Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuid

Verordening peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie Stadsdeel Amsterdam Oud Zuid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuid
Officiële naam regelingVerordening peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie Stadsdeel Amsterdam Oud Zuid
CiteertitelVerordening peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie Stadsdeel Amsterdam Oud Zuid
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg, ondersteuning en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-07-200626-11-2008nieuwe regeling

05-07-2006

Stadsdeelkrant, Jaargang 4, nummer 27, 4 juli 2006

-

Tekst van de regeling

Artikelen versie 5 juli 2006

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Amsterdam Oud Zuid;

    b. Peuterspeelzaalwerk:a) basisspeelzaal: in groepsverband bijeenbrengen van peuters in de leeftijdscategorie van twee tot vier jaar gedurende één of meer dagdelen per week van maximaal 3,5 uur zodat zij elkaar ontmoeten en samen spelen. b)voor/vroegschool speelzaal: in groepsverband bijeenbrengen van peuters met het risico op onderwijsachterstand in de leeftijdscategorie van twee tot vier jaar gedurende één of meer dagdelen per week van maximaal 3,5 uur met het doel de ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen, elkaar te ontmoeten en samen te laten spelen;

    c. Peuterspeelzaal: een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt;

    d. Houder: degene die een peuterspeelzaal exploiteert;

    e. Beroepskracht: degene die in een peuterspeelzaal of voor- en vroegschoolse educatie werkzaamheden verricht die zijn opgenomen in de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO en die beschikt over een voor deze werkzaamheden passende beroepskwalificaties;

    f. Hulpkracht: degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen bij een peuterspeelzaal.

    g. Stagiaire: degene die anders dan als beroepskracht opgeleid wordt voor de begeleiding van kinderen bij een peuterspeelzaal, onder begeleiding van een beroepskracht.

    h. Voor- en vroegschoolse educatie; een vorm van peuterspeelzaalwerk, waarbij een educatief programma wordt geboden, gekoppeld aan een basisschoolprogramma voor kinderen die nog niet naar de basisschool gaan, voor vier dagdelen per week met als doel om kinderen met achterstand te bereiken en hen optimale ontwikkelingskansen te bieden;

    i. NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgestelde norm;

    j. Register: een openbaar register, door het Dagelijks Bestuur bijgehouden, waarin alle gegevens inzake de vergunningen en ontheffingen van peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie ter inzage liggen.

HOOFDSTUK 2 VERGUNNINGSPLICHT
Artikel 2 Vergunningsplicht peuterspeelzaal en voor- en vroegschoolse educatie
  • 1. Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van het Dagelijks Bestuur, een peuterspeelzaal open te stellen of te houden.

  • 2. Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van het Dagelijks Bestuur, een voor- en vroegschoolse educatie groep open te stellen en te houden.

  • 3. De vergunningaanvraag vindt plaats met behulp van een door het Dagelijks Bestuur vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 3 Weigering en ontheffing
  • 1. Het Dagelijks Bestuur weigert de vergunning indien niet wordt voldaan aan de kwaliteitsregels die in hoofdstuk 3 van deze verordening worden gesteld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is het Dagelijks Bestuur bevoegd ontheffing te verlenen van de eisen in hoofdstuk 3.

  • 3. Indien aan een ontheffing een termijn is verbonden en er niet binnen de gestelde termijn aan de voorschriften wordt voldaan, wordt de vergunning ingetrokken.

  • 4. De ontheffingen en aanvullingen worden opgenomen in het register.

Artikel 4 Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk
  • De houder geeft in de vergunningaanvraag aan het Dagelijks Bestuur aan voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest, waarbij de volgende ambitieniveaus worden onderscheiden:

    a. ambitieniveau 0: ‘spelen en ontmoeten’ (basis- kwaliteitsniveau);

    b. ambitieniveau 1: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren’ (reguliere peuterspeelzaal);

    c. ambitieniveau 2: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en toeleiden’ (peuterspeelzaal-plus): er wordt onder deskundige begeleiding op gestructureerde basis peuters in de leeftijdscategorie van 2 tot 4 jaar samengebracht. Daarbij worden zo optimaal mogelijk ontwikkelingskansen gecreëerd, door het aanbieden van gevarieerde, uitdagende en bij de ontwikkeling aansluitende speelmogelijkheden. De peuterspeelzaal is een vindplaats waar eventueel achterstanden en/of ontwikkelingsproblemen op een vroegtijdig moment worden gesignaleerd en gevolgd.

    d. ambitieniveau 3: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren, toeleiden,ondersteunen en educatie’; voor- en vroegschoolse peuterspeelzaal, als zodanig door het Dagelijks Bestuur aangewezen (voor- en vroegschoolse educatie):er worden op gestructureerde basis peuters in de leeftijdscategorie van 2 tot 4 jaar, die tot de doelgroep van het gemeentelijk onderwijsachterstandsbeleid behoren, samengebracht. Er wordt onder deskundige leiding, aan de hand van een programma, gewerkt aan het bevorderen van sociaal gedrag en persoonlijkheidsontwikkeling alsmede aan het voorkomen van (taal)achterstanden.

