Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Nieuw-West

Monumentenverordening stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Nieuw-West
Officiële naam regelingMonumentenverordening stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer 2007
CiteertitelMonumentenverordening stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer 2007
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpVolkshuisvesting en wonen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is na 1 mei 2010 alleen van toepassing op het grondgebied van het voormalige stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer. Met ingang van 3 maart 2011 is deze verordening vervangen door de Erfgoedverordening Nieuw-West 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-07-200703-03-2011nieuwe regeling

22-05-2007

Westerpost

-

Tekst van de regeling

Verordening

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Art. 1 Begripsbepalingen
  • Deze verordening verstaat onder:

  • a. monument:

    • 1.

      zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

  • b. archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder 2;

  • c. gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als gemeentelijk monument is aangewezen;

  • d. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen monumenten;

  • e. beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • f. stads- of dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, zijn onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan  wel zijn wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.

  • g. gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht dat door de stadsdeelraad als zodanig ingevolge artikel 17 van deze verordening is aangewezen, met ingang van de datum van publicatie van die aanwijzing in het Stadsdeelblad

  • h. gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht aangewezen groepen van onroerende zaken;

  • i. Commissie voor Welstand en Monumenten: de commissie als bedoeld in de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam 2005 zoals vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 21 december 2005, no. 286 / 722;

  • j. adviescommissie monumentenzorg: een door de stadsdeelraad en het dagelijks bestuur ingestelde commissie met als taak het dagelijks bestuur en de stadsdeelraad op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid, met uitzondering van aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 11 en 37 van de Monumentenwet 1988 en als bedoeld in artikel 11 en 22 van deze verordening;

  • k. bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

  • l. Monumentenverordening Amsterdam Geuzenveld Slotermeer 1996: de  Monumentenverordening Amsterdam Geuzenveld Slotermeer 1996 zoals vastgesteld bij besluit van de raad van 5 maart 1996 nr.96 RD. 0019 .

Art. 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing tot gemeentelijk monument

Art. 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
  • 1. Het dagelijks bestuur kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het dagelijks bestuur over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de adviescommissie monumentenzorg.

  • 3. Het dagelijks bestuur doet mededeling van de adviesaanvraag, bedoeld in het tweede lid, aan degenen die in de kadastrale legger registratie als eigenaar en als (beperkt) zakelijk gerechtigde staan vermeld, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de aanvrager.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 5. Het dagelijks bestuur brengt de stadsdeelraad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.

  • 6. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Provinciale Monumentenverordening 1996.

Art. 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
  • 1. De adviescommissie monumentenzorg adviseert schriftelijk binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek van het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de adviescommissie monumentenzorg, maar in ieder geval binnen 25 weken na de adviesaanvraag.

Art. 5 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die in de kadastrale legger registratie als eigenaar en als (beperkt) zakelijk gerechtigdestaan vermeld, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de aanvrager.

Art. 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
  • 1. Het dagelijks bestuur registreert het gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De registratie bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijk monument.

  • 3. De gemeentelijke monumentenlijst ligt bij het stadsdeelkantoor en het Bureau Monumenten & Archeologie voor een ieder ter inzage.

Art. 7 Voorbescherming

In de periode tussen het moment dat mededeling is gedaan, als bedoeld in artikel 3, derde lid, tot het moment van aanwijzing, als bedoeld in artikel 3, dan wel wanneervaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 10 tot en met 14, 16 tot en met 18 en 22 tot en met 25 van overeenkomstige toepassing.

Art. 8 Wijzigen van de aanwijzing
  • 1. Het dagelijks bestuur kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het dagelijks bestuur van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met vierde, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Art. 9 Intrekken van de aanwijzing
  • 1. Indien het dagelijks bestuur de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 3 van de Provinciale Monumentenverordening 1996.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

  • 4. De eigenaar en (beperkt) zakelijk gerechtigden zijn verplicht op verzoek mee te werken aan de documentatie van het monument.

Hoofdstuk 3 Vergunningverlening voor gemeentelijke monumenten

Art. 10 Verbodsbepaling

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Art. 11 Vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

  • a.

    een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

  • b.

    een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of de monumentale waarden in gevaar worden gebracht.

Art. 12 Indiening, ontvankelijkheid, ter inzage legging en zienswijzen
  • 1. Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 11 wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Van de in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde bevoegdheid om de aanvraag wegens onvolledigheid niet te behandelen, kan slechts gebruik worden gemaakt indien de aanvrager binnen vier weken na de ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen. De door het dagelijks bestuur ingevolge dat artikel te stellen termijn bedraagt ten hoogste vier weken.

