Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuid

Partiële Regionale Huisvestingsverordening 2008 voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Oud-Zuid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuid
Officiële naam regelingPartiële Regionale Huisvestingsverordening 2008 voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Oud-Zuid
CiteertitelPartiële Regionale Huisvestingsverordening 2008 voor de gemeente Amsterdam, stadsdeel Oud-Zuid
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpVolkshuisvesting en wonen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vastgesteld door de regioraad van de Stadsregio Amsterdam.

De Beleidsnota woningonttrekking Stadsdeel Oud-Zuid 2008 is te vinden op de website, http://www.oudzuid.amsterdam.nl/wonen_en/wonen/artikelen_wonen/nieuwe_beleidsnota.

Op 13 oktober 2009 is de 'Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010' vastgesteld. Deze is te vinden op de website van de Stadsregio Amsterdam, http://www.stadsregioamsterdam.nl/beleidsterreinen/wonen/woonruimteverdeling.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Huisvestingswet, art. 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-07-200801-01-2010nieuwe regeling

10-07-2008

Het Parool, 9 juli 2008

-

Tekst van de regeling

Artikelen versie 10-07-2008

Partiële Regionale Huisvestingsverordening 2008 voor de gemeente Amsterdam, stadsdeel Oud-Zuid
Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Huisvestingswet

  • b.

    vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Huisvestingswet;

  • c.

    Burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • d.

    aanvraag: de aanvraag om vergunning;

  • e.

    oppervlakte: de gebruiksoppervlakte berekend volgens de NEN-norm 2580, met dien verstande dat de voor berging bestemde ruimte buiten de woonruimte niet wordt meegerekend.

  • f.

    inwoning: het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • g.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet-zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en toilet.

  • h.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam

Artikel 2 Werkingsgebied

Als categorie bedoeld in artikel 30 van de wet – op grond waarvan een verbod geldt om zonder vergunning woonruimte aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, met andere woonruimte samen te voegen dan wel van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten - wordt aangewezen alle woonruimte in het stadsdeel Oud-Zuid, ongeacht de huur- of koopprijs.

Artikel 3 Aanvraag
  • 1. De aanvraag om vergunning wordt ingediend op een daartoe door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier en gaat ten minste vergezeld van de in de artikelen 4 en 5 vermelde gegevens en bescheiden.

  • 2. De aanvraag en daarbij behorende bescheiden moeten in drievoud worden ingediend.

  • 3. De aanvraag mag meer dan één gebouw betreffen indien zij betrekking heeft op met elkaar samenhangende gebouwen.

Artikel 4 In de aanvraag op te nemen gegevens

De aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:

  • a.

    de straat, het huisnummer en de kadastrale ligging van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • b.

    de aard en het huidige gebruik van de woonruimte(n) waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • c.

    de namen en adressen van de bewoners van de woonruimte(n) waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d.

    de oppervlakte(n) van de woonruimte(n) waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • e.

    indien van toepassing: het object van het aanbod tot reële compensatie

  • f.

    de motivering van de aanvraag.

Artikel 5 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden

Bij de aanvraag dienen in elk geval de volgende bescheiden te worden overgelegd:

  • a.

    één of meer plattegronden op schaal van iedere verdieping van het gebouw, met – voor zover het betreft de verdieping of verdiepingen waarop de aanvraag betrekking heeft – tevens een aanduiding van de beoogde bestemming;

  • b.

    een situatietekening waaruit de situering blijkt van het gebouw waarin de woonruimte zich bevindt ten opzichte van de in de nabijheid gelegen bouwwerken;

  • c.

    indien geen sprake is van reële compensatie en de aanvraag betreft een verhuurde woonruimte: een verklaring van de huurder(s) inzake de bereidheid mee te werken aan de uitvoering van de gevraagde vergunning, dan wel een onherroepelijk of bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis waarin een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst is toegewezen.

