Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuid

Garageverordening stadsdeel Zuideramstel 2000

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuid
Officiële naam regelingGarageverordening stadsdeel Zuideramstel 2000
CiteertitelGarageverordening stadsdeel Zuideramstel 2000
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpInfrastructuur, verkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-12-200001-10-2010---

28-12-2000

Amsterdams Stadsblad, 20-12-2000

DIV nr. 00/17763

Tekst van de regeling

Verordening

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    motorrijtuig: een motorrijtuig in de zin van de Wegenverkeerswet;

  • b.

    garage: een geheel of gedeeltelijk besloten ruimte, alsmede een niet tot de openbare weg behorende open ruimte, bestemd tot of in gebruik voor het plaatsen van een of meer motorrijtuigen, ongeacht het doel waarvoor dit geschiedt, met uitzondering van een ruimte waarin uitsluitend motorrijtuigen op twee wielen en/of invalidenwagens met motoraandrijving aanwezig zijn;

  • c.

    garagevergunning: de vergunning bedoeld in artikel 2, lid 1 of artikel 2, lid 2;

  • d.

    eigenaar van een garage: de eigenaar van een besloten of open ruimte, als bedoeld onder b van dit artikel welke is bestemd om te worden gebruikt als garage;

  • e.

    het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Zuideramstel.

Artikel 2
  • 1. Het is de eigenaar van een garage met een oppervlakte kleiner dan 40 m2, welke niet wordt gebruikt voor onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan motorrijtuigen, verboden, deze garage te hebben, te gebruiken of te doen gebruiken zonder vergunning van het Dagelijks Bestuur of in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Het is de rechthebbende op het gebruik van een garage die een oppervlakte heeft van 40 m2 of meer, of die wordt gebruikt voor onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan motorrijtuigen, verboden, deze garage te gebruiken zonder vergunning van het Dagelijks Bestuur of in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 3. De vergunning als bedoeld in lid 1 is niet vereist, ingeval de bestemming tot garage voor de gemeente is vastgesteld bij goedgekeurd bestemmingsplan of geregeld bij erfpachtvoorwaarden.

Artikel 3
  • 1. Voor het aanvragen van een vergunning als bedoeld in artikel 2, wordt gebruik gemaakt van een door het Dagelijks Bestuur vastgesteld formulier.

  • 2. Als de aanvraag een garage betreft met een oppervlakte van 40 m2 of meer, moeten zeven plattegrondtekeningen worden overgelegd, op een schaal van ten minste 1:100 van de ruimte die als garage zal worden gebruikt.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur neemt de aanvraag niet in behandeling alvorens de verschuldigde leges zijn voldaan.

  • 4. Op de voorbereiding van een beschikking als bedoeld in het eerste lid, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

Artikel 4
  • 1. Behalve in geval van strijd met het bepaalde in andere wettelijke regelingen kan een garagevergunning slechts worden geweigerd, indien naar redelijke verwachting ook het stellen van voorschriften niet kan voorkomen, dat het hebben, gebruiken of doen gebruiken van de garage:

    • a.

      op de aangrenzende wegen en de wegen in de directe omgeving de vrijheid van het verkeer, de veiligheid op de weg of een behoorlijke verkeersgeleiding of verkeersregeling in gevaar brengt;

    • b.

      aanleiding geeft tot ernstige hinder aan het openbaar vervoer;

    • c.

      een verkeersaantrekkende werking heeft, welke met het oog op een optimaal gebruik van het wegennet ongewenst is;

    • d.

      een evenwichtige verdeling van de noodzakelijke parkeergelegenheid over de stad belemmert;

    • e.

      voor zover het een inrichting betreft die niet vergunning- danwel meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, het leefmilieu van de omgeving aantast.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan bij openbare kennisgeving in nadere regels een uitwerking geven van de gevallen waarin de in het eerste lid onder a tot en met e vermelde omstandigheden zich voordoen.

