verstrekte diensten. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1987 (nr. 24.892, BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65).

Het begrip 'dienst' is niet nader gedefinieerd in de wet. Wel zijn er in de jurisprudentie criteria ontwikkeld met betrekking tot het begrip 'dienst', zodat aan de hand van die criteria kan worden beoordeeld of er sprake is van een dienst en legesheffing derhalve gerechtvaardigd is.

Om te bepalen of er sprake is van een dienst is doorslaggevend of degene voor wie de dienst wordt verleend een individueel belang heeft bij de dienst. Dit individuele belang is altijd aanwezig indien de dienstverlening wordt gevraagd.

Voor het in behandeling nemen van meldingen, bijvoorbeeld op grond van het Hinderwetbesluit of de Wet op de kansspelen, kunnen geen leges in rekening worden gebracht, omdat er dergelijke gevallen geen sprake is van dienstverlening. (Hoge Raad van 14 oktober 1992, nr. 27.804, BNB 1993/24, Belastingblad 1993, blz. 165)

Indien de dienst ambtshalve wordt verleend, is er naar het oordeel van de wetgever geen sprake van een dienst. Dit betekent dat voor het ongevraagd verlenen van diensten geen legesheffing mogelijk is. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval bij een aanschrijving tot woningverbetering.

Als het algemene belang groter is dan het individuele belang van de aanvrager of van degene voor wie de dienst wordt verleend, dan is er geen sprake van een dienst die legesheffing rechtvaardigt.

Als voorbeeld kan hier genoemd worden de kosten van de gemeentepolitie met betrekking tot de opsporing en afdoening van verkeersovertredingen. Artikel 229 van de Gemeentewet laat niet toe dat de gemeente de verkeersovertreder nog eens extra bedrag aan leges in rekening brengt. Het bekeuren, het opleggen van de boete en het incasseren daarvan zijn activiteiten van de gemeente die, hoezeer ook in het algemeen belang, uit het gezichtspunt van de overtreder niet zijn gericht op het bevorderen van het individuele belang.

Ten slotte moet worden vermeld, dat het 'verlenen' van een dienst, zoals geformuleerd in de verordening, uitsluitend betrekking heeft op het in gang zetten van de dienstverlening. Er is derhalve sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting.

Artikelgewijze toelichting

B. Artikelgewijze toelichting
Artikel 1

De verordening kent zeer uiteenlopende diensten waarvoor leges worden geheven. Het is niet mogelijk in artikel 1 een algemene omschrijving van het belastbare feit op te nemen die betrekking heeft op alle in de heffing te betrekken diensten. Daarom is naast de in artikel 1 opgenomen algemene omschrijving van het belastbare feit, voor iedere dienst afzonderlijk een verdere omschrijving van het belastbare feit opgenomen in de tarieventabel.

Artikel 3
  • Algemeen

  • Ingevolge artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kunnen de gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven. Het bedrag van een gemeentelijke belasting kan niet afhankelijk worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.

  • Hiermee is tot uitdrukking gebracht dat belastingen niet naar draagkracht geheven mogen worden. Het is lokale overheden namelijk niet toegestaan met hun belastingheffing inkomensbeleid te voeren. Het inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk.

  • Concreet betekent dit, dat tariefdifferentiaties op andere gronden geoorloofd zijn indien dit naar het oordeel van de stadsdeelraad beter overeenkomt met het beleid van het stadsdeel.

  • Als voorbeeld wordt in de memorie van toelichting genoemd dat de huwelijksleges voor mensen van buiten de gemeente hoger mogen zijn dan voor inwoners van de gemeente.

  • Overigens dienen gemeenten/stadsdelen bij het vaststellen van de tarieven wel het evenredigheidsbeginsel en gelijkheidsbeginsel in acht te nemen. Het evenredigheidsbeginsel houdt volgens de memorie van antwoord in, dat iedereen bijdraagt in de kosten van de gemeentelijke dienstverlening naar de mate van profijt van die dienstverlening. Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. Dit laatste betekent bijvoorbeeld dat het niet mogelijk is om voor niet-commerciële zaken een lager tarief te hanteren. Zo kan een verzoek van een buurtvereniging of van een winkeliersvereniging om bij een te houden evenement een springkussen te plaatsen op de openbare weg niet anders worden behandeld dan een verzoek hieromtrent van een particulier bedrijf. Indien specifieke afwijkingen van tarieven, bijvoorbeeld voor bepaalde doelgroepen, gewenst zijn, kan dit worden bereikt via het subsidie-mechanisme.

