Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Sneek

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE GEMEENTERAAD

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Sneek
Officiële naam regelingREGLEMENT VAN ORDE VOOR DE GEMEENTERAAD
CiteertitelREGLEMENT VAN ORDE VOOR DE GEMEENTERAAD
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpREGLEMENT VAN ORDE VOOR DE GEMEENTERAAD

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200703-01-2011Nieuwe regeling

12-12-2006

Sneeker Nieuwsblad

Onbekend

Tekst van de regeling

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

De raad van de gemeente Sneek;

gelezen het voorstel van de griffie 6 december 2006 (bijlage no. 97);

b e s l u i t:

vast te stellen het:

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE GEMEENTERAAD

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • d.

    d.motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • g.

    interpellatie: vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door de adjunct-griffier.

  • 3.

    De griffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 5 Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium .

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters of hun plaatsvervangers. De griffier of diens plaats vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 3.

    De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen bij de vergadering van het presidium aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 4.

    Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, dat hem bij zijn aanwezigheid in het presidium vervangt.

  • 5.

    5.Bij éénmansfracties kan de fractievoorzitter zich laten vervangen door een persoon die tijdens de laatste verkiezingen op de kandidatenlijst van de desbetreffende fractie heeft gestaan.

  • 6.

    Elke fractievoorzitter of diens plaatsvervanger heeft één stem in het presidium.

  • 7.

    Het presidium heeft naast taken genoemd in artikel 9, 10, 17, 46 en 47 als taak aanbevelingen te doen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad en van zijn commissies.

HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN EN WETHOUDERS; FRACTIES

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van het stembureau.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in de nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    Een toegelaten lid is bevoegd de voorgeschreven eed of verklaring en belofte in de Friese taal uit te spreken.

  • 6.

    In het geval, bedoeld in het voorgaande lid, treden:

    • -

      indien een eed wordt afgelegd, voor de woorden: “Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig” in de plaats de woorden: “Sa wier helpe mij God Almachtich”; -indien een verklaring en belofte wordt afgelegd, in de plaats de woorden: “Dat verklaar ik en beloof ik” de woorden: “Dat ferklearje en ûnthjit ik”.

Artikel 7 Benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, eerste lid, een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 6 tweede lid.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 6, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op de be-noeming van wethouders.

Artikel 8 Fracties

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt deze als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

  • a.

    Indien:

  • -

    één of meer leden van de fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

  • -

    twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

  • -

    één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

    wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • b.

      Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijd van vergaderen voorbereidingen

Artikel 9 Tijd en plaats van vergaderen
  • 1.

    De raad vergadert als regel in het gemeentehuis.

  • 2.

    Het presidium stelt het vergaderschema vast.

  • 3.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen, zo mogelijk na overleg met het presidium, van het vergaderschema afwijken of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 10 Agenda
  • 1.

    Voordat de oproepingsbrief wordt verzonden, stelt het presidium de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2.

    De agenda wordt ingedeeld in akkoordstukken en in bespreekpunten. Voorafgaand aan de akkoordstukken en de bespreekpunten kan aan de agenda een opiniërend of oriënterend deel worden toegevoegd. Een raadsvergadering kan ook in haar geheel bestaan uit oriëntering, of opinievorming. Het presidium stelt hiervoor de onderwerpen vast. Het bepaalde in de volgende leden van dit artikel is niet van toepassing op het deel van de agenda en de raadvergaderingen waarin oriëntatie of opinievorming plaatsvindt.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproepingsbrief een aanvullende agenda opstellen en doen uitgaan.

  • 4.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 5.

    Op voorstel van een lid van de raad wordt een akkoordstuk gewijzigd in een bespreekpunt.

  • 6.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 7.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 Oproep
  • 1.

    De voorzitter zendt - spoedeisende vergaderingen uitgezonderd - ten minste acht dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De oproepingsbrief bevat de voorlopige agenda, als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 3.

    De agenda en de daarbijbehorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid,van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping van de leden verzonden.

  • 4.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, derde lid, wordt deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk aan de leden toegezonden en openbaar gemaakt.

Artikel 12 De wethouder
  • 1.

