Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Zuid

Verordening op het burgerinitiatief en het referendum Stadsdeel Oud-Zuid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Zuid
Officiële naam regelingVerordening op het burgerinitiatief en het referendum Stadsdeel Oud-Zuid
CiteertitelVerordening op het burgerinitiatief en het referendum Stadsdeel Oud-Zuid
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerp
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Op grond van artikel 12 van de Bijzondere verordening op de stadsdeelherinrichting 2010 geldt de Verordening op het burgerinitiatief en het referendum Stadsdeel Oud-Zuid per 1 mei 2010 voor stadsdeel Zuid.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-201015-06-2012nieuwe regeling

01-05-2010

Stadsdeel Oud-Zuid: Stadsdeelkrant 19-2-2008 Stadsdeel Zuid: Amsterdams stadsblad, jaargang 88, nummer 20, editie 5, 19 mei 2010

-

Tekst van de regeling

Artikelen versie 20-2-2008

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      burgerinitiatief: een schriftelijk verzoek aan de stadsdeelraad om een besluit te nemen, in te trekken of te wijzigen;

    • b.

      referendum: een juridisch niet bindende, raadgevende volksstemming over een beslissing van de stadsdeelraad met betrekking tot een burgerinitiatief;

    • c.

      kiezers: de ingezetenen van het stadsdeel Oud-Zuid die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de stadsdeelraad;

    • d.

      Raad: de stadsdeelraad van Oud-Zuid;

    • e.

      stadsdeel: het stadsdeel Oud-Zuid;

    • f.

      commissie: de Initiatief - en referendumcommissie;

    • g.

      initiatiefgroep: de leden van een burgerinitiatiefgroep die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de stadsdeelraad;

    • h.

      een groot project: een maatschappelijk en/of ruimtelijk vraagstuk waarvan de oplossing veel tijd of veel geld kost, diep ingrijpende gevolgen voor de samenleving van het stadsdeel heeft of waarbij vele partijen zijn betrokken;

    • i.

      startnotitie: een door de stadsdeelraad vastgesteld besluit in de onderzoeksfase van een plan- en besluitvormingsproces voor ruimtelijke maatregelen met daarin begrepen een projectvoorstel. In het Plaberum (Plan- en Besluitvormingsproces Ruimtelijke Maatregelen) wordt deze startnotitie momenteel aangeduid als projectbesluit.

Artikel 1.2 Termijnen

Op de in deze verordening vermelde termijnen is de Algemene Termijnenwet van toepassing.

Artikel 1.3 Bekendmaking beslissingen

Bekendmaking van beslissingen van de Raad en van het Dagelijks Bestuur in het kader van deze verordening geschiedt overeenkomstig art. 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een door het stadsdeel uitgegeven blad of in een dag- , nieuws- of huis-aan-huisblad, alsmede door publicatie op de website van het stadsdeel. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven, wordt het besluit tegelijkertijd kosteloos ter inzage gelegd, op de plaatsen en de tijden als vermeld in de kennisgeving.

Artikel 1.4 Initiatief- en referendumcommissie
  • 1. De Raad stelt een Initiatief- en referendumcommissie in.

  • 2. De Raad benoemt voor elke raadsperiode de leden en de plaatsvervangende leden van de commissie. In de commissie zijn alle partijen vertegenwoordigd, elk met één raadslid of één duo-raadslid.

  • 3. De commissie adviseert het Dagelijks Bestuur en de Raad over de uitvoering van de verordening, waarbij de commissie in ieder geval adviseert over de volgende aangelegenheden:

    • a.

      of een burgerinitiatief betrekking heeft op een van de in artikel 2.1 genoemde uitzonderingen;

    • b.

      over de relatie tussen een voor de Raad geagendeerd besluit en een ingediend burgerinitiatief;

    • c.

      of een burgerinitiatief aan de voorwaarden, zoals omschreven in de artikelen 2.2, tweede lid, 2.3 en 2.7 voldoet;

    • d.

      of een wijziging van een initiatiefvoorstel zoals bedoeld in artikel 13, tweede lid, de kern van het voorstel ongewijzigd laat;

    • e.

      over de toekenning van subsidie als bedoeld in de artikelen 3.7 en 5.2.

  • 4. De commissie is belast met de behandeling van klachten, ingediend na inwilliging van het definitieve verzoek om een referendum, over de informatievoorziening en de wijze waarop campagnes worden gevoerd. De commissie kan besluiten tot bekendmaking van het oordeel van de commissie.