Artikel 6 Ontvangst van de aanvraag

De aanvrager krijgt van of namens burgemeester en wethouders een bewijs van ontvangst, waarop de datum van ontvangst is vermeld.

Artikel 7 Termijn van beslissing
  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag om vergunning binnen dertien weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Hij kan zijn beslissing eenmaal met ten hoogste dertien weken verdagen.

  • 2. Indien de aanvraag voortvloeit uit de toepassing van art 2.1.4. lid 3 van de Bouwverordening Amsterdam 2003 kunnen burgemeester en wethouders, in afwijking van het bepaalde in artikel 8, aanhouden totdat op de aanvraag om bouwvergunning is beslist.

Artikel 8 Beschikkingsvereisten

De gegevens die in de beschikking op de aanvraag moeten worden vermeld, zijn:

  • a.

    de woonruimte(n) waarop de beschikking betrekking heeft, aangeduid met de straat, het huisnummer en de verdieping, waarbij voor het overige dient te worden verwezen naar gewaarmerkte bijgevoegde bescheiden als bedoeld in artikel 5; en

  • b.

    bij toepassing van artikel 9, lid 4 en/of 5:

  • het object van de reële compensatie, of

  • de verlangde financiële compensatie met het in rekening gebrachte aantal m2 oppervlakte, en

  • de termijn in geval van een tijdelijke vergunning.

Artikel 9 Beslissing op aanvraag
  • 1. Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat het belang dat met de onttrekking, samenvoeging of omzetting is gediend even groot of groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad, wordt de vergunning verleend.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang wordt de vergunning verleend onder het stellen van voorwaarden en voorschriften als bedoeld in lid 4, behoudens het bepaalde in lid 3.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang en dit belang niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, wordt de vergunning geweigerd.

  • 4. In geval van vergunningverlening als bedoeld in lid 2 kunnen aan de vergunning de volgende voorwaarden c.q. voorschriften worden verbonden:

    • a.

      een al dan niet opschortende voorwaarde tot het toevoegen aan de woonruimtevoorraad in stadsdeel Oud-Zuid van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders hiertoe geschikt object (reële compensatie);

    • b.

      een al dan niet voorwaardelijke verplichting tot het betalen van compensatiegeld (financiële compensatie).

  • 5. In het geval het belang van de aanvrager slechts voor een bepaalde tijd aanwezig is, kan de vergunning worden verleend voor maximaal vijf jaar.

Artikel 10 Beleidsregels

Ten behoeve van de belangenafweging als bedoeld in artikel 9 stelt de raad een beleidsnota (“Beleidsnota woningonttrekking stadsdeel Oud-Zuid”) vast.

Artikel 11 Overgangsbepalingen
  • 1. Vergunningen en toestemmingen, met inbegrip van daaraan verbonden voorwaarden en voorschriften, vóór het tijdstip van inwerkingtreden van deze verordening verleend op basis van eerdere wettelijke bepalingen omtrent woningonttrekking, gelden als vergunningen, voorwaarden en voorschriften als bedoeld in deze verordening;

  • 2. Aanvragen ingediend voor het inwerkingtreden van deze verordening worden afgedaan volgens de Partiële Huisvestingsverordening Amsterdam Oud-Zuid 2000.

Artikel 13 Citeertitel
  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als de Partiële Regionale Huisvestingsverordening 2008 voor de gemeente Amsterdam, stadsdeel Oud-Zuid.