    De wethouder die belast is met het in behandeling zijnde voorstel, is tijdens de behandeling daarvan in de raadsvergadering aanwezig en kan deelnemen aan de beraadslagingen, tenzij het presidium bij de vaststelling van de voorlopige agenda heeft bepaald dat de behandeling buiten de aanwezigheid en deelname van de wethouder dient plaats te vinden.

  • 2.

    Indien het presidium besluit dat de vergadering van de raad plaats zal vinden zonder aanwezigheid van één of meer wethouders worden deze daaromtrent door de voorzitter tegelijk met de toezending van de stukken als bedoeld in artikel 8 geïnformeerd.

Artikel 13.Ter inzage leggen van stukken
  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproepingsbrief voor de leden van de raad op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na toezending van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht. Een lid van de raad mag een kopie van een ter inzage gelegd stuk slechts voor eigen gebruik buiten het gemeentehuis brengen.

  • 3.

    De voorzitter kan toestaan, dat anderen dan de leden van de raad de ter inzage liggende stukken inzien.

  • 4.

    Indien voor stukken op grond van artikel 25, eerste dan wel tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage. Van deze stukken mag geen kopie worden gemaakt.

Artikel 14 Openbare kennisgeving
  • 1.

    De vergadering wordt op de voor afkondiging in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de website van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en plaats van de vergadering, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

  • b.

    de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende voorstellen kan inzien.

  • 3.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar,op de website van de gemeente geplaatst. (RIS)

Paragraaf 2 Orde van de vergadering

Artikel 15 Verhindering tot bijwoning van de vergadering

Het lid van de raad, dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan voor de aanvang van de vergadering aan de griffier kennis.

Artikel 16 Presentielijst
  • 1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening gesloten.

  • 2. Een lid van de raad, dat de vergadering tussentijds verlaat, geeft hiervan kennis aan de griffier.

Artikel 17 Zitplaatsen
  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium .

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 18 Opening vergadering; quorum
  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is,bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 19 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen of het moment van stemming deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 20 Verslaglegging
  • 1.

    De griffier draagt er voor zorg dat het gesprokene tijdens de vergadering wordt opgenomen op geluidsdragers en dat een besluitenlijst wordt opgesteld.

  • 2.

    De geluidsdragers worden voor onbepaalde tijd in het archief bewaard.

  • 3.

    De besluitenlijst wordt aan de leden van de raad en aan de overige personen die het woord hebben gevoerd toegezonden.

  • 4.

    Bij het begin van de vergadering wordt de besluitenlijst vastgesteld.

  • 5.

    De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de besluitenlijst bij de griffier te worden ingediend.

  • 6.

    De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de aanwezige leden, alsmede van de leden niet aanwezig waren en de aanwezige leden van het college inclusief de gemeentesecretaris en de overige personen die het woord hebben gevoerd.

  • b.

    een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

  • c.

    een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

  • d.

    de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en amendementen en subamendementen;

  • e.

    bij het des betreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 28 door de raad niet is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen; f.de genomen besluiten.

  • f.

    De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 21 Ingekomen stukken; mededelingen
  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad worden op de agenda geplaatst vergezeld van een voorstel omtrent de afdoening.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op aan de raad gerichte stukken waarvan de afwikkeling tot de bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester behoort.

  • 3.

    De in het tweede lid genoemde stukken worden op een lijst geplaatst en voor de raad ter inzage gelegd.

  • 4.

    Het college dan wel de burgemeester informeert de raad via ter inzage legging en over de wijze van afdoening van de in het tweede lid bedoelde stukken.

Artikel 22 Orde van behandeling agenda

Na de behandeling van de ingekomen stukken worden de onderwerpen van de agenda behandeld in de volgorde waarin zij daarop voorkomen, behoudens het bepaalde in artikel 39 of indien de raad beslist, dat met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

Artikel 23 Spreekregels
  • 1.

    De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden of de wethouders vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 24 Volgorde sprekers
  • 1.

    Een lid van de raad voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering of over een persoonlijk feit.

  • 3.

    Een voorstel van orde kan door de voorzitter of een lid van de raad worden gedaan. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 25 Aantal spreektermijnen
  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste drie termijnen,tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    De voorzitter stelt het lid van het college dat in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp op diens verzoek in de gelegenheid het woord te voeren na de inbreng van de leden van de raad in de eerste en tweede termijn.

