Overheidsorganisatie | Deelgemeente Amsterdam - Zuid |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen leden van het Dagelijks Bestuur, Raadsleden en Bijzondere Commissieleden 2007 |
Citeertitel | Verordening voorzieningen leden van het Dagelijks Bestuur, Raadsleden en Bijzondere Commissieleden 2007 |
Vastgesteld door | deelraad |
Onderwerp | |
Eigen onderwerp | Bestuurlijke organisatie |
Op grond van artikel 17 van de Verordening op de rechtspositie van raadsleden en commissieleden van stadsdeel Zuid, zijn de hoofdstukken 3 en 5 van de Verordening voorzieningen leden van het Dagelijks Bestuur, Raadsleden en Bijzondere commissieleden 2007 nog van toepassing. Op grond van artikel 12 van de Bijzondere verordening op de stadsdeelherinrichting 2010 geldt de Verordening voorzieningen leden van het Dagelijks Bestuur, Raadsleden en Bijzondere commissieleden 2007 per 1 mei 2010 voor stadsdeel Zuid.
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-01-2008 | 16-03-2006 | 13-05-2010 | nieuwe regeling | 30-01-2008 Stadsdeelkrant, jaargang 6, nr. 4, 22 januari 2008 | - |
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Raadscommissie: een raadscommissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;
b. Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;
c. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;
d. Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;
e. Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober 1989, nr. AB87/74/U6DGMP/AV/FAR, Stcrt. 212;
f. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;
g. Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr. AD94/U1011, Stcrt. 181;
h. Stadsdeelraad: de deelraad bedoeld in artikel 87 van de Gemeentewet
i. Raadslid: lid van de stadsdeelraad;
j. Bijzonder commissielid: externe deskundige, zijnde niet-raadslid
k. Griffier: de griffier bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet
l. Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur bedoeld in artikel 87 van de Gemeentewet
m. Stadsdeelsecretaris: de secretaris bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet
n. Gemeente: de gemeente Amsterdam
1. Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden toegekend.
2. De in lid 1 bedoelde vergoeding is gelijk aan het in tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vastgestelde maximum voor gemeenteklasse 13.
1. Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag voor gemeenteklasse 13, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
2. Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag voor gemeenteklasse 13, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
1. Het raadslid dat gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.
2. De vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, worden maandelijks uitbetaald.
1. Raadsleden, die meer dan drie maal in een jaar afwezig zijn tijdens de raadsvergadering worden achteraf twintig procent op hun jaarlijkse vergoeding bedoeld in artikel 2 en 3 gekort.
2. Een raadslid wordt geacht op een vergadering aanwezig te zijn geweest als deze de presentielijst heeft getekend.
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2 wordt de in lid 1 bedoelde korting verrekend met de vergoeding over januari en eventueel ook februari van het volgende jaar of - bij aftreden - bij de slotafrekening.
1. De ten behoeve van het stadsdeel gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed.
2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:
a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;
b. bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders.
c. de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente.
1. De stadsdeelraad kan een afvaardiging uit de stadsdeelraad of uit een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De stadsdeelraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.
2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege het stadsdeel georganiseerd.
3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van het stadsdeel.
1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het belang van het stadsdeel door of namens het stadsdeel worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van het stadsdeel.
2. Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens het stadsdeel wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de voorzitter van de stadsdeelraad. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van het stadsdeel als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. Per raadslid wordt een bedrag van € 500,00 per jaar ter beschikking gesteld.
Per raadsperiode ontvangt het raadslid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap over een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming in de aanschafwaarde van maximaal 30% per jaar voor:
a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of
b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.
Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van een aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software, waarbij de totale maximale vergoeding niet meer dan € 900,-- bedraagt. Het raadslid tekent voor de geldende fiscale voorwaarden.
1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het personeel geldende spaarloonregeling.
2. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van het stadsdeel.
1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.
2. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van het stadsdeel.
De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van het stadsdeel verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van het stadsdeel verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
1. De artikelen 2 tot en met 4, 8 tot en met 12 en 13 blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.
2. De artikelen 1 tot en met 8 en 11 tot en met 13 van deze verordening zijn eveneens van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.
Het raadslid, dat in verband met het bijwonen van:
a. een raadsvergadering;
b. een vergadering van een commissie; behoefte heeft aan kinderopvang komt in aanmerking voor een vergoeding. De vergoeding bedraagt voor 2007 € 5,97 per uur en volgt de salarisontwikkelingen van de ambtenaren in dienst van de gemeente Amsterdam.
Aan het lid van het Dagelijks Bestuur wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten. De bedoelde vergoeding is gelijk aan het bedrag vermeld in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders voor een gemeente met een overeenkomstig inwoneraantal.
Aan het lid van het Dagelijks Bestuur wordt vergoeding verleend voor gemaakte reiskosten ter zake van reizen ten behoeve van het stadsdeel. De vergoeding betreft:
a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de reiskosten;
b. bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders;
c. een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten;
1. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan voor reizen ten behoeve van het stadsdeel en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties, die hij vervult uit hoofde van zijn ambt gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door het stadsdeel ingehuurde auto.
