Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2006
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Voorzieningenverordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2006

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-03-200710-09-2013Nieuwe regeling

19-12-2006

Gemeenteblad, jrg 14, nr 2, 1 maart 2007

geen.

Tekst van de regeling

NB Onderaan deze tekst kunt u het document downloaden als pdfdocument, in de juiste vormgeving.

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2006

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Definities

In dit Besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • c.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden;

  • d.

    Persoonsgebondenbudget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

  • e.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • f.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (de AmvB);

  • g.

    Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • h.

    Verordening: Voorzieningenverordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2006.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording
  • 2.1. Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.2. Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien er een ernstig vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

  • 2.3. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage

Artikel 3 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel hulp bij het huishouden
  • 3.1. Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bij hulp in het huishouden als bedoeld in artikel 8 onder b en c van de verordening bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 16.137 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

  • 3.2. Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bij hulp in het huishouden als bedoeld in artikel 8 onder b en c van de verordening bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 14.162 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 3.3. Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bij hulp in het huishouden als bedoeld in artikel 8 onder b en c van de verordening bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.810 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

  • 3.4. Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bij hulp in het huishouden als bedoeld in artikel 8 onder b en c van de verordening bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven €19.837 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

Artikel 4 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel sportrolstoel, woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen

Het bedrag dat personen dienen te betalen bij woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 13 onder b,c en d van de verordening, bij vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 21 onder b,c en d van de verordening en bij een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 26 onder d van de verordening is € 0.

Artikel 5 Besparingsbijdrage.

De hoogte van de besparingsbijdrage bij verstrekking van een driewielfiets, een fiets in bijzondere uitvoering of een scootermobiel is gelijk aan de kosten van een fiets conform de norm van het NIBUD.

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden als bedoeld in artikel 8 onder c van de verordening wordt per klasse, per jaar als volgt vastgesteld:

Klasse 1: 1 uur per week = (52 x kostprijs per uur HV 1 of HV 2) x 75% Klasse 2 3 uur per week = (156 x kostprijs per uur HV1 of HV 2) x 75% Klasse 3 5,5 uur per week = (286 x kostprijs per uur HV 1 of HV 2) x 75% Klasse 4 8,5 uur per week ¬= (442 x kostprijs per uur HV1 of HV 2) x 75% Klasse 5 11,5 uur per week = (598 x kostprijs per uur HV of HV 2) x 75% Klasse 6 14,5 uur per week = (754 x kostprijs per uur HV 1 of HV 2) x 75% Bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van 75% van de kostprijs per uur van HV 1 of HV 2.

De eigen bijdrage wordt hierop in mindering gebracht.

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Hoogte financiële tegemoetkoming woningaanpassing en uitraasruimte

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 15 onder c en e van de verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 8 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen en onderhouds- en reparatiekosten
  • 8.1. Het persoonsgebonden budget voor een niet bouwkundige of woontechnische woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 onder d van de verordening wordt vastgesteld op basis van 90% van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening.

  • 8.2. Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt ter hoogte van de gemiddelde onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening bedraagt maximaal € 5000.

Artikel 10 Hoogte financiële tegemoetkoming tijdelijke huisvesting en dubbele woonlasten
  • 10.1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in tijdelijke huisvesting of dubbele woonlasten als bedoeld in artikel 15 onder b van de verordening, is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag van de maximale huurgrens als genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag.

  • 10.2. Het college verleent een financiële tegemoetkoming, als bedoeld in lid a, voor de periode dat de huidige woonruimte als gevolg van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager voor dubbele woonlasten komt te staan dan wel de nog te betrekken woning als gevolg van de woningaanpassing nog niet bewoond kan worden en de aanvrager voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 10.3. De maximale termijn waarvoor het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verleent, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt vier maanden.

  • 10.4. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting en dubbele woonlasten als de gehandicapte redelijkerwijs niet kan vóórkomen dat hij deze kosten heeft.

  • 10.5. De financiële tegemoetkoming wordt betaald aan de hoofdbewoner of de eigenaar van de huisvesting.

Artikel 11 Voorwaarden bij verlening van woonvoorzieningen

Het college verleent slechts een woonvoorziening indien:

  • a.

    de het college aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht of de uitraasruimte wordt gerealiseerd of waaruit wordt verhuisd;

  • b.

    aan het college inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing en de uitraasruimte;

  • c.

    de getroffen voorzieningen toereikend worden verzekerd;

  • d.

    in de financiering van de woningaanpassingen en de uitraasruimte van het niet door subsidie gedekte deel is voorzien.

  • e.

    de werkzaamheden uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit voltooid zijn;

  • f.

    degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald, gedurende een periode van 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar houdt;

  • g.

    de door het college aangewezen personen toegang wordt verstrekt om te controleren of de woningaanpassing of de uitraasruimte is uitgevoerd conform het besluit, danwel is verhuisd naar een adequate woning conform het besluit.