Artikel 5
  • 1. Met het oog op de in artikel 4, lid 1 onder a tot en met e, vermelde elementen kan het Dagelijks Bestuur aan een garagevergunning voorschriften verbinden met betrekking tot de inrichting en het gebruik van de garage. Deze voorschriften kunnen mede de openbaarheid van gebruik en de structuur van de parkeertarieven betreffen.

  • 2. De voorschriften, bedoeld in lid 1, kunnen door het Dagelijks Bestuur worden gewijzigd of uitgebreid, dan wel aan een reeds bestaande vergunning worden toegevoegd, indien dit naar hun oordeel met het oog op de in artikel 4, lid 1 onder a tot en met e, vermelde bezwaren noodzakelijk is.

Artikel 6

Het Dagelijks Bestuur kan eisen, dat de voorschriften welke aan de vergunning worden verbonden op een door hen aan te geven wijze in de garage ter kennis van de gebruiker worden gebracht.

Artikel 7
  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan met het oog op de in artikel 4, lid 1 onder a tot en met e, vermelde bezwaren een garagevergunning voor een bepaalde termijn verlenen.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde termijn kan door het Dagelijks Bestuur slechts eenmaal worden verlengd voor een tijdsduur die ten hoogste gelijk is aan de vorenbedoelde termijn.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur zal voor het verstrijken van de in lid 2 bedoelde verlengingstermijn beslissen omtrent het verlenen van een definitieve garagevergunning.

Artikel 8
  • 1. De garagevergunning vervalt, indien:

    • a.

      de eigenaar als bedoeld in artikel 2, lid 1, of de rechthebbende als bedoeld in artikel 2, lid 2, ophoudt eigenaar of rechthebbende te zijn;

    • b.

      de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard, van de garagevergunning geen gebruik te willen maken;

    • c.

      de garage, anders dan door calamiteit, teniet gaat.

  • 2. Het bepaalde in lid 1, onder a, is niet van toepassing gedurende een jaar na overlijden van de vergunninghouder. Gedurende die periode worden de erfgenamen geacht vergunninghouder te zijn.

Artikel 9

Het Dagelijks Bestuur kan een garagevergunning intrekken indien:

  • a.

    dit met het oog op de in artikel 4, lid 1 onder a tot en met e, vermelde elementen noodzakelijk is geworden;

  • b.

    de aan de vergunning verbonden voorschriften niet worden nageleefd;

  • c.

    de garage langer dan een jaar niet is gebruikt voor het in de vergunning omschreven doel.

Artikel 10

Het Dagelijks Bestuur beslist op een aanvraag om een garagevergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Het kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 11

Degene die handelt krachtens een garagevergunning is verplicht deze vergunning op eerste aanvraag aan de in artikel 13 vermelde ambtenaren ter inzage te geven.

Artikel 12

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 13

De zorg voor de handhaving van deze verordening is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering vermelde opsporingsambtenaren, opgedragen aan daartoe door het Dagelijks Bestuur bij openbare kennisgeving aangewezen ambtenaren.

Artikel 14

Zo dikwijls als de zorg voor de nakoming van de bepalingen van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan de in artikel 16 vermelde ambtenaren de last verstrekt, te allen tijde de woningen, de lokalen en de in artikel 1 bedoelde besloten of open ruimten van de ingezetenen, huns ondanks, binnen te treden of te betreden, zulks voor zover het woningen betreft met inachtneming van het bepaalde bij de Algemene wet op het binnentreden (Wet van 22 juni 1994, Staatsblad 1994, nr. 572).

Overgangsbepalingen

Artikel 15

Vergunningen, als bedoeld in artikel 3, lid 2 onder a, van de Garageverordening Amsterdam, vastgesteld bij besluit de gemeenteraad van 5 januari 1972, nr. 1325 (Gemeenteblad 1973, afd. 3, volgnr. 143) en laatstelijk gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van 23 februari 1994, nr 93 (Gemeenteblad 1994, afd. 3, volgnr. 42), worden geacht vergunningen te zijn in de zin van de onderhavige verordening.