2. In bijzondere omstandigheden kan de dienstauto met of zonder chauffeur door een lid van het Dagelijks Bestuur ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling. Van bijzondere omstandigheden is onder meer sprake als vanwege veiligheidsredenen of fysieke beperkingen het gebruik van een dienstauto noodzakelijk is voor de uitoefening van het ambt.
3. Voor het in het tweede lid gebruik van de dienstauto is vooraf toestemming van het Dagelijks Bestuur vereist. Het Dagelijks Bestuur kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.
4. Indien een lid van het Dagelijks Bestuur voor reizen ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van een dienstauto en daarvoor een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de kas van het stadsdeel gestort.
1. Indien een lid van het Dagelijks Bestuur in het stadsdeelbelang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed. Hiervoor is vooraf toestemming nodig van het Dagelijks Bestuur.
2. Voor een reis in het stadsdeelbelang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het Dagelijks Bestuur vereist. Het Dagelijks Bestuur kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.
3. De Stadsdeelraad kan nadere regels stellen aan de in dit artikel bedoelde buitenlandse dienstreizen
1. De kosten van deelname van een lid van het Dagelijks Bestuur aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het stadsdeelbelang door of namens het stadsdeel worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van het stadsdeel.
2. Het lid van het Dagelijks Bestuur dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens het stadsdeel wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij het Dagelijks Bestuur. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van het stadsdeel als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt.
Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking wordt gesteld, verleent het Dagelijks Bestuur per raadsperiode het lid van het Dagelijks Bestuur op aanvraag voor de uitoefening van het ambt voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde voor:
a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of
b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.
Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software, waarbij de totale maximale vergoeding niet meer dan € 900,00 bedraagt.
Hert raadslid tekent voor de geldende fiscale voorwaarden.
1. Aan het lid van het Dagelijks Bestuur wordt voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een mobiele telefoon en/of PDA in bruikleen ter beschikking gesteld.
2. Het lid van het Dagelijks Bestuur ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met het stadsdeel.
3. Het Dagelijks Bestuur stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
4. De abonnementskosten van de mobiele telefoon bedoeld in lid 1 komen voor rekening van het stadsdeel, tenzij het lid kiest voor het gebruik van een eigen nummer en abonnement.
5. De gesprekskosten van de mobiele telefoon bedoeld in lid 1 worden vergoed. De vergoeding voor de telefoonkosten, opgenomen in de onkostenvergoeding voor DB-leden, komt alsdan te vervallen.
1. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.
2. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
3. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het lid van het Dagelijks Bestuur gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling.
4. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van het stadsdeel.
1. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het lid van het Dagelijks Bestuur wordt de bezoldiging dan wel vaste onkostenvergoeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.
2. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van het stadsdeel.
Het lid van het Dagelijks Bestuur dat bij benoeming nog niet over woonruimte in het stadsdeel beschikt heeft ten laste van het stadsdeel aanspraak op vergoeding van de verhuiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.
1. De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken voor gemeenteklasse 13 vastgesteld maximum.
2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de gemeente wet ontvangt.
3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie
a. als raadslid of wethouder;
b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;
c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn/haar lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het belang van het stadsdeel dient.
4. De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste 150% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van
a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken en
b. een lid van de commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn/haar taak en de omvang van de hem/haar te verrichten arbeid.
1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 7, 8, 14, 16, 18, 19, 20 en 24 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het Dagelijks Bestuur is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.
2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid of het lid van het Dagelijks Bestuur dient het declaratieformulier binnen twee maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de stadsdeelsecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.
De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 7, 8, 14, 16, 18, 19 en 24 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk het DB-lid voor akkoord ondertekende factuur aan het stadsdeel.
1. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het formulier, waarvan het model door het DB is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.
2. Het raadslid, onderscheidenlijk het DB-lid dient het formulier en de factuur binnen twee maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de stadsdeelsecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.
Deze verordening wordt aangehaald als de verordening Voorzieningen leden van het Dagelijks Bestuur, Raadsleden en Bijzondere commissieleden 2007.
1. De artikelen 1 tot en met 13 van deze verordening treden met terugwerkende kracht in werking op 16 maart 2006.
2. De artikelen 15 tot en met 24 van deze verordening treden met terugwerkende kracht in werking tot de dag van beëdiging van het lid van het Dagelijks Bestuur
3. De artikelen 29 en 30 van deze verordening treden voor zover deze betrekking hebben op raadsleden in werking op 16 maart 2006 en voor zover deze betrekking hebben op leden van Dagelijks Bestuur in werking op de dag van beëdiging van het lid van het Dagelijks Bestuur.
4. Het in lid 1 genoemde tijdstip vervalt voor de artikelen 9, 10, 22 en 23