Artikel 12 Verwerven van grond

Voor zover het treffen van voorzieningen als bedoeld in artikel 15 lid c of e van de verordening, tot gevolg heeft dat extra grond moet worden verworven, verleent het college hiervoor een bijdrage die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage 1.

Artikel 13 Terugbetaling bij verkoop

Op de terugbetaling bij verkoop als bedoeld in artikel 20 van de verordening is het volgende aflossingsschema van toepassing:

  • a.

    De hoogte van het terug te betalen bedrag is gelijk aan de waardestijging ten gevolge van de aanpassing vermindert met 5% per jaar.

  • b.

    Ter uitvoering van lid a, is de eigenaar van de woning verplicht na één maand van het passeren van de acte het college op de hoogte te stellen.

Artikel 14 Bezoekbaar maken woonruimte

Het bedrag voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 19 vierde lid van de verordening, bedraagt maximaal € 5.000.

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 15 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen en onderhoud en reparatie
  • 15.1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, als bedoeld in artikel 21 onder c van de verordening wordt vastgesteld op basis van 90% van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening.

  • 15.2. Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt van de gemiddeld onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 16 Hoogte financiële tegemoetkoming taxi en rolstoeltaxi
  • 16.1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 21 onder d van de verordening in de kosten van gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 3.212.

  • 16.2. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 21 onder d van de verordening in de kosten van gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 4.642.

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 17 Hoogte persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen, en onderhoud en reparatie
  • 17.1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 26 onder c van de verordening wordt vastgesteld op basis van 90% van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening.

  • 17.2. Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt van de gemiddeld onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 18 Hoogte tegemoetkoming sportrolstoel
  • 18.1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel als bedoeld in artikel 26 onder d van de verordening bedraagt maximaal € 2500.

  • 18.2. Het bedrag bedoeld in het eerste lid is een tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 19 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies als bedoeld in artikel 32 van de verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager, waaronder de financiële omstandigheden, het sociaal netwerk en de mantelzorg. Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 20 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders gemeente Naarden, op ...

 

Burgemeester, Secretaris,

 

1

1.a. Aantal m² waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning

aantal m² waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek aantal m² waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

soort vertrek

 

woonkamer 30 6

keuken 10 4

eenpers. slp. kr. 12,4 4

tweepers. slp. kr. 16 4

toiletruimte 4 1

badkamer - wastafelruimte - doucheruimte

3 3

1 2

entree/gang/hal 5 2

berging 6 4

 

1.b. Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m².

1 Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Naarden 2006

Inleiding

Naast een Voorzieningenverordening maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld. Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden en dus in de Raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.

Het eerste onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld. De invulling van de eigen bijdrageregeling biedt de mogelijkheid om van de Algemene Maatregel van Bestuur afwijkende bedragen te hanteren, zij het binnen het kader van de mogelijkheden die de AMvB biedt. De bedragen vanuit de AMvB zijn in dit besluit overgenomen voor hulp in de huishouding. Voor de 'oude' Wvg-voorzieningen is de eigen bijdrage of het eigen aandeel op nihil gesteld. Per hoofdstuk worden vervolgens alle nog vast te stellen bedragen opgenomen. In hoofdstuk 8 tot slot wordt geregeld de samenhangende afstemming bij de toekenning, zoals genoemd in artikel 5 van de wet, wordt geregeld.

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Algemeen.De systematiek van de verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder collectief vervoer, het persoonsgebonden budget primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan nooit een eigen bijdrage wordt gevraagd. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden.

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording. 2.1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

2.2. Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager al dan niet een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Als tijdens het onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, zal dit als contra-indicatie worden opgevat. Denk bijvoorbeeld aan personen met ernstige schuldenproblematiek

2.3. Als er een persoonsgebonden budget is verstrekt zal steekproef gewijs gecontroleerd worden of het persoonsgebonden budget besteed is zoals in de beschikking is vermeld. In de beleidsregels zal dit nader worden uitgewerkt

Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage.

Artikel 3 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel hulp in het huishouden.

Hoofdstuk IV van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (de AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen.

De systematiek van de berekening van de eigen bijdrage overgenomen vanuit de AWBZ.

In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Hier zijn vier groepen te onderscheiden, namelijk gehuwd 65-, gehuwd 65+, ongehuwd -65 en ongehuwd +65. De in dit lid opgenomen inkomensgrenzen, beogen de eigen bijdrage voor hulp in de huishouding mede afhankelijk te maken van het voor de betreffende groepen geldende sociale minimum. De hoogte ervan komt overeen met 120% van het verzamelinkomen op het sociaal minimum.