  • (…)

Slotbepalingen Regionale Huisvestingsverordening
Artikel 1 Intrekking
  • 1. De huisvestingsverordening 2002 van de gemeente Beemster  in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 2. De huisvestingsverordening 1997  van de gemeente Diemen  in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 3. De huisvestingsverordening 1999  van de gemeente Oostzaan in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 4. De huisvestingsverordening 1999 van de gemeente Ouder-Amstel in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 5. De huisvestingsverordening 2001  van de gemeente Purmerend in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 6. De huisvestingsverordening 1999  van de gemeente Uithoorn in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 7. De huisvestingsverordening 2005  van de gemeente Waterland in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 8. De huisvestingsverordening 1994  van de gemeente Wormerland  in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 9. De huisvestingsverordening 1994 van de gemeente Zaanstad  in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 10. De huisvestingsverordening 2000 van de gemeente Zeevang in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 11. De partiële huisvestingsverordening 2003 van stadsdeel Amsterdam-Noord van de gemeente Amsterdam in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 12. De partiële woningonttrekkingsverordening 2005 van stadsdeel Westerpark van de gemeente Amsterdam in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 13. De partiële huisvestingsverordening 2001 van stadsdeel De Baarsjes van de gemeente Amsterdam in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 14. De partiële onttrekkingsverordening 2000 van stadsdeel Bos en Lommer stadsdeel van de gemeente Amsterdam in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 15. De partiële woningonttrekkingsverordening 1994  van stadsdeel Geuzenveld / Slotermeer van de gemeente Amsterdam in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 16. De partiële verordening op de woonruimte-onttrekking en samenvoeging 2005 van stadsdeel Oost / Watergraafsmeer van de gemeente Amsterdam in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 17. De partiële woningonttrekkingsverordening 1993  van stadsdeel Osdorp van de gemeente Amsterdam in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 18. De partiële verordening woningonttrekking 2003  van stadsdeel Zeeburg van de gemeente Amsterdam in te trekken per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

  • 19. De huisvestingsverordening 2006  van de gemeente Amstelveen wordt ingetrokken per 31 mei 2006.

  • 20. De wijzigingsverordening ter wijziging van artikel 8 van de partiële huisvestingsverordening stadsdeel Centrum 2005 d.d. 28 september 2006 wordt ingetrokken per 28 september 2006.

  • 21. De Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam, vastgesteld door de Regioraad op 13 februari 2008 in te trekken  per datum van inwerkingtreding van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008

Artikel 2 Delegatie bevoegdheden
  • 1. Aan de colleges van Burgemeester en wethouders van de gemeenten die deel uitmaken van de Stadsregio worden overgedragen:

    • de bevoegdheden die sedert de wijziging van de Huisvestingswet per 1 januari 2006 op basis van de hoofdstukken I, II en III van de Huisvestingswet toekomen aan het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio Amsterdam, voor zover het gaat om de uitvoering en de handhaving van deze wet en de onderhavige verordening binnen hun gemeente, waaronder begrepen de toepassing van bestuursdwang; en

    • de bevoegdheid tot vaststelling van beleidsregels inzake de uitvoering van de onderhavige verordening binnen hun gemeente.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als genoemd onder lid 1 nemen de colleges van Burgemeester en wethouders de afspraken in acht die door het bestuur van de Stadsregio zijn gemaakt met het Platform Woningcorporaties Noordvleugel Randstad die zijn neergelegd in het Convenant Woonruimteverdeling Stadsregio Amsterdam 2008 .

  • 3. Beleidsregels die door de colleges van Burgemeester en wethouders zijn vastgesteld voor het in werking treden van deze verordening zijn gelijk aan beleidsregels die worden vastgesteld op basis van deze verordening, voor zover eerstgenoemde beleidsregels niet in strijd met zijn met het convenant bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3 Relatie Convenant

De bepalingen van deze verordening blijven buiten toepassing indien toepassing in een bepaald geval onverenigbaar is met de afspraken die zijn gemaakt in het Convenant Woonruimteverdeling Stadsregio Amsterdam 2008.

Artikel 4 Inwerkingtreding
  • 1. Deze Verordening treedt onmiddellijk in werking na bekendmaking.

  • 2. De Partiële Regionale Huisvestingsverordening gemeente Amstelveen 2006 uit deze verordening heeft terugwerkende kracht  tot en met 31 mei 2006.