  • Tariefstelling en kostendekkendheid

  • Bij het heffen van leges mag geen winst gemaakt worden; de geraamde opbrengsten van de leges mogen niet uitgaan boven de geraamde uitgaven (art. 229b van de Gemeentewet). Uit een recent arrest van de Hoge Raad kan worden afgeleid, dat de tarieven kostendekkend dienen te zijn per groep van samenhangende diensten (Hoge Raad van 15 juli 1996, nr. 30.845). Dat betekent bijvoorbeeld dat alle tarieven die betrekking hebben op het bouwen gezamenlijk kostendekkend dienen te zijn. Een redelijke uitleg van het gewezen arrest is, dat het bijvoorbeeld acceptabel is, voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een bouwvergunning meer dan de beraamde kosten als inkomsten te begroten, wanneer deze meerinkomsten worden gecompenseerd door lagere opbrengsten bij aanvragen voor sloopvergunningen. Daarentegen zal een argumentatie waarin een koppeling wordt gelegd tussen het tarief voor een kinderdagverblijf en dat van een opbreekvergunning worden afgewezen.

  • De verhouding tussen kosten en opbrengsten behoeft niet voor elke afzonderlijke dienstverlening te worden doorgerekend. De ramingen moeten uiteraard wel reëel zijn.

  • Zowel directe als indirecte kosten kunnen worden doorberekend. Directe kosten zijn kosten die rechtstreeks samenhangen met de dienstverlening. Daarbij valt te denken aan directe loonkosten, directe kapitaallasten en directe materiële kosten.

  • Indirecte kosten zijn kosten die niet rechtstreeks met de verleende diensten samenhangen. Voor zover deze in enig verband staan met de specifieke dienstverlening, kunnen ook deze kosten worden doorberekend. Het gaat hier om zogenaamde 'overheadkosten' zoals kosten van restauratieve voorzieningen, reis- en verblijfkosten, telefoonkosten, portokosten, kosten van abonnementen op vakbladen, kosten van schrijf- en bureaubehoeften, huisvestingskosten, kosten van vorming en opleiding, reproduktiekosten, sociale lasten en (risico)verzekeringen etc.

  • Bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen, voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa (artikel 229b, tweede lid, van de Gemeentewet), zijn ook aan te merken als lasten.

  • Eerste lid

  • Voor de tarieven wordt in dit artikel verwezen naar tarieventabel die deel uitmaakt van de verordening, zoals in de toelichting op artikel 1 reeds is opgemerkt.

  • Vierde lid

  • In het vierde lid van dit artikel is een regeling opgenomen voor die diensten, waarbij als maatstaf van heffing het aantal uren, bladzijden en dergelijke is gehanteerd. Door deze bepaling hoeft in de tarieventabel niet steeds te worden vermeld, dat gedeelten van bijvoorbeeld uren of bladzijden voor een geheel uur of een gehele bladzijde zullen worden gerekend.

Artikel 4

In dit artikel zijn een aantal specifieke vrijstelling opgenomen.

Gewezen wordt allereerst op de vrijstellingen die voorkomen in hogere wettelijke regelingen.

Daarnaast opgenomen dat rijks- en provinciale ambtenaren in de uitoefening van hun functie geen leges behoeven te betalen voor het verkrijgen van hulp bij het raadplegen van bij het stadsdeel berustende kadastrale stukken. Deze vrijstelling is tevens opgenomen in de centrale verordening. De reikwijdte van deze vrijstelling is beperkt. Voorheen namen gemeenten veelal een vrijstelling op voor het raadplegen van openbare registers door ambtenaren in de uitoefening van hun functie. Deze vrijstelling was gebaseerd op de gedachte van wederkerigheid. Hierbij valt op te merken, dat deze wederzijdse vrijstelling op bedrijfs-economische gronden niet overeenstemt met het retributieve karakter van de legesheffing. Steeds meer gemeenten verwijderen deze vrijstelling dan ook uit hun legesverordening.

Tevens is een vrijstelling opgenomen voor het in behandeling nemen van bepaalde, specifiek vermelde, aanvragen voor bewijzen van in leven zijn.

Artikel 5
  • Ingevolge artikel 217 van de Gemeentewet dient in de belastingverordening te worden vermeld wie de belastingplichtige is.

  • Vanwege het uiteenlopende karakter van de verschillende diensten is gekozen voor een ruime omschrijving van de belastingplicht. Dit om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden.

  • Het gebruik van de woorden 'dan wel' is bedoeld om te voorkomen dat voor dezelfde dienst van twee belastingplichtigen, te weten de aanvrager en degene voor wie de dienst wordt verricht, leges worden geheven.