Lid 2 van artikel 4.1. van de AMvB geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde maximale eigen bijdragen en eigen aandeel tot de in het genoemd artikel bepaalde inkomensgrenzen,in gelijke mate gewijzigd kunnen worden. Wat onder "in gelijke mate" wordt begrepen, staat verwoord in de AMvB. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden.

In dit artikel worden voor hulp in het huishouden de bedragen uit de AMvB overgenomen.. De eigen bijdrage is niet van toepassing op personen jonger dan 18 jaar of de ouders van deze personen. Dit is in de wet geregeld.

Artikel 4 Omvang eigen bijdragen en eigen aandeel sportrolstoel, woonvoorzieningen en vervoersvoorzienigen In de verordening is reeds opgenomen dat er geen eigen bijdrage wordt opgelegd bij de toekenning van algemene voorzieningen (o.a collectief vervoer). De AMvB bepaalt verder dat geen eigen bijdrage voor een rolstoel is verschuldigd. In dit artikel wordt dat de eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten van de overige 'oude' Wvg-voorzieningen op nihil gesteld. De AMvB is niet van toepassing op de 'bovenwettelijke' voorzieningen zoals de sportrolstoel. De sportrolstoel wordt daarom wel vermeld in dit artikel.

Artikel 5 Besparingsbijdrage. Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of kan worden vervangen, zoals gebeurt bij verstrekking van een driewielfiets of een scootermobiel, zal alleen verstrekking van de meerkosten aan de orde zijn. Dat betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed zal worden. Het algemeen gebruikelijke deel zal door de aanvrager zelf betaald moeten worden in de vorm van een besparingsbijdrage. Dit artikel bepaalt het bedrag van deze besparingsbijdrage. Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden.

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden. In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. Het principe van de korting met 25% is overgenomen uit de AWBZ en gebaseerd op het ontbreken van overhead in gevallen dat men zelf iemand inhuurt.

De gemeente Naarden gebruikt de klassen zoals ook in de AWBZ gehanteerd wordt. Het bedrag is dan gebaseerd op de bij het midden van de klasse behorende aantal uren, eveneens vermenigvuldigt met het uurbedrag dat 75% is van het uurbedrag zorg in natura. Dat betekent dat in klasse 1 het bedrag gebaseerd is op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op 11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur.

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen

Artikel 7 Hoogte financiële tegemoetkoming woningaanpassing en uitraasruimte In artikel 7 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing of een uitraasruimte wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels.

Artikel 8 Hoogte persoonsgebondenbudget voor niet bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen en onderhouds- en reparatiekosten Artikel 8.1 regelt de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget voor een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst-adequate voorziening. Van deze voorziening zal 90% van de adviesprijs van voorzieningen, die de gemeente in natura zou verstekken, worden vergoed. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gesteld op 90% omdat men redelijkerwijs kan en mag verwachten dat bij een leverancier minimaal 10% korting te bedingen is.

Artikel 8.2 Als er een persoonsgebonden budget conform het eerste lid 1 wordt verstrekt, zal een tegemoetkoming in de service en reparatiekosten worden verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde onderhoud- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening. Ook hier betreft het de voorzieningen die de gemeente in natura verstrekt. Met dit bedrag wordt men geacht een service- en onderhoudscontract af te sluiten.

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten Dit artikel legt vast welk bedrag maximaal verstrekt wordt als het gaat om verhuis- en inrichtingskosten. Dit bedrag komt overeen met het bedrag dat woningbouwcorporaties geven bij verhuizing wegens renovatie van woning.

Artikel 10 Hoogte financiële tegemoetkoming tijdelijke huisvesting en dubbele woonlasten De maximale tegemoetkoming is gelijk aan de maximale huurgrens genoemd in de Wet op de huurtoeslag. Alleen in die gevallen dat het redelijkerwijs buiten de mogelijkheden van de gehandicapte ligt om te voorkomen dat er dubbele woonlasten opgebracht moeten worden, kan tot vergoeding van de extra woonlasten in verband met tijdelijke huisvesting of dubbele woonlasten worden overgegaan. Bij toewijzing van andere woonruimte is het algemeen gebruikelijk dat een korte periode van dubbele woonlasten optreedt. De tegemoetkoming is dan ook slechts aan de orde indien te (toegewezen) te betrekken woonruimte nog moet worden aangepast.

Artikel 11 Voorwaarden bij verlening van woonvoorzieningen Onder c. Indien in een woning een traplift, een verstelbare keuken of een andere dure woningvoorziening is aangebracht, heeft dit gevolgen voor de te verzekeren waarde van de opstal. Dit risico dient in de opstal-verzekering te worden gedekt. Indien bij een brand blijkt dat de woning onvoldoende verzekerd is, dan kan op dat moment geen beroep op de verordening te worden gedaan. Dit betekent dat alleen dan een voorziening wordt verstrekt wanneer de aanvrager heeft aangetoond dat de woning voldoende is verzekerd.