  • 3. De Wijziging Partiële Regionale Huisvestingsverordening gemeente Amsterdam, Stadsdeel Centrum 2005 uit deze verordening heeft terugwerkende kracht tot en met 28 september 2006.

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2008.

Artikelsgewijze toelichting bij Slotbepalingen

1


Noot
1[Toelichting: AlgemeenDeze verordening geldt alleen voor de gemeenten in de Stadsregio Amsterdam die tot het moment van vaststelling van deze Regionale Huisvestingsverordening een gemeentelijke of stadsdeelverordening hadden. Deze verordening geldt dus niet voor gemeenten of stadsdelen die in het verleden geen eigen huisvestingsverordening hebben vastgesteld.De Stadsregio Amsterdam heeft vanaf 1 januari 2006, op grond van de Huisvestingswet, de bevoegdheid regionale Huisvestingsverordeningen vast te stellen. In de gemeenten die gezamenlijk de Stadsregio Amsterdam vormen, golden vóór 1 januari 2006 aparte gemeentelijke Huisvestingsverordeningen. Aangezien er tot op heden geen regionale Huisvestingsverordeningen zijn vastgesteld, zijn deze gemeentelijke verordeningen na 1 januari 2006 blijven gelden. Ook de door de gemeenteraad nadien vastgestelde wijzigingen in de huisvestingsverordening gelden onverkort wegens het ontbreken van een regionale huisvestingsverordening door de Stadsregio Amsterdam. Dit alles neemt niet weg, dat het de bedoeling van de wetgever is geweest, dat de Stadsregio regionale huisvestingsverordeningen zou vaststellen. Om die reden worden de bepalingen zoals deze golden vanaf 1 januari 2006 bevestigd en met terugwerkende kracht vastgesteld door de Regioraad. Daarbij worden de verschillende wijzigingen die zich hebben voorgedaan in de gemeentelijke verordeningen in aanmerking genomen en op dezelfde wijze vastgesteld, zodat er geen verschil ontstaat in wat er historisch gold en wat er nu met terugwerkende kracht opnieuw wordt vastgesteld.Artikel 1Wanneer de bevoegdheid tot het vaststellen van een huisvestingsverordening bij het Algemeen Bestuur van een plusregio ligt, ligt daar ook de bevoegdheid tot intrekken van een huisvestingsverordening.Artikel 2Ambtenaren van het ministerie van BZK hebben aangegeven dat de uitvoering van hetgeen is bepaald in de Regionale huisvestingsverordening door het DB van de Stadsregio moet plaatsvinden. Delegatie van deze bevoegdheid aan de colleges van B&W van de gemeenten is geen probleem. Aangezien de Stadsregio geen capaciteit heeft om de Huisvestingsverordening zelf te gaan uitvoeren, is het voorstel om deze bevoegdheid te delegeren aan de gemeenten. Daarnaast wordt ook de bevoegdheid om beleidsregels te maken ter verdere invulling van hetgeen in de Regionale Huisvestingsverordening is opgenomen aan de colleges van B&W gedelegeerd.Artikel 3In de Regionale Huisvestingsverordening worden de regels gegeven voor het gebruik van  huur- en koopwoningen. De bepalingen in het Convenant woonruimteverdeling zien toe op het in gebruik geven en nemen van sociale huurwoningen in bezit van de corporaties. Dit convenant Woonruimteverdeling, wordt op 24 juni aan de regioraad ter vaststelling voorgelegd. Bepalingen in het convenant zullen gedeeltelijk overlappen  met bepalingen in deze Regionale Huisvestingsverordening. Het Convenant wordt als het leidende document ervaren, aangezien dat het meest recent is. De bepalingen in de Regionale Huisvestingsverordening die strijden met de bepalingen in het Convenant worden dan ook buiten werking gesteld. Het gaat dan over bepalingen die zien op het systeem van inschrijving van woningzoekenden, het verstrekken van urgentieverklaringen, het labellen van sociale huurwoonruimte en het aanbieden van sociale huurwoningen. Gemeentelijk regelingen in de Regionale Huisvestingsverordening die niet gaan over zaken die in het Convenant worden geregeld blijven dus gelden. Dit geldt dus ook voor het systeem van huisvestingsvergunningen wat nu in verschillende gemeenten wordt gehanteerd.Artikel 4, lid 2De raad van de gemeente Amstelveen heeft op 31 mei 2006 in het kader van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden en de Wet dualisering gemeentebestuur de “Verordening tot wijziging van 52 verordeningen van de gemeente Amstelveen in het kader van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden en de Wet dualisering gemeentebestuur” vastgesteld. Tot deze 52 verordeningen behoort ook de Huisvestingsverordening gemeente Amstelveen.De wijzigingen waren technisch van aard en hadden tot doel om de 52 actuele verordeningen tekstueel zodanig aan te passen, zodat zij zouden voldoen aan de terminologie van de duale Gemeentewet. De wijzigingen betreffen:
  • “de gemeenteraad” wordt “de raad”;

