Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuid

Garageverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuid
Officiële naam regelingGarageverordening
CiteertitelGarageverordening
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpInfrastructuur, verkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-05-200501-10-2010nieuwe regeling

04-05-2005

Stadsdeelkrant, jaargang 3, nummer 18, datum 3-5-2005

-

Tekst van de regeling

Artikelen versie 4-5-2005

Art. 1
  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    a motorrijtuig: een motorrijtuig in de zin van de Wegenverkeerswet;

    b garage: een geheel of gedeeltelijk besloten ruimte, alsmede een niet tot de openbare weg behorende open ruimte, bestemd tot of in gebruik voor het plaatsen van een of meer motorrijtuigen, ongeacht het doel waarvoor dit geschiedt, met uitzondering van een ruimte waarin uitsluitend motorrijtuigen op twee wielen en/of invalidewagens met motoraandrijving aanwezig zijn;

    c garagevergunning: de vergunning bedoeld in art. 2, lid 1 of art. 2, lid 2;

    d eigenaar van een garage: de eigenaar van een besloten of open ruimte, als bedoeld onder b van dit artikel welke is bestemd om te worden gebruikt als garage.

Art. 2
  • 1. Het is de eigenaar van een garage met een oppervlakte kleiner dan 40 m2, welke niet wordt gebruikt voor onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan motorrijtuigen, verboden, deze garage te hebben, te gebruiken of te doen gebruiken zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders of in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Het is de rechthebbende op het gebruik van een garage die een oppervlakte heeft van 40 m2 of meer, of die wordt gebruikt voor onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan motorrijtuigen, verboden, deze garage te gebruiken zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders of in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 3. De vergunning als bedoeld in lid 1 is niet vereist, ingeval de bestemming tot garage voor de gemeente is vastgesteld bij goedgekeurd bestemmingsplan of geregeld bij erfpachtvoorwaarden.

Art. 3
  • 1. Voor het aanvragen van een vergunning als bedoeld in art. 2, wordt gebruik gemaakt van een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld formulier.

  • 2. Als de aanvraag een garage betreft met een oppervlakte van 40 m2 of meer, moeten zeven plattegrondtekeningen worden overgelegd, op een schaal van ten minste 1 : 100 van de ruimte die als garage zal worden gebruikt.

  • 3. Burgemeester en Wethouders nemen de aanvraag niet in behandeling alvorens de verschuldigde leges is voldaan.

  • 4. Indien een aanvraag onvolledig is, dient de aanvrager deze aan te vullen binnen twee weken nadat daarom door of namens Burgemeester en Wethouders schriftelijk is verzocht.

  • 5. De aanvraag of het ontwerpbesluit op de aanvraag wordt, met de daarop betrekking hebbende stukken, voor een periode van ten minste vier weken ter inzage gelegd.

  • 6. Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in een huis-aan-huisblad kennis gegeven van de aanvraag of het ontwerpbesluit.

  • 7. Belanghebbenden kunnen, gedurende de termijn van terinzagelegging, hun zienswijze over de aanvraag of het ontwerpbesluit naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen.

  • 8. Burgemeester en Wethouders beslissen op een aanvraag om een vergunning binnen 10 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 9. Van het besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt direct in een huis-aan-huisblad kennis gegeven.

Art. 4
  • 1. Behalve in geval van strijd met het bepaalde in andere wettelijke regelingen kan een garagevergunning slechts worden geweigerd, indien naar redelijke verwachting ook het stellen van voorschriften niet kan voorkomen, dat het hebben, gebruiken of doen gebruiken van de garage:

    a op de aangrenzende wegen en de wegen in de directe omgeving de vrijheid van het verkeer, de veiligheid op de weg of een behoorlijke verkeersgeleiding of verkeersregeling in gevaar brengt;

    b een aanleiding geeft tot ernstige hinder aan het openbaar vervoer;

    c een verkeersaantrekkende werking heeft, welke met het oog op een optimaal gebruik van het wegennet ongewenst is;

    d een evenwichtige verdeling van de noodzakelijke parkeergelegenheid over de stad belemmert;

    e voor zover het een inrichting betreft die niet vergunning- dan wel meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, het leefmilieu van de omgeving aantast.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen bij openbare kennisgeving in nadere regels een uitwerking geven van de gevallen waarin de in het eerste lid onder a tot en met e vermelde omstandigheden zich voordoen.

Art. 5
  • 1. Met het oog op de in art. 4, lid 1 onder a tot en met e, vermelde elementen kunnen Burgemeester en Wethouders aan een garagevergunning voorschriften verbinden met betrekking tot de inrichting en het gebruik van de garage. Deze voorschriften kunnen mede de openbaarheid van gebruik en de structuur van de parkeertarieven betreffen.

  • 2. De voorschriften, bedoeld in lid 1, kunnen door Burgemeester en Wethouders worden gewijzigd of uitgebreid, dan wel aan een reeds bestaande vergunning worden toegevoegd, indien dit naar hun oordeel met het oog op de in art. 4, lid 1 onder a tot en met e, vermelde bezwaren noodzakelijk is.

