Overheidsorganisatie | Deelgemeente Amsterdam - Zuid |
---|---|
Officiële naam regeling | Monumentenverordening stadsdeel ZuiderAmstel |
Citeertitel | Monumentenverordening stadsdeel ZuiderAmstel 2005 |
Vastgesteld door | deelraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-09-2005 | 01-10-2010 | Ingetrokken |
Amsterdams stadsblad, jaargang 88, week 37, editie 5, 15 september 2010 | --- |
Deze verordening verstaat onder:
monument:
1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;
archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder 2;
gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;
gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;
beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst; onder kerkelijk wordt ook verstaan levensbeschouwelijk in ruime betekenis van het woord;
gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, zijn onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel zijn wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groep zich één of meer monumenten bevinden;
beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht dat het dagelijks bestuur als zodanig ingevolge artikel 17 van deze verordening heeft aangewezen, met ingang van de datum van publicatie van die aanwijzing in het Stadsdeelblad;
gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd stads- of dorpsgezicht aangewezen groepen van onroerende zaken;
Commissie voor Welstand en Monumenten: de commissie als bedoeld in de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten;
adviescommissie monumentenzorg: een door de stadsdeelraad en het dagelijks bestuur ingestelde commissie met als taak het dagelijks bestuur en de stadsdeelraad op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid, met uitzondering van aanvragen om vergunning als bedoeld in art. 11 en 37 van de Monumentenwet 1988 en als bedoeld in art. 10 en 20 van deze verordening;
bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
1. Het dagelijks bestuur kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
2. Voordat het dagelijks bestuur over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de adviescommissie monumentenzorg.
In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.
3. Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.
4. Voordat het dagelijks bestuur een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert het overleg met de eigenaar.
5. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Provinciale Monumentenverordening 1996.
1. De adviescommissie monumentenzorg adviseert schriftelijk binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek van het dagelijks bestuur.
2. Het dagelijks bestuur beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de adviescommissie monumentenzorg, maar in ieder geval binnen 25 weken na de adviesaanvraag.
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan de aanvrager, degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
1. Het dagelijks bestuur registreert het gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijk monument.
3. De gemeentelijke monumentenlijst ligt bij het stadsdeelkantoor en het bureau Monumenten & Archeologie voor een ieder ter inzage.
1. Het dagelijks bestuur kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
2. Artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.
3. Indien de wijziging naar het oordeel van het dagelijks bestuur van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.
4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
1. Indien het dagelijks bestuur de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.
2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 3 van de Provinciale Monumentenverordening 1996.
3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
1. Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10 moet worden ingediend bij het dagelijks bestuur.
2. Van de in artikel 4:5 van de Awb geregelde bevoegdheid om de aanvraag wegens onvolledigheid niet te behandelen, kan slechts gebruik worden gemaakt indien de aanvrager binnen vier weken na de ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen. De door het dagelijks bestuur ingevolge dat artikel te stellen termijn bedraagt ten hoogste vier weken.
3. Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, legt het dagelijks bestuur de aanvraag in het stadsdeelkantoor voor een ieder ter inzage. Indien in de aanvraag gegevens voorkomen of uit de aanvraag kunnen worden afgeleid, waarvan de geheimhouding met het oog op de bescherming van bedrijfsgeheimen gerechtvaardigd is, besluit het dagelijks bestuur op een daartoe strekkend verzoek van de aanvrager dat die gegevens niet ter inzage worden gelegd. Het dagelijks bestuur doet kennisgeving van de ter inzage legging op de gebruikelijke wijze en vermeldt daarbij de mogelijkheid om binnen een termijn van 14 dagen zienswijzen naar voren te brengen bij het dagelijks bestuur.
1. Het dagelijks bestuur brengt de aanvraag en de ingebrachte zienswijzen terstond ter kennis van de Commissie voor Welstand en Monumenten en vraagt haar om advies voordat zij beslist op de aanvraag op grond van artikel 10.
2. Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de Commissie voor Welstand en Monumenten schriftelijk advies uit aan het dagelijks bestuur.