  • Indien het niet mogelijk is een aanvrager als belastingplichtige aan te wijzen, bijvoorbeeld indien de aanvrager duidelijk niet de belanghebbende is, dan kan degene voor wie de dienst wordt verleend als belastingplichtige aangemerkt worden. Dit laatste zal zich niet snel voordoen omdat, zoals reeds eerder is geconstateerd, de aanvrager per definitie een belang heeft bij de dienstverlening.

  • Tweede lid

  • Dit lid is in de verordening opgenomen omdat in het verleden af en toe verschil van mening ontstond tussen de gemeente en belanghebbenden over de vraag wanneer een aanvraag tot een vergunning feitelijk was ingediend. Vooral bij bouwvergunningen en in mindere mate bij milieuvergunningen kon dit punt spelen. 

Artikel 6

Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. In artikel 6 wordt geregeld welke wijze van heffing geldt.

De grote mate van vormvrijheid die artikel 6 geeft, sluit aan bij het karakter van de heffing van leges.

De leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een bouwvergunning (4.2 in de Tarieventabel) zijn verschuldigd op het moment van het in behandeling nemen van de aanvraag. Derhalve dient op dat moment de hoogte van het legesbedrag derhalve vastgesteld te worden. De hoogte van het legesbedrag is afhankelijk gesteld van de hoogte van de bouwkosten. Het is niet altijd eenvoudig op dat moment reeds de hoogte van de bouwkosten vast te stellen. Een te lage vaststelling en daarmee een te laag geheven legesbedrag is daarom niet ondenkbaar. Blijken achteraf de bouwkosten hoger te zijn, dan kunnen de te weinig geheven leges, indien de leges niet bij aanslag worden geheven, slechts worden nagevorderd (artikel 16 van de AWR).

Navordering is slechts mogelijk indien er sprake is van een zogenaamd 'nieuw feit', dat wil zeggen een feit dat het Dagelijks Bestuur niet bekend was of redelijkerwijs niet bekend had kunnen zijn, met uitzondering van die gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Toch maakt de nieuw feit-eis het niet eenvoudig de te weinig geheven leges na te vorderen.

Dit probleem wordt ondervangen door eerst een voorlopig bedrag te vorderen tot ten hoogste het bedrag dat vermoedelijk gevorderd zal worden. De bevoegdheid hiertoe berust op artikel 14 van de AWR. Artikel 6, tweede lid voorziet in de mogelijkheid een voorlopig bedrag te vorderen.

N.B. een kennisgeving van het voorlopig gevorderde bedrag moet altijd gevolgd worden door een kennisgeving van het (definitief) gevorderde bedrag. 

Artikel 7

Artikel 251, tweede lid, van de Gemeentewet biedt de mogelijkheid voor de op andere wijze geheven belastingen afwijkende voorschriften te geven omtrent de wijze waarop van het verschuldigde bedrag kennis wordt gegeven aan de belastingschuldige en over de termijn van betaling.

In de praktijk zullen aanvragers van diensten waarvoor leges geheven worden vaak aan het loket verschijnen. De leges worden dan meteen voldaan aan de kassa. Hierin voorziet het bepaalde in artikel 7 van de verordening.

Wordt er een nota verstuurd, dan moet ingevolge artikel 7, lid 3, binnen dertig dagen worden betaald.

De dagtekening van de kennisgeving (bijvoorbeeld een stempelafdruk) is onder andere van belang voor de belastingplichtige in verband met de termijn waarbinnen hij bezwaar kan maken tegen het van hem gevorderde bedrag.

De termijn van betaling is verder van belang voor het eventueel in gang zetten van de dwanginvordering.

De vraag is of het al of niet verlenen van de dienst afhankelijk gesteld kan worden van het al of niet betalen van de leges. Niet uitgesloten is, dat de Invorderingswet 1990 het mogelijk maakt het verlenen van de dienst afhankelijk te stellen van de betaling van de leges. Voor dit standpunt is steun te vinden in de parlementaire behandeling van wetsontwerp 20.588, De invordering van Rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen (Invorderingswet 1990). De vaste Commissie voor Financiën heeft de regering onder andere gevraagd in te gaan op de stelling van de Unie van Waterschappen dat het uit overwegingen van behoorlijk bestuur niet mogelijk is de afgifte van een vergunning afhankelijk te maken van het betaald zijn van leges. Het antwoord van de regering luidde: 'De door de Unie geponeerde stelling kunnen wij in haar algemeenheid niet onderschrijven. Veelal zal het juist passend zijn dat een prestatie door een overheidsorgaan wordt verricht als er zekerheid is dat ervoor betaald wordt. Dit is ook in het merendeel van de gevallen de praktijk. Men denke bijvoorbeeld aan de afgifte van paspoorten' (Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 20.588, nr. 34).