Art. 6
  • Burgemeester en Wethouders kunnen eisen, dat de voorschriften welke aan de vergunning worden verbonden op een door hen aan te geven wijze in de garage ter kennis van de gebruiker worden gebracht.

Art. 7
  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op de in art. 4, lid 1 onder a tot en met e, vermelde bezwaren een garagevergunning voor een bepaalde termijn verlenen.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde termijn kan door Burgemeester en Wethouders slechts eenmaal worden verlengd voor een tijdsduur die ten hoogste gelijk is aan de vorenbedoelde termijn.

  • 3. Burgemeester en Wethouders zullen voor het verstrijken van de in lid 2 bedoelde verlengingstermijn beslissen omtrent het verlenen van een definitieve garagevergunning.

Art. 8
  • 1. De garagevergunning vervalt, indien:

    a de eigenaar als bedoeld in art. 2, ophoudt eigenaar of rechthebbende te zijn;

    b de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard, van de garagevergunning geen gebruik te willen maken;

    c de garage, anders dan door calamiteit, teniet gaat.

  • 2. Het bepaalde in lid 1, onder a, is niet van toepassing gedurende een jaar na overlijden van de vergunninghouder. Gedurende die periode worden de erfgenamen geacht vergunninghouder te zijn.

Art. 9
  • Burgemeester en Wethouders kunnen een garagevergunning intrekken indien:

    a dit met het oog op de in art. 4, lid 1 onder a tot en met e, vermelde elementen noodzakelijk is geworden;

    b de aan de vergunning verbonden voorschriften niet worden nageleefd;

    c de garage langer dan een jaar niet is gebruikt voor het in de vergunning omschreven doel.

Art. 10
  • Burgemeester en Wethouders beslissen op een aanvraag om een garagevergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen.

Art. 11
  • Degene die handelt krachtens een garagevergunning is verplicht, deze vergunning op eerste aanvraag aan de in art. 13 vermelde ambtenaren ter inzage te geven.

Art. 12
  • Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Art. 13
  • De zorg voor de handhaving van deze verordening is, behalve aan de in art. 141 van het Wetboek van Strafvordering vermelde opsporingsambtenaren, opgedragen aan daartoe door Burgemeester en Wethouders bij openbare kennisgeving aangewezen ambtenaren.

Art. 14
  • Zo dikwijls als de zorg voor de nakoming van de bepalingen van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan de in art. 16 vermelde ambtenaren de last verstrekt, te allen tijde de woningen, de lokalen en de in art. 1 bedoelde besloten of open ruimten van de ingezetenen, huns ondanks, binnen te treden of te betreden, zulke voor zover het woningen betreft met inachtneming van het bepaalde bij de Wet van 31 augustus 1853 (Staatsblad 83).

Art. 15
  • Overgangsbepalingen Vergunningen, als bedoeld in art. 3, lid 2 onder a, van de Garageverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 15 november 1938, nr. 647 (Gemeenteblad 1939, afd. 3, volgn. 3), worden geacht vergunningen te zijn in de zin van de onderhavige verordening.

Art. 16
  • 1. De eigenaar van een garage, als bedoeld in art. 2, lid 1, en de rechthebbenden op het gebruik van een garage, als bedoeld in art. 2, lid 2, die onder de werking van de in art. 15 bedoelde Garageverordening geen vergunning nodig hadden, kunnen binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aan Burgemeester en Wethouders de bescheiden overleggen, bedoeld in art. 3, lid 3. Deze bepaling is niet van toepassing in de gevallen als bedoeld in art. 2, lid 3, alsmede ingeval het bestemmingsplan als daar bedoeld nog niet is goedgekeurd, doch wel door de Gemeenteraad is vastgesteld.

  • 2. Burgemeester en Wethouders geven alsdan aan die eigenaar of rechthebbende een schriftelijke verklaring af, vermeldende op welke dag de bescheiden zijn overgelegd; aan de verklaring wordt een door Burgemeester en Wethouders gewaarmerkt exemplaar van die bescheiden gehecht.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde verklaring wordt voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als een vergunning, bedoeld in art. 2.

  • 4. Aan de in het tweede lid bedoelde verklaring kunnen gedurende twee jaren na datum van afgifte geen voorschriften, als bedoeld in art. 5, worden verbonden.

Art. 17 Slotbepaling
  • 1. Deze verordening treedt in werking op een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum.

  • 2. Bij het in werking treden van deze verordening vervalt de Garageverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 15 november 1938, nr. 647 (Gemeenteblad 1939, afd. 3, volgn. 3).

Art. 18 Overgangsbepaling
  • Ten aanzien van beschikkingen, bekendgemaakt vóór de datum van inwerkingtreding van dit artikel, blijft art. 12 van de Garageverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 januari 1972, nr. 1325 (Gemeenteblad 1973, afd. 3, volgn. 143), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 12 november 1986, nr. 1517 (Gemeenteblad 1987, afd. 3, volgn. 15), van toepassing.