3. Het dagelijks bestuur beslist binnen 21 weken na ontvangst van de aanvraag.
4. Het dagelijks bestuur kan de in het derde lid genoemde termijn van 21 weken met ten hoogste negen weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het derde lid genoemde termijn.
5. Indien het dagelijks bestuur niet voldoet aan het derde of vierde lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
6. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.
1. Het dagelijks bestuur kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.
2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.
Het dagelijks bestuur verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
1. De vergunning kan door het dagelijks bestuur worden ingetrokken indien:
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;
niet binnen 26 weken van de vergunning gebruik wordt gemaakt dan wel de werkzaamheden waarvoor de vergunning is verleend langer dan 26 weken hebben stilgelegen.
2. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.
1. Het dagelijks bestuur zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de Commissie voor Welstand en Monumenten na afloop van de termijn van 14 dagen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.
2. De Commissie voor Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.
1. Gehoord het dagelijks bestuur, kan de deelraad gemeentelijke stads- en dorpsgezichten aanwijzen als beschermd stads- of dorpsgezicht en kunnen zij zodanige aanwijzingen intrekken.
2. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel tot aanwijzing of intrekking gelijktijdig aan de Amsterdamse Planologische Commissie en de adviescommissie monumentenzorg. De Amsterdamse Planologische Commissie en de adviescommissie monumentenzorg brengen advies uit binnen drie maanden na verzending van het voorstel.
3. De deelraad beslist over aanwijzing of intrekking binnen zeven maanden na verzending van het voorstel door het dagelijks bestuur.
4. De bekendmaking van een besluit tot aanwijzing of tot intrekking daarvan geschiedt door publicatie. Van het besluit wordt mededeling gedaan in de daarvoor in aanmerking komende dag- of nieuwsbladen en aan gedeputeerde staten, de Amsterdamse Planologische Commissie en de adviescommissie monumentenzorg.
5. De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van artikel 9 van de Provinciale Monumentenverordening 1996.
1. Het dagelijks bestuur registreert het beschermde stads- of dorpsgezicht op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten.
2. De gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde stads- of dorpsgezicht.
3. De gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten ligt bij het stadsdeelkantoor en het bureau Monumenten & Archeologie voor een ieder ter inzage.
1. Het dagelijks bestuur kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
2. Artikel 15, tweede tot en met vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.
3. Indien de wijziging naar het oordeel van het dagelijks bestuur van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 15, tweede tot en met vierde lid, achterwege.
4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten aangetekend.
1. Indien het dagelijks bestuur de aanwijzing intrekt, zijn artikel 15, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 9 van de Provinciale Monumentenverordening 1996.
3. De intrekking wordt op de gemeentelijke lijst van stads- en dorpsgezichten aangetekend.
1. De stadsdeelraad stelt ter bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.
2. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt.
1. In beschermde stads- of dorpsgezichten is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning).
2. Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.
3. De artikelen 21 tot en met 23 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (Staatsblad 1984, 406) zijn van toepassing.
1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
de weigering van het dagelijks bestuur een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;
voorschriften door het dagelijks bestuur verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;
schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het dagelijks bestuur hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.
Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de bij besluit van het dagelijks bestuur dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
2. Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren voorzover zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn.
1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van twee maanden na bekendmaking.
2. De Monumentenverordening stadsdeel ZuiderAmstel 2000, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van twee maanden na bekendmaking.
3. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.
4. De Monumentenverordening stadsdeel ZuiderAmstel 2000, vastgesteld bij besluit van de raad d.d. 19 december 2000, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.
5. Zolang de adviescommissie monumentenzorg nog niet is ingesteld, voert de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg, ingesteld door de gemeenteraad bij zijn besluit van 28 april 1999, nr. 181 (Gemeenteblad 1999, afd. 3, volgn. 43), de taak uit zoals omschreven in artikel 1.h van deze verordening.
6. De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
7. De gemeentelijke monumenten, geplaatst op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
8. Aanvragen om vergunning en aanwijzing die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.
Deze verordening kan worden aangehaald als 'Monumentenverordening stadsdeel ZuiderAmstel 2005'.