Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hoogezand-Sappemeer

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hoogezand-Sappemeer
Officiële naam regelingToeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010
CiteertitelToeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 147 Gemeentewet, Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-08-201001-07-201022-02-2012nieuwe regeling

05-07-2010

Regiokrant, 28-07-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      de gehuwdennorm: de norm, als bedoeld in artikel 21, onder c van de wet;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer;

    • d.

      de woning: de woning, de woonwagen en het woonschip;

    • e.

      de schoolverlater: de alleenstaande die, gedurende de eerste zes maanden na beëindiging van de deelname aan onderwijs of beroepsopleiding, voor zover voor dat onderwijs of die opleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van het vierde hoofdstuk van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, bijstand aanvraagt;

    • f.

      de belanghebbende: de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwden, en het kind of de kinderen van de alleenstaande ouder of de gehuwden;

    • g.

      verzorgingsbehoevende: degene die is aangewezen op verpleging of verzorging ter voorkoming van een opname in een verpleeg- of verzorgingshuis;

    • h.

      de WIJ: de Wet investeren in jongeren.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroep
  • 1.

    De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen, indien beide echtgenoten 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn.

  • 2.

    De bepalingen in het tweede en derde hoofdstuk laten toepassing van artikel 18 van de wet onverlet.

  • 3.

    De betaling kan geschieden anders dan op rekening van de schuldeiser.

  • 4.

    De betaling kan geschieden aan anderen dan de schuldeiser. Dit kunnen onder andere de Gemeentelijke Kredietbank en door belanghebbende aangewezen derden zijn.

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 Toeslagen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders
  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander dan een ten last komend kind tot 18 jaar zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder op wie het eerste lid niet van toepassing is.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt met het verblijf van een kind van 18 jaar of ouder in de woning geen rekening gehouden, indien het kind beschikt over een inkomen dat gelijk is aan of lager dan 60 procent van de gehuwdennorm minus vakantietoeslag.

  • 4. Voor de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met een inwonende verzorgingsbehoevende die door de belanghebbende wordt verzorgd of, als de belanghebbende verzorgingsbehoevende is, met een inwonende die de belanghebbende verzorgt, voor zover de verzorgende en de verzorgingsbehoevende bloedverwanten in de eerste of de tweede graad zijn.

  • 5. Als sprake is van een samenloop van een uitkering op grond van de WWB en een inkomensvoorziening op grond van de WIJ, wordt geen toeslag verleend. Van samenloop is sprake als één van de gehuwden recht heeft op de WIJ en de andere gehuwde recht heeft op algemene bijstand voor levensonderhoud krachtens de WWB.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm

Artikel 4 Verlaging van de bijstandsnorm voor gehuwden
  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die een woning delen met één of meer anderen, anders dan met een ten laste komend kind tot 18 jaar.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met het verblijf van een kind van 18 jaar of ouder in de woning geen rekening gehouden, indien het kind beschikt over een inkomen dat gelijk is aan of lager dan 60 procent van de gehuwdennorm minus vakantietoeslag..

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met een inwonende verzorgingsbehoevende die door de belanghebbende wordt verzorgd of, als de belanghebbende verzorgingsbehoevende is, met een inwonende die de belanghebbende verzorgt, voor zover de verzorgende en de verzorgingsbehoevende bloedverwanten in de eerste of de tweede graad zijn.

Artikel 5 Afwijkende bijstandsnorm voor de schoolverlater
  • 1. Voor de bij zijn ouders inwonende schoolverlater is de bijstandsnorm het bedrag, zoals genoemd in artikel 33, tweede lid, onder a van de wet.

  • 2. Voor de niet bij zijn ouders inwonende schoolverlater is de bijstandsnorm het bedrag zoals genoemd in artikel 33, tweede lid, onder b van de wet.

  • 3. Het bepaalde in de artikelen 3, 4, 6 en 7 is niet van toepassing op de schoolverlater voor wie toepassing wordt gegeven aan het eerste of tweede lid.

Artikel 6 Woonsituatie
  • 1. De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld, indien de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorzien als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning of het niet hebben van woonkosten in de vorm van huur of hypothecaire verplichtingen.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm.

Artikel 7 Anti-cumulatiebepaling

De toepassing van de artikelen 3, 4 en 6 geschiedt zodanig dat tenminste 75% van de toepasselijk norm als bedoeld in art. 21 van de wet resteert.

Artikel 8 Verrekening

Indien aan belanghebbende teveel bijstand inclusief toeslag is verstrekt kan de vordering worden verrekend met de bijstand met ingang van de eerstkomende maand waarover bijstand wordt verleend

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Uitvoering
  • 1. De uitvoeringen van deze verordening berust bij het college.

  • 2. In alle gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding
  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking 1 juli 2010 Per gelijke datum wordt ingetrokken de Toeslagenverordening 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 juli 2010

De Raad voornoemd,

mevrouw Y.P. van Mastrigt, voorzitter.

mevrouw C.A.M. Bodewes, raadsgriffier.