  • 5. De commissie is verantwoordelijk voor de redactie van de referendumkrant bedoeld in artikel  5.3.

  • 6. De Raad stelt een reglement vast voor de vergaderingen en de werkwijze van de commissie. De commissie kiest uit haar midden een voorzitter.

Artikel 1.5 Digitale handtekening

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd, indien dit door wetgeving of anderszins tot de mogelijkheden behoort, een voorziening te treffen waardoor de in deze verordening vermelde handtekeningen langs digitale weg kunnen worden geplaatst.

Hoofdstuk 2 Initiatieffase

Algemene bepalingen

Artikel 2.1. Voor een burgerinitiatief in aanmerking komende onderwerpen
  • Over iedere aangelegenheid die onder de bevoegdheid van de stadsdeelraad valt, kan een burgerinitiatief worden ingediend, met uitzondering van de volgende beslissingen en onderwerpen:

    • a.

      beslissingen van de Raad op bezwaar dan wel inzake het voeren van rechtsgedingen;

    • b.

      individuele kwesties, zoals het functioneren van personen, benoemingen, ontslagen, schorsingen, schenkingen en kwijtscheldingen, beslissingen over rechtspositionele regelingen, salarissen en vergoedingen, alsmede beslissingen met betrekking tot geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;

    • c.

      het voor kennisgeving aannemen van nota’s en rapporten;

    • d.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting en de vaststelling van de rekening;

    • e.

      het vaststellen van tarieven en belastingen;

    • f.

      beslissingen in het kader van de Verordening op het burgerinitiatief en het referendum;

    • g.

      beslissingen waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende stadsbelangen en/of stadsdeelbelangen;

    • h.

      beslissingen waarbij het belang van een referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de Raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

    • i.

      beslissingen ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan, de gemeenteraad of de wetgever, waaromtrent de Raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • j.

      beslissingen welke naar het oordeel van de gemeenteraad of de stadsdeelraad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

    • k.

      een handeling of gedraging van leden van de stadsdeelraad, het Dagelijks Bestuur of van een ambtenaar, waartegen op grond van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht of op grond van een door stadsdeelraad of Dagelijks Bestuur vastgestelde klachtenregeling een klacht kan worden ingediend;

    • l.

      een onderwerp waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure openstaat of heeft opengestaan;

    • m.

      een anderszins wettelijk geregelde procedure met betrekking tot een gedraging of besluit van  het stadsdeelbestuur;

    • n.

      de vaststelling, herziening of intrekking van een bestemmingsplan;

    • o.

      onderwerpen die in strijd zijn met een besluit van de gemeenteraad of de stadsdeelraad genomen in de periode van vier kalenderjaren voorafgaande aan het burgerinitiatief.

Paragraaf 1 Op zichzelf staand burgerinitiatief

Artikel 2.2. Aankondiging burgerinitiatief
  • 1. Een aankondiging van het burgerinitiatief wordt ingediend bij het Dagelijks Bestuur, dat een afschrift aan de raadsvoorzitter en commissie zendt.

  • 2. De aankondiging bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;

    • b.

      een onderbouwing van het voorstel;

    • c.

      de achternamen, voornamen, adressen en geboortedata en handtekeningen van maximaal zeven personen die gerechtigd zijn de initiatiefgroep te vertegenwoordigen.

  • 3. Indien verwezenlijking van het voorstel naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur aanzienlijke financiële consequenties met zich zou brengen, kan het Dagelijks Bestuur de initiatiefnemers om een financiële onderbouwing en dekkingsvoorstel vragen, onder opgave van een kostenraming van het Dagelijks Bestuur. Het verzoek aan de initiatiefnemers en de kostenraming van het Dagelijks Bestuur worden ter informatie gezonden aan de commissie. De commissie kan hierover advies uitbrengen.

  • 4. De initiatiefgroep maakt aanspraak op maximaal vier uur ambtelijke ondersteuning, of een financieel equivalent daarvan, voor het uitwerken van het initiatief. Als het Dagelijks Bestuur de indieners om een financiële onderbouwing en een dekkingsvoorstel vraagt, wordt de ambtelijke bijstand, of het financieel equivalent daarvan, verdubbeld.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur onderzoekt of de aankondiging voldoet aan de vereisten genoemd in de artikelen 2.1. en 2.2, tweede lid. Het Dagelijks Bestuur doet hierover een voordracht aan de Raad. Een beroep op een van de uitzonderingsgronden, vermeld in artikel 2.1, is alleen mogelijk na advies van de commissie. De Raad neemt een besluit over voortzetting of stopzetting van behandeling van het initiatief. Het Dagelijks Bestuur doet van de beslissing van de Raad openbare kennisgeving.