  • 3.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 4.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 5.

    Het vierde lid is niet van toepassing op:

    • -

      het lid van het college, dat in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp;

    • -

      de rapporteur van een commissie;

    • -

      het lid dat een (sub-)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 6.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.

Artikel 26 Spreektijd

Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 27 Handhaving orde; schorsing
  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigend of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 28 Beraadslaging
  • 1.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad besluiten over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 29 Deelname aan de beraadslaging door anderen
  • 1.

    De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een besluit daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één van de leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 30 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 31 Beslissing
  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen,de stemming plaats over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaats vindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 32 Stemming over zaken
  • 1.

    De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 van de Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    Stemming geschiedt door handopsteken.

  • 5.

    In afwijking van het voorgaande lid vindt hoofdelijk e stemming plaats indien een lid van de raad daarom vraagt.

  • a.

    De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen,beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 19 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • b.

    De leden brengen hun stem uit door het woord “voor” of “tegen, respectievelijk “foar” of “tsjin” uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • c.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 6.

    Bij stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 33 Stemming over amendementen en moties
  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 34 Stemming over personen
  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter twee leden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor de bepaling van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet wordt het aantal niet behoorlijk ingevulde stembriefjes afgetrokken van het aantal leden dat aan de stemming heeft deelgenomen.

    Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

  • -

    een blanco ingevuld stembriefje;

  • -

    een ondertekend stembriefje;

  • -

    een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

  • -

    een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen; -

    een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stem ming is beperkt.

  • 6.

    Ingeval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 35 Herstemming over personen
  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 36 Beslissing door het lot
  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK 4 RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 37 Amendementen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om het geagendeerde voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die

    de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub8.)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Een (sub)amendement dient zodanig te zijn geformuleerd dat de tekst ervan geschikt is om in het ontwerpbesluit te worden verwerkt.

  • 5.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is te allen tijde mogelijk voordat de besluitvorming door de vergadering heeft plaatsgevonden.

Artikel 38 Moties

  • 1.

    Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie wordt om in behandeling te kunnen worden genomen schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking door de indiener(s) van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 39 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 40 Initiatiefvoorstellen

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel wordt alleen in behandeling genomen, indien het schriftelijk bij de voorzitter is ingediend.

  • 2.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

  • a.

    het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

  • b.

    het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie;

  • c.

    het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4.

    De raad neemt de behandeling voor een ander voorstel niet in behandeling indien het voorstel in strijd is met een wet, een algemene maatregel van bestuur of een verordening.

  • 5.

    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na stemming van de raad aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 41 Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 42.Collegevoorstel

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 43 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en bondig geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2.

    De vragen worden bij de griffie van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen vier weken, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragersteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij aangegeven wordt de termijn, waarbinnen beantwoording plaats zal vinden. Dit bericht wordt behandeld als antwoord.

  • 4.

    De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden .

  • 5.

    De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 11 aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de

  • 7.

    agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door burgemeester en wethouders gegeven antwoord.

Artikel 44 Het vragenuur

  • 1.

    Bij de aanvang van elke raadsvergadering is er voor de leden van de raad een vragenuur,tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het seniorenoverleg bepalen dat het vragenuurtje op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt per vergadering het tijdstip van het einde van het vragenuur.

  • 2.

    Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp voor 12.00 uur op de dag dat de raadsvergadering plaatsvindt bij de griffier. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering van die dag aan de orde komt.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5.

    De vragen worden zo mogelijk in dezelfde of anders in de eerstvolgende vergadering beantwoord.

  • 6.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om een of meer vragen aan het college te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 7.

    Na beantwoording door het college krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 8.

    Vervolgens kan de voorzitter aan de andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 9.

    Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegestaan.

Artikel 45 Inlichtingen

  • 1.

    Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt wordt een verzoek daartoe door tussenkomst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2.

    De griffier draagt er zorg voor dat de overige leden van de raad een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daaropvolgende vergadering gegeven. De gestelde vragen en antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

HOOFDSTUK 5 BEGROTING EN REKENING

Artikel 46 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek en de behandeling van de begroting volgens een procedure die het presidium vaststelt.

