Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuid

Monumentenverordening Amsterdam Oud Zuid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuid
Officiële naam regelingMonumentenverordening Amsterdam Oud Zuid
CiteertitelMonumentenverordening Amsterdam Oud Zuid
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpMonumenten en welstand

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Monumentenwet 1988, artikel 15

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-199916-10-2008nieuwe regeling

01-06-1999

Stadsblad 12 mei 1999

Stadsblad 12 mei 1999

Tekst van de regeling

Artikelen versie 1-6-1999

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1 Deze verordening verstaat onder:
  • 1. monumenten:

    a. alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekening voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    b. terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a;

  • 2. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten;

  • 3. beschermde gemeentelijke monumenten: monumenten die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

  • 4. beschermde rijksmonumenten: monumenten die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers;

  • 5. kerkelijke monumenten; monumenten die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling, en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst; onder kerkelijk wordt ook verstaan levensbeschouwelijk in ruime betekenis van het woord;

  • 6. eigenaren en zakelijk gerechtigden: degenen die in de kadastrale registers als eigenaren en zakelijk gerechtigden van een monument zijn ingeschreven;

  • 7. stadsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn voor de gemeente Amsterdam vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden;

  • 8. gemeentelijke lijst van stadsgezichten: stadsgezichten die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;

  • 9. beschermde stadsgezichten: stadsgezichten die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;

  • 10. Commissie voor Welstand en Monumenten: de door de Gemeenteraad bij besluit van 4 oktober 1995, nr. 520, ingestelde commissie;

  • 11. Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg: de door de gemeenteraad bij zijn besluit van 13 februari 1980, nr. 115, onder III, ingestelde adviesraad, tot wiens taak het behoort het Dagelijks Bestuur op verzoek of uit eigener beweging van voorlichting en advies te dienen ter zake van de toepassing van deze verordening, de toepassing van de Monumentenwet, alsmede andere zaken de Monumentenzorg betreffende.

Artikel 2
  • Deze verordening is van toepassing in het gebied ten aanzien waarvan het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Amsterdam Oud Zuid bevoegd is.

Artikel 3
  • Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk II
Paragraaf 1: De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 4a
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan al of niet op aanvraag van belanghebbenden besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur besluit over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg en de vaste commissie van advies op het gebied van de monumentenzorg, dat wil zeggen de Commissie Ruimtelijke Ordening en Wonen, in de gelegenheid zijn gesteld advies uit de brengen, en degene die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld en de ingeschrevene hypothecaire schuldeisers in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen omtrent het voornemen tot plaatsing kenbaar te maken. In spoedeisende gevallen kan het Dagelijks Bestuur hiervan afwijken.

  • 3. De Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg wordt in de gelegenheid gesteld uiterlijk binnen twaalf weken nadat het Dagelijks Bestuur deze raad daartoe een verzoek heeft gedaan schriftelijk advies uit brengen.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur beslist binnen vijf maanden na ontvangst van de in het eerste lid genoemd aanvraag. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:43 Algemene wet bestuursrecht doet het van zijn beslissing mededeling aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers, alsmede aan de Amsterdamse Raad voor Monumentenzorg door toezending van zijn beslissing.

  • 5. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument, waarbij, zo nodig, de onderdelen worden genoemd waarop de bescherming met name is gericht.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur kan, al dan niet op aanvraag van belanghebbenden, in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Het bepaalde in het tweede en derde lid, is alsdan van de overeenkomstige toepassing. Indien de wijziging naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging het doorhalen van de inschrijving van een monument dat teniet is gegaan betreft, blijft overeenkomstige toepassing van het tweede lid achterwege.

  • 7. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de monumentenwet, of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland, worden door het Dagelijks Bestuur niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 8. Monumenten die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de monumentenwet, worden geacht niet (meer) op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 4b
  • De waardering tot monument wordt getoetst aan de door het Dagelijks Bestuur vastgestelde Handleiding voor de selectie van gebouwen en ensembles voor de gemeentelijke monumenten.

Selectiecriteria Artikel 4 v/d monumentenverordening
Artikel 5
  • De gemeentelijke monumentenlijst ligt bij het Bureau Monumentenzorg en de afdeling Communicatie/Voorlichting van het stadsdeelkantoor voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2: Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten
Artikel 6
  • 1. Het is verboden, een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het Dagelijks Bestuur of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    b. Een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebruiken op een wijze waarop het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 7
  • 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 6 moet schriftelijk worden aangevraagd bij het Dagelijks Bestuur. Daarbij worden de door hem verlangde gegevens overgelegd.