Artikel 2.3 Ondersteuning burgerinitiatief
  • 1.Een burgerinitiatief wordt ondersteund door ten minste 250 ingezetenen van het stadsdeel die op de dag van indiening van het verzoek

    • a.

      kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de Raad;

    • b.

      dan wel de leeftijd bezitten van veertien jaar tot achttien jaar.   

  • 2.Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruik gemaakt van door het Dagelijks Bestuur verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving als bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen worden gekopieerd. Iedere handtekeningenlijst bevat een samenvatting, opgesteld door de initiatiefgroep, van het desbetreffende burgerinitiatief.

  • 3.Ondersteuning van het initiatief vindt plaats door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de ingezetenen als vermeld in het eerste lid van dit artikel, op de in het tweede lid bedoelde lijsten.

Artikel 2.4 Formele indiening burgerinitiatief
  • 1. Het burgerinitiatief wordt ingediend bij het Dagelijks Bestuur, dat een afschrift zendt aan de raadsvoorzitter en de commissie.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur neemt binnen twee weken na indiening van het burgerinitiatief een besluit of het burgerinitiatief voldoet aan de in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 genoemde vereisten. Het kan zijn beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen.

  • 3. Bij de toetsing of een burgerinitiatief voldoende ondersteund wordt, kan het Dagelijks Bestuur gebruikmaken van de methode van het trekken van een steekproef uit het bestand van handtekeningen. Het onderzoek wordt uitgevoerd op de wijze zoals beschreven in een door het Dagelijks Bestuur vastgesteld protocol.

Artikel 2.5 Agendering en besluit inzake burgerinitiatief
  • 1. Indien het besluit van het Dagelijks Bestuur, als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, inhoudt dat het burgerinitiatief ontvankelijk wordt verklaard, plaatst de Raad het burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering uiterlijk binnen tien weken na het besluit van het Dagelijks Bestuur als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid. De Raad kan in voornoemde vergadering besluiten de behandeling van het initiatief voor uiterlijk tien weken uit te stellen.

  • 2. De Raad neemt een besluit over het burgerinitiatief. Indien het burgerinitiatief niet wordt overgenomen, of  wordt overgenomen op een andere wijze dan de initiatiefgroep voor ogen heeft gestaan, treedt de fase van een mogelijk referendum in werking zoals bedoeld in de artikelen 3.1.en volgende.

Artikel 2.6 Initiatiefnemers in Raad
  • 1. De raadsvoorzitter nodigt de initiatiefgroep schriftelijk uit voor de vergadering, waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd.

  • 2. Een woordvoerder van de initiatiefgroep wordt in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de behandeling van het burgerinitiatief in de vergadering van de Raad kort het woord te voeren.

Paragraaf 2. Burgerinitiatief dat betrekking heeft op een voor de Raad geagendeerde beslissing

Artikel 2.7 Indiening burgerinitiatief
  • 1.Een burgerinitiatief dat betrekking heeft op een voor de Raad geagendeerd besluit, vermeldt het conceptbesluit waarop het initiatief betrekking heeft.

  • 2.Een burgerinitiatief als bedoeld in het eerste lid moet ten minste twee dagen voor de vergadering van de Raad waarvoor het conceptbesluit is geagendeerd, bij de voorzitter van de Raad zijn ingediend, met een afschrift aan het Dagelijks Bestuur. In afwijking van de eerste volzin dient een burgerinitiatief dat betrekking heeft op een conceptbesluit van de Raad, waarop inspraak ingevolge de Inspraakverordening Stadsdeel Oud-Zuid 2006 heeft plaatsgevonden, al tijdens de inspraakperiode van 6 weken bij de voorzitter van de Raad te zijn ingediend, met een afschrift aan het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Het burgerinitiatief kan een alternatief bevatten voor het conceptbesluit van de Raad.

  • 4. De artikelen 2.1 tot en met 2.3 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.8 Agendering en besluit inzake burgerinitiatief
  • 1. De Raad agendeert het burgerinitiatief voor dezelfde vergadering als waarvoor het conceptbesluit van de Raad is geagendeerd.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur onderzoekt of het burgerinitiatief aan de voorwaarden, zoals omschreven in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 2.7 voldoet.

