Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Nieuw-West

Verordening Wet Kinderopvang Geuzenveld-Slotermeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Nieuw-West
Officiële naam regelingVerordening Wet Kinderopvang Geuzenveld-Slotermeer
CiteertitelVerordening Wet Kinderopvang Geuzenveld-Slotermeer
Vastgesteld doorgedelegeerde functionaris
Onderwerp
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg, ondersteuning en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is na 1 mei 2010 alleen van toepassing op het grondgebied van het voormalige stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet kinderopvang, art. 25

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200501-01-2013nieuwe regeling

01-01-2005

Westerpost 24-12-2008

-

Tekst van de regeling

Verordening

§ 1. Algemene bepalingen
Art. 1 Begripsbepalingen
  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer;

  • a. de wet: de Wet Kinderopvang;

  • b. de dienst: de uitvoerende gemeentelijke dienst: De Sociale Dienst cq. de Dienst Werk & Inkomen (i.o.) namens het Dagelijkse Bestuur van stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer;

  • c. de voorziening: het kindercentrum of  gastouderbureau, waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d. centrale doelgroep: doelgroep vallend onder de Bestuurlijke verantwoordelijkheid van het college van B&W (alle wettelijke doelgroepen genoemd in art. 22 minus tienermoeders, studenten en oudkomers)

  • e. decentrale doelgroep: doelgroep vallend onder de Bestuurlijke verantwoordelijkheid van het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel (wettelijke doelgroepen tienermoeders, studenten en oudkomers).

  • f. ouder:

    • 1

      °. een persoon die een huishouding voert waartoe het kind behoort, op wie de kinderopvang betrekking heeft, welk kind in belangrijke mate door hem wordt onderhouden in de zin van artikel 2 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, en op hetzelfde adres als het kind staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, dan wel

    • 2

      °. een persoon die een huishouding voert waartoe het kind behoort, op wie de kinderopvang betrekking heeft, waarvoor die persoon een pleegvergoeding in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening ontvangt;

§ 2. AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING
Art. 2 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag bij de dienst
  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam, adres en sofi-nummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en sofi-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      het aantal uren kinderopvang per kind en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      indien bekend: de gewenste voorziening, waarmee de dienst een raamovereenkomst heeft;

    • f.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet;

    • g.

      overige gegevens die het Dagelijks Bestuur nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het Dagelijks Bestuur vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier van de dienst.

  • 3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

§ 3. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING
Art. 3 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming
  • 1. Het Dagelijks Bestuur besluit over de aanvraag binnen zes weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Art. 4 Weigeringsgrond

Het Dagelijks Bestuur weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de decentrale doelgroepen als bedoeld in artikel 22 van de wet.

Art. 5 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het Dagelijks Bestuur in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Art. 6 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend      
  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van maximaal een jaar, onder voorwaarde dat de ouder behoort tot een van de decentrale doelgroepen.

  • 2. Aan de tegemoetkoming wordt de plicht verbonden dat de ouder het Dagelijks Bestuur terstond in kennis stelt van een wijziging in zijn of haar situatie die gevolgen kan hebben voor de aanspraak op tegemoetkoming.

  • 3. Het recht op de tegemoetkoming vervalt, zodra de ouder niet meer behoort tot een van de decentrale doelgroepen. In dit geval kan de beschikking tot verlening worden ingetrokkenen met ingang van de datum waarop het bepaalde in het eerste lid van dit artikel zich heeft voorgedaan en de bevoorschotting worden gestopt. Het teveel betaalde kan worden teruggevorderd.

Art. 7 Omvang van de kinderopvang 
  • 1. Het Dagelijks Bestuur verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid verleent het Dagelijks Bestuur bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.

Art. 8 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de verplichtingen van de ouder om mee te werken aan de verlening van de tegemoetkoming;

Art. 9 De bevoorschotting van de tegemoetkoming
  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen aan de ouder verstrekt.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het Dagelijks Bestuur afwijken van het eerste lid. 

§ 4. VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING
Art. 10 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
  • 1. De ouder of namens hen de exploitant van een kindercentrum of gastouderbureau verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het Dagelijks Bestuur de factuur met het overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode. Afhankelijk van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend, kan dit een jaaroverzicht of een verzameling maandoverzichten zijn.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt de tegemoetkoming vast binnen acht weken na ontvangst van de factuur met het overzicht van de kosten.

  • 3. Onder verrekening van de betaalde voorschotten wordt het te weinig ontvangene aan de ouder betaalbaar gesteld. Het teveel betaalde wordt teruggevorderd.

Art. 11 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen acht weken na ontvangst van het in artikel 10, eerste lid bedoelde factuur met het overzicht van de kosten betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten.

§ 5. VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER
Art. 12 Inlichtingenplicht
  • 1. De ouder of de partner doet het Dagelijks Bestuur onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot een gewijzigde vaststelling.

  • 2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het Dagelijks Bestuur, binnen een termijn van 6 weken, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

§ 6. SLOTBEPALINGEN
Art. 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2005.

Art. 14 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang Geuzenveld-Slotermeer