Artikel 5 Termijnen
  • 1. Het Dagelijks Bestuur beslist op een aanvraag om een vergunning of ontheffing binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 6 Aanhouding
  • Het Dagelijks Bestuur houdt in het voorkomende geval de beslissing op de aanvraag om vergunning of ontheffing aan, totdat hij een beslissing heeft genomen over a) de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, eerste lid van de Woningwet en b) de aanvraag voor een gebruiksvergunning.

Artikel 7 Geldigheidsduur van de vergunning
  • 1. De vergunning zoals genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, is vijf jaar geldig.

  • 2. Aan de hand van de resultaten van de jaarlijkse inspectie wordt besloten of aan de vergunningseisen wordt voldaan.

Artikel 8 Verplichtingen
  • 1. Vergunningen en ontheffingen zijn niet overdraagbaar.

  • 2. De houder is verplicht het Dagelijks Bestuur gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.

  • 3. De houder is voorts verplicht om bij wijziging van de gegevens die zijn verstrekt bij de vergunning- of ontheffingaanvraag daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan het Dagelijks Bestuur.

  • 4. De vergunninghouder is verplicht de vergunning en/of ontheffing op een zichtbare plaats in de peuterspeelzaal of voor- en vroegschoolse educatie zaal op te hangen.

Artikel 9 Register
  • 1. Het Dagelijks Bestuur houdt een register bij van de gemelde en vergunde peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie zalen. In dit register worden naast de adresgegevens, de gegevens opgenomen omtrent vergunningen en ontheffingen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur deelt de houder schriftelijk mee dat vergunning is verleend.

  • 3. Het register ligt op het stadsdeelkantoor Amsterdam Oud Zuid kosteloos voor een ieder ter inzage.

Artikel 10 Wijziging van gegevens
  • 1. De houder doet van wijzigingen in de gegevens die bij de vergunningaanvraag zijn verstrekt, onmiddellijk mededeling aan het Dagelijks Bestuur.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur deelt de houder schriftelijk mee dat de wijzigingen in het register zijn aangetekend.

HOOFDSTUK 3 KWALITEITSEISEN
Artikel 11 Algemene kwaliteitseisen
  • 1. De houder van een basispeuterspeelzaal biedt peuterspeelzaalwerk aan, dat eventuele achterstanden en ontwikkelingsproblemen bij de peuters signaleert. De houder zorgt ervoor dat contact met ouders/verzorgers wordt onderhouden en dat desgewenst v oorlichting en advies wordt gegeven.

  • 2. De leiding van een voor- en vroegschoolse educatie zaal signaleert achterstanden en/of ontwikkelingsproblemen bij peuters. De leiding onderhoudt contact met- en verzorgt op aanvraag voorlichting en advies aan ouders. De leiding verzorgt activiteiten ter bevordering en sluit een samenwerkingsovereenkomst met basis (partner)scholen in het kader van de doorgaande ontwikkelingslijn.

  • 3. De houder van een peuterspeelzaal en voor- en vroegschoolse educatie voorziet de zaal zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, pedagogisch beleid en hygiënevoorschriften, dat één en ander leidt of moet leiden tot verantwoord peuterspeelzaalwerk op verschillende ambitieniveaus.

Artikel 12 Eisen ten aanzien van veiligheid en gezondheid
  • De houder voert een beleid, dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in elke door hem geëxploiteerde peuterspeelzaal zoveel mogelijk is gewaarborgd.

Artikel 13 Oppervlakte speelruimte
  • 1. Voor ieder kind is minimaal 3 vierkante meter netto-oppervlakte aan binnenspeelruimte beschikbaar.

Artikel 14 Groepen en groepsgrootte
  • 1. De opvang van kinderen vindt plaats in vaste groepen in passend ingerichte vaste afzonderlijke ruimtes.

  • 2. In een groep heeft ten hoogste een bezetting van 15 kinderen per dagdeel.

Artikel 15 Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep
  • 1. Het aantal beroepskrachten of begeleiders per groep is afhankelijk van het door de houder gekozen ambitieniveau.

