Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuid

Monumentenverordening Amsterdam Oud Zuid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuid
Officiële naam regelingMonumentenverordening Amsterdam Oud Zuid
CiteertitelMonumentenverordening Stadsdeel Oud-Zuid 2008
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpMonumenten en welstand

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vaststelling Stadsddeelraad 24-09-2008. Deze verordening vervangt de Monumentenverordening 1999 wegens intrekking.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Monumentenwet 1988, artikel 15

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-10-200801-10-2010nieuwe regeling

16-10-2008

15-10-2008, Stadsdeelkrant

-
01-06-199916-10-2008nieuwe regeling

01-06-1999

Stadsblad 12 mei 1999

Stadsblad 12 mei 1999

Tekst van de regeling

Artikelen versie 16-10-2008

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
  • Deze verordening verstaat onder:

  • a. monument:

    1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

  • b. archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder 2;

  • c. gemeentelijk monument: onroerend monument, dat in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening als gemeentelijk monument is aangewezen;

  • d. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de in overeenstemming met deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen monumenten;

  • e. rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de, ingevolge de Monumentenwet 1988, vastgestelde registers;

  • f. Adviescommissie monumentenzorg: de commissie als bedoeld in de Verordening op de Adviescommissie monumentenzorg Amsterdam 2005, zoals vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 21 december 2005;

  • g. Adviescommissie monumentenzorg: een door de Stadsdeelraad ingestelde commissie met als taak het Dagelijks Bestuur en de Stadsdeelraad op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid, met uitzondering van aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 11 en 37 van de Monumentenwet 1988 en als bedoeld in artikel 10 van deze verordening;

  • h. bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

Artikel 2 Het gebruik van het monument
  • Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing tot gemeentelijk monument
Artikel 3 Aanwijzing tot gemeentelijk monument
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het Dagelijks Bestuur over de aanwijzing een besluit neemt vraagt het advies aan de Adviescommissie monumentenzorg.

  • 3. In spoedeisende gevallen kan het Dagelijks Bestuur afzien van het vragen van advies als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

  • 4. Iedere belanghebbende kan het Dagelijks Bestuur verzoeken om een monument aan te wijzen als gemeentelijk monument. Indien een belanghebbende verzoekt om aan-wijzing terwijl een aanvraag om bouwvergunning voor het betreffende gebouw in be-handeling is, wordt het verzoek opgevat als een spoedeisend geval als bedoeld in het derde lid, van dit artikel.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk mo- nument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur stelt de Stadsdeelraad in kennis van het besluit over de aan-wijzing van een gemeentelijk monument.

  • 7. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van artikel 2 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2005.

Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
  • 1. De Adviescommissie monumentenzorg adviseert schriftelijk binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek van het Dagelijks Bestuur.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Adviescommissie monumentenzorg, maar in ieder geval binnen zes maanden zoals vermeld in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5 Bekendmaking
  • 1. De aanvraag en het ontwerpbesluit over aanwijzing van een gemeentelijk monument, wordt met de daarop betrekking hebbende stukken voor een periode van zes weken ter inzage gelegd; Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is hierbij van toepassing.

  • 2. In de gevallen als bedoeld in artikel 3, lid 3, van deze verordening is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 3. Voorafgaand aan de ter inzage legging wordt in de Stadsdeelkrant kennis gegeven van de aanvraag of ontwerpbesluit. Tevens wordt in de Stadsdeelkrant kennis gege- ven van de periode van ter inzage legging.

  • 4. Belanghebbenden kunnen, gedurende de termijn van ter inzage legging, schriftelijk hun zienswijze indienen over de aanvraag of het ontwerpbesluit;

  • 5. De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt kenbaar gemaakt aan de direct belanghebbenden, waaronder in ieder geval begrepen de aanvrager en degenen die als (beperkt) zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

  • 6. Ingeval artikel 5, eerste tot en met vierde lid, niet van overeenkomstige toepassing is, beslist het Dagelijks Bestuur binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
  • 1. Het Dagelijks Bestuur registreert het gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De registratie bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de ka- dastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijk monument.

  • 3. De gemeentelijke monumentenlijst ligt bij het stadsdeelkantoor en het Bureau Monumenten & Archeologie voor een ieder ter inzage.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede tot en met vierde lid, evenals de artikelen 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 5 eerste tot en met vierde lid, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing
  • 1. Indien het Dagelijks Bestuur de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 2 van de Monumentenverorde- ning Noord-Holland 2005;

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

  • 4. De eigenaar en (beperkt) zakelijk gerechtigden zijn verplicht op verzoek mee te wer- ken aan de documentatie van het monument.

Hoofdstuk 3 Vergunningverlening voor gemeentelijke monumenten
Artikel 9 Verbodsbepaling
  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Artikel 10 Vergunning
  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het Dagelijks Bestuur of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    a. een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    b. een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of de monumentale waarden in gevaar worden gebracht.