  • 3. Hangende het onderzoek, als bedoeld in het tweede lid, houdt de Raad de beslissing op het conceptbesluit aan.

  • 4. In de eerstvolgende raadsvergadering of zo spoedig mogelijk daarna neemt de Raad op voordracht van het Dagelijks Bestuur een beslissing inzake de ontvankelijkheid van het initiatief, als bedoeld in het eerste lid. Indien het besluit van de Raad inzake de ontvankelijkheid inhoudt dat het burgerinitiatief ontvankelijk wordt verklaard, neemt de Raad vervolgens tevens inhoudelijk een besluit over het burgerinitiatief.

  • 5. Indien de Raad het burgerinitiatief geheel of gedeeltelijk verwerpt, schort hij de uitvoering of de inwerkingtreding van het geagendeerde raadsbesluit op, totdat de referendumprocedure is doorlopen of op een eerder moment is beëindigd op de wijze als in hoofdstuk 3 is bepaald.

Hoofdstuk 3 Referendumfase

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 3.1 Aankondiging verzoek referendum
  • 1. De initiatiefgroep kan na de bekendmaking van het besluit van de Raad over het burgerinitiatief besluiten het burgerinitiatief voort te zetten in de vorm van een referendum. Zij dient dan binnen zes weken na de bekendmaking in bovengenoemde zin haar besluit, dat moet zijn ondertekend door een meerderheid van de initiatiefnemers, schriftelijk kenbaar te maken aan het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur stuurt een afschrift van de schriftelijke verklaring van de initiatiefgroep aan de raadsvoorzitter en de commissie. Het Dagelijks Bestuur doet hiervan openbare kennisgeving.

  • 2. De initiatiefgroep kan in de verklaring, als bedoeld in het eerste lid, aangeven dat zij het burgerinitiatief voortzet in gewijzigde vorm, op voorwaarde dat het onderwerp en de essentie van het voorstel ongewijzigd blijven.

  • 3. Bij een wijziging van het initiatief als bedoeld in het tweede lid, besluit het Dagelijks Bestuur, na advies van de commissie, of de wijziging het onderwerp en de essentie van het burgerinitiatief aantast. Indien het besluit van het Dagelijks Bestuur strijdig is met het advies van de commissie, wordt het punt aan de Raad ter besluitvorming voorgelegd.

  • 4. Een gewijzigd burgerinitiatief wordt nog eenmaal geagendeerd voor de vergadering van de Raad. Van het besluit van de Raad op het gewijzigd initiatief wordt openbare kennisgeving gedaan.

  • 5. Op het gewijzigde burgerinitiatief is artikel 2.1 van toepassing betreffende voor een burgerinitiatief in aanmerking komende onderwerpen. Bovendien dient het gewijzigde burgerinitiatief ten minste te bevatten:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van  het burgerinitiatief;

    • b.

      een onderbouwing van het voorstel;

    • c.

      de achternamen, voornamen, adressen en geboortedata en handtekeningen van de initiatiefnemers, die de schriftelijke verklaring ondertekenen, zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel.

Paragraaf 2. Bijzondere bepalingen voor referendumverzoeken na een op zich zelf staand burgerinitiatief

Artikel 3.2 Indienen verzoek referendum burgerinitiatief
  • 1. Kiezers kunnen bij de Raad een verzoek indienen voor een referendum inzake het in art. 2.2 bedoelde op zich zelf staande burgerinitiatief binnen zes maanden na de dag waarop een openbare kennisgeving is gedaan als bedoeld in artikel  3.1, eerste lid, of als bedoeld in art. 3.1, vierde lid.

  • 2. Het verzoek dient te worden ondersteund door ten minste 4000 kiezers.

  • 3. Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruik gemaakt van door het Dagelijks Bestuur verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving bedoeld in 3.1, eerste lid  of in 3.1, vierde lid beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen worden gekopieerd. Iedere handtekeningenlijst bevat een samenvatting, opgesteld door de initiatiefgroep, van het onderwerp van het desbetreffende referendum.

  • 4. Ondersteuning van het verzoek vindt plaats door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening op de in het derde lid bedoelde lijsten. Artikel 2.4 lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 3. Bijzondere bepalingen voor referendumverzoeken met een correctief element

Artikel 3.3 Het inleidend verzoek
  • 1. Kiezers kunnen bij het Dagelijks Bestuur een inleidend verzoek indienen voor een correctief referendum over een besluit van de Raad als bedoeld in art. 2.8 derde lid, binnen drie weken na de dag waarop een openbare kennisgeving is gedaan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of als bedoeld in art. 3.1, vierde lid.