  • 3. Op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 11 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat het dagelijks bestuur het ontwerp van het besluit ter inzage legt na ontvangst van het advies, bedoeld in artikel 13, tweede lid.

  • 4. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.

Art. 13 Termijnen advies en vergunningverlening
  • 1. Het dagelijks bestuur zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

  • 2. De Commissie voor Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen twee maanden na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Indien het dagelijks bestuur niet besluit binnen de in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht vermelde termijn, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 4. De werking van de vergunning wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. De vergunninghouder kan de voorzieningenrechter van de rechtbank, onderscheidenlijk de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken de opschorting op te heffen.

Art. 14 Voorschriften en vergunning voor een bepaalde tijd
  • 1. Het dagelijks bestuur kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Art. 15 Intrekken van de vergunning
  • 1. De vergunning kan door het dagelijks bestuur worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder aan de vergunning verbonden de voorschriften niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het behoud van de monumentale waarden zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning gebruik wordt gemaakt dan wel de werkzaamheden waarvoor de vergunning is verleend langer dan 26 weken hebben stilgelegen.

  • 2. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

Hoofdstuk 4 Vergunningverlening voor rijksmonumenten

Art. 16 Vergunning voor beschermd rijksmonument
  • 1. Het dagelijks bestuur zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

  • 2. De Commissie voor Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen twee maanden na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 5 Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

Art. 17 Aanwijzing van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten
  • 1. Gehoord het dagelijks bestuur, kan de stadsdeelraad stads- en dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel tot aanwijzing of intrekking aan de adviescommissie monumentenzorg. De adviescommissie monumentenzorg brengt advies uit binnen drie maanden na verzending van het voorstel.

  • 3. De stadsdeelraad beslist binnen zeven maanden na verzending van het voorstel door het dagelijks bestuur.

  • 4. De bekendmaking van een besluit tot aanwijzing geschiedt door plaatsing in het Stadsdeelblad. Van het besluit wordt mededeling gedaan in de daarvoor in aanmerking komende dag- of nieuwsbladen en aan gedeputeerde staten en de adviescommissie monumentenzorg.

  • 5. De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van artikel 9 van de Provinciale Monumentenverordening 1996.

Art. 18 Registratie op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten
  • 1. Het dagelijks bestuur registreert het gemeentelijke stads- of dorpsgezicht op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten.

  • 2. De registratie bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke stads- of dorpsgezicht.

  • 3. De gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten ligt bij het stadsdeelkantoor en het Bureau Monumenten & Archeologie voor een ieder ter inzage.

Art. 19 Wijzigen van de aanwijzing
  • 1. Gehoord het dagelijks bestuur, kan de stadsdeelraad de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 17, tweede tot en met vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van de stadsdeelraad van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 17, tweede en vierde lid, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten aangetekend.

Art. 20 Intrekken van de aanwijzing
  • 1. Indien de stadsdeelraad de aanwijzing intrekt, zijn artikel 17, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 9 van de Provinciale Monumentenverordening 1996.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten aangetekend.

Art. 21 Beschermende bestemmingsplannen
  • 1. De stadsdeelraad stelt ter bescherming van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Staatsblad 1985, 626). Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 2. Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt.

Art. 22 Sloopvergunning
  • 1. In beschermde stads- of dorpsgezichten is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het dagelijks bestuur (sloopvergunning).

  • 2. Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het dagelijks bestuur.

  • 3. De artikelen 21 en 22 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (Staatsblad 1984, 406) zijn van toepassing.                 

Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen

Art. 23 Schadevergoeding
  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het dagelijks bestuur een vergunning als bedoeld in artikel 11 te verlenen;

    • b.

      voorschriften door het dagelijks bestuur verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 11; schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het dagelijks bestuur hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Art. 24 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met de artikelen 10 en 11 van deze verordening dan wel handelt in strijd met een aan de vergunning verbonden voorschrift of beperking, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Art. 25 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de bij besluit van het dagelijks bestuur aan te wijzen personen.

Art. 26 Overgangsbepalingen
  • 1. De op grond van de ingevolge artikel 27, derde lid, vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. De gemeentelijke monumenten, geplaatst op de monumentenlijst van de ingevolge artikel 27, derde lid, vervallen verordening, worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 3. Aanvragen om vergunning en aanwijzing die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 27, derde lid, vervallen verordening.

Art. 27 Inwerkingtreding
  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na twee maanden na bekendmaking in het Stadsdeelblad.

  • 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 3. De monumentenverordening Amsterdam Geuzenveld Slotermeer, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt.

  • 4. De Monumentenverordening Amsterdam Geuzenveld-Slotermeer, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het tweede lid toepassing vindt.

Art. 28 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Monumentenverordening Stadsdeel Geuzenveld Slotermeer 2007.