  • 2. Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 0 en 1: ‘reguliere speelzalen’ zijn er in elke groep ten minste één hulpkracht en één beroepskracht per groep gedurende de openingstijden aanwezig in de peuterspeelzaal.

  • 3. Indien de houder heeft gekozen voor ambitieniveau 2 en 3: ‘peuterspeelzaal plus en voor- en vroegschoolse educatie’ is per groep van 8 peuters tenminste één beroepskracht aanwezig.

Artikel 16 Overeenkomst tussen houder en ouder
  • Opvang in een peuterspeelzaal of voor- en vroegschoolse educatie geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen houder en ouder.

Artikel 17 Informatieplicht aan de ouders
  • De houder van een peuterspeelzaal of voor- en vroegschoolse educatie informeert de ouder voorafgaand aan het aangaan van deze overeenkomst in ieder geval over:

    a. de plaatsingsprocedure en leveringsvoorwaarden;

    b. het gekozen ambitieniveau als bedoeld in artikel 4;

    c. het te voeren beleid, waaronder het beleid inzake veiligheid en gezondheid, alsmede het pedagogisch beleid waarin vanuit de visie op de ontwikkeling van kinderen is beschreven;

    d. de wijze en frequentie van informatie-uitwisseling na plaatsing van het kind bij de peuterspeelzaal of voor- en vroegschoolse educatie.

Artikel 18 Verklaring omtrent gedrag
  • 1. Personen die als personeelslid werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal of voor- en vroegschoolse educatie, zijn in het bezit van een verklaring omtrent gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële gegevens.

  • 2. Deze verklaring wordt aan de houder overgelegd voordat een persoon zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij wordt overgelegd niet ouder dan 2 maanden.

  • 3. Bij de vijfjaarlijkse aanvraag tot vergunningverlenging als bedoeld in artikel 7 wordt van ieder personeelslid van de peuterspeelzaal of voor- en vroegschoolse educatiezaal een verklaring omtrent het gedrag van niet ouder dan twee maanden ingeleverd.

HOOFDSTUK 4 HET TOEZICHT
Artikel 19 Aanwijzing toezichthouders
  • De toezichthouder voert de inspectie uit en wordt door het Dagelijks Bestuur aangewezen.

Artikel 20 Frequentie
  • Het Dagelijks Bestuur laat de toezichthouder ten minste één maal per jaar de houders op naleving van de Verordening inspecteren.

Artikel 21 Onderzoek door toezichthouder
  • 1. De toezichthouder onderzoekt na een eerste vergunningaanvraag al bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, binnen acht weken of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

  • 2. Onverminderd het derde lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de exploitatie van elke peuterspeelzaal c.q. voor- en vroegschoolse educatie zaal plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

  • 3. Naast het onderzoek bedoeld in het eerste en tweede lid kan de toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving door een houder van de voorschriften in hoofdstuk 3 van deze verordening.

Artikel 22 Het inspectierapport
  • 1. De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een peuterspeelzaal of voor- en vroegschoolse educatie zaal vast in een inspectierapport.

  • 2. Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de voorschriften van deze verordening niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.

  • 3. Alvorens het rapport vast te stellen, stelt het Dagelijks Bestuur de houder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.

  • 4. De toezichthouder zendt het inspectie rapport onverwijld aan de houder, die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na vaststelling daarvan openbaar.

Artikel 23 Intrekking van de vergunning
  • Het Dagelijks Bestuur kan een vergunning of ontheffing, verleend op grond van de verordening, intrekken indien de peuterspeelzaal of voor- en vroegschoolse educatie niet aan de eisen gesteld in deze verordening of de voorschriften bij de vergunning of ontheffing voldoet.

  • Artikel 24 Strafbepaling Overtreding van de artikelen 2, eerste en tweede lid, en de artikelen in hoofdstuk 3 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • HOOFSTUK 5 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 25 Overgangsbepaling
  • 1. Vergunningen en ontheffingen die reeds waren verleend op grond van de vigerende Verordening kinderopvang op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, worden geacht op grond van deze verordening te zijn verleend.

  • 2. De vergunningen en ontheffingen genoemd in het eerste lid blijven geldig tot de datum waarop zij volgens de verlening geldig zouden zijn.

  • 3. Beroepskrachten en hulpkrachten die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal of voor- en vroegschoolse educatie zaal, leggen aan de houder binnen vier maanden na de inwerkingtreding een verklaring omtrent het gedrag over.

Artikel 26 Inwerkingtreding
  • Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2006.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie Stadsdeel Amsterdam Oud Zuid.