Artikel 8

Van leges wordt geen kwijtschelding verleend. Reden hiervan is dat het heffen van leges als een betaling voor een bepaalde prestatie van het stadsdeel is aan te merken. 

Artikel 9

In artikel 25 van de AWR, juncto artikel 231 van de Gemeentewet, is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders (lees hiervoor: het Dagelijks Bestuur) in beginsel binnen een jaar na ontvangst van een bezwaarschrift uitspraak doet op een bezwaarschrift (en niet zoals in de Algemene wet bestuursrecht is geregeld binnen 6 weken). Met schriftelijke toestemming van of vanwege Onze Minister (lees: de raad) kan deze termijn voor ten hoogste één jaar worden verdaagd. Het eerste lid delegeert deze bevoegdheid van de raad aan het Dagelijks Bestuur.

Artikel 10

Ingevolge artikel 52 van de AWR kan door of vanwege Onze minister (lees: de raad) worden bepaald dat de verplichtingen, neergelegd in de artikelen 47, 50 en 51 van die wet ook jegens andere ambtenaren van de gemeentelijke belastingen moeten worden nagekomen.

Uit de woorden 'vanwege de raad' volgt dat de het Dagelijks Bestuur rechtstreeks de bedoelde personen kan aanwijzen.

Sinds de inwerkingtreding van de Invorderingswet 1990 gelden ook bepaalde inlichtingenbevoegdheden voor de ontvanger. Ook hier kan het Dagelijks Bestuur andere ambtenaren aanwijzen van de gemeentelijke belastingen.

Voor de bouwleges rust op degene die onroerende of roerende zaken vervaardigt en beschikt over gegevens over de vervaardigingskosten de verplichting deze gegevens desgevraagd te verstrekken, dan wel boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, of de inhoud daarvan, voor raadpleging beschikbaar te stellen.

Artikel 11

Met ingang van 1 januari 1997 zijn de rentebepalingen van de Invorderingswet 1990 ook van toepassing op gemeentelijke heffingen. Dit betekent dat een belastingschuldige die een belastingaanslag niet binnen de gestelde termijn betaalt, invorderingsrente is verschuldigd. Daarbij geldt dat een bedrag aan invorderingsrente van ¦ 50,-- of minder niet in rekening wordt gebracht. Dit laatste is een op doelmatigheidsoverwegingen gebaseerde begunstigende maatregel in de richting van belastingplichtigen.

Tevens geldt dat voor aanslagen die reeds zijn betaald maar, naar later blijkt, tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld, door het stadsdeel invorderingsrente moet worden vergoed, als een bedrag door het stadsdeel moet worden teruggegeven. Immers het stadsdeel heeft in een dergelijk geval ten onrechte het geld van een belastingplichtige onder zich. Wanneer invorderingsrente moet worden terugbetaald aan de belastingplichtige geldt het minimum van ¦ 50,-- uitdrukkelijk niet; ook lagere (rente)bedragen dienen te worden terugbetaald.

Artikel 12

Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moeten gemeenten en dus ook de stadsdelen de besluiten tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingver­ordeningen bekend maken.

Het niet voldoen aan de bekendmakingsplicht kan leiden tot onverbindendheid van de belastingverordening (HR 31 maart 1993, nr. 28.034, BNB 1993/182, Belastingblad 1993, blz. 274).

Bekendmaking dient te geschieden door plaatsing van de integrale tekst van het besluit tot vaststelling of wijziging van de belastingverordening in het gemeenteblad, dan wel, bij gebreke daarvan in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave. Er worden geen hoge eisen aan de bekendmaking gesteld. 

Praktisch gezien betekent dit, dat de besluiten tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen worden opgenomen in een ordner Verordeningen, voorzien van een nummering en een register, waaruit het stadsdeel op verzoek kopieën verstrekt. De ordner is aanwezig bij de balie van Communicatie.

De bekendmakingsplicht houdt niet in dat de integrale tekst van de belastingverordening huis aan huis moet worden verspreid. Als service aan de burger wordt in de Westerpost de mededeling opgenomen, dat de tekst van het besluit tot vaststelling/wijziging van de belastingverordening verkrijgbaar is (en ter inzage ligt) bij het stadsdeel.

Met ingang van 1 juli 1996 is het preventieve toezicht op belastingverordeningen van gemeenten, provincies en waterschappen vervallen. Dit betekent dat er na vaststelling door de Stadsdeelraad van de verordening geen nadere beoordeling meer plaatsvindt.