Artikel 47 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek en de voorlopige vaststelling van de gemeenterekening volgens een procedure die het presidium vaststelt.

HOOFDSTUK 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 48 Verslag; verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om - in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken óf voor het sluiten aan de vergadering - verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 43, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 45, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad een van zijn leden heeft benoemd.

HOOFDSTUK 7 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 49 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 50 Verslaglegging

  • 1.

    De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2.

    Deze besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden.Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst.

  • 3.

    De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 51 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 52 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 53 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergaderingen geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van de pers aantasten.

Artikel 55 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobile telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Artikel 56 Maatregelen van orde

Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 57 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 58 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt inwerking op 1 januari 2007.

Op het in het eerste lid genoemde tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Sneek vastgesteld bij raadsbesluit van 18 maart 2003.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2006.

, voorzitter.

, griffier.

Artikelsgewijze toelichting reglement van orde voor de gemeenteraad

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Onder "aanhangig" wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd.

De omschrijvingen van de begrippen initiatiefvoorstel, amendement en interpellatie zijn ontleend aan de artikelen 147a, 147b en 155, lid 2, van de Gemeentewet.

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is ingevolge artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 Gemeentewet voorzitter van de raad. Het voorzitterschap van de raad wordt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester waargenomen door het langstzittend lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.

Artikel 3 De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen. De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de

bijstand van de raad. Hij is in principe in elke vergadering aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt. In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

Artikel 4 De secretaris

De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen in de raad. De secretaris wordt echter benoemd en

ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de

raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit.

Ook kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie.

Artikel 5 Het presidium

De naam van het seniorenconvent is gewijzigd in presidium, een meer moderne aanduiding van dit gremium. Het presidium heeft voornamelijk een procedurele rol (vaststellen voorlopige agenda, vaststellen vergaderschema e.d.). In artikel 5 is als aanvullende taak opgenomen dat de het presidium

aanbevelingen doet aan de raad inzake organisatie van de werkzaamheden van de raad en zijn commissies. Hieronder vallen taken als: het initiëren van een aanpassing van het reglement van orde en het instrueren van de griffier.

Het is van belang dat in het presidium elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van de minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. De regeling van de vervanging is afgestemd op de bestaande praktijk waarbij eenmansfracties zich door een niet-raadslid kunnen laten vervangen. De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Ook de aanwezigheid van de secretaris is afgestemd op de huidige praktijk.

Hoofdstuk 2 toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracti

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het geloofsbrievenonderzoek verricht.

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de gemeenteraad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van de nieuwe raad (derde lid) en bij de vervulling van een tussentijdse vacature (vierde lid).

De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 Gemeentewet vastgelegd. Conform de wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer is in dit artikel uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen dat een raadslid de eed of verklaring en belofte in de Friese taal kan uitspreken.

Artikel 7 Benoeming wethouders

Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welke moment deze getoetst worden. Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incompatibiliteiten dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

Artikel 8 Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat wel uit van bestaan van politieke groeperingen. In andere regelingen die betrekking hebben op fracties kan aangesloten worden bij het in dit reglement opgenomen fractiebegrip.

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie be-schouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandida-tenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kan-didatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aan-duiding mee.

In de loop van de zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee. Ook kan een fractie besluiten haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. De raad heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN

Paragraaf 1.Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Ingevolge artikel 17 Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester of indien tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Het artikel is afgestemd op de nieuwe opzet waarbij geen sprake meer is van een patroon waarin er elke maand een raadsvergadering plaatsvindt.

Het vergaderschema wordt vastgesteld door het presidium. Tijdstip van de vergaderingen is derhalve niet in het reglement opgenomen.

Artikel 10. Agenda

In gedualiseerde verhoudingen dient de raad zelf zijn agenda, zowel formeel als in politieke zin, vast te stellen. De raad bepaalt welke collegevoorstellen hij agendeert en wanneer. Om deze wijze van agendavaststelling te bevorderen stelt het presidium de voorlopige agenda vast, die aan de raads-leden wordt toegezonden en vervolgens wordt vastgesteld in de raadsvergadering. Dit kan leiden tot een grotere zelfstandigheid ten opzichte van het college. Het vierde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun fractievoorzitter in het seniorenconvent onderwerpen voor de agenda voordragen.

Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

De agenda wordt ingedeeld in akkoordpunten en in bespreekpunten. De raadscommissies stellen vast welke onderwerpen als akkoordstukken (A-stuk) en welke onderwerpen als bespreekpunten (B-stuk) op de raadsagenda worden geplaatst. Het individuele raadslid heeft de bevoegdheid een akkoordstuk te wijzigen in een bespreekpunt.

Met de indeling van de agenda in A- en in B-stukken wordt beoogd de raadsvergadering efficiënt en vlot te laten verlopen en ruimte te bieden voor het debat in de raad. Ook de in het tweede lid gecreëerde mogelijkheid onderwerpen van opiniërende of oriënterende aard op de agenda te

plaatsen is een middel bij uitstek het debat in de raad te verlevendigen en de raad in een vroegtijdig stadium te betrekken bij de beleidsvoorbereiding. De agenda hiervoor wordt vastgesteld door het presidium. Tevens is de mogelijkheid van een opiniërende of oriënterende raadsvergadering expliciet genoemd.

Artikel 11 Oproep

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12 De wethouder

De oude redactie van dit artikel ging ervan uit dat de wethouder alleen op verzoek of op uitnodiging van het seniorenconvent (presidium) in de raadvergadering aanwezig kan zijn en aan de beraad-slagingen kunnen deelnemen. Bij de evaluatie van het dualisme heeft de stuurgroep Leemhuis gesteld dat de wethouder te allen tijde bij de vergadering aanwezig moet kunnen zijn.

Dat is in Sneek ook de praktijk. Het seniorenconvent (presidium) heeft aangegeven dat uitgegaan wordt van de aanwezigheid van de wethouders tenzij anders is beslist.

Hoewel de huidige praktijk geen problemen geeft is, sluit de nieuwe redactie van dit artikel beter aan op de praktijk.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het om de zogenaamde "achterliggende" stukken waarvan vaak in de raadsvoor-stellen melding wordt gemaakt (bijvoorbeeld ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). Het gaat hier niet om de - openbare - raadsvoorstellen. Daarvoor is in artikel 14 een regeling opgenomen.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, Gemeentewet.

Veel burgers gebruiken internet steeds meer als bron van informatievoorziening. Om aan deze be-hoefte tegemoet te komen worden de aankondigingen ook op het internet geplaatst. Enkel de plaat-sing op internet is niet voldoende gelet op artikel 19, tweede lid Gemeentewet.

Tevens is de verplichting opgenomen de agenda en stukken ook op het internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit gewenst en sluit aan bij de bestaande praktijk.

Paragraaf 2.Orde der vergadering

Artikel 15 Verhindering tot bijwoning van de vergadering

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 16 Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergader-quorum aanwezig is. De ondertekening door de voorzitter en de griffier dient te waarborgen dat de lijst ook inderdaad volledig is en het quorum aanwezig was. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 Gemeentewet.

Artikel 17 Zitplaatsen

De griffier is overeenkomstig artikel 3a in elke vergadering aanwezig en heeft daarom een eigen zitplaats.

Op grond van artikel 12 kunnen wethouders aanwezig zijn in de vergadering. Ook andere personen kunnen worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats te zorgen.

Artikel 18 Opening vergadering; quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 19 Primus bij hoofdelijke stemming

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing. Uiteraard is ook hier afwijking mogelijk, bijvoorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald.

Artikel 20 Verslaglegging

De besluitenlijst wordt verstuurd aan de leden en overige personen die het woord hebben gevoerd. Omdat wethouders, de burgemeester, de griffier en de secretaris ook het woord kunnen voeren in de vergadering, kunnen zij tevens een voorstel tot verandering van de besluitenlijst indienen. Het recht om aanpassing voor te stellen (lid 3) komt ook toe aan het raadslid, dat bij de desbetreffende ver-gadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).

Artikel 21 Ingekomen stukken; mededelingen

Het artikel sluit aan bij de praktijk waarbij aan de raad gerichte brieven op de agenda van de raad worden geplaatst en brieven die aangelegenheden bevatten die tot de competentie van het college of de burgemeester behoren, afzonderlijk ter inzage worden gelegd.