Onder d. Indien er geen duidelijkheid bestaat over de wijze van financiering van het niet door tegemoetkoming gedekte deel van de voorziening, staat het niet vast dat de voorziening daadwerkelijk getroffen kan worden. Het mag duidelijk zijn dat er op dat moment geen tegemoetkoming wordt verleend. Bij gehandicapten die een huurwoning bewonen, dient overeenstemming te bestaan tussen huurder en verhuurder over de financiering van het niet door de tegemoetkoming gedekte deel van de investering. Deze overeenstemming kan bestaan uit afspraken over rente en aflossing van een door de verhuurder aan de huurder verstrekte lening of een andere wijze van financiering door de gehandicapte zelf. Bij gehandicapten die een eigen woning laten aanpassen dient duidelijk te zijn dat voorzien is in de financiering van het niet door de tegemoetkoming gedekte deel.

Onder e. In dit lid is bepaald dat degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald zorg dient te dragen voor realisatie voor genoemde termijn. Dit om te voorkomen dat het treffen van de voorziening te lang op zich laat wachten.

Artikel 12 Verwerven van grond. Als de woningaanpassing een uitbreiding van een bestaande woning of het groter bouwen van een nieuwe woning tot gevolg heeft, kan de gemeente een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van het verwerven van extra grond die noodzakelijk is om de woningaanpassing te realiseren. Uiteraard wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt indien de extra te verwerven grond als tuin o.i.d. wordt benut. Alleen de grond die noodzakelijk is voor de woningaanpassing zelf kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming waarbij een maximum aantal m² wordt gehanteerd voor de verschillende vertrekken. (zie bijlage 1)

Artikel 13 Terugbetaling bij verkoop In artikel 13 is een terugbetaling bij verkoop opgenomen om te voorkomen dat bij verkoop van de woonruimte cq woning de winst die ontstaan is door de tegemoetkoming in de woningaanpassingen naar de eigenaar vloeit. Gekozen is voor het lineaire systeem omdat deze het meest eenvoudig te berekenen is.

Artikel 14 Bezoekbaar maken woonruimte. Voor het bezoekbaar maken van de woning niet zijnde het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 19 lid 4, is gekozen voor een maximum bedrag van € 5000,--. Het maximum bedrag is er om te voorkomen dat zeer hoge tegemoetkomingen in de kosten van de aanpassing moet worden betaald in verband met aan- en/of uitbouw. Met het bedrag van € 5000,-- kunnen de noodzakelijke aanpassingen voor het bezoekbaar maken worden verricht.

Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 15 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen, en onderhoud en reparatie Artikel 15.1 regelt de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst-adequate voorziening. Van deze voorziening zal 90% van de adviesprijs van voorzieningen, die de gemeente in natura zou verstekken, worden vergoed. De hoogte van de persoonsgebonden budget is gesteld op 90% omdat men redelijkerwijs kan en mag verwachten dat bij een leverancier minimaal 10% korting te bedingen is.

Artikel 15.2 Als er een persoonsgebonden budget conform het voorgaande lid wordt verstrekt, zal een tegemoetkoming in de service en reparatiekosten worden verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde onderhoud- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening. Ook hier betreft het de voorzieningen die de gemeente in natura verstrekt. Met dit bedrag wordt men geacht een service- en onderhoudscontract af te sluiten.

rtikel 16 Hoogte financiële tegemoetkoming taxi en rolstoeltaxi Artikel 16 tenslotte legt een aantal maximale bedragen vast voor de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de verordening en zal in de beleidsregels verder worden uitgewerkt.

Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 17 Hoogte persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen, en onderhoud en reparatie Artikel 17.1 regelt de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst-adequate voorziening. Van deze voorziening zal 90% van de adviesprijs van voorzieningen, die de gemeente in natura zou verstekken, worden vergoed. De hoogte van de persoonsgebonden budget is gesteld op 90% omdat men redelijkerwijs kan en mag verwachten dat bij een leverancier minimaal 10% korting te bedingen is.

Artikel 17.2. Als er een persoongebonden budget conform het voorgaande lid wordt verstrekt, zal een tegemoetkoming in de service en reparatiekosten worden verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde onderhoud- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening. Ook hier betreft het de voorzieningen die de gemeente in natura verstrekt. Met dit bedrag wordt men geacht een servicecontract af te sluiten.

Artikel 18 Hoogte tegemoetkoming sportrolstoel. De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingwijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een aanvraag worden ingediend.

 

Hoofdstuk 8. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 19. Samenhangende afstemming. De verordening bepaalt in artikel 32 dat in dit Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.