Artikel 11 Indiening, ontvankelijkheid, ter inzage legging en zienswijzen
  • 1. Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10 moet worden ingediend bij het Dagelijks bestuur.

  • 2. Van de in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde bevoegdheid om de aanvraag wegens onvolledigheid niet te behandelen, kan slechts gebruik worden gemaakt indien de aanvrager binnen vier weken na de ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen. De door het Dagelijks Bestuur ingevolge dat artikel te stellen termijn bedraagt ten hoogste vier weken.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan bepalen dat nader bouwhistorisch onderzoek moet worden verricht. De eigenaar en (beperkt) zakelijk gerechtigden en gebruiker van het monument zijn desgevraagd verplicht het bouwhistorisch onderzoek uit te voeren dan wel aan de uitvoering van het bouwhistorisch onderzoek mee te werken.

  • 4. Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, legt het Dagelijks Bestuur de aanvraag in het stadsdeelkantoor voor een ieder ter inzage. Het Dagelijks Bestuur doet kennisgeving van de ter inzage legging op de gebruikelijke wijze en vermeldt daarbij de mogelijkheid om binnen een termijn van zes weken hun zienswijzen naar voren te brengen bij het Dagelijks Bestuur.

Artikel 12 Termijnen advies en vergunningverlening
  • 1. Het Dagelijks Bestuur brengt een afschrift van de in behandeling genomen aanvraag en de ingebrachte zienswijzen terstond ter kennis van de Adviescommissie monu-mentenzorg en vraagt haar om advies voordat het beslist op de aanvraag als bedoeld in artikel 11.

  • 2. Binnen acht weken na de datum van verzending van de adviesaanvraag brengt de Adviescommissie monumentenzorg schriftelijk advies uit aan het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur beslist binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur kan de in het derde lid genoemde termijn van zes maanden met ten hoogste negen weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het derde lid genoemde termijn.

  • 5 . Indien het Dagelijks Bestuur niet voldoet aan het derde of vierde lid, wordt de ver- gunning geacht te zijn verleend.

  • 6. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is bekend gemaakt. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht wordt de werking van de vergunning opgeschort totdat op het bezwaar is beslist. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Voorschriften en vergunning voor een bepaalde tijd
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de monumentenzorg;

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning
  • 1. De vergunning kan door het Dagelijks Bestuur worden ingetrokken indien:

    a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    b. blijkt dat de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

    c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het behoud van de monumentale waarden zwaarder dient te wegen;

    d. niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning gebruik wordt gemaakt van de vergunning dan wel de werkzaamheden waarvoor de vergunning is verleend langer dan 26 weken hebben stilgelegen;

  • 2. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

Hoofdstuk 4 Vergunningverlening voor rijksmonumenten
Artikel 15 Vergunning voor beschermd rijksmonument
  • 1. Het Dagelijks Bestuur zendt onmiddellijk na ontvangst een afschrift van de in behandeling genomen aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de Adviescommissie monumentenzorg.

  • 2. De Adviescommissie monumentenzorg adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen twee maanden na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 5 Adviescommissie Monumentenzorg
Artikel 16 Adviescommissie monumentenzorg
  • 1. De Adviescommissie monumentenzorg wordt ingesteld bij besluit van de Stads- deelraad.

  • 2. De Adviescommissie monumentenzorg heeft tot taak het Dagelijks Bestuur op verzoek of uit eigener beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze monumentenverordening en het monumentenbeleid, met uitzondering van aan- vragen om vergunning als bedoeld in artikel 11 en 37 van de Monumentenwet 1988 en als bedoeld in artikel 10 van deze verordening. Daarnaast adviseert de Adviescommis- sie monumentenzorg de Stadsdeelraad ondermeer over de aanwijzing als rijksmonu- ment of als rijksbeschermd stadsgezicht.

Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 17 Strafbepaling
  • 1. Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening dan wel handelt in strijd met een aan de vergunning verbonden voorschrift of beperking, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 18 Toezicht
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de bij besluit van het Dagelijks Bestuur aan te wijzen personen.

Artikel 19 Overgangsbepalingen
  • 1. De op grond van de ingevolge artikel 20, derde lid, vervallen verordening geregi-streerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeen-komstig de bepalingen van deze verordening;

  • 2. De gemeentelijke monumenten, geplaatst op de monumentenlijst van de ingevolge artikel 20, derde lid, vervallen verordening, worden geacht aangewezen te zijn over-eenkomstig de bepalingen van deze verordening;

  • 3. Aanvragen om vergunning en aanwijzing die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 20, derde lid, vervallen verordening.

Artikel 20 Inwerkingtreding
  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monume-tenwet 1988.

  • 3. De Monumentenverordening stadsdeel Oud-Zuid 1999, voor zover het betreft bepa-lingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt.

  • 4. De Monumentenverordening stadsdeel Oud-Zuid 1999 voor zover het betreft bepa-lingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het tweede lid toepassing vindt.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Monumentenverordening stadsdeel Oud-Zuid 2008.’