Artikel 22 Orde van behandeling agenda

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 23 Spreekregels

De leden en de wethouders kunnen vanaf hun plaats of vanaf de spreekplaats spreken. Het spreken vanaf de spreekplaats brengt de dualistische verhouding tussen raad en college tot uitdrukking en kan de levendigheid van het debat ten goede komen.

Artikel 24 Volgorde sprekers

Het tweede lid vormt een uitzondering op de algemene regel dat een lid slechts het woord voert na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. Dit artikel heeft geen betrekking op interrupties.

Artikel 25 Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de derde termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

Indien de raad van mening is, dat na de derde termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Het derde lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit breng overigens geen ver-andering aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden.

Om de positie van de wethouder te verduidelijken tijdens de vergaderingen is in het tweede lid uitdrukkelijk bepaald dat hij na de inbreng van de raadsleden het woord kan voeren.

Artikel 26 Spreektijd

In dit artikel wordt benadrukt dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

Artikel 27 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid, die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 23 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 53 van dit reglement.

Artikel 28 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Over splitsingsverzoek wordt afzonderlijk beraadslaagd en gestemd. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden; er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 25).

Door de toevoeging in het eerste lid ‘of een lid van de raad’ wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Artikel 29 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschonings-recht.

Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

Artikel 30 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een vierde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór het hand-opsteken of vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 31 Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen beslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet

Paragraaf 3.Procedures bij stemmingen

Artikel 32 Stemming over zaken

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.

Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 19.

Bij staking van de stemming is het bepaalde in artikel 32 Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 32 van de gemeentewet geeft slechts hoofdregels, voor het overige wordt de regeling van de stemming overgelaten aan de gemeenteraad. Dit betekent dat de wijze van het uitbrengen van een stem door de raad mag worden geregeld, dit mag ook door middel van handopsteken. In artikel 32,

lid 4, van het reglement wordt stemming bij wijze van handopsteking expliciet geregeld.

Artikel 28 van de Gemeentewet bepaalt in welke gevallen een lid van de raad niet aan de stemming

mag deelnemen.

Artikel 33 Stemming over amendementen en moties

Er bestaat verschil in procedure tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van burgemeester en wethouders. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit ge-nomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid van toepassing.

Artikel 34 Stemming over personen

Eind 2005 is de Gemeentewet gewijzigd wat betreft het stemmen over personen. Voorheen was in artikel 31, eerste lid bepaald dat, indien er wordt gestemd over de benoeming, voordracht of aanbe-veling van personen, dit schriftelijk dient te geschieden door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes. Op deze wijze zou de geheimhouding zijn gewaarborgd. De verplichting om dit bij stembriefjes te doen is nu vervallen. Gemeenten kunnen dus ook middels een elektronisch stem-systeem stemmen over personen, mits de geheimhouding gewaarborgd is. Het reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld.

Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.

Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittings-periode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen. In het zesde lid wordt aange-sloten bij het bepaalde in artikel 30 Gemeentewet.

Wat onder een (niet-)behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikel 35 Herstemming over personen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 36 Beslissing door het lot

Dit artikel behoeft geen toelichting.

HOOFDSTUK 4 RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 37 Amendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewett. Artikel 147b juncto artikel 147a Gemeentewet verplicht dat de raad nadere regels te stelt. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met vierde lid van artikel 37 van dit reglement. Op basis van artikel 147b gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.

Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat voor een effectief gebruik van deze instrumenten het wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmering toegang tot het gebruik daarvan heeft (geen drempelsteun).

Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het sub-amendement.

Een (sub-)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub-)amendement vindt plaats in ten hoogste drie termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een vierde termijn (artikel 21).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 33. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld besluit kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 38 Moties

Voor wat betreft het ontbreken van de verplichting van drempelsteun geldt hetgeen reeds is opge-merkt in de toelichting op artikel 37 (amendementen).

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolgen is gericht; een motie heeft geen juridische, maar politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen.

Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats.

Artikel 39 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dan dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 406).

Artikel 40 Initiatiefvoorstellen

Ook voor het indienen van initiatiefvoorstellen is geen drempelsteun nodig. Artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft een raadslid een recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel te doen ter behandeling in de raad in te dienen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op elke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste tot en met het derde lid voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorge-schreven is. Dit betekent dat de raad aanvullende voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Het vierde lid geeft hiervoor - in aanvulling op de eerste drie leden - een aanvulling.