Artikel 16

Verklaringen, afgegeven op grond van artikel 16 lid 2 van de Garageverordening Amsterdam (Gemeenteblad 1973, afd. 3, volgnr. 143), worden voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als een vergunning, bedoeld in artikel 2.

Artikel 17

Ten aanzien van beschikkingen, bekendgemaakt vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, blijft de Garageverordening Amsterdam, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 januari 1972, nr. 1325 (Gemeenteblad 1973, afd. 3, volgnr. 143), laatstelijk gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van 23 januari 1994 (Gemeenteblad 1994, afd. 3, volgnr. 42), van toepassing.

Slotbepaling

Artikel 18

1. Deze verordening treedt in werking op .. .. ....

2. Bij het in werking treden van deze verordening vervalt de Garageverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 januari 1972 (Gemeenteblad 1973, afd. 3, volgnr. 143), inclusief de laatst opgenomen wijzigingen, voor het gebied van het stadsdeel Zuideramstel.

Nadere regels

Artikel 1 
  • Als garages waarvan het gebruik:

  • hetzij een verkeersaantrekkende werking heeft, die met het oog op een optimaal gebruik van het wegennet ongewenst is,

  • hetzij een evenwichtige verdeling van de noodzakelijke parkeergelegenheid over de stad belemmert,  zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c en d van de Garageverordening stadsdeel ZuiderAmstel 2000, worden aangemerkt:

  • 1. nieuw te bouwen parkeervoorzieningen,

  • 2. bestaande gebouwen, die worden ingericht en/of in gebruik genomen als garage en voorheen niet als zodanig werden gebruikt, en

  • 3. uitbreidingen van bestaande gebouwde parkeervoorzieningen die, indien zij geschikt zijn voor het plaatsen van vier of meer auto's, zijn bestemd voor het parkeren:

    • I.

      door het algemeen publiek al dan niet tegen betaling en/of

    • II.

      ten behoeve van een beperkt aantal vestigingen, waaronder kantoorvestigingen.

Artikel 2 
  • 1. Van het bepaalde in artikel 1 kan worden afgeweken in gevallen, bedoeld onder punt II van artikel 1, indien de desbetreffende parkeervoorziening slechts wordt gebruikt voor functioneel parkeren en indien het belang van dit functioneel parkeren naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur zwaarder weegt dan het belang dat de Garageverordening stadsdeel ZuiderAmstel 2000 en deze nadere regels beogen te beschermen.

  • 2. Onder functioneel parkeren wordt verstaan parkeren (anders dan in het kader van woon-werkverkeer), teneinde een in het stadsdeel gevestigd en daaraan gebonden bedrijf of voorziening te kunnen laten functioneren dan wel daarvan gebruik te kunnen maken, zonder welke de mogelijkheid van parkeren het bedoelde bedrijf of de bedoelde voorziening ernstig in zijn/haar functioneren zou worden belemmerd.

  • 3. Onder een gebonden bedrijf of voorziening wordt verstaan een bedrijf of voorziening dat c.q. welke voor een optimaal functioneren is gebonden aan zijn c.q. haar vestiging of ligging.

Artikel 3

Van het gestelde in de voorgaande artikelen zijn uitgezonderd de nieuw te bouwen of in gebruik te nemen gebouwde parkeervoorzieningen waarvoor het stadsdeelbestuur voorafgaand aan het in werking treden van deze nadere regels reeds toestemming had verleend.

Artikel 4 
  • 1. Deze nadere regels treden in werking op de dag van inwerkingtreding van de Garageverordening stadsdeel ZuiderAmstel 2000.

  • 2. Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels garageverordening stadsdeel ZuiderAmstel 2000.