  • 2. Indien blijkt dat de aanvrager niet de verlangde gegevens heeft overgelegd, stelt het Dagelijks Bestuur de aanvrager binnen vijf weken na de ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid alsnog binnen twee weken de door hem aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.

  • 3. Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager niet binnen de in dat lid genoemde termijn van twee weken de in dat lid bedoelde ontbrekende gegevens heeft overlegd, kan het Dagelijks Bestuur de aanvrager niet-ontvankelijk verklaren in zijn aanvraag met ingang van de dag, volgend op de laatste dag van de in dat lid bedoelde termijn van twee weken.

  • 4. Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur de in het tweede lid bedoelde gegevens in onvoldoende mate heeft overlegd, kan het Dagelijks Bestuur de aanvrager binnen twee weken na de dag waarop hij die gegevens heeft overgelegd niet-ontvankelijk verklaren.

  • 5. Indien de aanvrager ontvankelijk is in zijn aanvraag, legt het Dagelijks Bestuur de aanvraag voor een ieder ter inzage. De ter inzagelegging wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt, waarbij mededeling wordt gedaan van de mogelijkheid om binnen een termijn van twee weken zienswijzen naar voren te brengen bij het Dagelijks Bestuur.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur brengt de aanvraag en de ingebrachte zienswijzen terstond ter kennis van de Commissie voor Welstand en Monumenten.

  • 7. Binnen acht weken na afloop van de in lid 5 genoemde termijn brengt de Commissie voor Welstand en Monumenten haar advies uit aan het Dagelijks Bestuur.

  • 8. Het Dagelijks Bestuur beslist op een aanvraag om vergunning binnen vijf maanden na ontvangst van de aanvraag. Hij kan zijn beslissing voor ten hoogste negen weken verdagen; hiervan doet hij de aanvrager schriftelijk mededeling.

  • 9. Het Dagelijks Bestuur zendt onmiddellijk een afschrift van zijn besluit aan de Commissie voor Welstand en Monumenten alsmede aan degenen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht.

Artikel 8
  • Het Dagelijks Bestuur neemt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge het bepaalde in artikel 7 dan in overeen stemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in geding zijn.

Artikel 9
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan aan zijn vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 10
  • 1. De vergunning kan door het Dagelijks Bestuur worden ingetrokken, indien:

    a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste en of onvolledige opgave is verleend;

    b. blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 9, eerste lid, niet naleeft;

    c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

  • 2. De vergunninghouder wordt van het voornemen tot intrekking op de hoogte gebracht en in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Het besluit tot intrekking wordt met redenen omkleed en in afschrift verzonden aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

Hoofdstuk III. Beschermde rijksmonumenten
Artikel 11
  • 1. het Dagelijks Bestuur zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de tijdig naar voren gebrachte zienswijzen aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

  • 2. De Commissie voor Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk over de aanvraag binden acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk IV. Strafbepalingen
Artikel 12
  • 1. Hij die handelt in strijd met artikel 6 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie zoals omschreven in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. Overtreding van artikel 6 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk V. Beschermde stadsgezichten
Artikel 13
  • 1. De Stadsdeelraad wijst op de voordracht van het Dagelijks Bestuur en gehoord de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg, stadsgezichten aan en plaatst deze vervolgens op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten, indien deze stadsgezichten naar zijn oordeel voor bescherming door middel van een bestemmingsplan in aanmerking komen. De aanwijzing omvat een topografische kaart op een schaal van tenminste 1:1000 waarop de gebieden, waarvoor de aanwijzing geldt, zijn aangegeven, alsmede een toelichting die de aanwijzing motiveert.

  • 2. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stadsgezicht wordt bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen of stadsvernieuwingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt.

Hoofdstuk VI. Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 14
  • Met de handhaving en de zorg voor de naleving van deze verordening zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering vermelde opsporingsambtenaren, belast de ambtenaren van het Bureau Monumentenzorg.

Artikel 15
  • 1. Deze verordening treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 2. De monumentenlijst, vastgesteld op grond van de Monumentenverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van de gemeenteraad van 19 december 1990, nr. 1043, en gewijzigd bij raadsbesluiten van 23 februari 1994, nr. 93, en van 9 maart 1994, nr. 186, wordt geacht ingevolgde deze verordening te zijn vastgesteld.

  • 3. Verzoeken om vergunning als bedoeld in artikel 6. van de Monumentenverordening 1995, die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van artikel 7 van de Monumentenverordening 1995.

Artikel 16
  • Deze verordening kan worden aangehaald als Monumentenverordening Amsterdam Oud Zuid.