De voorzitter plaatst het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda, maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproeping is verzonden. Op deze wijze krijgt het college de ruimte en tijd om het initiatiefvoorstel voor te bereiden. Dit laat echter de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 10, vierde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te be-handelen, voorziet het derde lid daarin.

Artikel 41 Interpellaties

Elk raadslid heeft op grond van artikel 155, tweede lid, Gemeentewet het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie ligt in het verlengde van het recht mondeling vragen te stellen aan het college of de burgemeester. Het gaat om het recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen.

Het recht van interpellatie zal anders dan het vragenrecht veelal betrekking hebben op onderwerpen van meer politiek gewicht. In een dualistisch stelsel zijn de wethouders geen lid meer van de raad. Toch is het van belang dat zij bij een instrument als interpellatie ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het verzoek. Het tweede lid voorziet hierin.

Artikel 42 Collegevoorstel

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. Als een door het college voorbereid voorstel eenmaal geagendeerd is het kan dit alleen met instemming van de raad van de agenda worden afgevoerd.

Artikel 43 Schriftelijke vragen

Op grond van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Het tweede lid voorziet er in dat zij van het gebruik van dit instrument op de hoogte worden gebracht. Vanwege de actieve infor-matieplicht van het college naar de leden van de raad dient de verantwoordelijke wethouder de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde tijd plaatsvinden. Het karakter van de schriftelijk vragen is primair van informatieve strekking.

Het vierde lid sluit aan bij de praktijk.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen omtrent het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 44 Het vragenuur

Deze bepaling vormt een aanvulling op artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Veelal fungeert ook de rondvraag in de raadsvergadering als mogelijkheid tot het stellen van vragen. In een dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om die reden en omdat de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt is het vragenuur gecreëerd. Het karakter van het vragenuur verschilt van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. In het tweede lid is een aanmeldingstermijn voor de vragen opgenomen. De vragen moeten op de dag waarop de raadsvergadering worden gehouden voor 12 uur bij de voorzitter zijn aange-meld. Hiermee krijgen collegeleden en/of de burgemeester enige tijd om zich op de beantwoording van de vragen voor te bereiden.

Het karakter van het vragenbuur brengt mee dat er geen moties kunnen worden ingediend of

interrupties toegelaten. Het is louter van informatieve aard.

Artikel 45 Inlichtingen

Behoeft geen nadere toelichting.

HOOFDSTUK 5 BEGROTING EN REKENING

Artikel 46

Procedure begroting

Artikel 47

Procedure rekening

Deze artikelen behoeven geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn alge-meenheid voor een langere periode worden bepaald.

HOOFDSTUK 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 48 Verslag; verantwoording

Leden van de raad, wethouders, de burgemeester of de gemeentesecretaris die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur als vertegenwoordiger en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verant-woordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen).

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeen-komstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 38.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor het vragen inlichtingen.

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een raad van commissarissen van een N.V. Hierin voor-ziet het vijfde lid.

HOOFDSTUK 7 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 49 Algemeen

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie etc. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluids-registraties voor openbaar gebruik kunnen worden gemaakt.

In artikel 23 Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor "het sluiten van deuren", de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 50 Verslaglegging

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, Gemeentewet.

Artikel 51 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheim-houdingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 Gemeentewet nodig.

Artikel 52 Opheffing geheimhouding

Op grond van artikel 25, tweede lid, kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan de leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad over-gelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Artikel 47 van het reglement ziet op de situatie waarin de raad de geheimhouding wenst op te heffen. Als de raad derhalve niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrach-tigen, kan het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheim-houding wil opheffen.

HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 53 Toehoorders en pers

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

Artikel 55 Verbod gebruik mobiele telefoons

Deze artikelen behoeven geen toelichting

Artikel 56 Maatregelen van orde

De bevoegdheid van de voorzitter de toehoorders, die de orde verstoren, of alle toehoorders te ge-lasten te vertrekken, is geregeld in artikel 26 Gemeentewet.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 57 Uitleg reglement

Artikel 58 Inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen toelichting.