  • 2. Het inleidend verzoek dient gedateerd te zijn en te vermelden om welk besluit van de Raad het gaat. Het Dagelijks Bestuur stuurt een afschrift van het verzoek aan de raadsvoorzitter en de commissie.

  • 3. Het inleidend verzoek dient te worden ondersteund door ten minste 1300 kiezers.

  • 4. Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruik gemaakt van door het Dagelijks Bestuur verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen worden gekopieerd. Iedere handtekeningenlijst bevat een samenvatting, opgesteld door de initiatiefgroep, van het onderwerp van het desbetreffende referendum.

  • 5. Ondersteuning van het initiatief geschiedt door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening op de in het vierde lid bedoelde lijsten.

Artikel 3.4 Beslissing op het inleidend verzoek
  • 1. Het Dagelijks Bestuur neemt binnen twee weken na de indiening van het inleidend verzoek, een beslissing. Het Dagelijks Bestuur doet hiervan openbare kennisgeving.

    Het kan zijn beslissing op het inleidend verzoek voor ten hoogste twee weken verdagen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur wijst het verzoek af, indien niet is voldaan aan de in artikel 3.3 gestelde eisen.

  • 3. Ten aanzien van het onderzoek van de handtekeningen is artikel 2.4, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.5 Fase van definitief verzoek
  • 1. Kiezers kunnen bij de Raad een definitief verzoek indienen voor het houden van een correctief referendum.

  • 2. Dit verzoek wordt ingediend binnen zes weken na de dag waarop van de in 3.4, eerste lid bedoelde beslissing, inhoudende een inwilliging van het inleidende verzoek, een openbare kennisgeving is gedaan.

  • 3. Dit verzoek moet zijn ondersteund door ten minste 4000 kiezers.

  • 4. Voor de vaststelling van de in het derde lid bedoelde aantal worden de kiezers die het inleidende verzoek hebben ondersteund, meegerekend.

  • 5. Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruik gemaakt van door het Dagelijks Bestuur verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving bedoeld in 3.1, eerste lid  beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen worden gekopieerd. Iedere handtekeningenlijst bevat een samenvatting, opgesteld door de initiatiefgroep, van het onderwerp van het desbetreffende referendum.

  • 6. Ondersteuning van het initiatief vindt plaats door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening op de in het vijfde lid bedoelde lijsten.

Paragraaf 4. Beslissingen van de Raad en het Dagelijks Bestuur op een referendumverzoek

Artikel 3.6 Besluit op verzoek
  • 1. De Raad neemt uiterlijk in zijn tweede vergadering na de dag van ontvangst van het definitieve referendumverzoek een besluit. Het Dagelijks Bestuur doet hiervan openbare kennisgeving.

  • 2. De Raad wijst het verzoek toe, tenzij niet is voldaan aan de in artikelen 3. 2 en 3.5 gestelde eisen.

  • 3. Ten aanzien van het onderzoek naar de handtekeningen is artikel 2.4, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.7 Subsidie
  • 1. Nadat advies is gevraagd aan de commissie verleent het Dagelijks Bestuur verzoekers desgevraagd een subsidie voor de kosten van de organisatie en publiciteit ten behoeve van de verwerving van voldoende steun voor het indienen van verzoeken als bedoeld in de artikelen 3.2 en 3.5.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de in het eerste lid genoemde subsidie.

Artikel 3.8 Datum stemming
  • 1. De Raad bepaalt het tijdstip waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat een referendum niet eerder plaatsvindt dan zes maanden na de dag waarop het verzoek is ingewilligd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een referendum dat volgt op een burgerinitiatief dat betrekking heeft op een voor de Raad geagendeerd besluit plaatsvinden vanaf vier maanden na de dag waarop het verzoek is ingewilligd.

  • 3. Indien het tijdstip van het referendum zou vallen binnen een jaar vóór de verkiezing van de stadsdeelraadsleden, een provinciale, landelijke of Europese verkiezing, of een stedelijk, landelijk of Europees referendum kan de Raad besluiten, de datum van het referendum te laten samenvallen met de datum van die verkiezing of dat referendum.

  • 4. De Raad kan van de in dit artikel genoemde termijnen afwijken teneinde referenda samen te voegen op één stemdag, indien hij dit nodig oordeelt in het belang van een goede uitvoering van de verordening.