  • “het college van burgemeester en wethouders” wordt “het college”;

  • “burgemeester en wethouders” wordt “het college”;

  • “het gemeentebestuur” wordt “het college” danwel “de raad”.

De wijziging van de 52 actuele verordeningen is, op de voor de gemeente Amstelveen gebruikelijke wijze, op 14 juni 2006 bekendgemaakt in het lokale huis-aan-huisblad het “Amstelveens Weekblad”. Daarnaast is de aangepaste Huisvestingsverordening sedert juli 2006 op de gemeentepagina www.amstelveen.nl geplaatst, waardoor deze voor een ieder te raadplegen is. De thans voorgestelde partiële regionale verordening Amstelveen is derhalve reeds bekend.Nu de partiële regionale verordening reeds bekendgemaakt was en gelet ook op het feit dat de wijzigingen ten opzichte van de Huisvestingsverordening van 21 mei 2003 enkel technisch van aard waren, zijn burgers door de terugwerkende kracht niet in hun belangen geschaad. De inwerkingtreding met terugwerkende kracht is derhalve gerechtvaardigd.Artikel 4, lid 3Op grond van de verordening op de stadsdelen van de gemeente Amsterdam waren de stadsdeelraden bevoegd partiële huisvestingsverordeningen vast te stelen inzake onttrekking, samenvoeging en omzetting. Op 30 juni 2005 heeft de stadsdeelraad de Partiële Huisvestingsverordening 2005 vastgesteld en deze is per 1 juni 2005 in werking getreden. Op 28 september 2006 heeft de stadsdeelraad het besluit genomen de Partiële Huisvestingsverordening Amsterdam Centrum 2005 op enkele onderdelen te wijzigen. Deze wijziging is op 3 oktober 2006 in werking getreden. Een wijziging houdt een verruiming in van degene die een vergunning kunnen aanvragen. Niet alleen de eigenaar-bewoner, maar ook de eigenaar–rechtspersoon die niet als bewoner kan worden aangemerkt kan dit doen. Met de tweede wijziging wordt een bepaling opgenomen waarin staat dat Burgemeester en Wethouders het belang van de aanvrager afweegt tegen het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Hiermee wordt voldaan aan een vereiste van de Huisvestingswet en de formeel juridische verplichting om een dergelijke belangenafweging te maken. De derde wijziging betreft dat woningen in het goedkope segment kunnen worden samengevoegd zonder compensatie wanneer er tenminste € 15.882,- wordt geïnvesteerd. Dit betekent een verruiming van de regeling van het vereiste van reële en of financiële compensatie.  Gelet op de belangenafweging genoemd in artikel 31 van de Huisvestingswet, zijn de wijzigingen met terugwerkende kracht gerechtvaardigd. ]