Artikel 3.9 Vaststelling vraagstelling
  • 1. Indien de Raad, in het kader van een referendumverzoek na een op zich zelf staand burgerinitiatief, geen alternatief voorstel aan de kiezers voorlegt, luidt de vraagstelling:

    “Bent u voor of tegen het burgerinitiatief (Titel)?”

  • 2. Indien de Raad, in het kader van een referendumverzoek na een burgerinitiatief dat betrekking heeft op een voor de Raad geagendeerde beslissing, een alternatief voorstel aan de kiezers voorlegt, of indien een burgerinitiatief een correctief element op dan wel een alternatief voor een (te nemen) raadsbesluit bevat, worden de volgende drie vragen aan de kiezers voorgelegd:

    • a.

      “Bent u voor of tegen het burgerinitiatief (Titel)?”

    • b.

      “Bent u voor of tegen het voorstel van de Raad (Titel)?”

    • c.

      “ Als beide een meerderheid krijgen, welk voorstel heeft dan uw voorkeur?”.

Hoofdstuk 4  Stemming en uitslag

Artikel 4.1 Vaststellen van de uitslag
  • 1. De uitslag wordt bepaald bij gewone meerderheid van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen, met dien verstande dat voor een geldige uitslag ten minste 20% van alle stemgerechtigden een geldige stem moet hebben uitgebracht.

  • 2. Indien zowel het burgerinitiatief als het voorstel van de Raad een meerderheid heeft behaald, is beslissend welk voorstel de meerderheid heeft behaald bij de vraag als bedoeld onder artikel 3.9, tweede lid, onder c.

Artikel 4.2 Gevolgen van de uitslag

De Raad neemt naar aanleiding van de uitslag van het referendum uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop het referendum is gehouden, een beslissing met betrekking tot het onderwerp van het referendum.

Hoofdstuk 5 Overige onderwerpen

Artikel 5.1 Terugtrekken referendumverzoek
  • 1.De initiatiefnemers kunnen tot drie maanden voor de door de Raad vastgestelde datum voor het referendum met een schriftelijke verklaring gericht aan de voorzitter van de Raad, met afschrift aan het Dagelijks Bestuur en de commissie, het referendumverzoek intrekken.

  • 2.De schriftelijke verklaring bedoeld in het eerste lid wordt ondertekend door een meerderheid van de initiatiefnemers.

Artikel 5.2 Subsidie campagne
  • 1. Indien het referendumverzoek is ingewilligd, zal het Dagelijks Bestuur, nadat advies is gevraagd aan de commissie, de initiatiefnemers en maatschappelijke organisaties desgevraagd een subsidie toekennen voor de kosten van organisatie en publiciteit ten behoeve van de campagne. De hoogte van de subsidie aan de initiatiefnemer is gelijk aan het bedrag dat het stadsdeel bestemt voor de campagne ter uitdraging van het eigen standpunt. De subsidie wordt verstrekt drie maanden voor de stemming.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de in het eerste lid genoemde subsidies.

Artikel 5.3 Referendumkrant
  • 1. Ieder huishouden ontvangt een maand voor de stemming een referendumkrant, waarin de initiatiefnemers en het stadsdeel in gelijke omvang stelling kunnen nemen.

  • 2. De referendumkrant staat onder redactionele verantwoordelijkheid van de commissie.

Artikel 5.4 Stemgerechtigden
  • 1.Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag voor de dag waarop het referendum wordt gehouden, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelraad.

  • 2.De bepalingen van de Kieswet zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van hoofdstuk Z, paragraaf 1, en met dien verstande dat voor het referendum als hoofdstembureau fungeert het hoofdstembureau ter verkiezing van de leden van de stadsdeelraad. 

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Strafbepaling

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die bij de stemming:

  • a.

    stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten of volmachtbewijzen die hijzelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 6.2 Overgangsbepaling
  • 1. Burgerinitiatieven en referendumverzoeken, die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van het raadsbesluit tot vaststelling van deze Verordening op het burgerinitiatief en het referendum Stadsdeel Oud-Zuid, worden afgehandeld volgens de Verordening op het burgerinitiatief en het referendum Stadsdeel Oud-Zuid, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 januari 2006.

  • 2. De in art. 2.1, onder j. opgenomen uitzonderingsgrond is ook van toepassing met betrekking tot raadsbesluiten die als grondslag dienen voor latere besluiten, en die zijn genomen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 6.3 Datum van inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de Verordening op het burgerinitiatief en het referendum Stadsdeel Oud– Zuid.